• No results found

Inhoudelijke verdieping

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inhoudelijke verdieping"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ik zie wat jij

niet ziet

Inzicht in de rol van afval in een circulaire economie

Inhoudelijke verdieping

oefeningen Vier

van elk minuten

25

Deze lesfiche is een zijsprong met inhoudelijke verdieping rond de rol van afval in een circulaire economie. Met deze inhoudelijke verdieping kan je de leerlingen aan het denken zetten over de betekenis van het begrip ‘afval’, waardoor ze zich meer bewust worden van hun eigen referentiekader (wie of wat zorgt ervoor dat ik zo denk?) en de omgang met afval in een ander perspectief leren plaatsen. Daarnaast kunnen ze in deze inhoudelijke verdieping kennismaken met

de principes van de circulaire economie en de Vlaamse prioriteitenladder, waardoor ze zich meer bewust worden van de achterliggende redenen en strategieën om aan duurzaam afval- en materialenbeheer te doen.

Tip Opgelet Differentiatie LEGENDE

(2)

Beginsituatie

Afhankelijk van waar je vindt dat de leerlingen deze inhoudelijke verdieping nodig hebben, kan je de oefeningen uit deze les samen of afzonderlijk invoegen in stap 2 of stap 3.

Voorkennis

De leerlingen begrijpen het verschil tussen subjectief en objectief, een feit en een mening.

De leerlingen begrijpen wat een stelling, een standpunt en een argument is.

Lesdoelen

De leerlingen denken bewust na over de delen die nodig zijn voor een geheel.

De leerlingen onderbouwen hun mening met argumenten.

De leerlingen ervaren dat het perspectief van anderen leerrijk is.

De leerlingen staan open voor en luisteren naar de mening van anderen.

De leerlingen hebben inzicht in de achterliggende redenen en strategieën om aan duurzaam afval- en materialenbeheer te doen.

De leerlingen hebben inzicht in de rol van afval in een circulaire economie.

De leerlingen hebben inzicht in het model van de Vlaamse prioriteitenladder.

Materiaal

Afbeeldingen afval en onkruid (bijlage 1)

Per groep vier kaartjes met de variabelen ‘afval’, ‘recyclage’, ‘grondstof’ en ‘product’

Artikel ‘Afval enkel nog verbranden of storten als het echt niet anders kan’ (bijlage 2) Vlaamse prioriteitenladder (bijlage 3)

Vijf grote bladen

Vooraf

Lees het achtergronddossier grondig door. Aan de hand van de vragen wat, waarom en hoe geeft deze tekst je de nodige inhoudelijke en didactische kennis en inzichten om aan de slag te gaan met deze lesfiche.

Kies de elementen uit de lesfiche die passen bij jouw leerlingen. Bouw hiermee verder op de elementen die je selecteerde uit stap 2 of stap 3.

Optie: bekijk dit filmpje over circulaire economie en lees het artikel (bijlage 2).

(3)

Lesverloop

Je krijgt vier verschillende oefeningen aangeboden. Je kan de oefeningen op elkaar laten aansluit- en, maar je kan er ook voor kiezen om slechts één oefening te doen of de volgorde te veranderen.

De eerste twee oefeningen zijn variaties op dezelfde oefening, dus daartussen maak je best een keuze. Het doel van de deze twee oefeningen is namelijk hetzelfde: leerlingen aan het denken zet- ten over de betekenis van het begrip ‘afval’, waardoor ze zich meer bewust worden van hun eigen referentiekader (wie of wat zorgt ervoor dat ik zo denk?) en de omgang met afval in een ander perspectief leren plaatsen. De inzichten die ze hiermee al dan niet opdoen zijn niet bedoeld als inhoudelijke inzichten op zich, maar als manieren om tot de kerngedachte van de circulaire econo- mie te komen. In de derde oefening maken de leerlingen kennis met de rol van afval in de circulaire economie door van lineair denken tot circulair denken te komen. De vierde oefening leidt ten slotte tot inzicht in de Vlaamse prioriteitenladder.

Oefening 1: Afval en onkruid

In deze oefening zullen de leerlingen op zoek gaan naar overeenkomsten tussen afval en onkruid om zich meer bewust te worden van hun eigen referentiekader en de omgang met afval in een ander perspectief leren plaatsen.

Verdeel het bord in twee kolommen.

Presenteer de afbeeldingen in bijlage 1.

De leerlingen gaan klassikaal op zoek naar overeenkomsten. Er zijn geen foute

antwoorden. Schrijf de overeenkomsten links op het bord als stellingen, bijvoorbeeld:

Afval en onkruid zijn allebei ongewenst.

Afval en onkruid hebben allebei geen nut (meer).

Afval en onkruid moeten allebei verwijderd worden.

Afval en onkruid zijn allebei vies.

Over afval en onkruid zijn mensen het vaak oneens.

Afval en onkruid nemen allebei toe als je er niet naar omkijkt.

Afval en onkruid kunnen een mooie plaats ontsieren.

Afval en onkruid ‘planten’ zich ongewild voort.

Daag de leerlingen uit om (individueel of in groepjes) zelf een analogie of een metafoor te bedenken voor het begrip ‘afval’, bijvoorbeeld:

Afval is als zweet: hoe meer je je best doet om het tegen te houden, hoe meer je ervan ziet.

Je kan ook de verschillen belichten:

Afval komt voornamelijk voort uit bewerkte producten, onkruid is plantaardig.

Afval kan niet (altijd) natuurlijk afgebroken worden, onkruid wel.

Met afval kan veel gedaan worden, met onkruid niet.

Onkruid kan je chemisch verdelgen, afval niet.

(4)

Als deze oefening moeizaam verloopt, kan je de leerlingen verder op weg helpen door een onderscheid te maken tussen:

Visuele overeenkomsten Overeenkomsten in gebruik Overeenkomsten in perceptie Overeenkomsten in geur

Je kan ook waaromvragen te stellen, bijvoorbeeld:

Waarom moet afval verwijderd worden?

Je kan de brainstorm ook op gang brengen door te verwijzen naar de betekenis van beide begrippen in Van Dale:

Onkruid: ‘ongewenste plant(en) tussen gekweekte gewassen’.

Wat betekent ‘ongewenst’?

Welke planten zijn ongewenst?

Waarom zijn deze planten ongewenst?

Afval: ‘hetgeen weggegooid wordt’.

Wat wordt weggegooid?

Waarom wordt het weggegooid?

Hoe wordt het weggegooid?

Wat wordt er uiteindelijk mee gedaan?

Je kan ook vertrekken vanuit andere talen, zoals de betekenis van het woord ‘waste’

volgens Cambridge English Dictionary: ‘materials that are no longer needed and are thrown away’ en de andere betekenissen van hetzelfde woord: ‘to waste’ = verspillen.

Je kan de leerlingen ook in groepjes laten nadenken over overeenkomsten/verschillen en hun bevindingen laten schematiseren. Ze kunnen hun schema’s dan uitwisselen met andere groepjes en hun bevindingen uiteindelijk klassikaal presenteren.

Een rollenverdeling binnen de groepjes kan ervoor zorgen dat iedereen geactiveerd wordt, bijvoorbeeld:

De woordvoerder geeft toelichting bij de klassikale bespreking.

De criticus speelt binnen het groepje ‘advocaat van de duivel’, stelt alles op een constructieve manier in vraag en probeert alternatieve inzichten aan te halen.

De verslaggever noteert verschillen en gelijkenissen.

De moderator leidt de groepsdiscussie.

(5)

Vraag de leerlingen welke overeenkomsten subjectief zijn. De leerlingen gaan de beweringen die duidelijk subjectief zijn nu als mening formuleren in de tweede kolom, bijvoorbeeld:

Ik vind dat ze allebei vies zijn.

De samenleving vindt afval en onkruid ongewenst.

Je kan de leerlingen één voor één aan het bord laten komen om overeenkomsten uit te kiezen, tot alle subjectieve overeenkomsten overgenomen zijn in de tweede kolom.

Hoeveel overeenkomsten blijven over die (volgens de leerlingen) gebaseerd zijn op feiten?

Wat zegt dit over de objectiviteit van de begrippen onkruid en afval?

Zijn de (volgens de leerlingen) objectieve overeenkomsten makkelijk te onderbouwen/

weerleggen of niet?

De leerlingen hebben nu een idee van de subjectiviteit van de begrippen afval en onkruid en begrijpen dat zelfs op het eerste gezicht objectieve beweringen vaak subjectief zijn. Sommige beweringen zijn bovendien erg moeilijk te onderbouwen of weerleggen zonder voldoende voorkennis.

Reflectie

Vond je deze oefening gemakkelijk?

Waar botste je op de limieten van je (voor)kennis?

Over de betekenis en de rol van afval valt veel te vertellen. Aan ons om er met een vergrootglas naar te kijken.

Je kan de leerlingen uitdagen om na te denken over waarop hun opvatting of de opvatting van anderen over afval gebaseerd is, wie of wat deze opvatting beïnvloedt:

Wie of wat zou ervoor kunnen zorgen dat ik zo denk over afval?

In welke mate verschilt mijn perspectief van dat van de andere leerlingen?

Oefening 2:

Afval is een mening

In deze oefening zullen inzichten over de subjectiviteit van het begrip ‘onkruid’ leiden tot inzichten over de subjectiviteit van het begrip ‘afval’.

Schrijf de stelling ‘Onkruid is een mening’ bovenaan op het bord. Verdeel het bord eronder in drie kolommen:

Akkoord (links) Ik twijfel (midden) Niet akkoord (rechts)

(6)

Vervang de stelling ‘Onkruid is een mening’ door de stelling ‘Afval is een mening’.

De leerlingen mogen van positie veranderen.

Overloop de argumenten in elke kolom.

Zijn deze argumenten ook van toepassing op het begrip afval?

Herformuleer indien nodig.

Zijn er nog andere argumenten?

Verzamel ze in de gepaste kolommen.

Ook nu is er niet zoiets als een zwak argument. Wanneer de leerlingen aangeven dat ze eigenlijk niet genoeg weten om een argument goed te formuleren, duid je dit argument aan en kom je hier later op terug (zie verder).

Als deze oefening moeizaam verloopt, kan je de leerlingen op weg helpen met enkele vragen, bijvoorbeeld:

Wanneer is een plant onkruid?

Heeft onkruid een nut?

Waarom denkt persoon A (bv. een landbouwer) er anders over dan persoon B (bv. een imker)?

Waarop duidt de ‘on-‘ in ‘onkruid’? Maak de vergelijking met woorden als ‘onding’, ‘onmens’ … Zijn deze woorden subjectief of niet?

Volgens Van Dale betekent onkruid ‘ongewenste plant(en) tussen gekweekte gewassen’.

Wat betekent ‘ongewenst’?

Welke planten zijn ongewenst?

Waarom zijn deze planten ongewenst?

De leerlingen die akkoord gaan met deze stelling gaan aan de linkerkant van de klas staan, de leerlingen die niet akkoord gaan aan de rechterkant en de leerlingen die twijfelen in het midden.

De drie groepen overleggen eventueel kort en beargumenteren waarom ze voor deze positie gekozen hebben. Verzamel hun argumenten in de gepaste kolommen.

Er is in deze oefening niet zoiets als een zwak argument. Wanneer de leerlingen aangeven dat ze eigenlijk niet genoeg weten om een argument goed te formuleren, duid je dit argument aan en kom je hier later op terug.

(7)

Als deze oefening moeizaam verloopt, kan je de leerlingen op weg helpen met dezelfde vragen die je voordien stelde, maar dan geherformuleerd, bijvoorbeeld:

Wanneer is materiaal afval?

Heeft afval een nut?

Waarom denkt persoon A (bv. een leerling die zich eigenlijk niet stoort aan rondslingerend afval) er anders over dan persoon B (bv. een leerling die afval liefst niet ziet of ruikt)?

Volgens Van Dale betekent afval: ‘hetgeen weggegooid wordt’.

Wat wordt weggegooid?

Waarom wordt het weggegooid?

Hoe wordt het weggegooid?

Wat wordt er uiteindelijk mee gedaan?

Je kan ook vertrekken vanuit andere talen, zoals de betekenis van het woord

‘waste’ volgens Cambridge English Dictionary: ‘materials that are no longer needed and are thrown away’ en de andere betekenissen van hetzelfde woord:

‘to waste’ = verspillen.

Reflectie

Vond je deze oefening gemakkelijk?

Waar botste je op de limieten van je (voor)kennis?

Je kan de leerlingen uitdagen om na te denken over waarop hun opvatting of de opvatting van anderen over afval gebaseerd is, wie of wat deze opvatting beïnvloedt:

Wie of wat zou ervoor kunnen zorgen dat ik zo denk over afval?

In welke mate verschilt mijn perspectief van dat van de andere leerlingen?

Over de betekenis en de rol van afval valt veel te vertellen. Aan ons om er met een vergrootglas naar te kijken.

(8)

Lukt het om de variabelen in een lineair schema te leggen?

Welke variabel plaatste je eerst? Waarom?

Kunnen we de variabelen ook in een ander schema gieten? Hoe?

Teken een causale lus op het bord en vraag de leerlingen waar ze de variabelen nu zouden plaatsen. Vul eventueel al twee variabelen in: aan de ene kant van de lus plaats je ‘afval’ en aan de andere kant ‘grondstof’.

Waar plaatsen we de andere variabelen?

Kan je deze lus ook anders invullen? Waarom wel/niet?

Introduceer het model van de circulaire economie, bijvoorbeeld door middel van dit filmpje. De circulaire economie is het model om het onderscheid tussen afval en materialen te overstijgen.

In tegenstelling tot een lineaire economie, waar grondstoffen uit producten uiteindelijk uit de materialenkringloop verdwijnen, zet de circulaire economie in op eco-design en hergebruik van grondstoffen. Producten worden zo ontworpen dat ze (of de materialen die erin zitten) steeds opnieuw gebruikt kunnen worden. Zo blijven ontgonnen grondstoffen aanwezig in de economie en wordt de materialenkringloop gesloten.

Klopt onze causale lus nog steeds?

Wat zou je veranderen? Waarom?

Reflecteer en vat samen.

Verhoudt het begrip ‘afval’ zich filosofisch op dezelfde manier tot ‘grondstoffen’ als het begrip ‘onkruid’ tot ‘planten’?

Wat kunnen we uit de filosofische verhouding tussen onkruid en plant afleiden over de verhouding tussen afval en grondstof?

Kan afval als grondstof beschouwd worden?

Wat verandert er aan de betekenis van afval als we het als grondstof beschouwen? Is afval dan nog steeds ongewenst?

Waarom zouden we afval als grondstof gaan beschouwen?

Oefening 3: Van lineair naar circulair denken

Verdeel de klas in groepen van twee tot vier leerlingen. Geef elke groep de kaartjes met de vier variabelen ‘afval’, ‘recyclage’, ‘grondstof’ en ‘product’. De leerlingen leggen de kaartjes in een volgorde die voor hen logisch lijkt en overleggen.

Recyclage

Grondstof Afval

Product

(9)

Willen de leerlingen meer weten over het model van de circulaire economie in Vlaanderen? Laat hen op onderzoek gaan op de website van Vlaanderen Circulair, een partnerschap dat ondersteund wordt door een multidisciplinair team dat is ingebed bij de OVAM.

Verdeel de leerlingen in vijf groepen. Elke groep onderzoekt concrete voorbeelden van circulaire economie hier of hier volgens één van de vijf antwoorden op de vraag ‘Waarom hebben we een circulaire economie nodig?’:

Antwoord 1: Grondstoffen zijn niet oneindig Antwoord 2: Materialen en klimaat

Antwoord 3: Onze open economie is grondstof-gevoelig

Antwoord 4: Kans voor innovatie en nieuwe economische activiteiten Antwoord 5: Kansen voor nieuwe jobs

Wanneer de leerlingen hun onderzoek gedaan hebben, stel je nieuwe

groepen samen van minstens vijf leerlingen, zodat elk antwoord in elke groep vertegenwoordigd is. De leerlingen wisselen hun bevindingen met elkaar uit.

Tijdens hun onderzoek kunnen de leerlingen hun bevindingen koppelen aan de drie P’s of de SDG’s. Je kan de uitwisseling dan ook laten verlopen volgens de P’s of SDG’s, waarbij de leerlingen om de beurt verduidelijken of en hoe hun antwoord te maken heeft met elke P of SDG.

De leerlingen weten nu meer over de achterliggende redenen en strategieën om aan duurzaam afval- en materialenbeheer te doen. Kijk terug naar je duurzaamheidsuitdaging(en) en herformuleer indien gewenst.

(10)

Oefening 4: De Vlaamse prioriteitenladder

Presenteer de strategie van de Vlaamse prioriteitenladder en de afzonderlijke stappen, zonder de volgorde te verklappen. De Vlaamse prioriteitenladder is een strategie om afval en materialen duurzaam te beheren door de volgorde van prioriteiten voor hoe consumenten, bedrijven en overheden met afval en materialen moeten omgaan vast te leggen.

Verdeel de leerlingen in vijf groepen en schrijf de stappen in een willekeurige volgorde op het bord of deel iconen of fiches uit die naar deze stappen verwijzen:

Voorkom afvalstoffen en stimuleer milieuverantwoordelijke productie en consumptie.

Bevorder hergebruik.

Recycleer afvalstoffen of zorg dat materialen in gesloten kringlopen worden ingezet.

Pas afvalstoffen nuttig toe.

Verwijder afvalstoffen op een verantwoorde manier, via verbranding zonder energierecuperatie of via storten.

De leerlingen overleggen in groep wat volgens hen de juiste volgorde van deze stappen kan zijn.

Laat hen eventueel een omgekeerde driehoek tekenen en fiches die naar de stappen verwijzen op deze driehoek positioneren. De groepen stellen hun gekozen volgorde voor en beargumenteren waarom zij voor deze volgorde kozen. Bespreek, discussieer en kom klassikaal tot een definitieve volgorde.

Zijn de stappen van de Vlaamse prioriteitenladder nog te abstract voor de leerlingen? Vervang de stappen dan door een personage, voorwerp of instantie dat naar een stap verwijst, bijvoorbeeld:

Preventie: herbruikbare zakjes in de supermarkt Hergebruik: tweedehandswinkel

Recyclage: PMD-zak, cursusblok uit gerecycleerd papier Nuttige toepassingen: energiecentrale die draait op afval Verwijderen: stortplaats of verbrandingsoven

(11)

De leerlingen lezen het artikel ‘Afval enkel nog verbranden of storten als het echt niet anders kan’

(bijlage 2) en leren de juiste volgorde van de Vlaamse prioriteitenladder kennen. Presenteer de Vlaamse prioriteitenladder (bijlage 3).

Ga aan de slag met de werkvorm Wat als...? (© Djapo)1. Verdeel de leerlingen in dezelfde vijf groepen. Elk groepje krijgt een stap van de Vlaamse prioriteitenladder toegewezen (dit kan a.d.h.v.

iconen of fiches):

Preventie Hergebruik Recyclage

Nuttige toepassingen Verwijderen

Elk groepje krijgt één groot blad. De leerlingen beelden zich in groep in wat er zou gebeuren als hun stap niet zou worden toegepast. Ze gieten de hypothetische gevolgen in een boomstructuur op het groot blad.

Welke rol speelt deze stap in de prioriteitenladder?

Op welke manier hangt deze stap samen met de andere stappen?

Stel dat deze stap niet wordt toegepast: wat gebeurt er dan?

(1) De werkvorm Wat als...? komt uit de methode Creatief Denken van Djapo. Creatief denken is andere ideeën genereren dan degene die je gewoonlijk zou bedenken. Het is afwijken van de bewandelde paden in je hersenen, waardoor je een nieuw verband ontdekt tussen twee elementen of contexten dat je daarvoor nog niet had gezien. Meer weten over

De leerlingen maakten mogelijk al een schema met boomstructuur in stap 2 tijdens de werkvorm Terugdenken. Je kan hiernaar

terugverwijzen.

Hebben de leerlingen niet genoeg voorkennis of zijn ze nieuwsgierig naar meer manieren waarop hun stap toegepast wordt? Je kan de leerlingen uitdagen om het internet af te schuimen op zoek naar meer informatie over hun stap.

De leerlingen stellen hun boomstructuur voor aan de rest van de klas. Laat de groepjes om de beurt aan het woord en luister naar de mogelijke gevolgen.

(12)

Reflectie

Is het moeilijk om te weten wat er zal gebeuren?

Hoe kan je weten wat er zal gebeuren?

Wanneer is het nog belangrijk om na te denken over wat er zal gebeuren als je iets (niet) doet?

Heb je al eens meegemaakt dat je niet goed had nagedacht over de gevolgen?

Om de discussie gestructureerd te laten verlopen, kan je ook hier gebruik maken van een rollenverdeling binnen de groepjes (zie ook hierboven), bijvoorbeeld:

De woordvoerder geeft toelichting bij de klassikale bespreking.

De verslaggever noteert de argumenten.

De moderator leidt de groepsdiscussie.

Laat de leerlingen rollen wisselen ten opzichte van de vorige keer, zodat iedereen een andere rol krijgt.

(13)

Afbeelding van afval

Bijlage 1

Afbeelding van onkruid

© Shutterstock

© Shutterstock

(14)

Bijlage 2

Afval enkel nog verbranden of storten als het echt niet anders kan

2

De Vlaamse regering heeft het Materialendecreet goedgekeurd. Dat decreet moet het bestaande afvalstoffenbeleid transformeren in een breder materialenbeleid. Doelstelling is om afval maximaal te voorkomen, te hergebruiken en te recycleren. Pas als het echt niet anders kan, mag afval nog verbrand of gestort worden.

24 juni 2011, 15:29

Het nieuwe decreet moet het bestaande Afvalstoffendecreet uit 1981 vervangen. De afgelopen 30 jaar is het afvalstoffenbeleid in Vlaanderen natuurlijk geëvolueerd, denk alleen maar aan het groeiende succes van de selectieve ophaling en recyclage.

[...] Het nieuwe decreet wil niet langer enkel focussen op het beheer van afvalstoffen, maar op de hele weg die grondstoffen en materialen afleggen. Daarbij is het de bedoeling om de zogenaamde

‘materialenkringlopen’ maximaal te sluiten. Dat kan onder meer door afval opnieuw te gaan gebruiken als grondstof voor nieuwe producten.

Prioriteitenladder

Het decreet voorziet een soort ‘prioriteitenladder’. Een eerste prioriteit is om afval zoveel mogelijk te voorkomen. Dat kan door producenten aan te sporen om minder verpakkingen of milieuvriendelijke verpakkingen te gebruiken. Vervolgens moeten materialen maximaal hergebruikt en gerecyleerd worden. Wanneer er toch afvalstoffen zijn, kan men erover nadenken om die te gaan hergebruiken, bijvoorbeeld als brandstof voor energie. Pas aan het einde van de ladder komt de optie om afvalstoffen te verbranden of te storten.

[...]

(2) Afval enkel nog verbranden of storten als het echt niet anders kan. (2011, 24 juni). De Morgen. https://www.demorgen.

be/nieuws/afval-enkel-nog-verbranden-of-storten-als-het-echt-niet-anders-kan~bca92c5e/

Dit artikel werd gereproduceerd met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@

license2publish.be

(15)

Bijlage 3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Radioactief

Radioactief

[r]

Door goede samenwerking met IKNL en de goede procedures van IKNL, zijn op heel korte termijn deze twee richtlijnen aangeboden en.. gewaardeerd op

Alle jonggehandicapten die voor 1 januari 2010 aanspraak hadden op een uitkering, behielden het recht op uitkering en vielen onder de (oude) Wajong, Het kabinet gaf namelijk

Waarschuwing: oude medicijnen, batterijen en olie zijn

Het is belangrijk om het afval te scheiden, omdat dan uit oude ma- terialen nieuwe producten kunnen

Besides the advancements in EBRT techniques and plastic surgical reconstructions, several improvements in the postoperative wound care are currently under investiga- tion to