• No results found

VERSCHILPUNTEN MET DE NEDERLANDSCHE SUCCESSIEWETTEN

In document Mr. L. A... O. KOL FF. (pagina 24-54)

Het recht, van overgang (3. van effecten en rentegevende schuld-vorderingen ,s met uit de, Nederlandsche wetgeving- overgenomen daarentegen en m verband hiermede (4) is het belastingpercentage

Nelr/ând Tt. " " ^ ^ ^ ^

h o 0

' ^ ^ ""» '»

Nederland Indie (inclusief

i n , , 38 opcenten) (5):

1. Keelite nederdalende lijn en echtgenooten met .

kinderen. . . . . OD

, P , , , 1-38 1.50

2. Rechte opgaande hjn 4 u 4 5 Q

3. Echtgenooten zonder kinderen bb2 g ' _ 4. Broers en zusters ab int» 5 5 2 g _ 5. Neef en achterueef van oom en oudoom (d.i.

broe-der van den grootvabroe-der) en omgekeerd ab into. 8.28 9 . _ 6. Andere bloedverwanten in de zijlinie en in den

4ei> graad, ab int" ] 3 8 Q , 9 _ 7. Hetgeen in de gevallen sub 4 - 6 meer dan al

mtestato geërfd wordt, mitsgaders in alle ander

nier, voorziene g e v a l l e n . .

) e

1 5 .

-rechter voor „gezien" V e e k e n d e r nn, T ? £ ; 1 P f h r l f t e Bk e lï<'»'' den

residentie-materie fl^lSty « Ä ÄoL<T^ S " » ^ "* °^

h

^

A t VekbVevTnJShe" Ä ™ " T i r T ^ l ^ T"-'"*1 ^ ° * * ~ timgzaken. "' Se t l t e l d : Invordering van boeten in

belas-g

^ I r Ä ^ ^ 51.'

reeht ViU1

" ^

^ e t a » ^ ^ .

d

Ä «'«'»' «.«i« i" Nederland

e f f i j

.

bij de

openen

bijua

^^J^St'^^S^Z ZZT ^ ^ «*» ^

— 15 —

Verder zijn de percentages van liet recht van overgang van door niet- ingezetenen nagelaten onroerende goederen, in Nederland (met -inbegrip van 38 opcenten) gefixeerd op 8.28 pet., in Indië gesteld op 3 pet. voor de rechte lijn of voor echtgenooteu niet kinderen en op 8 pet. voor de zijlinie.

Andere belangrijke afwijkingen van de Nederlandsclie successie-wetten zijn er eigenlijk niet; ook de redactie der verschillende artikelen verschilt bijna niet. Zelfs heeft men de vele minder dui-delijke plaatsen der Nederlandsclie wetgeving, welke in den loop der tijden tot allerlei lastige quaesties hadden aanleiding gegeven onveranderd overgenomen, uit overweging, dat zich over die quaes-ties na een praktijk van meer dan veertig jaren in Nederland eene vrn constante jurisprudentie gevestigd heeft en eene wijziging niet allnd eene verbetering zou blijken te zijn. Alleen waar verbeteringen konden aangebracht worden door het schrappen of invoegen van enkele woorden zooals bijv. in de artt. 3. 15, 33, 37 in fine 40 56 en 64, heeft men dit niet nagelaten, (ij

De Nederlandsclie redactie is voor zooveel mogelijk woordelijk gevolgd, voor zooveel mogelijk, omdat in de eerste plaats het met (»vernemen van het recht van overgang op effecten eenige wijzigingen m de redactie noodzakelijk maakten; zoo wordt bijv m de artt. 7 t/m 10 en 12 van de Nederlandsclie wet van 1897 gesproken van „de rechten van successie en van overgang". Daar deze artikelen slechts bestemd waren om ontduiking tegen te gaan niet betrekking tot boedels van ingezetenen, konden de woorden

„en van overgang" slechts slaan op het van boedels van ingeze-tenen m Nederland geheven wordende overgangsrecht van effecten en zijn daarom de woorden „en van overgang" in artt. 7 t / m 10 en 12 der Ind. O. S. niet overgenomen.

Het verschil m weigering, burgerlijke en belasting wetgeving, meer in het bijzonder het ontbreken in Indië van de registratie, alsmede het verschil in bestuursorganisatie heeft natuurlijk ook aanleiding gegeven tot afwijkingen van de Nederlandsclie'redac-tie. Zoo bepaalt bijv. de Ned. successiewet (art. 62) dat de ver-volging voor de invordering der rechten enz. op dezelfde wijze ingesteld en behandeld zal worden als bij de wetten op de regis-tratie is bepaald, hetgeen o. a, hierop neerkomt, dat de rechten worden ingevorderd bij dwangschrift, In Indië kent men echter die Wijze van invordering van belastingen alleen bij belastingen, welke m kohieren zijn begrepen, eene uitbreiding tot andere belastingen wordt om verschillende redenen niet wenschelijk geoordeeld. Langs den gewonen weg van rechten zullen dus de rechten van successie en van overgang ingevorderd dienen te worden en als een gevolg hiervan zal men overal, waar in de Nederlandsclie successiewet gesproken wordt van dwangschrift, in de Indische successie-ordon-nantie deurwaardersexploit aantreffen (zie b. v. artt, 34 en 47).

Aan den anderen kant is men in de Indische successie-ordonnantie niet deurwaardersexploiten zuiniger geweest dan in Nederland, en heeft men ze vervangen door kennisgevingen per aangeteekenden brief (zie b. v. art. 36 en 50) uit overweging waarschijnlijk, dat bij ge-breke m Indië van behoorlijk voor hun ambt opgeleide deurwaar-ders, bij het opstellen van exploiten de hulp van' een praktizijn in

(1) Zie hierover nader (ie noten mm den voet van den text der ordonnantie.

den regel niet ontbeerd kan worden, waardoor de kosten zooveel nooger worden.

Er is verder rekening- gehouden moeten worden mét de grootere-afstanden in Indië en met de gebrekkige communicatiemiddelen in som-mige deelen van onzen archipel en zijn danrom ruimer termijnen dan in Nederland gesteld o. a. voor het beëedigen der memorier.

(art. 40), voor de betaling der rechten (art. 58) enz

Ook de omstandigheid, dat in Indië het meerendeel der Euro-peanen minstens eenmaal in hun leven om gezondheids- of andere redenen buiten 's Lands in het verre Europa vertoeft en dat vele hunne erfgenamen m Europa blijken te hebhen of daar gelden hebben uitstaan, is met uit het oog verloren (zie b. v. arlt. 58 50 ' 33). ' ' _ Ten slotte zijn eenige taalkundig minder zuivere uitdrukkingen in de Nederlandsehe successiewetten voorkomende, door andere ver-vangen. Zoo b. v. wordt „verkrijgen" en „erven" in de Nederlandsehe successiewet promiscue gebruikt; in de Indische succ. ord wordt

„verkrijgen" m tegenstelling met „erven" alleen gebezigd in den zin van verkrijgen van een legaat. En als een gevolg hiervan wijkt de redactie van de artt. 15, 21, 22, 30, 35 en 55 (*) eenigszins'af van de overeenkomstige artikelen der Nederlandsehe wet.

Evenzoo wordt in de ordonnantie niet meer gesproken van het recht van successie en overgang maar van de rechten van successie en van overgang, aangezien het recht van successie en het recht van overgang twee van elkander onderscheiden belastingen zijn

Verder heeft men in de Indfeche ordonnantie uit elkaar willen houden verhoogingen van de belastingen en boeten, vergelijk bijv de artt lp, 19, 34, 35, 48, 57 en 68 met de correspondeerende

Neder-nndsche artikelen; overal waar in deze laatste artikelen het woord boete voorkwam is dit of weggelaten of vervangen door verhooging.

De reden h.evan is n. f. dat de administratie de verhooging geheel op éen lijn met de belasting zelve stelt en o. a. de gerechtelijke invordering van die verhoogingen tegelijk en op dezelfde wijze wenscht te zien geschieden als de belasting zelve t. w. langs civielrechtelijke.! weg, terwijl zjj daarentegen de boete als een straf aanmerkt, waarvan de invordering langs den eenvoudiger weg der strafprocedure moet geschieden (zie nader pag. 14). Intus-sclien is die scheiding tusschen verhoogingen en boelen in de ordonnantie niet altijd even scherp volgehouden en is de eene uit-drukking soms gebezigd waar men baar niet of juist de andere zou verwachten, zie bijv. art. 58.

(*) 8. v. E. § 91.

î.

MODEL V A N EENE SPECIFIEKE MEMORIE V A N AANGIFTE

(Art. 21).

KB. De memoriën van aangifte zijn vrij van zegel ingevolge no. 17 Lijst van Vrijstellingen der Zegelordonnantie.

Memorie van aangifte der nala-tenschap van wijlen A, overleden te op den

De ondergeteekende Y, handelende ten deze voor en namens 1) lo. B.

2o. 0.

3o. D.

4o. E.

blijkens onderhandsche volmacht dd aan de memorie vastgehecht 2),

ter zake woonplaats kiezende ten huize van 3) verklaart:

Dat op den 4) te , alwaar hij zijne laatste woonplaats had (of: laatstgewoond hebbende te ) 5) is overleden A;

Dat de erflater tot eenige erfgenamen ingevolge de wet zou heb-ben nagelaten zijne vier zusters B, C, D en E. vd. en een broer E;

Dat de erflater echter bij uiterste wilsbeschikking 6) den . . . voor den t. v. notaris . . . . te . . . . verleden, met uitsluiting van zijn broeder, zijn vier zusters v. d. tot eenige erfgenamen zijner nala-tenschap, ieder voor één vierde gedeelte, heeft ingesteld;

Dat bij die uiterste wilsbeschikking nog de volgende legaten besproken zijn:

1) De erfgenamen behoeven niet gezamenlijk of bij één stuk aangifte te doen ieder kan de aangifte doen, zooals hij v e r m e e n t dat liet behoort. In den regel zal men zich natuurlijk tot eene gezamenlijke aangifte bepalen.

2) Of: blijkens acte van volmacht den ten overstaan van notaris te verleden. Notarieele volmachten, niet in originali verleden, behoeven e n k e l omschreven te worden (art 29) De eed moet afgelegd worden door de erfgenamen zelve, niet door den gemachtigde, tenzij daartoe een speciale v e r g u n n i n g van den D i r e c t e u r van F i n a n c i ë n is v e r k r e g e n , art. 43.

3) W e l k huis moet liggen binnen den k r i n g van het kantoor, waar de aangifte gedaan wordt, art. 30. E r kan natuurlijk ook domicillie gekozen worden ter griffie v a n den Raad van J u s t i t i e , ten k a n t o r e van notaris enz., mits de plaats ligge binnen den k r i n g van het k a n t o o r van aangifte.

4) De termijn van aangifte is 6 m a a n d e n te r e k e n e n van d a n d a g van overlijden;

valt het overlijden buiten I n d i ë voor of behooren tot de n a l a t e n s c h a p onroerende zaken gelegen of gevestigd buiten Ned. Indië, d a n is de termijn 12 m a a n d e n , a r t 33.

5) I m m e r s de aangifte moet gedaan worden ten k a n t o r e van den a m b t e n a a r v. d.

r. v. s. en v. o., in wiens k r i n g de overledene zijn laatste woonplaats had; de p l a a t s v a n het overlijden zelve is onverschillig.

Als laatste woonplaats van a m b t e n a r e n m e t buitenlandsch verlof wordt Batavia a a n g e n o m e n ; van notarissen m. b . v. h u n n e laatste s t a n d p l a a t s .

6) Overlegging van het testament is wenschelijk, m a a r niet meer u i t d r u k k e l i j k voor-geschreven.

3

P A S S I E F .

1°. begrafeniskosten f 200.

2°. kosten van verzegeling', ontzegeling,

boedel-beschrijving en registratie van liet testament. . . . „ 3°. een schuldvordering wegens geleend geld

groot f 4000, ten biste van den erflater en ten voordeele van den Heer . . . , rentende jaarlijks 5 % (rente vervaldag 1 Mei) inge-volge akte verleden voor notaris

te den {of: blijkens onderhandsche schuldbekentenis d.d. . '. . . , onderteekend door . . . . , welke schuldbe-kentenis naar aangevers overtuiging reeds vóór het overlijden van den erflater in de

macht van den scliuldeischer is geweest) 13) „ 4000,—

Interest van den l^ten Mei tot en met den

dag van het overlijden van den erflater „ 4°. de verponding van de hiervoren onder nos. 1,

2 en 3 vermelde perceelen tot en niet den

dag van het overlijden van den erflater, „•

5°. de schutterijbelasting tot en met uit0 De-cember (of j u n i ) • . • 6°. contributie aan het Leesgezelschap over de

maand

7°. bediendeloonen over de maand als aan

1°. SIDIN, koetsier 14) f . . . .

2° kokki „ . . . . enz.

f

Totaal van het Passief f Het actief bedraagt f . . .

Het passief bedraagt , Zoodat het saldo der nalatenschap

bedraagt f

13) Van e l k e schuld moet ingevolge a r t . 39 II a in de aangifte v e r m e l d worden liet bedrag, de oorsprong (bijv. uit geldleeuing, uit koop eu verkoop), d e tijd van het ontstaan (zoo mogelijk de juiste < % t e e k e n i n g ) en de n a a m van den scliuldeischer; v a n h a a r bestaan moet reeds voor h e t overlijden het bestaan in rechten zijn te leveren geweest; in de aangiften moeten de a u t h e n t i e k e of o u d e r b a n d s c h e geschriften of d e a n d e r e m i d d e l e n , w a a r m e d e d a t bewijs zou Kunnen zijn geleverd (bijv. getuigenbe-wijs voor schulden van m i n d e r d a n ƒ 320.; koopmansboeken enz. worden omschreven.

De onderhandäche geschriften, die als bewijsmiddel worden v e r m e l d , moeten reeds voor het overlijden in d e m a c h t van den s c h u l d e i s e n d ' zijn geweest; d a t de a a n g e v e r overtuigd is d a t z u l k s h e t geval was, moet in de aangifte worden v e r k l a a r d ; in d e aangifte moet worden v e r k l a a r d , d a t den a a n g e v e r niet g e b l e k e n is, dat de d a a r i n vermelde bewijzen werden o p g e m a a k t of afgegeven om betaling van successierechten te ontgaan. De schulden, w a a r o m t r e n t deze v e r k l a r i n g niet n a a r waarheid k a n worden afgelegd, worden beschouwd als „schuld, welke niet v a n de baten des boedels behoort te worden a f g e t r o k k e n " , in den zin van het in a r t i k e l 40 voorkomende eedsformulier.

Men lette echter nog op het voorlaatste lid van art. 39.

14) De schulden onder b, c, en d. van art. 39 vermeld worden slechts in a a n m e r -k i n g genomen, w a n n e e r zij ieder afzonderlij-k zijn opgegeven m e t aanwijzing van baren a a r d en oorsprong, v a n den tijd waarover zij loopen, en den naam der schuldeischers' m e n zie echter nog h e t voorlaatste lid van a r t . 39.

De overledene bezat geen goederen als bezwaarde erfgenaam en door zijn overlijden is geen vruchtgebruik'of periodieke uitkeering bij opvolging overgegaan. 15)

De aangever verklaart ten slotte dat hem niet is gebleken, dat het in deze aangifte vermelde schuldbewijs werd opgemaakt (of:

afgegeven) om de betaling van successierecht te ontduiken. 16)

Geteekend te den

15) A r t . 25; bij ontbreken van deze negatieve opgave wordt de memorie geweigerd a r t 46.

16; Zie art. 39 I I a. De voorlaatste alinea van art. 39 b e p a a l t nog. W a n n e e r de vereischte opgaven in de beëedigde opgaven niet zijn gedaan of a a n v u l l i n g der om-schrijving p l a a t s heeft, k a n de schuld worden afgetrokken, indien aan den I n s p e c t e u r van F i n a n c i ë n of aan d e n rechter, zoo niet n a a r de eischen van liet burgerlijk recht, d a n toch overtuigend worden aangetoond, d a t de schuld reeds vóór h e t overlijden be-stond, dat de o n d e r h a n d s c h e geschriften als bewijsmiddel d i e n e n d e reeds v&ór het over-lijden in de m a c h t van de schuldeisc.hers zijn geweest en dat d e bewijzen voor het be-staan der schuld niet werden o p g e m a a k t of afgegeven om de belasting d e r successierechten te ontgaan.

II.

MODEL V A N EENE NIET SPECIFIEKE MEMORIE V A N AANGIFTE.

(Art. 23;.

Vrij van Zegel.

Memorie van aangifte der nala-tenschap van wijlen A, overleden te den De ondergeteekende, in hoedanigheid van uitvoerder der uiterste

wilsbeschikking van wijlen A, daartoe benoemd bij terzake dezes woonplaats kiezende ten huize van

verklaart:

, D : l t °P d e n 'e , alwaar hij zijne

laatste woonplaats had, is overleden A, tot eenige erfgenamen inge-volge de wet nalatende zijne kinderen:

C.

D.

E.

hij F. in huwelijk verwekt;

Dat de erflater echter bij uiterste wilsbeschikking verleden voor

notaris te den zijne genoemde eehtgenoote F. heeft ingesteld tot erfgename voor éen

vierde gedeelte zijner nalatenschap; 1)

Dat de erflater geene onroerende zaken heeft nagelaten.

of: dat de onroerende zaken tot de nalatenschap behoorende bestaan uit . . . . , zie nader model I).

Dat de waarde van het actief (1er nalatenschap bedraagt f 5600.—

En het passief uitmaakt 2000 Het zuiver saldo bedraagt dus f 3600.—

Hiertoe zijn gerechtigd de weduwen en drie kinderen

ieder voor een vierde gedeelte of f 900.

Dat de overledene geene goederen als bezwaarde erfgenaam be-zat en door zijn overlijden geen vruchtgebruik of periodieke uit-keering bij opvolging is overgegaan 2).

Geteekend te d en 2)

1) Indien er legaten v e r m a a k t zijn zullen in de aangifte d e n a m e n der legatarissen genoemd moeten worden met aanwijzing van den aard en de w a a r d e van hetgeen zii verkrijgen en k r a c h t e n s welken titel, zie hiervoor nog a r t 4 1 , 3e en 4e lid

J ^ m e t - s p e c i f i e k e aangifte behoeft niet beëedigd te worden, zie echter n a d e r Bij vermoeden van onjuiste opgaven is de a m b t e n a a r v. d. r. v. s en v o bevoegd om op de wijze bij a r t . 34 bepaald de i n d i e n i n g te vorderen van een specifieke

memo-n e f model l). l

Volgens de bewoordingen van art. 59, 2 en 3o kan alleen a a n s p r a a k op de daarbij bedoelde vrijstelling van Successierecht g e m a a k t worden, indien eene specifieke aangifte is ingediend. In Neder and worden echter deze vrijstellingen ook van t o e p a s ! g E T l 20 8 V V a i m e e t' ° ™ 'e e n k o m st i g art. 23, een niet-specifieke aangifte is ingediend. S. v

Voor n a d e r e bijzonderheden o m t r e n t de i n r i c h t i n g d e r memorie wordt overigen",

v e r w e z e n n a a r het b i e r a a n voorafgaand model I. è

— 23 —

I I I .

MODEL VAN E E N E MEMORIE V A N A A N G I F T E VOOR H E T RECHT VAN OVERGANG.

(Art. 22).

Memorio van aangifte voor het recht van overgang- wegens het overlijden van A. plaats gehad hebbende te den Vrij vàn Zegel.

De oudergeteekende B.

ter zake dezes woonplaats kiezende ten huize van 1) verklaart :

dat den te , alwaar hij zijn laatste woonplaats had is overleden A;

dat de overledene blijkens testament den voor notaris te verleden aan ondergeteekende, die een broeder van hem is, heeft gelegateerd 2) den vollen eigendom

van een huis met erf gelegen te verpondings no 3) groot 4) in de verponding aangeslagen

naar eene waarde van / 12000 en door den aangever geschat op / 10000.

Geteekend te den 5)

1) Welk huis gelegen moet zij» binnen den kring van het kantoor, waar liet goed gelegen is, bij dat kantoor moet ook de aangifte gedaan worden.

2) Voor het recht van ovei-gaug zijn ook legatarissen tot aangifte verplicht; nog zij de aandacht hier gevestigd op het bepaalde bij art. 13, welk artikel een aangifte noodza-kelijk maakt, ook wanneer niet bij erfenis of legaat verkregen is.

3) C. q. ook de kadastrale kenmerken vermelden.

4) Ook voor de gebouwde eigendommen moet in dit geval de grootte worden opge-geven.

5) De memorie van aangifte voor liet recht van overgang wordt niet beëedigd.

No. 471. BELASTINGEN. RECHTEN VAN SUCCESSIE EN VAN OVERGANG HIJ OVERLIJDEN. Nieuwe bepalingen op de reebten van successie en van over-gang bij overlijden.

IN NAAM DER KONINGIN!

DE GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIE, Den Raad van Nederlandscb-Indië gehoord:

Allen, die deze zullen zien of hooien lezen, Saluut!

doet te weten:

Dat Hij, het wenschelfjk achtende de bepalingen op de rechten van successie en van overgang bij overlijden door nieuwe te vervangen;

Lettende op de artikelen 20, 29, 31, 33 en 58 van het Reglement op het beleid der Regeering v;m Nederhindseh-Indië zoomede op artikel 116/ van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie en artikel VII«*

van het Koninklijk besluit van 13 Februari 1901.no. 46 (Staatsblad no. 168};

Heeft goedgevonden en verstaan:

Ned. suce. Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen :

A l g e me e n e b e p a l i n g e n.

Artikel 1.

1. lid 1-3 (1) Er wordt, in Nederlandsch-lndië, onder den naam van recht van successie, eene belasting geheven van de waarde van al wat uit den hoe-del van een tot de Europeescbe en met deze gelijkgestelde I) bevolking behoorend ingezetene geërfd of daaruit 2) door diens overlijden verkre-gen wordt. (R. R. 109, St. 158).

(2) De verklaring van vermoedelijk overlijden wordt, voor de toe-passing dezer ordonnantie, met werkelijk overlijden in alle opzichten gelijkgesteld, behoudens teruggave van het dientengevolge geheven recht met de verhoogingen en boeten in de gevallen bjj de artikelen 482, 485, 486 eu 487 van het Burgerlijk Wetboek voorzien. De dag-teekening der verklaring wordt als de dag van het overlijden be-schouwd (B. W. 468),

(3) Als ingezetene van Nederlandsch-lndië wordt, voor de toepas-sing dezer ordonnantie, beschouwd ieder, die binnen Nederlandsch-lndië zijne woonplaats heeft (B. W. 17).

Artikel 2. 3)

Er wordt, onder den naam van recht van overgang, eene belasting-geheven over de waarde van alle onroerende zaken, gelegen of geves-tigd 4) binnen Nederlandsch-lndië en uit den boedel van iemand, die geen ingezetene is van Nederlandsch-lndië, geërfd of daaruit door diens overlijden verkregen (B. W. 506, St. 1873 no. 217«, art. 8, S. 13, 22, 52).

1) Dus niet van Inlanders en Vreemde Oosterlingen.

2) Daaruit om te doen uitkomen dat verkrijgingen uit levensverzekeringen niet ge-troffen worden, zie S. v. E. § 7.

3) Het overgangsrecht van effecten enz. is niet uit de Ned. wet overgenomen, zie pag 14.

4) Gevestigd, zie pag. 1.

1, vierde lid. no 2.

Ned. Suce.

Artikel 3. wet.

(1) Al wat, tengevolge van de verwerping door de erfgenamen eens 1 bis.

overledenen van hetgeen aan dezen uit een vroeger opengevallen boedel 1) was opgekomen, door zijne m ede-erfgenamen in dien boedel wordt genoten, wordt, voor de toepassing dezer ordonnan-tie, geacht door die mede-erfgenamen uit, zijnen hoedel te worden geërfd. (B. VV. 1051, 1 0 5 9 ; S 53).

(2) Al wat een in gemeenschap g e h u w d man, tengevolge van den door de erfgenamen zijner vrouw gedanen afstand der genieenschap, geniet, wordt, voor de toepassing dezer ordonnantie, geacht door hem uit den hoedel zijner vrouw te worden geërfd. (B. W. 135).

(3) De langstlevende echtgenoot, aan wien, uit kracht van een hij huwelijksvoorwaarden gemaakt, en van het overlijden des eerstster-venden afhankelijk beding, hij dat overlijden meer dan de helft in de gemeenschappelijke goederen verblijft, wordt, voor de toepassing dezer ordonnantie, geacht dat meerdere uit den hoede) van den eerststervende te erven. (B. W. 128).

Artikel 4. 2)

(1) De roerende zaken, bij het overlijden onder den overledene art. 3 wet berustende of voor hem door anderen bewaard of bezeten, worden 1897.

voor de regeling van het recht van successie geacht tot zijn boe-del, of zoo hij in algeheele gemeenschap van goederen was gehuwd, tot de gemeenschap te belmoren.

(2) Hetzelfde geldt van de schuldvorderingen en aandeelen, w a a r -van de aan toonder of houder luidende bewijzen bij zijn overlijden onder hem berustten of voor hem door anderen werden bewaard of bezeten. (S. 3 6 /

(3) De verplichting tot afgifte kan worden opgenomen onder de schulden bedoeld bij artikel 39 sub II, letter a, mits aan de in dat artikel gestelde eischen zij voldaan of anders aan den a m b t e -naar, daartoe door den Directeur van Financiën aangewezen 3) of aan den rechter, zoo niet naar de eischen van het burgerlijk recht, dan toch overtuigend w o r d e aangetoond, dal. de zaken of w a a r d e n reeds vóór het overlijden aan anderen toebehoorden.

(4) Deze bepalingen zijn niet toepasselijk:

l o . ingeval de overledene, ten gevolge van de uitoefening van een be-roep of bedrijf, de zaken of bewijzen onder zich had voor iemand, niet behoorende tot zijn bloed- of a a n v e r w a n t e n tot den vierden graad ingesloten of hunne echtgenooteu; (B. W. 296).

2o. ingeval de zaken of bewijzen onder den overledene berustten als openbaar ambtenaar, als vader van minderjarigen, als voogd, als curator, als uitvoerder van een uitersten wil of als bewindvoerder in de gevallen, waarin deze volgens eene uitdrukkelijke wetsbepa-ling is aangesteld of bij boedelscheiding als zoodanig is benoemd;

So. ingeval de zaken of bewijzen bij het overlijden verblijven a a n medeeigenaren, ingevolge eener overeenkomst tusschen den overledene en die mede-eigenaren gesloten;

IJ De woorden in <le rechte linie, in de Ned. S. W. voorkomende, niet overgeno-m e n , oovergeno-mdat de ontduiking-, die dit art. wil beletten ("zie S.v.E § 11), zich ook k a n

IJ De woorden in <le rechte linie, in de Ned. S. W. voorkomende, niet overgeno-m e n , oovergeno-mdat de ontduiking-, die dit art. wil beletten ("zie S.v.E § 11), zich ook k a n

In document Mr. L. A... O. KOL FF. (pagina 24-54)