• No results found

Continuüm van zorg: fase 3 (secundair onderwijs)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Continuüm van zorg: fase 3 (secundair onderwijs)"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Continuüm van zorg: fase 3 (secundair onderwijs)

Inhoud

1 Wat is fase 3? ... 2

2 Hoe kom je aan een verslag? ... 2

3 Leerlingen met een IAC in het gewoon onderwijs ... 3

3.1 Wat is een IAC? ... 3

3.2 Wanneer kunnen leerlingen een IAC volgen? ... 3

3.3 Hoe pak je het aan? ... 4

3.3.1 Vertrek steeds van het gemeenschappelijk curriculum (GC) ... 4

3.3.2 In verbindende samenwerking ... 4

3.3.3 Maak voor elk IAC een IAC-plan ... 5

3.3.4 Evaluatie en studiebekrachtiging ... 6

3.3.5 Ondersteuning ... 6

3.3.6 Samenwerking met externen ... 7

4 Buitengewoon onderwijs... 8

4.1 Structuur ... 8

4.2 Handelingsplanning ... 9

4.3 Evaluatie en studiebekrachtiging ... 10

5 Instrumenten/bronnen ... 10

(2)

1 Wat is fase 3?

We spreken over fase 3 als een leerling over een verslag beschikt. Op dat moment hebben ouders de keuze om voor hun kind studievoortgang te vragen binnen het gewoon onderwijs met een individueel aangepast curriculum (IAC) of om de overstap te maken naar het buitengewoon onderwijs. Van scholen gewoon onderwijs wordt binnen de huidige regelgeving verwacht dat zij het engagement opnemen om individueel aangepaste curricula te realiseren, met het oog op de realisatie van inclusief onderwijs.

2 Hoe kom je aan een verslag?

Het CLB stelt een verslag op voor een leerling als blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, disproportioneel of onvoldoende zijn. De leerling die beschikt over een verslag, kan een IAC volgen in het gewoon onderwijs of zich inschrijven in het buitengewoon onderwijs (zie de mededeling Leerlingen met een verslag inschrijven in het gewoon onderwijs). Een verslag vermeldt steeds een type of opleidingsvorm van het buitengewoon onderwijs, zonder dat de leerling ooit effectief in het buo moet zitten.

Het kan zijn dat het zorgaanbod van je school en de eventuele ondersteuning door externen, geen afdoend antwoord biedt op de specifieke onderwijsbehoeften (SOB) van de leerling. Bij het leren en participeren botst de leerling met andere woorden op barrières. Barrières ontstaan in de interactie tussen de leerling en de school: er is sprake van een mismatch tussen de leerling en het systeem. De maatregelen die nodig zijn om tegemoet te komen aan de ondersteuningsvraag van de leerling, zijn niet langer redelijk of blijken onvoldoende om het gemeenschappelijk curriculum (GC) te blijven volgen. De leerling heeft nood aan een IAC.

Vooraleer de stap naar een IAC wordt gezet, heb je als schoolteam al een hele weg afgelegd. Denk maar aan de voorafgaande fasen van brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg. De overstap naar een IAC is dus een weloverwogen beslissing en is eerder een uitzondering. In

tegenstelling tot de regelgeving waar het al dan niet schrijven van een verslag een scharniermoment blijft, is er in de onderwijspraktijk geen breuklijn tussen de fase van uitbreiding van zorg (fase 2 van het zorgcontinuüm) en een IAC (fase 3 van het zorgcontinuüm), ongeacht de SOB van de leerling. Voor het schoolteam betekent het dat het gaat om een doorgedreven vorm van differentiatie die verder bouwt op wat je deed in de vorige fasen van het zorgcontinuüm. Eens een leerling een IAC volgt, verdwijnt in principe wel het perspectief op een gewone studiebekrachtiging.

Bij de realisatie van het zorgbeleid in je school, is het belangrijk om de volgende uitgangspunten voor ogen te houden:

• je zet maximaal in op het realiseren van het GC;

• je gaat handelingsgericht en flexibel om met dat GC;

• waar nodig voorzie je redelijke aanpassingen binnen het GC;

• voor leerlingen met een verslag werk je met een IAC.

Meer informatie vind je in de mededeling Het gemeenschappelijk curriculum (GC) en het individueel aangepast curriculum (IAC) in het gewoon voltijds secundair onderwijs.

(3)

3 Leerlingen met een IAC in het gewoon onderwijs

3.1 Wat is een IAC?

Een leerling die beschikt over een verslag en ervoor kiest om studievoortgang te maken in het gewoon onderwijs, volgt een IAC. Elk verslag, ongeacht type of opleidingsvorm, laat toe te kiezen voor een IAC in het gewoon onderwijs.

Op basis van de regelgeving komen we tot de volgende definitie van een IAC:

• Het is een curriculum waarbij je leerdoelen op maat van de leerling met een verslag formuleert.

• De klassenraad kiest in afstemming met de ouders, waar mogelijk de leerling, de CLB- medewerker en eventuele externe ondersteuners, leerdoelen op maat van de leerling.

• Je vertrekt van de ontwikkelingsdoelen en de leerdoelen die het bereiken van de eindtermen beogen (bao) of het geheel van de leerdoelen van de betrokken opleiding (so).

• Indien noodzakelijk voor de leerling baseer je je ook op de ontwikkelingsdoelen van het

buitengewoon onderwijs (bao en so) of in het secundair onderwijs op de opleidingsprofielen van opleidingsvorm 3.

• Je past het curriculum aan naargelang de studievoortgang van de leerling.

• Je streeft naar maximale ontplooiing en een zo volwaardig mogelijke participatie van de leerling aan het klas- en schoolgebeuren in de school voor gewoon onderwijs.

• In het secundair onderwijs beoogt dat curriculum ook ofwel:

o de participatie aan de maatschappij, eventueel in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is;

o de arbeidsdeelname in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is;

o de tewerkstelling in een werkomgeving waar in ondersteuning voorzien is;

o de tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu;

o ofwel de verdere studies.

3.2 Wanneer kunnen leerlingen een IAC volgen?

De leerling beschikt over een verslag, de ouders en de leerling kiezen voor een IAC.

Er zijn twee wegen om tot een IAC te komen:

• De leerling schrijft zich in de gewone school onmiddellijk in met een verslag. Je school schrijft hem in onder ontbindende voorwaarde. Vervolgens organiseer je overleg met de ouders (waar mogelijk met de leerling), de klassenraad en het CLB over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in hetzij het GC (waarbij het verslag vervalt en eventueel een gemotiveerd verslag kan opgemaakt worden, zie fase 2), hetzij in een IAC. Als de aanpassingen redelijk zijn, is de leerling definitief ingeschreven. Als de aanpassingen onredelijk zijn, wordt de inschrijving ontbonden.

• De leerling krijgt een verslag tijdens zijn schoolloopbaan of de leerling die al in een IAC zat in jouw school, krijgt een nieuw verslag. In beide situaties spreken we over gewijzigde noden. De school gaat over tot de afweging van de redelijkheid van de aanpassingen om de leerling (verder) studievoortgang te laten maken binnen een IAC. De school kan met de leerling verder op weg op basis van een (aangepast) IAC of de school kan de inschrijving voor het volgende schooljaar ontbinden. De leerling kan dan de overstap maken naar het buitengewoon onderwijs of kan zich onder ontbindende voorwaarden inschrijven in een andere gewone school. Het schoolteam

(4)

het keuzeproces. Bij schoolverandering geef je alle informatie mee die nodig is om de leerling te ondersteunen van bij de start in de nieuwe school. Gegevens over schending van leefregels of tuchtmaatregelen mogen hiervan geen deel uitmaken.

In beide situaties betrek je bij het overleg de betrokken ondersteuner van het ondersteuningsnetwerk waaraan jouw school verbonden is of de ondersteuner van de betrokken school voor buitengewoon onderwijs.

Meer informatie over inschrijvingsprocedures voor leerlingen met een verslag vind je in de mededeling Leerlingen met een verslag inschrijven in het gewoon

onderwijs.

3.3 Hoe pak je het aan?

We streven naar kwaliteitsvol onderwijs voor alle leerlingen, ook voor leerlingen met een IAC.

We focussen daarbij op de volgende drie uitgangspunten.

3.3.1 Vertrek steeds van het gemeenschappelijk curriculum (GC)

Het realiseren van een IAC neemt als vertrekpunt steeds het gemeenschappelijk curriculum

(leerplannen secundair onderwijs) en het leren van de klasgroep. Doel is om alle leerlingen maximaal tot leren te laten komen. Je benadert bij een IAC elke leerling vanuit een ontwikkelingsgericht perspectief. Daarbij ga je uit van de mogelijkheden van leerlingen en wat leerlingen ondanks

verschillen bindt. Je laat los wat (nog) niet lukt en kijkt naar wat er wel kan. Het gemeenschappelijk curriculum hanteer je voor leerlingen met een IAC als streefdoel. De lat ligt ook voor die leerlingen hoog. Je hanteert het gemeenschappelijk curriculum voor hen op een flexibele manier, zodat redelijke aanpassingen op basis van de specifieke onderwijsbehoeften van deze leerling in deze context voorop staan.

Het realiseren van een individueel aangepast curriculum biedt nieuwe perspectieven voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het plaatst schoolteams voor nieuwe uitdagingen. Elk IAC is maatwerk, vraagt creativiteit en ‘out of the box’- denken. IAC zijn vernieuwingsprocessen, processen die gekenmerkt worden door zoeken en groeigericht handelen in situaties waarbij de te verwachten leeruitkomst geen vaststaand gegeven is. Hét individueel aangepaste curriculum bestaat niet, elk IAC is specifiek en op maat: voor deze leerling, met deze mogelijkheden, in deze context en met dit toekomstperspectief. Sommige IAC zullen erg nauw aansluiten bij het gemeenschappelijk curriculum, anderen zullen daar verder vanaf staan.

3.3.2 In verbindende samenwerking

Het realiseren van een IAC kan in de praktijk alleen maar slagen in verbindende samenwerking en vraagt een regelmatig overleg met alle partijen waaronder de leerling zelf, zijn ouders en de ondersteuner van het ondersteuningsnetwerk of de ondersteunende buo-school. Verbindende samenwerking verwijst naar een verbond, een engagement van alle betrokken partijen. De partijen delen hun professionele deskundigheid en ervaringsdeskundigheid om het gezamenlijke doel, met name een IAC, te realiseren. Ze zoeken samen naar gedragen acties.

(5)

Voorbeeld

Thijs zit in het 5° jaar BSO kantoor. Het kernteam rond Thijs komt om de 6 weken samen om te bekijken of het IAC nog op het juiste spoor zit. Mama, Thijs, de vakleerkracht en de ondersteuner bekijken dan wat goed loopt, wat bijsturing vraagt. De directie, het CLB en de klastitularis worden over het overleg geïnformeerd. Fundamentele bijsturingen van het IAC- plan gebeuren tijdens de bespreking op de cel leerlingenbegeleiding.

We zetten in op de realisatie van verbindende samenwerking via Communities of Practice (COP). COP erkent het belang van de expertise van ouders en leerlingen naast professionele deskundigheid. Het gaat uit van een partnerschapsmodel in plaats van een expertmodel en zet in op regelmatig overleg tussen alle partijen waarbij praktijkvragen en het komen tot concrete acties voorop staan (deze leerling, in deze klas, met deze leerkracht en die ondersteuning, …). Verschillende ondersteuners werken aan de hand van COP.

Meer informatie over COP vind je in de artikels:

• Communities of practice, verbindend samenwerken om inclusief onderwijs te realiseren;

• Verbindend samenwerken aan geïntegreerde zorg. Lessen uit het nascholingsproject VeSperAnZa.

3.3.3 Maak voor elk IAC een IAC-plan

Leerlingen met een IAC hebben uitgesproken specifieke onderwijsbehoeften. Organiseer hun onderwijstraject zo dat zij tot maximale ontwikkeling van hun mogelijkheden komen. Maak daarom bij elk IAC een IAC-plan op. Bij leerlingen die overstappen van een gemeenschappelijk curriculum naar een IAC bouwt het IAC-plan verder op het zorgplan (bao) of het begeleidingsplan (so).

Leerlingen met een IAC hebben recht op een kwaliteitsvolle, planmatige aanpak. Een IAC-plan is dynamisch en kadert binnen een proces van planmatig handelen en transparante en open communicatie. Er bestaat geen vast sjabloon voor de opmaak van een IAC-plan. Een mogelijke opbouw vind je in de handleiding voor de realisatie van kwaliteitsvolle IAC.

Hoe diep dat plan moet uitgewerkt worden en hoe frequent het aangepast moet worden, varieert.

Voor IAC die nauw aansluiten bij het gemeenschappelijk curriculum, kan dat bijvoorbeeld eerder beperkt zijn. Voor IAC die een stukje verder afstaan van het gemeenschappelijk curriculum, ligt de intensiteit hoger.

Het is eigen aan IAC dat ze meer overleg vragen. Uiteraard wordt het gesprek telkens op een

handelingsgerichte manier gevoerd en streef je naar beslissingen waar alle betrokkenen achter staan, in de eerste plaats de leerling en zijn ouders. Aangezien IAC maatwerk zijn, zijn ook IAC-plannen maatwerk. Bij de opmaak van een IAC-plan kun je een beroep doen op de ondersteuner van het ondersteuningsnetwerk (ONW) of de buo-school waarmee je samenwerkt en de pedagogisch begeleider competentieontwikkeling van het ondersteuningsnetwerk waaraan je verbonden bent.

(6)

Via een IAC-plan zoeken we een antwoord op de volgende vragen:

• Welke doelen streven we na?

• Hoe zal de leerling gezien zijn mogelijkheden en beperkingen participeren aan de les en cognitief worden uitgedaagd?

• Welke aanpassingen zijn nodig?

• Wat doen de andere leerlingen tijdens de les?

3.3.4 Evaluatie en studiebekrachtiging

In principe ontvangen leerlingen met een IAC geen getuigschrift basisonderwijs en verwerven zij in het secundair onderwijs enkel attesten van verworven competenties. Het behalen van een gewone certificering staat dus niet voorop, maar is ook niet uitgesloten.

Voor leerlingen met een verslag die een individueel aangepast curriculum (IAC) volgen in het gewoon secundair onderwijs, zijn individuele doelen geselecteerd. Je streeft er daarbij naar om zo dicht mogelijk bij het gemeenschappelijk curriculum aan te sluiten. Je beoogt maximaal leerrendement voor alle leerlingen.

De school secundair onderwijs die een attest van verworven bekwaamheden geeft aan een leerling met een IAC baseert zich daarvoor op het gemeenschappelijk curriculum, de leerplannen en leerplandoelen en lijst de verworven competenties op. Een attest van verworven bekwaamheden wordt elk jaar toegekend.

Leerlingen met een IAC komen normaliter niet in aanmerking voor de gewone studiebekrachtiging.

Indien de klassenraad die leerlingen toch de gewone studiebekrachtiging wil geven, dan dien je voor mei een aanvraag in te dienen bij de onderwijsinspectie. Die aanvraag gaat over de overeenkomst van de doelen opgenomen in het individueel curriculum van de leerling met de leerplandoelen van het desbetreffende structuuronderdeel. Meer informatie over die procedure is terug te vinden op de website van de onderwijsinspectie.

We raden scholen daarom aan bij dit proces contact op de te nemen met de pedagogisch begeleider competentieontwikkeling van het ondersteuningsnetwerk waaraan je verbonden bent en/of de Dienst Lerenden en Dienst Curriculum & vorming van Katholiek Onderwijs Vlaanderen.

Met betrekking tot de studiebekrachtiging voor leerlingen met een IAC kan het een meerwaarde zijn om:

• de maatregelen te noteren die binnen het zorgcontinuüm werden genomen, met extra aandacht voor de dispenserende maatregelen;

• te zorgen voor een warme overdracht naar het volgende leerjaar/niveau;

• aanknopingspunten te formuleren voor het vervolgtraject in functie van het toekomstperspectief van de leerling;

• de verworven bekwaamheden, opgebouwd doorheen de onderwijsloopbaan van de leerling, te noteren in een persoonlijk document waarbij men de link legt met het GC.

3.3.5 Ondersteuning

Elke leerling die beschikt over een verslag, heeft recht op ondersteuning vanuit het

ondersteuningsnetwerk of een school voor buitengewoon onderwijs. Dat recht start op dag één van de inschrijving, ook al gaat het op dat moment om een inschrijving onder ontbindende voorwaarden. Een

(7)

afweging van de redelijkheid van aanpassingen kan immers niet gemaakt worden als er geen of onvoldoende zicht is op de mogelijke ondersteuning. De gewone school kan in samenspraak met de ouders een ondersteuningsvraag stellen aan het zorgloket van het ondersteuningsnetwerk waarbij de school is aangesloten of aan een school voor buitengewoon onderwijs.

Meer informatie vind je terug in fase 2 en in de handleiding voor de realisatie van kwaliteitsvolle IAC. Na de beslissing om een leerling studievoortgang te laten maken op basis van een IAC, wordt die ondersteuning verdergezet.

Ondersteuning voor de leerling met een IAC wordt in samenspraak met alle partners georganiseerd.

Het CLB en ondersteuners zijn voor de school belangrijke aanspreekpunten om de ondersteuning van leerlingen met een IAC te realiseren. Pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling (PBC) zetten in op de realisatie van inclusief onderwijs in verbindende samenwerking. Zij hebben uitdrukkelijk de rol om kwaliteitsvolle individueel aangepaste curricula mee te realiseren. PBC coachen de

ondersteuners en kunnen bij het opzetten van een IAC (afwegen grenssituaties GC/IAC, afwegen redelijkheid aanpassingen, vormgeven IAC-plan, transitiemomenten, …) mee ondersteunen tot op de klasvloer. We adviseren je daarom om hen vanaf dag één bij vragen rond een IAC in te schakelen. De contactgegevens van de PBC verbonden aan jouw ondersteuningsnetwerk vind je terug op de website bij competentieontwikkeling.

3.3.6 Samenwerking met externen

Voor leerlingen met een IAC rijst vaak de vraag om een samenwerking op te zetten met externen rond hun persoonlijke toekomstplanning. Die samenwerking wordt opgestart met oog op het nastreven van de doelen op langere termijn die opgenomen zijn in het IAC-plan.

Je staat er niet alleen voor wanneer een leerling studievoortgang maakt binnen een IAC.

Verschillende betrokkenen kunnen hun rol spelen in het traject van de leerling. Weliswaar blijf je als school verantwoordelijk voor het traject. Daarbij kun je vanuit jouw regierol een beroep doen op het CLB om zijn draaischijffunctie te vervullen. Die samenwerking tussen school en CLB vormt de basis voor een goede samenwerking, ook met externen.

Omdat een traject voor leerlingen met een IAC vaak langzamer en intensiever loopt dan bij andere leerlingen, is het belangrijk om erg bewust (en tijdig) om te gaan met alle stappen in het kader van de begeleiding. In elk van die stappen is het nodig om het netwerk rond de leerling, de ouders, de school, de context en de bijzondere partners (onder andere thuisbegeleiding, CLB, multifunctioneel centrum) ten volle te betrekken en dat vanuit een gelijkwaardige samenwerking.

Gelijkwaardigheid betekent dat ieders perspectief wordt betrokken in het proces en dat alle relevante informatie erover tussen alle betrokkenen gedeeld wordt. Zo wordt er samengewerkt om een meerwaarde te bieden voor elk van de betrokken partijen. Het is belangrijk om steeds te vertrekken vanuit de ondersteuningsnoden en daarin de eigen expertise aan te brengen binnen een groter geheel. Daarbij kan elke partner aangeven wat zijn perspectief is op de ondersteuningsnoden en wat zijn specifieke bijdrage kan zijn vanuit zijn eigenheid, sterktes, rol en focus. Onderlinge discussie over noodzakelijkheid, wenselijkheid en haalbaarheid maakt vervolgens een essentieel deel uit van het overleg. Uiteindelijk wordt bepaald wie wat zal doen en hoe dat in de praktijk zal

(8)

houden. Je hebt niet alleen oog voor de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling, maar ook voor de ondersteuningsbehoeften van de leraar en de ouders. In fase 2 belichtten we in dat kader al het aspect professionalisering van leraar/zorgteam naast de initiatieven voor individuele hulp. In fase 3 kent dat een verdere continuering (of opstart).

Samenwerking met externen en gericht nadenken over het toekomstperspectief van de leerling vanuit een open kijk, speelt bij IAC in alle onderwijsniveaus, maar komt uiteraard expliciet aanbod vanaf de derde graad secundair onderwijs. Op scharniermomenten in de (school)loopbaan van de leerling dringt een uitgebreid overleg tussen alle actoren zich op. Bijzondere partners kunnen dan bijkomend deel uitmaken van dat overleg. We denken aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB), stagebegeleiders, externe hulpverleners (bijvoorbeeld een psycholoog of kinderpsychiater) (zie bouwsteen Onderwijsloopbaan).

Vanuit haar draaischijffunctie is het steeds aan de school om de partners te betrekken bij elke stap in het proces. Het zoeken naar die geschikte partners is een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen.

Een leerling met een verslag vraagt individuele begeleiding, ontwikkelingsgericht en afgestemd op de ondersteuningsnood. Een overzicht maken van samenwerkingsverbanden voor leerlingen met een IAC is daarom niet mogelijk. Veel scholen buitengewoon secundair onderwijs hebben een verregaande samenwerking uitgebouwd met verschillende externe partners voor hun leerlingen. Via collegiale consultatie, eventueel gefaciliteerd door het CLB (vanuit zijn draaischijffunctie) en pedagogisch begeleiders competentieontwikkeling of door de partners van het betrokken ondersteuningsnetwerk, kan er heel wat uitgewisseld worden. We denken daarbij bijvoorbeeld aan samenwerking met maatwerkbedrijven, contacten met VDAB, afspraken met multifunctionele centra of diensten rechtstreeks toegankelijke hulp, stageplaatsen.

Voor meer info zie ook handleiding voor de realisatie van kwaliteitsvolle IAC.

4 Buitengewoon onderwijs

4.1 Structuur

Leerlingen met een verslag kunnen kiezen voor een IAC in het gewoon onderwijs of voor een overstap naar het buitengewoon onderwijs. Daarom nemen we hier de basisinformatie rond het buitengewoon onderwijs (buo) op. Het buo wordt ingericht voor kinderen en jongeren die, tijdelijk of permanent, nood hebben aan een specifieke, orthodidactische setting. Meer informatie kun je op onze website vinden.

We onderscheiden de volgende types van buitengewoon onderwijs:

• Type 2: onderwijs aangepast aan de SOB van leerlingen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking.

• Type 3: onderwijs aangepast aan de SOB van leerlingen met een gedrags- of emotionele stoornis.

• Type 4: onderwijs aangepast aan de SOB van leerlingen met een lichamelijke en/of (neuro- )motorische beperking, al dan niet aangeboren.

• Type 5: onderwijs aangepast aan de SOB van langdurig of chronisch zieke leerlingen.

• Type 6: onderwijs aangepast aan de SOB van leerlingen met een visuele beperking.

(9)

• Type 7: onderwijs aangepast aan de SOB van leerlingen met een auditieve beperking of STOS (Spraak-, Taal- en Ontwikkelingsstoornis).

• Type basisaanbod: onderwijs aangepast aan de SOB van leerlingen die het GC van het gewoon onderwijs niet kunnen volgen, ondanks redelijke aanpassingen of voor wie de aanpassingen die nodig zijn onredelijk of disproportioneel zijn (dit type vervangt geleidelijk aan type 1 en type 8).

• Type 9: onderwijs aangepast aan de SOB van leerlingen met een autismespectrumstoornis zonder verstandelijke beperking, zoals bepaald voor type 2.

In het buitengewoon secundair onderwijs kennen we naast die types ook nog vier opleidingsvormen.

Elk van die opleidingsvormen streeft een bepaalde doelstelling (finaliteit) na:

• Opleidingsvorm 1: is onderwijs dat zich tot doel stelt om sociale vorming te geven die leidt naar integratie in een beschermd leefmilieu.

• Opleidingsvorm 2: geeft een algemene en sociale vorming en een arbeidstraining met het oog op integratie in een beschermd leef- en werkmilieu (bijvoorbeeld in een maatwerkbedrijf, voorheen

‘beschutte werkplaats’).

• Opleidingsvorm 3: geeft een algemene, sociale en beroepsgerichte vorming met het oog op integratie in een gewoon leef- en werkmilieu.

• Opleidingsvorm 4: geeft een voorbereiding op een studie in het hoger onderwijs of op tewerkstelling in het gewone werkmilieu.

Niet alle types van buitengewoon onderwijs worden georganiseerd in alle opleidingsvormen.

Schematisch vatten we dat als volgt samen:

Type Kleuter Lager Secundair

OV1 OV2 OV3 OV4

BA x x

2 x x x x

3 x x x x x x

4 x x x x x x

5 x x x

6 x x x x x x

7 x x x x x x

9 x x x x x x

4.2 Handelingsplanning

Leerlingen met een verslag hebben nood aan ondersteuning en begeleiding op maat. Daarbij wordt er systematisch en doelgericht te werk gegaan om maximaal af te stemmen op de leerling en zijn context.

In het buitengewoon onderwijs werkt men systematisch en doelgericht met een interdisciplinair team via handelingsplanning. Een veilig en orthopedagogisch basisklimaat is daarbij in het buitengewoon onderwijs een voorwaarde om te leren en te ontwikkelen op eigen tempo en volgens de eigen mogelijkheden.

Handelingsplanning is een cyclisch proces waarop het orthopedagogisch handelen in een school voor buitengewoon onderwijs gebaseerd is. Handelingsplanning gebeurt op drie niveaus:

• op niveau van de school: het schoolwerkplan (SWP);

(10)

Meer info: handelingsplanning realiseren in het buo.

4.3 Evaluatie en studiebekrachtiging

Welk studiebewijs een leerling kan behalen in het buitengewoon secundair onderwijs hangt af van de opleidingsvorm die hij volgde.

Meer info: zie studiebewijzen in het secundair onderwijs (onderwijs.vlaanderen.be).

5 Instrumenten/bronnen

Katholiek Onderwijs Vlaanderen

• Het gemeenschappelijk curriculum (GC) en het individueel aangepast curriculum (IAC) in het gewoon voltijds secundair onderwijs

• Leerlingen met een verslag inschrijven in het gewoon onderwijs

• Handleiding: de realisatie van kwaliteitsvolle individueel aangepaste curricula (IAC)

• Handelingsplanning realiseren in het buitengewoon onderwijs

• Communities of practice: Verbindend samenwerken om inclusief onderwijs te realiseren Andere

• Collegiale consultatie: https://wij-leren.nl/collegiale-consultatie.php

• Mortier, K. 2010. Het creëren van ondersteuning voor kinderen met een beperking in klassen van het regulier onderwijs: van expertmodel naar een partnerschapsmodel. U-Gent.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Je kunt ermee op zoek gaan naar barrières in de onderwijsleercontext, die voor leerlingen het samenleven op school, het leren en hun participatie in de weg staan.. Van daaruit kun

De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet de onderwijstaal indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet

Het zijn vooral de ouders van die leerlingen waar de school- carrière moeizamer verloopt en die weinig begrip of onder- steuning ervaren, die sterke bedenkingen hebben bij het

geluid het best kan waarnemen en hoe de medeleerlingen en de leerkracht zo goed mogelijk met hem kunnen communiceren zodat hij alles genoeg hoort en hij zich goed in

Tenslotte kan ik, zelf moeder van een doof geboren kind met CI, bevestigen dat de integratie in de horende wereld een tweezijdig proces is, waarin zowel het dove of slechthorende kind

Gewoon secundair

Naast het advies over de 213 aanvragen voor programmaties in de derde graad secundair onderwijs, adviseert de Vlor nog een programmatie-aanvraag in het kader van duaal leren in het

Voor programmatie van structuuronderdelen van de tweede graad aso, bso, kso en tso geldt dat ze programmeerbaar zijn mits goedkeuring door de Vlaamse Regering.. 1 De