• No results found

PTSD CHECKLIST FOR THE DSM-5 AND LIFE EVENTS CHECKLIST FOR THE DSM-5 WITH EXTENDED A CRITERION

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PTSD CHECKLIST FOR THE DSM-5 AND LIFE EVENTS CHECKLIST FOR THE DSM-5 WITH EXTENDED A CRITERION"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PTSD CHECKLIST FOR THE DSM-5 AND LIFE EVENTS CHECKLIST FOR THE DSM-5 WITH EXTENDED A CRITERION

[PTSS Checklist voor de DSM-5 (PCL-5) en Life Events Checklist voor de DSM-5 (LEC-5) met uitgebreide A Criterium]

Versie 1.1

Naam: ___________________________

Studie: ___________________________

ID-nr: _________________

Datum:_________________

Disclaimer en Copyright: zie psychotraumadiagnostics.centrum45.nl

Originele tekst: Weathers, Litz, Keane, Palmieri, Marx, & Schnurr - National Center for PTSD (27/10/2013) Huidige vertaling: Stichting Centrum ’45, Arq Psychotrauma Expert Groep (23/07/2014)

Referentie:

Boeschoten, M.A., Bakker, A., Jongedijk, R.A. & Olff, M. (2014). PTSD Checklist for DSM-5 and Life Events Checklist for DSM-5 with extended A criterion– Nederlandstalige versie. Uitgave: Stichting Centrum ’45, Arq

Psychotrauma Expert Groep, Diemen.

(2)

LEC-5

Hieronder volgt een lijst van ingrijpende en/of stressvolle gebeurtenissen die mensen soms overkomen. Zet naast iedere gebeurtenis een of meerdere kruisje(s) om aan te geven dat: (a) het uzelf is overkomen; (b) u er getuige van was dat het iemand anders overkwam; (c) u er kennis van heeft genomen dat het een naast

familielid of goede vriend van u is overkomen; (d) u ermee werd geconfronteerd in het kader van uw werk (zoals in het geval van ambulancepersoneel, politiemensen, militairen of andere eerstehulpverleners); (e) u niet zeker weet of dit op u van toepassing is; of (f) dit niet op u van toepassing is.

Denk terug aan uw hele leven (zowel toen u opgroeide als op volwassen leeftijd) terwijl u de lijst van gebeurtenissen doorloopt.

Gebeurtenis

Mijzelf overkomen

Getuige geweest

Heb er kennis van genomen

In het kader van

werk

Weet niet

Niet van toepassing

1. Natuurramp (zoals een overstroming, orkaan, wervelwind of aardbeving) 2. Brand of explosie

3. Ongeval (zoals een auto- ongeluk, bootongeluk, treinongeluk of

vliegtuigongeluk)

4. Ernstig ongeluk op het werk, thuis of tijdens een

vrijetijdsbesteding

5. Blootstelling aan een giftige stof (zoals gevaarlijke chemicaliën of straling) 6. Fysiek geweld (zoals

aangevallen worden, een klap of dreun krijgen, geschopt worden, in elkaar geslagen worden)

7. Geweld met gebruik van een wapen (zoals neergeschoten worden, gestoken worden, bedreigd worden met een mes, vuurwapen of bom)

8. Seksueel geweld (verkrachting, poging tot verkrachting,

gedwongen worden om een seksuele handeling te

verrichten – van welke aard dan ook – door middel van geweld of bedreiging)

9. Andere ongewenste of onaangename seksuele ervaringen

10. Gewapende strijd of aanwezigheid in een

oorlogsgebied (als militair of als burger)

11. Gevangenschap (zoals

ontvoerd worden, gegijzeld zijn of in krijgsgevangenschap verkeren)

(3)

12. Levensbedreigende ziekte of letsel

13. Diep menselijk leed

14. Plotselinge, gewelddadige dood (zoals moord of zelfmoord) 15. Plotselinge, onopzettelijke dood 16. Ernstig letsel, schade of dood

van iemand anders door uw toedoen

17. Andere zeer stressvolle gebeurtenis of ervaring

GA VERDER MET DEEL 2 OP DE VOLGENDE BLADZIJDE

(4)

DEEL 2:

A. Als u in DEEL 1 een vinkje heeft gezet achter nummer 17, geeft u dan een korte beschrijving van de gebeurtenis die u hierbij in gedachten had:

__________________________________________________________________

B. Als u met meerdere gebeurtenissen uit DEEL 1 bent geconfronteerd, welke daarvan zou u dan als de meest ingrijpende gebeurtenis bestempelen? In het kader van deze vragenlijst bedoelen we daarmee: de gebeurtenis waarvan u op dit moment het meeste last heeft. Als u met één gebeurtenis uit DEEL 1 bent geconfronteerd, gebruikt u die gebeurtenis als meest ingrijpende gebeurtenis. Beantwoord alstublieft de volgende vragen over de meest ingrijpende gebeurtenis (zet een vinkje bij alles wat van toepassing is):

1. Geef een korte beschrijving van de meest ingrijpende gebeurtenis (zoals: wat gebeurde er, wie waren erbij betrokken, etc.).

________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________

2. Hoe lang geleden is dit gebeurd? _____________________ (U mag een schatting maken

als u het niet zeker weet)

3. Op welke manier werd u hiermee geconfronteerd?

____ Het overkwam mij persoonlijk ____ Ik was er getuige van

____ Ik heb er kennis van genomen dat het een naast familielid of goede vriend van mij is overkomen ____ Ik ben herhaaldelijk blootgesteld aan de details van de gebeurtenis in het kader van mijn werk (als

ambulancepersoneel, politieagent, militair of andere eerstehulpverlener, bijvoorbeeld) ____ Op een andere manier (geef een omschrijving):

4. Was het leven van iemand in gevaar?

____ Ja, mijn leven

____Ja, het leven van iemand anders ____Nee

5. Is er iemand ernstig gewond geraakt of omgekomen?

____ Ja, ik ben zelf ernstig gewond geraakt

____ Ja, iemand anders is ernstig gewond geraakt of omgekomen ____ Nee

6. Was er sprake van seksueel geweld?

____Ja ____Nee

7. Als er bij deze gebeurtenis een naast familielid of goede vriend is overleden, was dat dan als gevolg van een ongeluk of geweld, of had het overlijden een natuurlijke oorzaak?

____ Ongeluk of geweld ____ Natuurlijke oorzaak

____ Niet van toepassing (Er is bij deze gebeurtenis geen naast familielid of goede vriend overleden)

8. Hoe vaak bent u in totaal geconfronteerd met een vergelijkbare gebeurtenis die even stressvol of bijna even stressvol was als de meest ingrijpende gebeurtenis?

____ Alleen die ene keer

____ Vaker (geef aan hoe vaak u in totaal met deze gebeurtenis bent geconfronteerd, of maak een schatting _____)

GA VERDER MET DEEL 3 OP DE VOLGENDE BLADZIJDE

(5)

Deel 3: Hieronder volgt een lijst van problemen die mensen soms kunnen ondervinden na een zeer stressvolle gebeurtenis. Leest u alstublieft elke omschrijving aandachtig door terwijl u denkt aan uw meest ingrijpende

gebeurtenis en omcirkel vervolgens één van de cijfers rechts van de beschrijving om aan te geven in hoeverre u er in de afgelopen maand last van heeft gehad.

In hoeverre heeft u in de afgelopen maand last gehad van:

Helemaal niet

Een beetje

Matig Nogal veel

Extreem veel 1. Regelmatig terugkerende, onaangename en ongewenste

herinneringen aan de stressvolle gebeurtenis? 0 1 2 3 4

2. Regelmatig terugkerende, onaangename dromen over de stressvolle gebeurtenis?

0 1 2 3 4

3. Opeens het gevoel hebben of u gedragen alsof de

stressvolle gebeurtenis daadwerkelijk opnieuw plaatsvindt (alsof u terug bent in de tijd dat de gebeurtenis zich

afspeelde, en het opnieuw beleeft)?

0 1 2 3 4

4. Erg van streek raken wanneer iets u aan de stressvolle

gebeurtenis herinnert? 0 1 2 3 4

5. Een sterke lichamelijke reactie hebben wanneer iets u aan de stressvolle gebeurtenis herinnert (bijvoorbeeld:

hartkloppingen, moeite met ademhalen, zweten)?

0 1 2 3 4

6. Het vermijden van herinneringen, gedachten of gevoelens

die verband houden met de stressvolle gebeurtenis? 0 1 2 3 4

7. Het vermijden van dingen die herinneringen zouden kunnen oproepen aan de stressvolle gebeurtenis (bijvoorbeeld:

bepaalde mensen, plekken, gespreksonderwerpen, activiteiten, voorwerpen of situaties)?

0 1 2 3 4

8. Moeite hebben met het herinneren van belangrijke delen van

de stressvolle gebeurtenis? 0 1 2 3 4

9. Sterke, negatieve overtuigingen hebben met betrekking tot uzelf, anderen of de wereld (bijvoorbeeld gedachten hebben zoals: ik ben slecht, er is iets vreselijk mis met mij, niemand is te vertrouwen, de wereld is door en door gevaarlijk?

0 1 2 3 4

10. De schuld geven aan uzelf of aan anderen voor de

stressvolle gebeurtenis of de gevolgen daarvan? 0 1 2 3 4

11. Sterke, negatieve gevoelens ervaren zoals angst, afschuw,

boosheid, schuld of schaamte? 0 1 2 3 4

12. Verminderde interesse hebben in activiteiten die u eerder graag deed?

0 1 2 3 4

13. Afstand voelen tussen uzelf en andere mensen, of u vervreemd voelen van andere mensen?

0 1 2 3 4

14. Moeite hebben om positieve gevoelens te ervaren

(bijvoorbeeld: niet in staat zijn om u gelukkig te voelen of om gevoelens van liefde te hebben voor de mensen die u nabij zijn)?

0 1 2 3 4

15. Prikkelbaarheid, woedeaanvallen, of u agressief gedragen? 0 1 2 3 4 16. Teveel risico's nemen of dingen doen die u schade zouden

kunnen toebrengen? 0 1 2 3 4

17. “Superalert”, waakzaam of op uw hoede zijn? 0 1 2 3 4

18. U nerveus voelen of snel schrikken? 0 1 2 3 4

19. Moeite hebben met concentreren? 0 1 2 3 4

20. Moeite hebben met inslapen of doorslapen? 0 1 2 3 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Each node represents either one of 20 posttraumatic stress disorder (PTSD) symptoms as measured with the PTSD Checklist for DSM-5 (PCL-5; node labels for this group start with either

The purpose of the current study was to explore the network structure of pathological personality trait facets based on the PID-5-SF in a large sample of community adolescents.. To

If the underlying behavior of the funding rate can be explained by macro economic indicators, it might help to stabilize the funding rate in the sense that pension funds can

Objective: The aim of this study was to assess and improve the language match of a web-based system for digital triage in primary care in the Netherlands.Methods: A usability- test

The number of sheep infested with sheep scab in South Africa, as recorded by the Department of Animal Health in Pretoria for the period 1993 - 1996, indicated that there was a

Ofskoon daar in die amptelike stukke wat op Leyds se sending betrekking het, geen sodanige opdrag vermeld word nie, kan Van Winter se bewering in die verband nie sondermeer geigno=

In summary, the decision to abolish the category of somatoform disorders as such and to compel clinicians to classify somatic symptom presentation as a behavioral feature of

Page 18 Since the biota commonly used for biomonitoring (fish and aquatic macroinvertebrates) may not always be present in wetlands, this study proposes using diatoms as