• No results found

Mr. L. A... O. KOL FF.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Mr. L. A... O. KOL FF."

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mr. L. A... O. KOL FF.

*r^A:*--'ç:;;^-

De ordonnantie op de rechten van successie en van overgang,

(Stbl. 1901 ITo. 471);

vergeleken met de oude successie-ordonnantie (Stbl; 1836 No. 17)

E N

met de Nederlands Aie Successiewetten,

2de DRT

BATAVIA

Jav. Boekh. en Drukkerij, Rijswijk.

1908. ^ ^ ^

(2)
(3)

Mr. L. A. O. KOL FF.

De ordonnantie op de rechten van successie en van overgang,

(Stbl. 1901 No. 471);

vergeleken met de oude successie-ordonnantie (Stbl. 1836 No. 17)

E N

met de Nederlandsche Successiewetten.

2de D R U K

. B A T A v r A, Jav. Boekh. en Drukkerij Rijswijk.

1 9 0 8 .

(4)
(5)

De nieuwe ordonnantie op de rechten van successie en van over- gang, welke niet 1 April a, s. in werking zal treden, is geheel op de leest der Nederlandsche Successiewet geschoeid en wèl, omdat aldus o. a. voor de verklaring barer bepalingen zonder veel bezwaar gebruik gemaakt zou kunnen worden van de werken der Neder- landsche schrijvers over successierecht *). Eene eigenlijk gezegde

„toelichting" op die ordonnantie wordt dus in (ie volgende blad- zijden niet gegeven, maar wel zal men daarin een antwoord vinden op eenige vragen, die zich vooral in de eerste tijden der inwerking- treding zullen voordoen, als: Hebben de nieuwe bepalingen op dit punt wijziging gebracht of kan als van ouds gehandeld worden?

Kan de verklaring, welke de Nederlandsche schrijvers van een zeker artikel geven zonder schroom gevolgd worden of wijkt de Indische redactie van de Nederlandsche af? Bij welk artikel der Neder- landsche wet kan die verklaring gevonden worden?

Daar de groote inoeielijkheden zich in de eerste tijden vooral zullen voordoen bij de inrichting der memoriën van aangifte, zijn mede eenige modellen van de meest, voorkomende aangiften op- genomen.

K

BATAVIA, 14 Maart 1902.

*) Meer in liet bijzonder Mr. J. P. Sprenger van Eijlc, de wetgeving op het recht van successie en van overgang bij overlijden en II. W. de Wilde, de wet dot nadere re- geiing van hel recht van successie, en van overgang bij overlijden. H e t laatste werk h a n d e l t uitsluitend over de wet van 1897 en kan als een vervolg op het werk v a n Mr. Sprenger van Eyk beschouwd worden.

(6)

(7)

V O O R N A A M S T E A F K O R T I N G E N .

l u v Bepalingen omtrent de invoering- van en den over- g a n g tot de nieuwe wetgeving.

R. R Regeerings—Reglement.

R. O Reglement op de Rechterlijke .Organisatie.

B. W. . , . Burgerlijk Wetboek voor Ned. Indie.

B . R. V. . . Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering.

S. V Reglement op de Strafvordering.

S. R Wetboek van Strafrecht.

Stbl. of St. . Staatsblad van Ned. Indië.

B. B Bijblad op het Staatsblad van Ned. Indië.

Z. 0. Vrijst. Lijst van Vrijstellingen op de Zegelordonnantie (Stbl.

1885 no. 131).

0. S. of S. . Ordonnantie op de rechten van successie en van o v e r g a n g (Stbl. 1901 no. 471).

A . V Administratieve voorschriften voor de ambtenaren van de rechten van successie en van overgang.

N ( e d ) . S. W . Nederlandsche Successiewet.

W e t . 1897 . Nederlandsche wet van 24 Mei 1897 (Ned. Stbl.

no. 154).

(8)
(9)

I N H O U D .

PAGISTA:

Verschilpunten niet de oude Successieordounantie. . . „ 1.

Verschilpunten niet de Nederlandsen« wetgeving' . . . „ 14.

Modellen van aangiften „ 17.

Text der ordonnantie , , 2 4 .

(10)
(11)

Brj (ie samenstelling der successieordonnaiitie van 24 Februari 1836 (Stbl. no. 17) werd de Nederlandsclie wet van 17 December 1817 (Ned. Stbl. no. 37), zooals zij gewijzigd wns in 1832, bijna woordelijk gevolgd. En ofschoon deze wet in 1859 door een geheel nieuwe regeling werd vervangen, welke sedert ook weer herhaaldelijk herzien is, bleef in Indië de oude regeling van kracht behoudens wijziging op enkele punten.

Reeds lang bestond daarom bij de Indische Regeering het voor- nemen om die geheel verouderde bepalingen, die niet meer pasten in de tegenwoordige burgerlijke wetgeving, door nieuwe te ver- vangen en dan tevens, op het voorbeeld van de Nederlandsclie successiewet, ook de rechte lijn, die tot nog toe vrijgesteld was aan de belasting te onderwerpen.

Het eerste ontwerp van een nieuwe regeling mocht echter niet de instemming van den Minister van Koloniën verwerven. Onder- tusschen bracht de wet van 24 Mei 1897 (Ned Stbl. no. 154) be- langrijke wijzigingen in de Nederlandsclie successie-wetgeving, waarmede ook rekening gehouden moest worden. Een "nieuw ontwen) werd daarom het opperbestuur aangeboden, dat na, eenige wijzigingen de ordonnantie van 22 December 1901 (Stbl. no. 471) wen

VERSCHILPUNTEN MET DE OUDE SUCCESSIE- ORDONNANTIE.

In het wezen der belasting heeft de nieuwe ordonnantie geen De aard verandering gebracht, alleen beeft men voor art. 1 eene redactie der belas- gekozen, waaruit meer uitdrukkelijk zou kunnen blijken, dat uit- ting art. 1 keeringen tengevolge van overlijden, uit levensverzekeringen niet vlg.

door de belasting getroffen worden.

De verklaring van vermoedelijk overlijden wordt verder met wer- kelijk overlijden in alle opzichten gelijkgesteld; iets wat vrij wel voor de hand ligt, maar bij gebreke van een dergelijke bepaling in de oude ordonnantie kon vroeger van nalatenschappen van ver- moedelijk overleden verklaarden geen belasting geheven worden.

Was vroeger recht van overgang verschuldigd van de waarde' van onroerende goederen gelegen binnen Ned. Indië en van niet- ingezetenen in. vruchtgebruik of eigendom geërfd wordende, zoodat volgens een Regeeringsinterpretatie daarbuiten vielen onroerende goederen in recht van erfpacht enz. bezeten, door in art. 2 de woorden „in vruchtgebruik of eigendom" weg te laten en te spre- ken van „onroerende zaken gelegen of gevestigd" heeft men aan die

(12)

ten dan den eigendom en het vruchtgebruik aan de bekisting willen onderwerpen.

Daarentegen is het recht van overgang, dat geheven werd van Hypothecaire schuldvorderingen, afgeschaft.

Art 11 (oud; schreef hij opvolgend fideieommissair bezit perio- dieke belastingheffing om de tien j a r e n voor. Dergelijke fideieom- _ missen, welke zich dus uitstrekken over meer dan één »-raad zijn

hij de tegenwoordige burgerlijke wetgeving verboden (zie art.' 8 7 9

». W.), maar voor zoover zij door den dood bekrachtigd waren zijn zij bij de invoering van het Burgerlijk wetboek in s t a n d »e- houdeu (art. 76. Overg.). De b e l a d i n g werd feitelijk slechts geheven van twee van die fideicommissen, welke respectievelijk m 1818 en 1827 gevestigd waren.

Volgens de beschikkingen van den insteller van het eerste fidei- commis zou het landgoed T j . . . , bij overlijden van zijn erfgenamen met den baud van fideicommis overgaan op h u n n e descendenten tot m den derden g r a a d en zou eerst in den vierden graad dit verband ophouden. De insteller liet bij zijn overlijden niet minder dan negen wettige en vijf geadopteerde kinderen bénevens één klein- kind na en deze op hun beurt weer talrijke kinderen en nakomelingen zoodat, toen er een vijftig j a r e n na de instelling van liet fideiconnnis waren voorbijgegaan, het groote bezwaren opleverde om op de behoorlijke eu tijdige heffing der belasting toezicht te houden. D e heffing werd daarenboven nog bemoeilijkt door de talrijke reehts- quaesties, die zich daarbij voordeden en w a a r v a n v o o r ' d e heffing der belasting de voornaamste wel was of adoptief kinderen en hunne descendenten tot den adoptief vader, den insteller van bet tideicommis moesten beschouwd worden als in «Ie rechte lijn van deze af te stammen, in welk geval zij vrijgesteld zouden zijn van de betaling van eemge belasting. Met het andere onder overeen- komstige bepalingen ingesteld fidei-commis was het al niet veel gunstiger gesteld, alleen liet de insteller slechts zeven adoptief kinderen na. (1 )

Eene overgangsbepaling der nieuwe ordonnantie bepaalt nu o m. dat, hetgeen ingevolge art. 11 (oud) na de i n w e r k i n g t r e d i n g der nieuwe successieordonnantie vorderbar zoude worden niet meer wordt geheven. Aan de heffing van dn; periodieke belasting op successieve fideicommissen is aldus een einde g e m a a k t en d a a r m e d e de pas tot verdere moeilijkheden afgesneden, echter zal hetgeen bij de inwerkingtreding reeds vorderbaar was nog betaald "moeten worden.

Zijn m bet algemeen fideicommissen tegenwoordig verboden, artt. 9 7 3 vlg. B. W. laten die erfstellingen echter nog in bijzondere gevallen toe, t. w. ten voordeele van kleinkinderen, broers- en z u s - terskinderen. Volgens nieuw art. 26 zijn in die gevallen de v e r w a c h - ters, die door het overlijden van den bezwaarden erfgenaam tot het genot komen, tot het indienen eeuer memorie van aangifte (2) ver- plicht en wel ten kantore van den a m b t e n a a r v. d. r. v. s. en v. o m wiens kring de insteller van bet fideicommis zijn laatste wo'on-

(1) Zie nader T. v. h. Recht, deel 58.

(21 Tot controleering van deze aangiften is de bepaling van art. 25 gemaakt.

(13)

phials -bad of lie! fideicommissaire goed gelegen is, art. 26 en 27 I1). Zij zijn verder (art. 16] uitsluitend (met uitsluiting .'ins van den bezwaarden eifgennam! aansprakelijk voor de rechten wegens den overgang van de erfenis op lien verschuldigd. Er wordt toch aan- genomen, lint zoowel de bezwaarde als de verwachter erven van den insleller, wiens testament de grondslag is van hun recht De goederen moeten echter (volgens in Nederland gevallen beslissingen) bi] den overgang op de verwachters aangegeven worden op de waarde, welke zij hebben bij het overlijden van den Lexicaal den er jgenaam.

Van de laatste woonplaats daarentegen van den insleller hangt af of van de fideicommissaire goederen recht van successie dan wel recht van overgang verschuldigd is, terwijl ook naar de ver- wantschap tot den msteller bet recht berekend wordt door den verwachter . t. z. t. verschuldigd (art. 5 6 \ onverschillig ran hetgeen ah nitestqto verkregen xon ai/n (vergelijk slot art. 51).

De bijzondere bepalingen, voor i'ideieonmiissen geldende op het punt van aangifte, de aansprakelijkheid van den verkrijger de berekening van het recht, de beëediging enz. aitt. 1 6. 26, 42 en 55, zijn m. m. mede toepasselijk op verhogingen van vruchtqébvink hl opvolging, hetwelk overig, ns uiterlijk veel overeenkomst met een rideieommis vertoont.

Eveneens lot op zekere hoogte op verkrijgingen van eene perio- dieke mlheenng bij opvolging: de aangiften behoeven echter dan niet heëedigd te worden art. 42.

De niiuwe ordonnantie bevat em geheel stel bepalingen wier- enkel doel is ontduiking van belasting tegen te gaan. Dergelijke bepalingen zoekt men tevergeefs in de oude successieordonnantie Een bepaalde behoefte daaraan is nimmer gevoeld; maar nu de nieuwe ordonnantie de vrijstelling van de richte lijn opheft en de belasting- percentages met onbelangrijk verhoogt, was het te vreezen dat ontduikingen ook hier in Indië niet zouden uitblijven en kun- nen bepalingen als hier bedoeld noodig blijken te zijn.

Zoo wil art. 3 voorkomen de ontduiking van het' successierecht door gefingeerde verwerping van erfenissen en legaten, door gefin- geerden afstand van de huwelijks-gemeenschap of door het maken van bedingen bij huwelijksche voorwaarden en staat in nauw ver- band hiermede art. 53, bepalende, dat liet bedrag van de rechten tegen volge van verwerping wel vermeerdering, geen vermindering kan ondergaan. (2)

De overige tegen ontduiking gerichte artikelen zooals de art 4 t/m 13 zijn nagenoeg uitsluitend ontleend aan de Nederlandsche wet van 24 Mei 1897 (Ned. Stbl. No. 154). Men heeft bij deze wet

meer m het bijzonder op het oog gehad, behalve bet aftrekken van het actief der nalatenschap van niet bestaande schulden (31 het maken van pakketten, voorzien van opschriften, waarin de personen werden aangewezen, aan wie zij na. het overlijden moeten worden

(1) Tenzij het fideicommis dagteekent van vóór 1848

Ä ^ Ä ^ S T k ™ doen verv " 1,e "' welke a]s ,echie ] * n Ä

(3) Hen zie art, 39, dat ook gedeeltelijk aan de wet van 1897 ontleend is.

Middelen tegen be- lastingont-

duikingen art. 3 vlg.

(14)

afgegeven of het ter hand stellen aan een ander van zaken of w a a r - den met de opdracht om ze na overlijden aan a a n g e w e z e n personen at te geven of d a a r a a n een bepaalde bestemming te geven. Ook k u n n e n personen, die den dood nabij achten, door aan hunne naaste verwanten enz. schenkingen of kwijtscheldingen te doen of hen op een andere wijze te bevoordeeld) aan dezen successierechten hesparen:

verder kan aan de schatkist successierecht onttrokken worden door volle eigendomsrechten om te zetten in een van het leven afhankelijk vruchtgenot of periodieke uitkeering, ten gevolge w a a r v a n bij over- lijden niets van beteekenis wordt nagelaten of door met d e ' n a a s t e verwanten eene overeenkomst aantegaan, waarbij goederen in ge- meenschap worden gebracht met bepaling, d a t ' d e langstlevende, eigenaar van het geheel zal zijn.

Dergelijke voor den fiscus'zeer nadeelige handelingen wil men onmogelijk maken door het aannemen van eenige rechtsficties, d i e eensdeels ten doel hebben om zaleen of w a a r d e n , die reeds bij het leven aan den boedel zijn onttrokken (hetzij in werkelijkheid, het zn door een gefingeerde handeling) of die 'voorgesteld 'worden als nooit daartoe te hebben behoord, onder de activa der nalatenschap te doen opnemen; anderdeels om handelingen of beschikkingen van den erflater, onder de levenden of bij uitersten wil, te beschouwen als legaten, hoewel zij om den vorm waarin zij gestoken zijn naar burgerlijk recht met als legaten kunnen worden a a n g e m e r k t . Ver- der werd aan personen, die zaken of waarden onder zich hebben met de opdracht om die bij het overlijden van den b e w a a r g e v e r niet m den boedel te brengen, de verplichting opgelegd om d a a r v a n aangifte te doen (art. Î36/.

Aansprake- lijkheid voor de verschul-

digde rech- ten art. 15

vlg.

V o o r het aan den fiscus verschuldigde stelde art. 5 fond) aan- sprakelijk: Ie. de universeel« erfgenamen en wel ieder in het bij- zonder vom de belasting wegens de gekeele n a l a t e n s c h a p verschul- digd; 2e de legatarissen ieder voor het door hem geërfde en verder nog eenige categoriën van personen als executeurs testamentair, voog- den, enz., m a a r alleen „voor zoover het van hen h a d a f g e h a n g e n in

„de n a k o m i n g der wet te voorzien."

Bij art. 15 en 16 der nieuwe ordonnantie is dit o n d e r w e r p dui- delijker en billijker geregeld. In het algemeen zijn de erfgenamen n a a r evenredigheid van ieders erfdeel -aansprakelijk voor het recht van successie door en bij het overlijden van den erflater verschuldigd hetgeen niet uitsluit, dat ook de legatarissen aansprakelijk zijn' voor de rechten, verschuldigd op hetgeen door hen wordt verkregen' De erfgenamen zijn daarenboven hoofdelijk aansprakelijk voor het successierecht door erfgenamen of legatarissen, die buiten I n d i ë wonen, door èn bij het overlijden verschuldigd èn voor het geheele bedrag van het overgangsrecht, welke aansprakelijkheid zich mede uitstrekt tot de verhoogingen.

_ N a a s t deze algemeeiie en hoofdelijke aansprakelijkheid kent de nieuwe ordonnantie nog een uitsluitende aansprakelijkheid voor het recht van successie van den erfgenaam of legataris, die verkrijgt tengevolge van de vervulling eener voorwaarde, van den legataris van een vruchtgebruik of periodieke uitkeering bij opvolging en van den verwachter van een fideiconimis, die tot het genot komt (alle gevallen waarin het recht niet door en bij het overlijden van den erflater verschuldigd is).

(15)

geldige aangifte doen maar desniettemin

De positie van de executeuren-testamentair was onder de oude s al heel gebrekkig geregeld; eigenlijk konden zij geen vau aan liet recht onderworpen boedels, werden de door hen ingediende niemoriën g rif- weg aangenomen.

Artikel 18 (nieuw) verklaart de executeuren-testamentair in het algemeen bevoegd om aangifte enz. te doen, verplicht hen er toe, ingeval alle erfgenamen hunne woonplaats buiten Ned. Indië hebben.

De indiening eener aangifte door den executeur-testamentair ont- heft de erfgenamen van. deze verplichting, maar de ambtenaar van liet successie mag, bij twijfel aan de juistheid van de do«

teuren gedane vorderen, mits

mg'iftt een nadere aangifte van lor de execu- tie erfgenamen hij dit binnen het jaar doet (art 50 nieuw).

Executeu- ren-testa- mentair art. 18.

lien duidelijk omschreven privilegie boven andere schuldeischers Privilegie had «Ie fiscus vroeger niet (vgl. art. 6 oud.); art 19 (nieuw) verleent van'sLands voor de rechten en eenige boeten een voorrecht op alle onroerende k a s a r t- 19- zaken uit de nalatenschap verkregen. Dit voorrecht vervalt met

twee jaren na den dag van het overlijden, maar bij verlenging van de termijnen van aangifte of betaling wordt de duur daarvan van rechtswege met den tijd van het uitstel verlengd (a 66).

De oude art. 7, nog lid.

l i d

ordonnantie kende behalve de „gewone" aangifte van . drie soorten van aangiften I. w. die van art. 8, eerste die van art. 8, tweede lid en ten slotte die van art. 7, laatste ordonnantie kent slechts twee aangiften voor het door èn bij het overlijden verschuldigd, de zooge- De nieuwe

successierecht

naamde specifieke van art'. 21. èn de'niet-specïfieJce van art. 23(1).

In het algemeen zijn alle erfgenamen (niet legatarissen) verplicht tot een aangifte m alle bij art. 21 verlangde bijzonderheden, maar kinderen enz. of de langstlevende echtgenoot met kinderen, ervende van den vader (moeder) (,f echtgenoot (e), wanneer door ieder niet meer dan f 1000 wordt verkregen, (in welke gevallen ook geen successierecht verschuldigd is, zie nader art 59) kunnen volstaan met het indienen der meer eenvoudige memorie van art. 23.

De met-specifieke memorie mag echter geen middel tot ontdui- king worden. Hij vermoeden van fraude kan de ambtenaar v. d.

r. v.s. en v. o. nog altijd de indiening eener specifieke memorie vor- deren.

Is er heelemaal niets nagelaten, dan wordt geene memorie ingediend, maar wordt deze vervangen door een certificaat van onvermogen!

af te geven op aanvraag van de erfgenamen of anders op aanvraag van den ambtenaar v. d. r. v. s. en v. o. (art. 24) Deze bepaling maakt een einde aan de vele strafvervolgingen, welke onder de oude ordonnantie tegen de nalatige erfgenamen in dergelijke nalaten- schappen moesten worden ingesteld, vervolgingen, die de admi- nistratie en «Ie rechterlijke macht veel last bezorgden en gewoonlijk op mets uitliepen, daar de verbeurde boeten in den regel in haar geheel of voor een groot gedeelte werden kwijtgescholden.

De aangif- ten art. 21

vlg.

(1) Een model van elk van deze aangiften alsmede van de aangifte voor het recht van overgang is hierachter opgenomen. Daarbij is g e b r u i k g e m a a k t van de b e k e n d e ISederlandsche modellen van Schuitema.

(16)

Voor liet recht van overgang is uit den aard der zaak de aangifte eenvoudiger (zie art. 22); ook legatarissen zijn tot het indienen dezer memorie verplicht.

Behalve erfgenamen en legatarissen zijn verder tot. aangifte van hetgeen door hen wordt verkregen gehouden de verwachter« in een fidei-commis, die tot het genot komen en zij, die een vruchtgebruik of periodieke uitkeering bij opvolging verkrijgen (art. 26 en 27).

Verplich- 1^ij art. 14 (oud) was aan de weeskamers voorgeschreven h'.llfjaar- tiiigen. van lijks aangifte van sterfboedels te doen; niet het oog o. a. op de te ver- de Weeska- wachten toename van het aantal aan recht onderworpen nalaten- mers art. 31. schappen als een gevolg van de opheffing van de vrijstelling' van

de rechte lijn, is aan de weeskamers de verplichting opgelegd om in den vervolge eik kwartaal aangifte te doen (art. 31).

De straffen bij art. 34 (nieuw) bedreigd tegen het niet tijdig indienen der aangiften zijn niet op de weeskamers van toepassing;

hare aangiften worden ook niet, beëedigd (art. 41).

De aan de weeskamers opgelegde verplichting tot aangifte van bij h a a r in beheer genomen onbeheerde nalatenschappen beft de verplichting tof. aangifte door de erfgenamen (art. 21) o p ; doet zich echter binnenden termijn van aangifte (art. 33) een erfgenaam op, dan zal op deze alsnog de verplichting tot aangifte rusten.

Id. van de ambtenaren van denbur- gelijken stand art.

32.

Instede van ivehet'ijksclie sterftelijsten (art. 15 oud) is bij de nieuwe ordonnantie aan de ambtenaren van den burgerlijken stand de in- diening van maandelijksehe sterftelijsten voorgeschreven (art. 32), immers de sterfgevallen onder Europeanen zijn op de meeste plaatsen in Indië niet zoo menigvuldig, dat wekelijksche opgaven noodig zijn. Alleen voor de drie hoofdplaatsen heeft men de wekelijksche opgaven behouden.

De inzending moet geschieden bij den a m b t e n a a r v. d. r. s. en v. o in iviens kring het kantoor van den ambtenaar ran den burgerlijken stand gelegen is. De ambtenaren v. d. r. v. s. en v. o. ontvangen dus mede opgaven van overlijden van personen, die niet binnen hun kring gedomicilieerd waren (art. 2 1 ) ; hij zendt dan een extract uit, die opgave bij renvooi aan den ambtenaar v. d. r. v. s. en v.

o., te wiens kantore de memorie van aangifte behoort te, worden ingediend (zie A. V. § 2).

Op overtreding van dit voorschrift door de ambt,ena,ren van den burgelijken stand is eene boete van f 5 gesteld.

ld. van de Aan de ambtenaren van de overschrijving is de geheel nieuwe ambtenaren verplichting opgelegd om in elk geval van o v e r g a n g van onroeren- van de over- fle zaken, toebehoorende aan niet- ingezetenen, binnen een maand

schrijving. opgave te doen aan den a m b t e n a a r v. d. r. v. s. en v. o., in wiens kring die goederen gelegen zijn. Op niet n a k o m i n g van deze be- paling is een boete van f 25 gesteld, zijnde deze boete zooveel hooger dan de ovengenoemde, omdat deze overgangen wel is w a a r zelden voorkomen, m a a r gewoonlijk over belangrijke sommen l o e - pen en liet verzuim der o p g a v e dus oorzaak zoude k u n n e n zijn, dat het. L a n d aanzienlijke bedragen aa.n overgangsrecht derfde.

N. B. Het verbod aan overschrijvingsambtenaren enz. om tot eene overschrijving over te gaan a l v o r e n s bun gebleken is, dat het

(17)

eventueel verschuldigd« successierecht; behuild is (art. 39 oud) is niet overgenomen en bestaat dus niet meer.

Kende men vroeger slechts één termijn van /.es maanden behou- Termijnen deus de nadere aangifte van art. 17, de nieuwe ordonnantie kent d a a r - van aangifte enboven nog een tennjjn van ttvanlf maanden, w a n n e e r het overladen ai"t- 33.

buiten Ned. Indië voorvalt of wanneer tot den boedel behoorende onroerende goederen gelegen of gevestigd zijn buiten Ned. Indië.

Overlijdt de persoon op wien de verplichting tot aangifte rust, binnen die termijnen, dan begint voor zijn erfgenamen met zijn overlijden een nieuwe termijn te loopen.

Bij de berekening van den termijn van aangifte werd onder de oude ordonnantie de dag van het overlijden medegeteld, zoodat indien dit had plaats gehad op bijv. 21 Februari, aangenomen werd dat de termijn verstreek op 20 Augustus d. a. v. Nu echter in de nieuwe ordonnantie de Nederlandsclie bepaling nagenoeg gelijklui- dend overgenomen is, zal men m. i. in den vervolge ook de N e - derlaudsche praktijk ten deze moeten volgen, waarbij de dag van het overlijden niet medegeteld wordt en dus in het bovengestelde geval de termijn eerst op 21 Augustus zou verstrijken. Ook zal dan m. i., indien de laatste d a g van den termijn een Zondag is, de volgende d a g gerekend moeten worden nog binnen den termijn te vallen (1)

De termijn van aangifte kan door den Directeur van Financiën verlengd worden, mits het betrekkelijk (gezegeld) request vóór het verstrijken van den termijn bij zijn Departement ontvangen wordt.

Bij verlenging wordt echter vier percent interest per j a a r van het te betalen recht verschuldigd, indien tengevolge van die verlenging, de betaling later plaats vindt dan zij anders volgens de o r d o n n a n - tie (art. 58) had moeten geschieden.

Wanneer de memorie niet binnen den gestelden termijn ingediend Waarschu- is, de. overtreding dus reeds gepleegd is, zendt de ambtenaar van wing art. 34- het successie, na zich ervan vergewist te hebben, dal de overledene

niet onvermogend ivas, (2) een w a a r s c h u w i n g (kennisgeving) aan den nalatige om alsnog aan zijne verplichtingen te voldoen. W a n - neer hieraan niet wordt voldaan, volgt begrooting van het ver- schuldigde met beteekening bij deurwa.arders-exploit (3) en wordt een verhooging van een vierde van bet recht verbeurd (art. 3 4 ) D u s men wordt voortaan niet meer dadelijk na het overlijden door een sommatiebiljet aan liet indienen eener memorie herinnerd, evenmin verbeurt men boete door bet enkel verloopen van den termijn van aangifte, maar daarentegen volgt na. het exploit een verhooging van één vierde van het recht in stede van één li.ende (St. 1863 no. 130).

Ingeval geen recht verschuldigd is (art, 59), wordt voor elke in- gegane maand van verzuim door iederen nalatige een boete ver- beurd van / 5 tot een m a x i m u m van / 50, onverschillig of e x - testamento of ab intestato geërfd wordt (vgl. art. 7 oud).

(1) S. v. E. § 245.

(2j Ia welk geval toeh <le ambtenaar aan hel, Hoofd van Plaatselijk Bestuur een verklaring van onvermogen aanvraagt (art. 24).

(3) De ambtenaar zij hierbij gedachtig aan het voorschrift van A. V. § 11. '

(18)

De waar- deering van

het aange- gevene art.

37 vlg.

Weinig bepalingen (1er oude ordonnantie waren zoo duister als die omtrent de waarde-bepaling der nagelaten goederen.

Vele ontvangers eiscbten daarom g e m a k s h a l v e , dat de onroeren- de goederen zouden worden aangegeven op h u n n e verpondings- w a a r d e , effecten op hun nominale waarde, echter ten onrechte. Wel schreef art. 18 fond) voor, dat schuldvorderingen, al dan niet door hypotheek gedekt, moesten worden aangegeven naar liet nominale bedrag van bet kapitaal, terwijl dit artikel verder in het algemeen bepaalde, dat ingeval de w a a r d e onbekend was en niet door pu- b l i k e n verkoop kon worden bepaald, zij zou moeten worden gelaxeerd door deskundigen.

D e n i e u w e ordonnantie (art. 37.) stelt op den voorgrond, dat de w a a r d e b e p a l i n g in den regel door den aangever xelren zal geschieden.

Vaste goederen, schuldvorderingen, al dan niet door hypotheek gedekt, k u n n e n dus in de memorie worden aangegeven „op de

„ w a a r d e volgens des a a n g e v e r s begrooting", effecten echter naai- den op den d a g van het overlijden laatst bekenden koers (art 37- Ie. d).

Id van den blooten eigendom.

Een belangrijke wijziging is door ditzelfde art, 37 gebracht in de heffing van bet successierecht bij verkrijging van blooten eigendom en vruchtgebruik. In de oude successie-ordonnantie werd de regel gehuldigd „geen genot, geene belasting" en gold in verband hiermede het stelsel, dat bij verkrijging van eigendom, bezwaard met vruchtgebruik (zoogenaamde bloote eigendom) evenveel recbt moest worden betaald als ware volle eigendom verkregen, m a a r de betaling van het recht kon (ten minste voor de helft) worden o p - geschort tot aan de hereemging van bet vruchtgebruik met den blooten eigendom. In de, praktijk gaf dit stelsel tot vele m o e i l i j k - heden aanleiding, m den regel vindt toch zoo'n hereeniging van 'bet vruchtgebruik met den blooten eigendom eerst vele jaren later plaats t. w. met het overlijden van den vruchtgebruiker en al dien tijd kon de fiscus zijn vordering niet doen gelden en moest men zich er toe bepalen om den bezwaarden erfgenaam, die te eeni- ger tijd het successierecht zou moeten betalen, in bet oog te bonden.

De nieuwe successieordonnantie m a a k t d a a r a a n een einde. Voort- aan zal bij verkrijging van den blooten eigendom (of van eigendom met periodieke uitkeering belast) reeds dadelijk successierecht ver- schuldigd zijn, voor de berekening van de w a a r d e d a a r v a n zal de w a a r d e van bet vruchtgebruik (of van de periodieke uitkeering) van de w a a r d e van den vollen eigendom worden afgetrokken, een en ander op de wijze als a a n g e g e v e n bij art. 3 7 : 3e. D a a r m e d e is tevens de verplichting tot aangifte door hen, die door het eindigen van het vruchtgebruik enz. tot den vollen eigendom komen (art.

9 oud) vervallen, behoudens de overgangsbepaling van art. 75. 3e lid (nieuw).

Voor de heffing van het recht van overgang wordt geen verschil gemaakt, tusscben vollen en blooten eigendom; voor beide wordt de w a a r d e bepaald op de w a a r d e van (hm vollen eigendom ten dage van den overgang (art. 38), trouwens ook onder vigeur der oude succ. ord. werd voor de betaling van het, recht van overuanq geenerlei uitstel verleend.

(19)

— 9 —

D e w a a r d e van een vruchtgebruik moet volgens de nieuwe ordonnantie worden berekend door vier percent van de w a a r d e van den eigendom, het kapitaal enz. te vermenigvuldigen met één der cijfers in art. 3 7 : e opgegeven, welke verschillen al n a a r mate den leeftijd van den vruchtgebruiker.

Art. 9 der oude ordonnantie schreef voor, dat als lasten des boedels alleen zouden worden a a n g e n o m e n „de schulden welker deugdelijk- heid aan den ontvanger zal worden bewezen", de nieuwe ordonnantie geeft in art. 39 meer gedetailleerde voorschriften. De lasten welke k u n n e n worden afgetrokken zijn vrijwel dezelfde als die in Bijblad no.

1458 opgesomd; aan den aftrek van schulden zijn echter bijzondere eischen gesteld, alle er op gericht om ontduikingen tegen te g a a n ; men zie het hierachter opgenomen model I eener memorie van aangifte.

Aftrek van schulden en lasten

art. 39.

Volgens art. 20 (oud) moest de aangifte zes weken en veertien d a g e n ; de n i e u w e termijn van twee maanden voor, dus in di anderd. De Directeur van F i n a n c i ë n kan dezen

beëedigd worden binnen ordonnantie schrijft een

opzicht is weinig ver- termijn verlengen (art. 6 6 ; vergelijk Stbl. 1897 no. 239b), en kan voorts vergunning geven tot het afleggen van den eed bij bijzondere volmacht, ook in a n d e r e gevallen dan van ziekte of afwezendheid buiten Med.

Indië, trouwens onder de oude ordonnantie werd naar die ver- g u n n i n g niet altijd gevraagd en werd ieder lasthebber tot den eed toegelaten.

D e eed moet worden afgelegd voor het hoofd van plaatselijk bestuur ter keuze van de a a n g e v e r s d. i. dus den Assistent-Resident enz. Memories in Nederland voor Indië opgemaakt, worden in den regel ook d a a r te lande beëedigd en wel voor den Burgemeester.

Hoewel deze praktijk niet overeenkomstig de wet is, zal zij w a a r - schijnlijk wegens het d a a r a a n voor de administratie verbonden gemak, ook onder de nieuwe ordonnantie toegelaten worden.

Ook de bepaling van het laatste lid van art. 4 0 (nieuw) dat indien de aangifte gedaan is door of namens meer dan één erfgenaam, de eed slechts wordt afgelegd door één hunner, daartoe a a n te wijzen door den a m b t e n a a r v. d. r. v. s. en v. o., eene bepaling onbekend iu de oude ordonnantie, zal feitelijk niet veel verandering aanbrengen, daar, meen ik, ook vroeger in de praktijk nimmer van meer dan van één erfgenaam de eed werd gevorderd.

Art. 41 geeft verder eenige gevallen aan, waarin geen eed be- hoeft te worden afgelegd.

Erfgenamen behoorende tot de Inlandsche of d a a r m e d e gelijk- gestelde bevolking behoeven nimmer een eed af te leggen; ook de me- morie van aangifte voor het recht van o v e r g a n g wordt niet beëedigd.

Is de w a a r d e van onroerende goederen, hypotheken, schepen of effecten niet n a a r behooren aangegeven, dan heeft de a m b t e n a a r van het successie in de gerechtelijke tuaardeering (expertise) een middel om daartegen op te komen. Ouder de oude successieordon- nantie w a s de gerechtelijke w a a r d e e r i n g niet of onvoldoende gere- geld, deze bepaalde toch hieromtrent alleen (art. 22 en 23), (lat de ontvanger van het successie van de goederen, w a a r v a n de w a a r d e niet overeenkomstig de berekeningen bij art. 18 dier ordonnantie

2

Beëediging aangifte 40 vlg.

Gerechte- lijke waar- deering art.

48 vlg.

(20)

voorgeschreven, kou worden bepaald, w a a r d e e r i n g door een »«.zwo- ren t a x a t e u r kon vorderen; van deze w a a r d e e r i n g w a s hooger beroep bij den R a a d van Justitie, die besliste na ingewonnen advies weder van d n e deskundigen. Omtrent de benoeming van die deskundigen, h u n n e w r a k i n g enz., de bevoegdheid van de partijen on. dié deskundigen voor te bebten, bestonden geenerlei b e p a l i n g e n ; de geheele zaak zou buiten den belastingschuldige kunnen o m g a a n en werd dezen geen recht gegaan om daarbij zijn belangen te behartigen- z j j u e e n i g e w a a r b o r g bestond in de belediging der deskundigen

De nieuwe succ. ord. geeft den belastingschuldige meerdere w a a r - borgen m deze; volgens art. 48 dier ordonnantie is de a m b t e n a a r van

iet successie, wanneer binnen Indië gelegen onroerende goederen Hypotheken, schepen of effecten niet overeenkomstig bun wezenlijke w a a r d e schijnen te zijn aangegeven, bevoegd eene w a a r d e e r i n g door deskundigen te vorderen. De zaak wordt bij verzoekschrift bij den Residentierechter a a n g e b r a c h t (vgl. art. 1161. R.O.) en na, hooren van partijen benoemt deze, indien men zich omtrent de keuze niet kan verslaan, a m b t s h a l v e deskundigen. Wanneer de door die des- kundigen toegekende w a a r d e één achtste meer dan de a a n g e g e v e n w a a r d e bedraagt « behalve het hoogere recht, een boete tot gelijk bedrag verschuldigd en komen de kosten ten laste des aam-evers

anders ten laste van het, Land. B '

De belanghebbenden kunnen een gerechtelijke waardeerim- voor- komen door de w a a r d e der evenbedoelde zaken te liuiine°kosten door deskundigen te doen vaststellen. Ook die vordering wordt on eenvoudig verzoekschrift bij den Residentierechter a a n g e b r a c h t wel- ke de oproeping beveelt van den a m b t e n a a r van het successie- de residentierechter wijst dan de deskundigen aan. D e w a a r d e , dié de schatters aan het goed toekennen, wordt in de memorie auiffege-

ven, geen lagere (art. 49). ° s

De belas- Niet, alleen zal in den vervolge ook in de rechte lijn en bij ver- Ï e f a r i ^ ' T T •t U S S C l'e n e d. !t«e n o o t e» » e t kinderen successierecht v e r s c h u l - ages ait. 51 digd zijn, m a a r zijn ook de belastingpercentages bij vererving „,

de z n l i n i e niet o n h e b m o r i i l r yori,«,,.,,! i,„. . _ , , • - , • ? , . en uit 1

in den

liet.

. . , . " . ' . ••'• " " " "^ "ciaouiigpeiueniages on vererving m zijl.me met onbelangrijk verhoogd, hetgeen m o g e ' b l i j k e n u i t l i e t volgende overzicht :

i p , , , , , , , . . vroeger vervolge:

J. iteciite nederdalende lijn en echtgenoolen

met kinderen v,.jj j gy

2. Rechte ojigaande lijn v rj j 4 5 g

3. Echtgenooten zonder kinderen . . . . 5' ) ) et. g 4. Broers en zusters j a" nh int°- 6 »

\ b. m e e r . . . 10 5. Verdere b l o e d v e r w a n t e n , a. ab int0. . 6

t/m vierden graad j b. m e e r . . . 10 " 15 6. Idem t/m zesden g r a a d f a- a , ) i n t° - • 8 „ 15

\ h. meer . . 10 „ 15 7. Alle andere gevallen 10 ] 5

Het recht van overgang, vroeger bedragende 1 pet. voor de rechte rjn en 5 pet. voor de zijlinie, is verhoogd tot, 3 pot voor de rechte lijn en echtgenooten met kinderen, en tot 8 p e t voor de zijlinie

15 „ 9 n

n

(21)

Art, 27 (oud) schreef heffing- van het hoogste recht voor niet Heffing- alleen, wanneer er onzekerheid hij den aangever bestond omtrent v a n provi- (len grand van verwantschap van den erfgenaam, maar ook wanneer sioneel recht de erfgenamen buiten Indië of Nederland verblijf hielden, zelfs al a r t- 56- was de ontvanger er van overtuigd, dat, de buitenlnndsche erfge-

naam een zoon of broeder van den overledene was.

De nieuwe ordonnantie laat in het eerste geval alleen toe heffing- van het hoogste der in aanmerking komende rechten d.i. het hoogste van twee percentages, waar tusschen in een bepaald geval twijfel bestaat. In het geval, dat de erfgenamen buiten Indië verblijf hou- den is geen provisioneel« heffing meer toegelaten.

Teruggave van eventueel uit dezen hoofde te veel betaald recht, moet binnen vijf jaren na den dag der aangifte worden gevraagd (art. 68: 4° )

Art. 56 voorziet verder in het geval, dat onzekerheid omtrent de persoon zelve bestaat, wanneer bijv. het testament aangevallen wordt.

Stond art. 34 (oud), slechts teruggave van recht toe, indien de wet niet naar belmoren was toegepast, de nieuwe ordonnantie voor- ziet in art, 57 ook in het geval, (lat het verkregen« tengevolge van de vervulling eener voorwaarde later door anderen wordt verkregen.

Teruggave van recht kan behalve bij heffing van provisioneel recht, nog plaats vinden bij niet- aftrekken van schulden (art. 39ï;

na gerechtelijke taxatie (art. 48), bij gebleken betaling in Nederland van recht van overgang (art. 59) en natuurlijk, indien tengevolge van een rekenfout te veel belasting is gevorderd.

__Ten slotte verleent art. 65 eene algemeene bevoegdheid om in bijzondere gevallen, van wege dwaling of verzuim in de aangifte enz. teruggave van 'recht enz. te verleenen.

Teruggave van belas- ting art. 57.

Volgens art. 35 oud moest betaald worden binnen den tijd van zes weken na de expiratie van de zes maanden voor het indienen van de memorie van aangifte toegestaan, m. a. w. binnen 7 V2 maand na het overlijden, onverschillig wanneer de aangifte ingediend was;

art. 58 nieuw eiseht de betaling binnen twee of zes maanden na de aangifte; uiterlijk binnen drie weken na, de aangifte zendt de ambtenaar v. d. r. v. s. en v. o. daarom eene specifieke opgave van het verschuldigde aan den belastingschuldige.

De betaling moet voortaan geschieden ten kantore van den alge- meenen ontvanger van 's Lands kas, de ambtenaren v. d. r. v. s.

en v. o. toch nemen als zoodanig geen belastinggelden in ontvangst;

met uitzondering van Batavia zijn echter de algemeene ontvangers tevens ambtenaren van het successie (1), zoodat feitelijk wéinig- veranderd is.

Alleen de vrijstelling van boedels beneden / 300, is uit de oude ordonnantie (art, 36) overgenomen; de vrijstellingen van de rechte lijn en van eehtgenooten met kinderen zijn vervallen, toch genieten beide laatste categoriën nog tot op zekere hoogte vrijdom van be- lasting, immers vrijgesteld is o. a. al wat door kinderen, klein- kmderen enz, of door de(n) langstlevende(n) echtgenoot(e) met

(/-- M ' 2 2 D e c e m b e i' 1 9 0 1 N° - 15, opgenomen in de Javaseiie Courant van 7 Ja-

Xi Heli J J. \)\jLt »

Betaling art. 58.

De vrijstel- lingen art.

59.

(22)

kinderen of kleinkinderen enz. geërfd of verkregen wordt, wanneer het zuiver saldo daarvan, onverschillig hoe groot de nalatenschap zelve is, volgens eene specifieke aangifte geen duizend gulden te boven gaat; erven zij meer dan f 1000, doch niet meer dan /"1500, dan is / 500 vrij van successierecht (wordt dus bijv. / 1 2 0 0 geërfd dan is slechts over / 700 successierecht verschuldigd),

Nog zijn vrijgesteld de tractementen enz. van ambtenaren, als- mede de salarissen van particulieren over de maand waarin het overlijden voorviel, maar alleen voor zoover die gelden ten goede komen aan weduwen, kinderen enz. De hier bedoelde bedragen moeten dus ter berekening van de belasting niet worden afgetrok- ken van den geheelen boedel, maar komen eerst in aanmerking als het aandeel van de weduwe en de kinderen berekend wordt.

Voor het recht van overgang bestaan geen eigenlijke vrijstel- lingen (vgl. art. 60;; ook al staat vast, dat over de 'waarde dei- onroerende goederen bereids in het land van inwoning van den erflater successierecht is betaald, toch zal hier te lande overgangs- recht over de hier gelegen vaste goederen verschuldigd zijn; alleen zal men op het bewijs, dat er recht van overgang 'in Indiê voldaan is, in Nederland teruggave kunnen hekomen van het over de waarde dier onroerende goederen daar te lande betaalde succes- sierecht (art. 56 Ned. suce, wet) en omgekeerd zal men in Indië teruggave kunnen bekomen van het successierecht betaald over de waarde van onroerende goederen, waarover in Nederland overgangs- recht is betaald.

Schenkin- gen aan ze- delijke licha- men enz. en

stichtingen art. 62 vlg.

De artikelen 62 t/m 64 zijn aan de Nederlandsche successiewet- geving ontleend; hier te lande zullen zij wel nimmer toepassing erlangen. Het onderwerpen van schenkingen aan zedelijke lichamen of instellingen van de doode baud aan de successiebelasting diende in Nederland om het misbruik, dat van schenkingen gemaakt werd om successierecht te ontduiken, tegen te gaan.

Art. 63 maakte een einde aan de vraag of successie en over- gangsrechten verschuldigd zijn door een stichting, die op het (»ogen- blik van iemands overlijden ontstaat tengevolge van de afzondering, bij diens testament, van vermogen, met de daaraan door hem gegeven bestemming, welke vraag door den Hoogen Raad tot twee malen toe in ontkennenden zin beslist was; artikel 64 stelt het onder levenden in leven roepen van een stichtting gelijk met het schen- ken onder levenden aan een zedelijk lichaam én onderwerpt die handeling aldus aan het, successierecht (zie art. 62)

De ambte- naren van de rechten van succes-

sie en van overgang

art. 67.

Het Gouv. besluit van 22 December 1901 no. i5 bepaalt, dat als ambtenaren v. d. r. v. s. en v. o., behalve voorshands te Batavia, zullen optreden de ontvangers van 's Lands kas.

De taak van deze ambtenaren is, vergeleken met die van de vroegere ontvangers van het recht van successie en overgang, niet onbelangrijk verzwaard. Vooral de algeheele verandering, welke gebracht is in de wijze, waarop de waardebepaling van het aan- gegevene moet geschieden, laadt een groote verantwoordelijkheid op hen; eigen taxatie zal toch regel zijn en de ambtenaren moeten kunnen beoordeelen of die taxatie niet te laag is. Ook zullen in den vervolge vele mededeelingen, die vroeger mondeling gedaan

(23)

— 13

werden, schriftelijk moeten geschieden; aan den anderen kant zal de bepaling-, dat van boedels van onvermogenden geen aangifte gevorderd behoeft te worden, daar dan volstaan kan worden met een certificaat van onvermogen, den ambtenaren veel-moeite besparen.

Hunne verplichtingen zijn nader omschreven in door den Direc- teur van Financiën vastgestelde Administratieve Voorschriften. (I).

Zij verleenen geen inzage van memories enz. aan anderen dan aan de aangevers enz. (art. 69) of anders alleen op bevel van den residentierechter, alles tegen het vastgestelde salaris.

De verjaring is thans in alle bijzonderheden geregeld; ook voor De verjaring het recht van overgang, dat in art. 43 van de oude ordonnantie art. 68.

niet genoemd was, zoodat men daarvoor zijn toevlucht moest ne- men tot de algemeene regeling van Stbld 1892 no. 159. Eene overgangsbepaling (art. 64) verklaart de nieuwe regeling omtrent verjaring mede toepasselijk op vorderingen onder de vroegere be- palingen ontstaan, voor zoover bij die bepalingen geen bijzondere termijn was gesteld.

De verjaringstermijn voor de invordering der boete wegens te late eedsaflegging is gesteld op één jaar, de andere in deze ordonnantie genoemde boeten als die bedreigd tegen ambtenaren van den bur- gelijkeu stand, tegen de ambtenaren van de overschrijving (art. 32) en die wegens het niet tijdig indienen van een memorie vnn aan- gifte (art. 34) verjaren binnen drie jaren ingevolge art. 403 S. V.

De nieuwe ordonnantie bevat geen bijzondere bepaling omtrent de gerechtelijke invordering van het recht enz., zoodat daarop van toepassing blijft het algemeene voorschrift van Staatsblad 1890 no. 73, luidende: „De gerechtelijke invordering van hetgeen den lande krach- t e n s algemeene of plaatselijke verordeningen verschuldigd is, of uit

„anderen hoofde toekomt, daaronder begrepen de op het verschul- d i g d e gevallen verhoogingen en boeten, voor zoover daarvoor geen

„bijzondere voorschriften zijn of nader worden vastgesteld, geschiedt

„bij den dagelijksehen rechter van den schuldenaar en overeen- k o m s t i g de voor hem geldende voorschriften van burgerlijke

„rechtsvordering."

De dagelijksche rechter van Europeanen is de Raad van Justitie (2) en hierin wordt n.f. door Stbl. 1901 no. 15 geen wijziging gebracht alhoewel bij dat staatsblad vele vorderingen, welke vroeger tot de rechtsmacht van de Raden van Justitie behoorden o.a. persoonlijke vorderingen tot een maximun bedrag van f 500, naar den Residentie- rechter zijn overgebracht (art. 116: f. R. O). Ook voor den ver- volge zal dus de fiscus telkens wanneer tot de gerechtelijke invor- dering van succcessierecht moet worden overgegaan, hoe'gering het bedrag der vordering ook zij, zich moeten doen vertegenwoordigen door een procureur (den Landsadvocaat). (3).

(1) Beschikking d . d . 27 J a n u a r i 1902 no. 1408.

(2) Men vergelijke Stbl. 1889 no. 68, dut echter uitsluitend van toepassing is ten aanzien van belastingen, die middels dwa.ngschrifi ingevorderd worden. De dagelijksche rechter van Inlanders en met hen gelijkgestelden (Stbl. 1877 no. 140) is de Landraad- het komt echter hoogst zelden voor, dat I n l a n d e r s als erfgenamen enz. van E u r o p e a n e n o p t r e d e n .

(3) Voor het vorde-'en van een schatting door d e s k u n d i g e n fart. 48 O.S.) behoeft »een p r o c u r e u r gesteld te worden, ook al wordt de vordering ingesteld voor een R a a d van J u s t i t i e rto Makassar) en zulks ingevolge het u i t d r u k k e l i j k e voorbehoud Ie dien aan- zien bij art. 70 O. S. g e m a a k t .

Gerechte- lijke invor- dering van het recht, de verhoo- gingen en de

boeten.

(24)

De verhoogingen der rechlen wegens niet tijdige indiening der aangifte, wegens, met tijdige betaling der belasting en/., zullen op dezelfde wnze ingevorderd moeten worden. Niet onvermeld bliive echter hier, dut er rechterlijke beslissingen bestaan in dien zin (Ht de verzuimen, waarvan deze verhoogingen een gevolg zijn, als ge- hee vallende onder de definitie van art. 1 S. R alsYtrafrech- telnke overtredingen berecht moeten worden en die verhoo-in-en dus ingevorderd moeten worden als boeten in strafzaken

l e n aanzien van de hoeten wordt door de administratie aange- nomen, dat zi, moeten ingevorderd worden naar de regelen van het reglement op de strafvordering; ,1) twijfel is ook ten dezen aanzien geoorloofd m verband met, de uitdrukkelijke bewoordingen van het even geciteerde Staatsblad 1890 no. 73, volgens welke ook

boet en o n t d e

c i v i e l r e c h t e l i j k e wijze g e i n d z o u d e n m o e t e n w o r d e n . [2

•1

VERSCHILPUNTEN MET DE NEDERLANDSCHE SUCCESSIEWETTEN.

Het recht, van overgang (3. van effecten en rentegevende schuld- vorderingen ,s met uit de, Nederlandsche wetgeving- overgenomen daarentegen en m verband hiermede (4) is het belastingpercentage

Nelr/ând Tt. " " ^ ^ ^ ^

h o 0

' ^ ^ ""» '»

Nederland Indie (inclusief

i n , , 38 opcenten) (5):

1. Keelite nederdalende lijn en echtgenooten met .

kinderen. . . . . OD

, P , , , 1-38 1.50

2. Rechte opgaande hjn 4 u 4 5 Q

3. Echtgenooten zonder kinderen bb2 g ' _ 4. Broers en zusters ab int» 5 5 2 g _ 5. Neef en achterueef van oom en oudoom (d.i. broe-

der van den grootvader) en omgekeerd ab into. 8.28 9 . _ 6. Andere bloedverwanten in de zijlinie en in den

4ei> graad, ab int" ] 3 8 Q , 9 _ 7. Hetgeen in de gevallen sub 4 - 6 meer dan al

mtestato geërfd wordt, mitsgaders in alle ander

nier, voorziene g e v a l l e n . .

) e

1 5 . -

rechter voor „gezien" V e e k e n d e r nn, T ? £ ; 1 P f h r l f t e Bk e lï<'»'' den residentie-

materie fl^lSty « Ä ÄoL<T^ S " » ^ "* °^

h

^

A t VekbVevTnJShe" Ä ™ " T i r T ^ l ^ T"-'"*1 ^ ° * * ~ timgzaken. "' Se t l t e l d : Invordering van boeten in belas-

g

^ I r Ä ^ ^ 51.'

reeht ViU1

" ^

^ e t a » ^ ^ .

d

Ä «'«'»' «.«i« i" Nederland

e f f i j

.

bij de

openen

bijua

^^J^St'^^S^Z ZZT ^ ^ «*» ^

(25)

— 15 —

Verder zijn de percentages van liet recht van overgang van door niet- ingezetenen nagelaten onroerende goederen, in Nederland (met -inbegrip van 38 opcenten) gefixeerd op 8.28 pet., in Indië gesteld op 3 pet. voor de rechte lijn of voor echtgenooteu niet kinderen en op 8 pet. voor de zijlinie.

Andere belangrijke afwijkingen van de Nederlandsclie successie- wetten zijn er eigenlijk niet; ook de redactie der verschillende artikelen verschilt bijna niet. Zelfs heeft men de vele minder dui- delijke plaatsen der Nederlandsclie wetgeving, welke in den loop der tijden tot allerlei lastige quaesties hadden aanleiding gegeven onveranderd overgenomen, uit overweging, dat zich over die quaes- ties na een praktijk van meer dan veertig jaren in Nederland eene vrn constante jurisprudentie gevestigd heeft en eene wijziging niet allnd eene verbetering zou blijken te zijn. Alleen waar verbeteringen konden aangebracht worden door het schrappen of invoegen van enkele woorden zooals bijv. in de artt. 3. 15, 33, 37 in fine 40 56 en 64, heeft men dit niet nagelaten, (ij

De Nederlandsclie redactie is voor zooveel mogelijk woordelijk gevolgd, voor zooveel mogelijk, omdat in de eerste plaats het met (»vernemen van het recht van overgang op effecten eenige wijzigingen m de redactie noodzakelijk maakten; zoo wordt bijv m de artt. 7 t/m 10 en 12 van de Nederlandsclie wet van 1897 gesproken van „de rechten van successie en van overgang". Daar deze artikelen slechts bestemd waren om ontduiking tegen te gaan niet betrekking tot boedels van ingezetenen, konden de woorden

„en van overgang" slechts slaan op het van boedels van ingeze- tenen m Nederland geheven wordende overgangsrecht van effecten en zijn daarom de woorden „en van overgang" in artt. 7 t / m 10 en 12 der Ind. O. S. niet overgenomen.

Het verschil m weigering, burgerlijke en belasting wetgeving, meer in het bijzonder het ontbreken in Indië van de registratie, alsmede het verschil in bestuursorganisatie heeft natuurlijk ook aanleiding gegeven tot afwijkingen van de Nederlandsclie'redac- tie. Zoo bepaalt bijv. de Ned. successiewet (art. 62) dat de ver- volging voor de invordering der rechten enz. op dezelfde wijze ingesteld en behandeld zal worden als bij de wetten op de regis- tratie is bepaald, hetgeen o. a, hierop neerkomt, dat de rechten worden ingevorderd bij dwangschrift, In Indië kent men echter die Wijze van invordering van belastingen alleen bij belastingen, welke m kohieren zijn begrepen, eene uitbreiding tot andere belastingen wordt om verschillende redenen niet wenschelijk geoordeeld. Langs den gewonen weg van rechten zullen dus de rechten van successie en van overgang ingevorderd dienen te worden en als een gevolg hiervan zal men overal, waar in de Nederlandsclie successiewet gesproken wordt van dwangschrift, in de Indische successie-ordon- nantie deurwaardersexploit aantreffen (zie b. v. artt, 34 en 47).

Aan den anderen kant is men in de Indische successie-ordonnantie niet deurwaardersexploiten zuiniger geweest dan in Nederland, en heeft men ze vervangen door kennisgevingen per aangeteekenden brief (zie b. v. art. 36 en 50) uit overweging waarschijnlijk, dat bij ge- breke m Indië van behoorlijk voor hun ambt opgeleide deurwaar- ders, bij het opstellen van exploiten de hulp van' een praktizijn in

(1) Zie hierover nader (ie noten mm den voet van den text der ordonnantie.

(26)

den regel niet ontbeerd kan worden, waardoor de kosten zooveel nooger worden.

Er is verder rekening- gehouden moeten worden mét de grootere- afstanden in Indië en met de gebrekkige communicatiemiddelen in som- mige deelen van onzen archipel en zijn danrom ruimer termijnen dan in Nederland gesteld o. a. voor het beëedigen der memorier.

(art. 40), voor de betaling der rechten (art. 58) enz

Ook de omstandigheid, dat in Indië het meerendeel der Euro- peanen minstens eenmaal in hun leven om gezondheids- of andere redenen buiten 's Lands in het verre Europa vertoeft en dat vele hunne erfgenamen m Europa blijken te hebhen of daar gelden hebben uitstaan, is met uit het oog verloren (zie b. v. arlt. 58 50 ' 33). ' ' _ Ten slotte zijn eenige taalkundig minder zuivere uitdrukkingen in de Nederlandsehe successiewetten voorkomende, door andere ver- vangen. Zoo b. v. wordt „verkrijgen" en „erven" in de Nederlandsehe successiewet promiscue gebruikt; in de Indische succ. ord wordt

„verkrijgen" m tegenstelling met „erven" alleen gebezigd in den zin van verkrijgen van een legaat. En als een gevolg hiervan wijkt de redactie van de artt. 15, 21, 22, 30, 35 en 55 (*) eenigszins'af van de overeenkomstige artikelen der Nederlandsehe wet.

Evenzoo wordt in de ordonnantie niet meer gesproken van het recht van successie en overgang maar van de rechten van successie en van overgang, aangezien het recht van successie en het recht van overgang twee van elkander onderscheiden belastingen zijn

Verder heeft men in de Indfeche ordonnantie uit elkaar willen houden verhoogingen van de belastingen en boeten, vergelijk bijv de artt lp, 19, 34, 35, 48, 57 en 68 met de correspondeerende Neder-

nndsche artikelen; overal waar in deze laatste artikelen het woord boete voorkwam is dit of weggelaten of vervangen door verhooging.

De reden h.evan is n. f. dat de administratie de verhooging geheel op éen lijn met de belasting zelve stelt en o. a. de gerechtelijke invordering van die verhoogingen tegelijk en op dezelfde wijze wenscht te zien geschieden als de belasting zelve t. w. langs civielrechtelijke.! weg, terwijl zjj daarentegen de boete als een straf aanmerkt, waarvan de invordering langs den eenvoudiger weg der strafprocedure moet geschieden (zie nader pag. 14). Intus- sclien is die scheiding tusschen verhoogingen en boelen in de ordonnantie niet altijd even scherp volgehouden en is de eene uit- drukking soms gebezigd waar men baar niet of juist de andere zou verwachten, zie bijv. art. 58.

(*) 8. v. E. § 91.

(27)

î.

MODEL V A N EENE SPECIFIEKE MEMORIE V A N AANGIFTE

(Art. 21).

KB. De memoriën van aangifte zijn vrij van zegel ingevolge no. 17 Lijst van Vrijstellingen der Zegelordonnantie.

Memorie van aangifte der nala- tenschap van wijlen A, overleden te op den

De ondergeteekende Y, handelende ten deze voor en namens 1) lo. B.

2o. 0.

3o. D.

4o. E.

blijkens onderhandsche volmacht dd aan de memorie vastgehecht 2),

ter zake woonplaats kiezende ten huize van 3) verklaart:

Dat op den 4) te , alwaar hij zijne laatste woonplaats had (of: laatstgewoond hebbende te ) 5) is overleden A;

Dat de erflater tot eenige erfgenamen ingevolge de wet zou heb- ben nagelaten zijne vier zusters B, C, D en E. vd. en een broer E;

Dat de erflater echter bij uiterste wilsbeschikking 6) den . . . voor den t. v. notaris . . . . te . . . . verleden, met uitsluiting van zijn broeder, zijn vier zusters v. d. tot eenige erfgenamen zijner nala- tenschap, ieder voor één vierde gedeelte, heeft ingesteld;

Dat bij die uiterste wilsbeschikking nog de volgende legaten besproken zijn:

1) De erfgenamen behoeven niet gezamenlijk of bij één stuk aangifte te doen ieder kan de aangifte doen, zooals hij v e r m e e n t dat liet behoort. In den regel zal men zich natuurlijk tot eene gezamenlijke aangifte bepalen.

2) Of: blijkens acte van volmacht den ten overstaan van notaris te verleden. Notarieele volmachten, niet in originali verleden, behoeven e n k e l omschreven te worden (art 29) De eed moet afgelegd worden door de erfgenamen zelve, niet door den gemachtigde, tenzij daartoe een speciale v e r g u n n i n g van den D i r e c t e u r van F i n a n c i ë n is v e r k r e g e n , art. 43.

3) W e l k huis moet liggen binnen den k r i n g van het kantoor, waar de aangifte gedaan wordt, art. 30. E r kan natuurlijk ook domicillie gekozen worden ter griffie v a n den Raad van J u s t i t i e , ten k a n t o r e van notaris enz., mits de plaats ligge binnen den k r i n g van het k a n t o o r van aangifte.

4) De termijn van aangifte is 6 m a a n d e n te r e k e n e n van d a n d a g van overlijden;

valt het overlijden buiten I n d i ë voor of behooren tot de n a l a t e n s c h a p onroerende zaken gelegen of gevestigd buiten Ned. Indië, d a n is de termijn 12 m a a n d e n , a r t 33.

5) I m m e r s de aangifte moet gedaan worden ten k a n t o r e van den a m b t e n a a r v. d.

r. v. s. en v. o., in wiens k r i n g de overledene zijn laatste woonplaats had; de p l a a t s v a n het overlijden zelve is onverschillig.

Als laatste woonplaats van a m b t e n a r e n m e t buitenlandsch verlof wordt Batavia a a n g e n o m e n ; van notarissen m. b . v. h u n n e laatste s t a n d p l a a t s .

6) Overlegging van het testament is wenschelijk, m a a r niet meer u i t d r u k k e l i j k voor- geschreven.

3

(28)

P A S S I E F .

1°. begrafeniskosten f 200.

2°. kosten van verzegeling', ontzegeling, boedel-

beschrijving en registratie van liet testament. . . . „ 3°. een schuldvordering wegens geleend geld

groot f 4000, ten biste van den erflater en ten voordeele van den Heer . . . , rentende jaarlijks 5 % (rente vervaldag 1 Mei) inge- volge akte verleden voor notaris

te den {of: blijkens onderhandsche schuldbekentenis d.d. . '. . . , onderteekend door . . . . , welke schuldbe- kentenis naar aangevers overtuiging reeds vóór het overlijden van den erflater in de

macht van den scliuldeischer is geweest) 13) „ 4000,—

Interest van den l^ten Mei tot en met den

dag van het overlijden van den erflater „ 4°. de verponding van de hiervoren onder nos. 1,

2 en 3 vermelde perceelen tot en niet den

dag van het overlijden van den erflater, „•

5°. de schutterijbelasting tot en met uit0 De- cember (of j u n i ) • . • 6°. contributie aan het Leesgezelschap over de

maand

7°. bediendeloonen over de maand als aan

1°. SIDIN, koetsier 14) f . . . .

2° kokki „ . . . . enz.

f

Totaal van het Passief f Het actief bedraagt f . . .

Het passief bedraagt , Zoodat het saldo der nalatenschap

bedraagt f

13) Van e l k e schuld moet ingevolge a r t . 39 II a in de aangifte v e r m e l d worden liet bedrag, de oorsprong (bijv. uit geldleeuing, uit koop eu verkoop), d e tijd van het ontstaan (zoo mogelijk de juiste < % t e e k e n i n g ) en de n a a m van den scliuldeischer; v a n h a a r bestaan moet reeds voor h e t overlijden het bestaan in rechten zijn te leveren geweest; in de aangiften moeten de a u t h e n t i e k e of o u d e r b a n d s c h e geschriften of d e a n d e r e m i d d e l e n , w a a r m e d e d a t bewijs zou Kunnen zijn geleverd (bijv. getuigenbe- wijs voor schulden van m i n d e r d a n ƒ 320.; koopmansboeken enz. worden omschreven.

De onderhandäche geschriften, die als bewijsmiddel worden v e r m e l d , moeten reeds voor het overlijden in d e m a c h t van den s c h u l d e i s e n d ' zijn geweest; d a t de a a n g e v e r overtuigd is d a t z u l k s h e t geval was, moet in de aangifte worden v e r k l a a r d ; in d e aangifte moet worden v e r k l a a r d , d a t den a a n g e v e r niet g e b l e k e n is, dat de d a a r i n vermelde bewijzen werden o p g e m a a k t of afgegeven om betaling van successierechten te ontgaan. De schulden, w a a r o m t r e n t deze v e r k l a r i n g niet n a a r waarheid k a n worden afgelegd, worden beschouwd als „schuld, welke niet v a n de baten des boedels behoort te worden a f g e t r o k k e n " , in den zin van het in a r t i k e l 40 voorkomende eedsformulier.

Men lette echter nog op het voorlaatste lid van art. 39.

14) De schulden onder b, c, en d. van art. 39 vermeld worden slechts in a a n m e r - k i n g genomen, w a n n e e r zij ieder afzonderlijk zijn opgegeven m e t aanwijzing van baren a a r d en oorsprong, v a n den tijd waarover zij loopen, en den naam der schuldeischers' m e n zie echter nog h e t voorlaatste lid van a r t . 39.

(29)

De overledene bezat geen goederen als bezwaarde erfgenaam en door zijn overlijden is geen vruchtgebruik'of periodieke uitkeering bij opvolging overgegaan. 15)

De aangever verklaart ten slotte dat hem niet is gebleken, dat het in deze aangifte vermelde schuldbewijs werd opgemaakt (of:

afgegeven) om de betaling van successierecht te ontduiken. 16)

Geteekend te den

15) A r t . 25; bij ontbreken van deze negatieve opgave wordt de memorie geweigerd a r t 46.

16; Zie art. 39 I I a. De voorlaatste alinea van art. 39 b e p a a l t nog. W a n n e e r de vereischte opgaven in de beëedigde opgaven niet zijn gedaan of a a n v u l l i n g der om- schrijving p l a a t s heeft, k a n de schuld worden afgetrokken, indien aan den I n s p e c t e u r van F i n a n c i ë n of aan d e n rechter, zoo niet n a a r de eischen van liet burgerlijk recht, d a n toch overtuigend worden aangetoond, d a t de schuld reeds vóór h e t overlijden be- stond, dat de o n d e r h a n d s c h e geschriften als bewijsmiddel d i e n e n d e reeds v&ór het over- lijden in de m a c h t van de schuldeisc.hers zijn geweest en dat d e bewijzen voor het be- staan der schuld niet werden o p g e m a a k t of afgegeven om de belasting d e r successierechten te ontgaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waarom zou ze zich er ook druk over Toch liet Emma de spitsmuis, zoals Özlem van dat ogenblik af door iedereen die naast haar zat, toegefluisterd dat die nieuwe, die Özlem,

Het bevestigen van een offerte kan door digitale of schriftelijke ondertekening of per e-mail. Een bevestigde offerte vervangt alle eerdere voorstellen, afspraken

Verwerker is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 79 AVG, aansprakelijk voor schade of nadeel voortvloeiende uit aan Verwerker toerekenbare schendingen van de wet- en regelgeving

AICOM Is bevoegd de nakoming van de verplichtingen op te schorten of de overeenkomst te ontbinden, indien de opdrachtgever de verplichtingen uit de overeenkomst niet volle- dig

1.13 Beloning door de maatschappij: de overeengekomen hoogte van beloning welke Intermediair ontvangt van de maatschappij ten behoeve van de door Intermediair aan haar

Met deze technologie wordt droge biomassa omgezet in een gasmengsel waaruit vervolgens groen gas gemaakt kan worden. Omdat het proces onder hoge temperaturen moet plaatsvinden,

Deze voorwaarden gelden voor iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen gebruiker en een opdrachtgever waarop gebruiker deze voorwaarden van toepassing heeft verklaard,

Catherine wil nog bedanken: Arthur De Meyer, voor zijn eeuwi- ge steun en snacks en om altijd in mij te geloven, vooral wanneer ik dat zelf niet doe.. Elspeth wil nog