• No results found

Die Samev/erking Herstel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Die Samev/erking Herstel"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Die Samev/erking Herstel

In Chubut is volgens ds. Sonnevelt ,,die eintlike grond en rede van die re-patriasie-beweging ... pas nog duidelik en eerlik gese deur 'n lidmaat van die N.G.K., die heer J. Stegman, namelik die onmag van dieN.G.K. om hulk gemeente in Chubut te versorg; nou moet die mense maar terug kom, dan is die kerk van die moeite en van al haargedane beloftes af" (Sonneveldt, 3 Des.

1937).

As 'n moedelose man skryf ds. Wasserfall aandie einde van 1930 reeds: lrNa 2v2jaar se ondervinding alhier is ek oortuig, dat die Afrikaners moet terug-gaan na Suid-Afrika; en hoe eerder, hoe beter! Tensy ons alleen hulle materiele belange in die oog hou, en nie omgee oor wat van hulle Geloof, Sedes en Nasionaliteit gaat word n i e " (Wasserfall, 26 Nov. 1930).

,,Ek is oortuig," het hy verder gese, ,,dat die A.A., met veel minderuitgawe, veel meer vir die liewe mense en hul kinders sal kan doen in Suid-Afrika, as om soveel geld, met so min resultate, en boenop darem nog 'n totaal onsekere

toekoms, aan hulle in hierdie imorele latynse omgewing te bestee, Wairskyn-lik sal die Algemene Armsorg byna niks aan hulle hoef te bestee nie, as hulle in Suid-Afrika onder verskillende Gemeentes sou kan versprei word" (Ibid.). Dit was niks minder as 'n erkenning deur ds. Wasserfall dat die Nederduits Gereformeerde kerk nie daarin kon slaag om sy taak suksesvol in Chubut te volbring nie.

Dat die repatriasie wat in 1937 eers werklikheid geword het vir die Neder­ duits Gereformeerde Kerk 'n uitkoms was, kan afgelei word uit die woorde van ds. Wasserfall dat hulle ,,ook gladnie naby ons ideaal met ons C.N.O. skole gaan kom nie, al werk ons nog 10 jaarhier" (Ibid.).

Volgens ds. Sorrneveld was vir die Nederduits Gereformeerde predikante die enigste hoop vir geestelike en nasionale redding van hierdie mense dus gelee ,,in het terugbrengen van ons volg naar Zuid-Afrika" (Sonneveldt, 10 Nov.

(2)

Oor die aanleidende oorsake van die repatriasiebeweging wil ons nie liicr handel nie. Vir die doel van die hoofstuk wil ons net beaam wat iemand oor die saak geskryf het, naamlik: ,,De malaise, de inautschappelijke moeilijk-heden en al de goede berichten uit liet moedeiiand, zouden niet zo gcmakkc-iijk tot de grote stap temg ,/uiistoe' hebbeu ge/eid, als Cluibat niet zi'pi ,apartlieidsprobleem' liet gekend, a! waren daar dan gecn bantoes. Ds. Van Huyssteen constateert met nadruk, dat de Argentijnse Regering ,nie al te danig in zij skik met ons mense is nie. In een aspek bet liulle rede om met die Boerekoloniste bitter teleurgesteld te wees en wei hierin dat die Afrika­ ners nie so gereed is om met sy nuwe landgenote saa/n te smelt nie'. Ver-schillende conflikten zijn er geweest. Eenmaal heeft dit zelfs tot een re I in de pers en tot een protest van officiele outoriteiten gelehl.

,, ,Hierdie teleurstelUng met ons mense verberg selfs die gewone man in die straat nie'. Het enorme probleem van de apartheid, dat zich hier aan ons voordoet, kan niet in beschouwing worden genomen. Maar niet voor zin-volle tegespraak vatbaat lijkt mif de stelliiig dat een serieuze emigratie van Christenen noodzakelijkerwijs op de duur tot integrasie komen muet, wil zij hoar roeping van Christuswege vervullen, en wil zij niet door geestelijke en natuurlike inteelt ondergaan" (Rullmann, April 1961, p . 34).

En so is voortgegaan: ,,Afgesien nog van de rechtmatige bezwaren van elke regering, niet alleen van de Argentijnse, tegen zulk een hooghartig isolement, overal waar integratie verboden of onmogelijk is, daar komt de disintegratie door het isolement" (Ibid.).

Elders skryf Rullmann: ,,Mensen die het raciale, nationale, kerklijke en geestelijke element zo in elkaars verlengde zien liggen, dat zij zeggen: ,Ver-menging en vaarwel se van sy godsdiens is sinonieme tenne', kunnen maar beter niet emigreren" (Rullmann, ongedateer, p . 83).

Deur die groeiende kontak is opgemerk en ,,via de stroom van steeds wisse-lende predikante, die op korter of longer bezoek kwamen, wercl het viiur van sterk nationale sentimenten voortdurend aangewakkerd" (Ibid., p . 82). Van 'n predikant, so het ds. Sonneveldt geskryf, ,,verwacht men, dat hij zij Udmaten en landgenooten, vooral in onzen tijd, inoed zal inspreken en staal in liet bloed zal brengen. lly schijnt mij evenwel toe, dat de leeraarsderN.G. kerk meer een geest van papbroekerigheid bevorderen. Ze beklagen de menschen, omdat ze soo moeten werken. (zie ook dit verschijnsel in het eerste stuk van Ds. van Huyssteen}" (Sonneveldt, 2] Junie 1932).

(3)

Ds. Sonneveldt het met alle mag dan ook die repatriasiebeweging beveg. Hy het die Nederduits Gerefonneerde kerk verwyt en die bevordering van die repatriasiebeweging deur die Nederduits Gereformeerde predikant gekwalifi-seer as 'n aanslag op die kerk (Rullmann, April 1961; Sonneveldt, 3 Des.

1937). Ja, ,,/iij ergerde zicli aan de wifze waarop de repatriasiebeweging als een heilig, liatianaal en Kerklijk belang werd getekend: ,mense soos x,y en z, en nog meer, wat skurke en dronklappe is, word nou in Africa as slagtoffer van Argentinie met eer en misschien met trane verwelkom!' " (Ibid., p. 35). „Zijn oplossing voor Chubut was: ,zend loch een predikant, die blijven wilJ Samenwerking! Ben sterk kerk en dan evangelisatie en zending!' " (Ibid., p. 35). In 1932 pleit ds. Sonneveldt by ouderling Rosing van Kaapstad, asook by ds. Van Huyssteen: „Houdt op met onnoodig groote onkosten te maken door deze kortstondige bezoeken, die geen winst, wel verlies brengen. Zend aan die N. G. gemeente de rechte man ...

,,Blyft men doorgaan met het zenden van telkens een anderen predikant, die dan een paar nwanden blyft, of sendt men een minder geschikt persoon, dan is de geestelijke ellende der N.G. lidmaten niet te overzien Tuist omdat ik, ondanks al het gebeurde niets anders dan het goede ook voor de N.G. broe-ders en zusters wensch, daarom geef ik dezen raad ... zoo dit nie mogelijk is, zou het nog beter zijn dat die N.G. kerk in broederlifke onderhandeling met den gereformeerden Kerkeraad trad teneinde weer te geraken tot een eerlijke saamwerking, tot heil van alien. Maar dit zalzeker, niet zoo gemakkelifk gaan, want men beschouwt het zeker als een ramp, dat de menschen alien zullen komen onder de gereformeerde prediking van Gods Woord. En ik gevoel reeds dat het geven van dezen raad weer verkeerd kan worden uitgelegd; dat men zegt: Ds. Sonneveldt en zijn kerk willen de baas zijn. Het is zoo jammer, dat er altyd zulke onbroederlijke conchisies worden getrokken, maar dit mag ons niet ontslaan van den plicht om rond en open voor onze opinie uit te komen, aangezien we alleen het belang van ons volk op het oog hebben ... De leeraar die in Chubut komt arbeiden, zal ook een man met een ruim hart moeten zijn. Met name tegenover het volk in welke midden we leven, het la-tijsche ras.

,,Dikwels treft ons een nationale eigengerechtigheid tegenover andere naties en rasse, die ik van christelijke standpunt niet begfqpt. Ook in dit opzicht is door ds. Wasserfall minder tactvol gehandeld. Het scheelde niet veel of het was tog ter laatster ure een drama met hem geworden ... u weet nu een en ander, ook wat de schreeuwende behoefte die gemeente is: een MAN die zichjaren wil opofferen voor zijn vo Ik "(Sonneveldt, 22 Junie 1932).

(4)

-305-Daar was vir hom in die situasie waarin die Nederduits Gerefonneerde Kerk

Chubut hom bevind het, dus net twee moontlikhede: ,,Het zeiulen van een

MAN, die zich geheel en vele jaren aan de N.G. gemaente wil geven; of het

die herstel der vroegere samenwerking" (Sonneveldt, 10 Nov. 1936). Die rede

waarom hy hiervoor pleit, is ,,opdat ons volk zijn roeping kan vervullen in

dit deel der wereld, om het zitivere Evangelic uit te dragen" (Ibid.).

,,Gelukkig kom daar nou tamelik Hollanders na Argentina," skryf hy aan ds.

Postma, ,,sodat daarom die Gerefonneerde kerk nie sal vernietig word, maar

miskien nog sal groei, sodat ons op die end tog nog as 'n s'out en lig in dit

deel van Gods mooie skepping sal kan optree" (Sonneveldt, 3 Des. 1937).

Hiervoor was geen offer vir hom te groot nie. ,,Die hoogste ere vir 'n volk,"

het hy verder geskryf, ,,is om instrument te wees in Gods hand tot

uitbrei-ding van Sy koninkryk.

ir

Dit is tog die calvinistiese opvatting en daarom is ons so teleurgesteld dat

ons by die Afrikaanse leeraars niks van hierdie heilige geesdrif vind" (Tbid.).

,,Als Gerefonneerde," so het hy. elders geskryf, ,,hebben we ook in Argen­

tine een schoone roeping. We hopen bidden, dat de gemeenten in dit land

die roeping al meer en meer mogen verstaan en door saamwerking ook mogen

volbrengen. Juist het besef.dat we een heilige roeping hebben te vervullen,

waar de Heere ons een woonplaats gaf zal ons tevreden maken met ons lot

en leven, en aan ons leven waarde en inhoud geven.

,,Daartoe hopen we ook verder te arbeiden onder ons volk in Clrubut, zoolang

de Heere ons spaart en daartoe wept en bekwaamt" (Sonneveldt, 24 Jan.

1933).

Wat hom diep teleurgestel het gedurende die tyd, was die feit ,,dat er nooit

een poging is aangewend, om eers met die Gerefomieerden een samespreking

te houden, in het algemeen belong van ons Afrikaansche volk" (Sonneveldt,

10 Nov. 1936).

Dit was ds. Sonneveldt se hartewens „en mi/n innige bede, dat nog eens in

Chubut de oude tijden mogen terug keeren; de tijden van onderlinge liefde,

saamhorigheid en eendracht. Opdat daardoor het kerkelyke leven weer tot

bloei kome en ons volk moge leven en streven bij den eenige troost" (Ibid.).

(5)

■1. SAMEWERKING - WEER IN DIE LUG.

Ds. Sonneveldt mog wel tevergeefs gewag het vir die Nederduits Gerefor­ meerde kerk om met die Gereformeerde kerk „samesprekings te houden, in het algemene belang van ons Afrikaansche volk", tog kon hy hom nie weer-hou om voelers na die Nederduits Gereformeerde kant uit te steek, om hulle gevoelens oor hernude samewerking te toets nie. Die neerslag van sy inisiatief vind ons in 'n brief van Jan van Norden aan Tiens Visser waarin hy versoek dat 'n byeenkoms op Saterdag 4 Maart 1933 gehou moet word ,,van Ned. Gereformeerde en Gereformeerde kerkraadsleden in byzijn van beide predi-kanten om tot een accoord te komen en alle bestaande haakplekjes weg te nemen" (Van Norden, 18 Feb. 1933).

Reaksie op die brief kon nerens opgespoor word nie. Of die samespreking wel plaasgevind het, is hoogs twyfelagtig, anders sou ds. Sonneveldt nie geskrywe het dat hulle tevergeefs gewag het vir die Nederduits Gereformeerde Kerk om met hulle samespreking te hou in algemene belang van ons Afrikaanse volk nie.

Uiteindelik het daar lewe in die doodsbeendere gekom as ons in 1935 van Tiens Visser verneem dat die Gereformeerde Kerkraad na Suid-Afrika geskryf het ,,vir 'n predikant... nou as huUe die leraar nie kan kry nie, dan wil hulle 'n samewerking skema op tou sit" (Visser, 20 Junie 1935). Hy skryf verder dat hy en ds. Piek in hulle vertroue geneem is en dat die saak nog uiters geheim is, t,rnaar dit is ook bate belangrik, die samewerking as daar iets van salkom sal maar weer Ned. Geref word ... nou wil ekgraag dat die leraar wat komgoed moet gewapen wees met raad wat om te doen ... hoe grooter ons gemeente hier'word hoe makliker sal dit wees om ons verpligtinge na te kom, maar ons moet ook bale versigtig wees vir 'n stok om mee geslaan te word" (Ibid.). Die brief onderstreep by herhaling dat kerkisme in Chubut nog nie uitgesterf het nie.

Volgens Visser sou die samewerking „maar weer Ned. Geref. word". Wat hy daaimee bedoel, is nie presies duidelik nie. Wat wel duidelik is, is dat hy aan die algemene geestelike bloei van die Afrikaners deur middel van die samewerking nie gedink het nie. Wat vir hom van belang was, was: ,,hoe groter ons gemeente hier word hoe makliker sal dit wees om ons verpligtinge na te kom..." (Ibid.).

(6)

aan en adviseer ds. E.G. du Toit, die Kaapse Ringskriba, om in die lig van

die eilendige toestand waarin die Nederduits Gereformeerde Kerk Chubut

verkeer (Conradie, 20 Des. 1933), met die Gereformeerde Kerk in

Suid-Afrika in verbinding te tree ,,met die doel om samewerking te bewerkstellig,

sodat 'n Ned. Geref. Leraar hier albei die Gemeentes kan bedien endeuralbei

die kerke gesahrieer word (of selfs deur 'n Gereformeerde predikant, ofskoon

daar dan met groot versigtigheid sal moet gehandel word!)" (Conradie, Okt.

1936).

„Die basis van die gesamentlike bearbeiding," het hy gese, „ kan dieselfde

wees as die waarop Ds. Sonneveldt hierheen gekom het, maar wat deur horn

onder die voete vertrap werd en nooit naar gehandel is nie"(Ibid.).

Hy maan ds. Du Toit egter dat die stap baie goed oorweeg sal moet word,

„maar dit is die moeite werd vir albei die Gemeentes hier wat makliker saam

'n leraar kan betaal dan een gemeente alleen " (Ibid.).

Die basis van samewerking het hy in sy brief dan verder in besonderhede

uit-gewerk. Hy sluit sy brief af deur te se:

„Wanneer. daar 'n ware begeerte bestaan om die geestelike bearbeiding

tebe-vorder van hierdie twee Gemeentes dan sal 'n vreedsame samewerking op

hierdie voorwaarde heeltemal moontlik en uitvoerbaar wees — met die nodige

wysiginge naar verkiesing en bespreking. Maar daar moet wees die

BE-GEERTE om saam te werk — is daar geen begeerte vir samewerking nie, dan

sal elke Gemeente maar binne 'n afsienbare tyd moet verdwyn as Protestantse

Gemeente in Chubut. Soos die bearbeiding van beide gemeentes vahdag

ge-skied gaan beide die onvermydelike verwaarlosing en oplossing te gemoet in

die toekoms.

,JEen feit staan soos 'n paal bo water en dit is dat soIankDs. Sonneveldt die

minste seggenskap in die Gereformeerde kerk hier het, sal daar NOOIT vrede

onder die Afrikaners hier wees nie. In verband met die gedagte van samewer­

king tussen die twee Gemeentes sal daar 'n paar ou harde koppe, met hul

aanhangers, wees maar hier is alreeds 'n beweging, so half in die geheim,

optou om samewerking te bewerkstellig; of dit sal slaag sal die toekoms ons

leer" (Ibid.).

Vir die eerste keer sedert 1925 kry ons 'n wel omskrewe voorstel van die

kant van die Nederduits Gereformeerde Kerk in verband met moontlike same­

werking met die Gereformeerdes. Tot op die tydstip het die begeerte om weer

(7)

met die Gereformeerdes saam te werk, amptelik nog nie weer by die

Neder-duits Gereformeerdes na vore gekom nie.

,,As die samewerking nie tot stand kom nie,"sohet Conradie voorspel,„dan

sal elke Gemeente maar binne 'n afsienbare tyd moet verdwyn as Protestantse

Gemeentes in Chubut" (Ibid.).

Hy wys ds. Du Toit ook daarop dat „die vraagstuk van Bearbeiding van

hier-die Gemeente is uiters moeilik om op te los met sukses en hier-die Moederkerk

het seker al uitgevind dat dit een ding is om 'n Ned, Gereformeerde Gemeente

in Patagonia te stig maar heeltemal 'n ander is om die Gemeente suksesvol te

bearbei!!" (Ibid.).

Maar waarom was daar dan so 'n gejuig oor die verbreking van die

sarnewer-kingin 1925?

Met byna digterlike taal is ds. Luckhoff geroem as die een wat

,,metprysens-waardige getrouheid die taak, hoe onaangenaam ook, aangepak, nie om horn

siende of hy daardeur die guns van sy medemens sou inoes nie, maar sonder

vrees het hy gedoen wat volgens sy heilige oortuiging reg en billik was voor

God en die mens. Hy het geen persone, maar alleen heilige beginsels wat op

die spel gestaan het, in aanmerking geneem," en die samewerking verbieek.

Wat het nou van die „heilige beginsels" geword?

In elk geval, ook hy sien nou in dat samewerking die enigste behoud vir die

Nederduits Gereformeerde kerk in Chubut is.

Sou daar egter iets van hierdie voorgestelde samewerking tereg kom? Sou die

Nederduits Gereformeerde kerk in die Kaapkolonie meriete hierjn sien, en

erken dat die verbreking van die samewerking in 1925 'n groot flater was?

,,Tien faar geleden," skryf ds. Sonneveldt, ,,kon die Afrikaansche Leraars

met grooten lof nog spreken over het christelijke-nationale karakter van ons

volk; dat kon en mocht, dank zij de zamenwerking. Thans is er niets dan

klacht en heeft men schier geen hoop meer voor de toekomst. Maar.,. klagen

help hier niet. Noodig is de oorzaak van dien achteruitgang eerlijk te

erken-nen, en dan, uit liefde voor ons volk, te vragen naar het middel, dat onder

den zegen des Heeren verbetering kan brengen.

,,Nog is het misschien niet te laat, maar het kan spoedig te laat zijn! Het

woord en de daad verwachten wg nu van de Kerk in Zuid-Afrika, wier leeraars

(8)

wel konden afbreken, maar die onmachtig bleken te bouwen en te bewaren. Tien jaren geleden zeiden we in een persoonlik gesprek tegen Ds. Luckhoff: ,Gif wilt scheiden? Goed stuur dan een predikant uwer kerk en we zullen zien Wat de vrucht na tien jaar zal zijn.' Die tien jaren zijn nu voorbij en de vrucht is aanschouwd! Thans zouden wij gaarne het woordaan Ds. Luckhoff willen geven om te erkennen, dat zij optreden in 1925, om het maar zaclit te seggen, een groote mishtkking is geweest. Een vergissing waarvoor ons volk in Chubutal te duur heeft moeten betalen.

,,Op ds. Luckhoff rust nu de zedelijke plicht, om thans het verlossend woord te spreken. Zal hy dit doen? Ons volk heeft er het volste reg op" (Sonneveldt, Aug. 1936).

Die voorstel van Conradie oor moontlike samewerking was egter nou onder die inkomende korrespondensie van die Ringskriba van Kaapstad! Sal daar iets vankom?

In die lig van die bo aangehaalde skrywe van ds. Sonneveldt is dit te verstaan dat Conradie skryf: „Een feit staan soos 'n paal bo water en dit is dat solank as Ds. Sonneveldt die minste seggenskap in die Gereformeerde Kerk hier het, sal daar NOOTT vrede onder die Afrikaners hier wees nie" (Conradie, Okt. 1936).

Die moontliklieid om weer 'n samewerking te begin onder ds. Sonneveldt sou vir die Nederduits Gereformeerde kerk 'n te groot vernedering wees.' Daarom stel Conradie voor dat ,,aangesien die Gereformeerde kerk in Suid-Afrika nou 'n predikant hierheen gestuur het, ... en aangesien die Gerefor-meerdes hier nou wil loskom van die kerk in Holland en wil sorteer onder die Gereformeerde kerk in Suid-Afrika tree in onderhandeling met die Gere­ formeerde Kerk in Suid-Afrika met die doel om samewerking te

bewerkstel-lig, sodat 'n Nederduits Gereformeerde Leraar hier albei die Gemeentes kan bedien..." (Ibid.).

Of die Gereformeerdes in Chubut weer met die Nederduits Gereformeerde Kerk Chubut sou wou saamwerk, was weer 'n ander vraag. Ons kom hierop terug. Conradie wek ook die indruk asof die Gereformeerdes van ds. Sonne­ veldt ontslae wil raak. Waar hy aan die inligting gekom het, weet net hy alleen.

In elk geval, al het die woorde van ds. Sonneveldt in sy aangehaalde artikel byna aan leedvermaak gegrens, was dit sy ,,hartelyke wensch en myn innige

(9)

bede, dat nog cans in Chubut de oude tijden mogen terug keeren; de tp'den van onderlinge liefde, saamhorigheid en eendracht, Opdat daardoor het kerkelijke leven weer tot bloei kome en ons volk moge leven en sterven bij den eenige troost" (Sonneveldt, 10 Nov. 1936).

Van die samewerkingsgedagte van Conradie het niks tereg gekom nie. In die jare 1938 en 1939 is 'n groot aanta] Afrikaners egter na Suid-Afrika

gerepa-trieer (G80, 7 / 1 , Notule Repatriasiekommissie), maar daarmee was die pro-bleme van die Nederduits Gereformeerde kerk nog nie opgelos nie.

Volgens verslae het daar nog tweehonderd „siele" van die Nederduits Gere­ formeerde kerk agtergebly (RuUmann, ongedateer, p . 82). Hoe sou die ,,Moederkerk"hulle nou versorg?

2. SKAPE SONDER'N HERDER.

Ds. W.B. Loubser wat met die repatriasie belas was, het aanvanklik gesugge-reer ,,dat die gemeente ophou te bestaan, maar dat die grense van een van die gemeentes in Suid-Afrika beste miskien Kaapstad so bepaal word dat dit die Afrikaners aan ons Kerk behorende hier insluit" (Loubser, 15 Feb. 1938). Later het hy geskryf dat die aanstaande Ringsvergadering maar oor die voort-bestaan van die gemeente sal moet beslis (Loubser, 2 April 1938).

Intussen het die Algemene Armsorgkommissie die Regskommissie geraad-pleeg oor die kwessie ,,soos die ontstigting van die gemeente Chubut, die moontlike reg wat oorblywende lede van die kerk of gemeente mag he oor die Kerklike eiendomme" (Luckhoff, 9 April 1938).

Ds. Luckhoff se gedagte was ,,dat die kerkraad van Chubut die batige saldo wat hy in hande mag h& na die transaksie van verkoop van kerklike eiendom-me — aan die Algeeiendom-mene Armsorgkommissie moet oorhandig om as 'n trust-fonds vereers bewaar te word" (Luckhoff, 9 April 1938).

Op 12 Februarie 1938 is daar reeds op 'n kerkraadsvergadering (Loubser en Visser, 17 Jan. 1938) van dienende sowel as rustende kerkraadslede eenparig besluit om die stukkie kerkgrond met gebou en al te verkoop (Loubser, 15 Feb. 1938).

Ds. Loubser se motivering vir die besluit was: ,,As die reelings dan vorder soos dit tans skyn te vorder sal hier teen die middel van die jaar nie meer eers tien lidmate van ons gemeente in die dorp wees nie, en selfs hierdie

(10)

tien dink aan te gaan. Soos it weet kom die plaasmense baie selde in vir die dienste op die dorp ... die klompie liclmate op die dorp sal dan nie die koste van die instandhouding van die gebou kan bly dra nie ... (lit sal das beteken dat die plaasmense sal moet help vir die instandhoiulmg van die gebou waartoe hul nie genee is nie, aangesien hulle daar geen voordeel van

bekom nie" (Ibid.).

So is die 200 lidmate wat agtergebly het, geheel en al as wese agter gelaat. Hulle het nou selfs geen kerklike eiendom meer gehad nie.

Tog is die vakature in die onderskeie ampte op die kerkraadsvergadering van 12 Februarie 1938 aangevul (Ibid.).

Nog in 1938 het die Ring van Kaapstad besluit ora die Nederduits Gerefor­ meerde kerk ,,die in 1927 met zoveel ophef vanwege de Jieilige beginselen' geihstitueer werd." weer offisieel te ontbind (Rullmann, ongedateer, p . 28). Dit het beteken dat die tweehonderd mense eenvoudig aan hulle lot oorge-laat is.

3. DS. SONNEVELDT SE HART KLOP WARM.

Spoedig sou die kerkraad van die Gereformeerde kerk met die situasie gekon-fronteer word. Op 19 Oktober 1939 skryf J. Norval aan die kerkaad van die Gereformeerde Kerk Chubut: ,,Broeder Piet van der Walt het my vandaggevra wat om te doen. Sy skoonmoeder die oue Mejuff. Spies, wil graag'by ons nagmaal gebruik toe het ek vir horn gesi dat ek my aan die kerkraad sal rig dan kan die Kerkraad die beste doen wat hulle dink.

,,Nu vergun my ook lets te se soos ons weet is die kerk hier geheel tot niet en bestaan hier geen Gemeente of kerkraad so dat sy haar door haar kerkraad aan u te laat opdra en sy een begeerte het om indien so, voor het laats hier nagmaal te gebruik want sy is oud en word elke dag swakker en het een hart­ like verlangen" (Norval, 19 Okt. 1939).

Dit was destyds die standpunt van die Gereformeerde kerk om slegs die nag­ maal te bedien aan lidmate van die Gereformeerde kerk oorwie daarbehoor-like opsig deur die kerkraad plaasvind. Die standpunt van die Gereformeerde kerk was duidelik omskryf in die Kerkblaaie Voor Zuid-Amerika gedurende die nagmaalskwessie.

(11)

-312-Ook het die kerkraad na die ontbinding van die Nederduits Gereformeerde

Kerk Chubut besluit: ,,We zouden geen gehoorgeven aan die verzoeken van

verschillende N.G. menschen aangaande doop, aannemen, sacrament en

gebui-ken ens., tot Maart 1940. Had voor dien tyd de N.G. kerk ons genaderd dan

zouden we de N.G. menschen niet longer aan hun lot overlaten, maar wie

sich by die Gereformeerde kerk wilde AANSLUITEN zouden met open

armen ontvangen worden" (Van Norden, 10 Jan. 1940).

Want, so het Van Norden verder aan ds. Sonneveldt geskryf: „Dit zijn geen,

zooals de bemanhing van de Graf van Spee .oorlogvoerende menschen' maar

werkelijk schipbreukelingen, die door hun eigen menschen overboord zijn

gegooid"(Tbid.).

Ds. Sonneveldt wie se wens en hartlike bede nog altyd was „dat nog eens

in Chubut de oude tijden mogen terug keeren..." kon die tyd nie afwag nie

en vroeg in die nuwe jaar kom hy met 'n voorstel ten opsigte van die Neder­

duits Gereformeerde lidmate wat hy skriftelik aan Jan van Norden deurstuur.

Sy gedagte was dan dat Jan van Norden met die agtergeblewe

dorpskerkraads-lede van die destydse Nederduits Gereformeerde Kerk Chubut moet praat en

dat hulle dan 'n klein kommissie moet vorm wat met 'n voorstel van

same-werking, nadat hulle die gevoele van al die Nederduits Gereformeerde lidmate

getoets het, na die Gereformeerde kerkraad sal kom (Sonneveldt, Jan. 1940).

Met die oog op leiding aan hierdie kommissie, het ds. Sonneveldt die

voor-stelle wat die kommissie dan aan die Nederduits Gereformeerde lidmate moet

voorhou, reeds in 'n briefvorm opgestel, sodat die kommissie dit net kan

dupliseer en aan al die Nederduits Gereformeerde lidmate stuur.

Sy voorstel, wat hy die Nederduits Gereformeerde kommissie nou in die

mond wou le, en waaroor hy ook die mening van die Gereformeerde

kerk-raadslede wou he, het hierop neergekom:

„1. Die kommissie stel namens al ons lidmate voor, om voorlopig een jaar

saam te werk, sodat die Nederduitsche lidmate die voile voorregte van

die Kerklike lewe sal geniet; na een jaar sal ons dan spreek oor die

wens-likheid om verder saam te werk, of oor die moontwens-likheid om in Chubut

een kerk te vorm.

2. Die Kommissie beloof aan die Gereformeerde kerkraad fmansiele steun

voor alles wat die kerklike lewe kan bevorder; die bedrag hang natuurlik

afvan die gewilligheid van ons lidmate.

(12)

kerk-raad bywoon, om die belange van ons lidmate te behartig,

,JDie kommissie meen dat in die weg alles sal reg kom en versoek nou aan al ons lidmate om hulle instemming deur ondertekening te betuig en met liefde die bygaande lys in te vul" (Ibid.).

Wat was nou die reaksie van die Gereformeerde kerkraadslede op die voorstel-le van ds. Sonneveldt? Dit was ouderling Martin Venter wat eerste gereageer het. Hy skryf aan ds. Sonneveldt: „Ek sien nie waarom moet ons dit do en, ons kan hulle die geleentheid gee om by ons aan te sluit en Gereformeerd word, die saamwerking was vroeer geweest vir ons mense, nou dat hulle kerk hier ontbind is, is nie ons se skuld nie, laat hulle nou gereformeerd word wat wil saam lewe met die kerk en die wat nie wil gereformeerd word nie, moet maar maak soos hulle wil. Gister het ek met Jan (Van Norden) gepraat en ook met John (Venter), hulle is van dieselfde opinie ... Denk u is die Neder-duitser vandag in ons plek was dat hulle sal saam werkP nee., hulle sal een-voudig ons mense nederduits maak. So dit is nie een kwessie van dwing nie, maar hulle predikant Ds. Luckhoff het gese u kan nie op twee perde gelyk ry nie dus die samewerking is dan nie goed gewees destyds, laat hulle nou gereformeerd word" (Venter, 4 Jan. 1940).

Ons verneem dat J. van Norden dieselfde mening toegedaan was as M. Venter en in 'n afsonderlike brief skryf hy aan ds. Sonneveldt: ,,Ook ik dacht dat we deze nu voor goed hadden afgemaakt, nog wel op twee kerkraadsvergade-rings" (Van Norden, 10 Jan. 1940).

• Hy waarsku ds. Sonneveldt broederlik in die brief om nie enige handelings te verrig buite die aangewese kerkraad om nie (Ibid.). Hoe pragtig sien ons die Gereformeerde kerkreg hier in die afgelee oord funksioneer. Nie die predikan-te nie, maar die kerkraad regeer!

Die Nederduits Gereformeerde lidmate in Chubut het self ook geen toenade-ring b y die Gereformeerde kerkraad gesoek nie, en selfs in die lig van die besluit van die Gereformeerde kerkraad, by herhaling aan die Algemene Arm-sorgkommissie geskrywe om 'n predikant te stuur om hulle te kom besoek (Ibid.). Gerugte het ook reeds die rondte gedoen dat 'n predikant in Desem-ber 1939 of Januarie 1940 op besoek sou aankom (Venter, 4 Jan. 1940). Ook Martin Venter het ds. Sonneveldt gewaarsku om versigtig te wees, want John Blackie, skryf hy, het gese: „Ons kerk behoort nie hulle mense aanneem nie tensy dat die gewese ouderling een getuigskrift gee van goed gedrag. Hy verwag dat die armsorg vir horn en Schoeman sal aanstel om soo iets uit te

(13)

reik. Hy sal dan hulle lidmate adviseer om nog te wag tot hulle eers gehoor het van die armsorg" (Ibid.).

,,U sien nou," so het Martin Venter verder aan ds. Sonneveldt geskryf, ,,hoe praat hulle ons moet nie naar hulle gaan met besoeke om saam te werk nie, maar ons moet die geleentheid gee vir die wat wil oor kom om Gereformeerd

te word" (Ibid.).

Die Nederduits Gereformeerde mense in Chubut het dus nog steeds hulle hoop op die Armsorgkommissie gerig en ook geweier om in die Gerefor­ meerde kerk opgeneem te word of om saam te werk.

Ook het die Algemene Armsorgkommissie hulle nie aanbeveel om sodanige weg op te gaan nie. Diegene wat wel van voorneme was om oor te gaan, is deur die beloftes dat 'n predikant hulle nog sal kom besoek aan 'n lyntjie gehou. Wat was ds. Sonneveldt se reaksie op die houding van die Gereformeer­ de kerkraadslede ten opsigte van sy voorstel?

Aangesien die brief waarin hy op die houding van die Gereformeerde kerk­ raadslede antwoord, van groot belang is, veral ten opsigte van sy siening in verband met kerklike ontwikkelinge in Suid-Amerika, gee ons die brief groot-liks in sy geheel hier weer.

Hy skryf: ,JZk sien, dat u (M. Venter) en ook Jan en John dit nie eens is met my nie, inzake die saamwerking vir een jaar met die N.G. lidmate. U weet, ek het baie graag, dat die breeders hulle eie mening het en dit altyd uitspreek. Ons kan dit nie altyd met mekaar eens wees nie, en dan moet ons' probeer deur onderling oorleg, om die beste weg te soek. In die grand van die soak is die verskil tussen ons nie so groot nie; dit kom op die end op dieselfde neer en ons bedoel algar, om te kom tot 'n bloeiend kerklik lewe in Chubut. Nou sal ek net my gronde u meedeel, sodat u my beter kan be-gryp. In die algemeen moet, naar ek meen, ons ideaal wees, om al die Afri­ kaners te laat deel in die voorregte van die Kerklike lewe. Al het die N.G. kerk in die verlede ons minder mooi behandel, ons staan nou weer vir 'n nuwe toestand, na die ontbinding van die N.G. kerk. Ons het alle reg, om te si: ons wil met hulle niks meer te doene he nie, want hulle het ons skande-lik behandel, maar dat sou tog nie Christeskande-lik wees nie? Ons moet vergewe en hulle is tog van ons eie nasie en bloed. Juis omdat ek persoonlik minder mooi behandel is, mag ek tog nie die raad gee om kwaad met kwaad te ver-geld. Al is dir party keer moeilik, ons moet vergewe en ons moet dink aan die heil van hulle siele. Naar die eis van Gods Woord, staan ons dus voor

(14)

-315-die vraag: wat is onse plig teenoor -315-die N. G. Afrikaners.

,JEk dink hieroor is tussen ons nie verskil hie, dis nou die vraag, in welke

weg ons hulle kan en moet help. By dit punt gaat ek uit van die feit, dat

die N.G. lidmate self die plig en roeping het, om vir hulle geestelike belange

te sorg; dat is nie in die eersteplek ons plig maar hulle plig en dan viral van

hulle leiers in Afrika. Maar as ons moet constateer dat hulle maar bly stil

sit, kan ons hulle 'n wenk gee en die weg wys. Daarom het ek 'n plan gemaak,

om 'n kommissie te vorm, wat dan namens al die N.G. lidmate kan optree.

jr

Nou sal ek die gronde noem, waarom ik op die manier wil handel...

,,1. As ons besluit, dat die N.G. lidmate wat wil, aansoek doen by ons

kerk-raad, om lid van ons gemeente te word, kom ons seker vir (voor)

moei-like beslissings te staan. Daar is N.G.-lidmate, wat ons Hewers nie as

lidmate van ons gemeente sal he, en hoe moeilik sal dit wees, om

som-mige aan te neem en andere af te wys. Daar is bale N.G. lidnwte, wat

in die haste 14 jaar nooit of amper nooit by ons ter Kerk het gekom.

Dit gaan tog niet, om sulke mense, omdat sy miskien kinders het om te

doop of aan te neem, somaar as lid aan te neem. Nou is my bedoeling,

dat ons een jaar as proef neem; die mense wat dan behoorlik meelewe,

kan ons sonder beswaar aanneem; en wie dat nie doet, kan ons ook

sonder beswaar afwys.

,,2. Met die jaar as proef gee ons dan ook aan die N.G. kerk in Afrika nog

'n geleentheid, om hulle plig te doen en om hulle lidmate road te gee.

Met die oog op die toekoms is dit van groot gewig, dat later geen stryd

meer kom nie. As, soos ek dink, die raad word gegee om aansluiting

by ons Kerk te soek, kry ons waarlik 'n eensgesinde gemeente en staan

ons sterk teenoor onrusstokers; dan het die N.G. mense die gevoel en

oortuiging, dat hulle later nie die verwyt kry te hoor: fulle het julle

kraal verlaat. Die ding is, om vir die toekoms te voorkom dat

oproer-makers hulle weer kan wend tot die kerk in Afrika. Vandaar dat ek

dit nodig oordeel, dat die kerk in Afrika die advies gee om aan te sluit

by ons.

„3. Vir die bloei van die kerk in die toekoms is dit van groot waarde, dat

daar niemand tot ons kerk oorkom uit nood, omdat dit nou eenmaal

nie anders kan nie, maar dit moet vrywillig en met voile oortuiging

ge-doen word. Wat die N.G.-kerk in soo 'n geval sou ge-doen, kan vir ons nie

die maatstaf wees nie. Om seen te verwag moet elke dwang afwesig bly

(15)

-316-en moet elke lidmaat die oortuiging he: ek is vrywillig lid van die Gere­

formeerde kerk geword.

,,4. As die _N.G. lidmate gedurende een jaar nog as selfstandige groep bly

bestaan, kan hulle nog aansoek doen om 'n gedeelte van die geld van die

verkoop van hulle kerk. U weet, die geld speel nie 'n rol by my, maardit is

'n kwessie van REG. Daar is ook geld van ONS by en een klein

kapitaal-tjie sal ons seker goed te pas kom, juis om ons gemeente beter te bewerk.

Natuurlik is die laaste grond nie hoofsaak nie, maar bysaak. Ek vermoed

egter, as die N.G. lidmate dadelik by ons aansluit, dan sal hulle in Afrika

si: daar is amper nie meer N.G-lidmate nie en dus... ons behoef niks

terug te gee nie,

,,Hiermee het ek die virnaamste gronde u meegedeel en u kan hulle kalm

oor-weeg. Soos ek al gese het, die meerderheid sal beslis en op die end maak dit

nie verskil nie, as ons net die doel bereik: eenheid en bloei op Kerklike gebied

in die toekoms, tot heil van ons Afrikaner volk in Chubut" (Sonneveldt, 12

Jan. 1940).

Die doel van ds. Sonneveldt met sy voorstelle was duidelik „eenheid en bloei

op Kerklike gebied indie toekoms, tot heil van ons Afrikaner volk in Chubut!"

Martin Venter het egter, nieteenstaande die goed gemotiveerde beweegredes

van die voorstelle van ds. Sonneveldt, by sy standpunt geblyc,,om nie

saam-werking te offer nie." ,,Die Nederduitse lidmate," skryf hy, „soo ver ek weet

het nie daar na gevra nie en verwagdit ook nie ... ons mense is te min vir twee

gemeentes, een kerk sal vrede en liefde bring, twee gemeentes salaltyd die

ge-voelens van Nederduits en Gereformeerd aantas" (Venter, 24 Jan. 1940).

Aangesien die Tweede Wereldoorlog nog vol gewoed het, was dit onmoontlik

dat die Nederduits Gereformeerde lidmate 'n besoek van een of ander Neder­

duits Gereformeerde predikant sou ontvang. Dat daar 'n behoefte by die

Nederduits Gereformeerde lidmate ontstaan het om die sakramente te

ge-bruik, is 'n normale uitvloeisel van die geloofslewe.

Nadat die Gereformeerde kerkraad die eerste keer gekonfronteer is met

aan-soeke vir die doop en die gebruik van die Nagmaal deur van die Nederduits

Gereformeerde mense, het die kerkraad die Klassis Buenos Aires genader vir

advies oor die nuwe situasie (Ibid.).

(16)

onder-

-317-zoek, te bewegen lidmaat onzen Kerk te worden" (Klassiskorrespondent, 12

Maart 1941). Die klassis het die weg tot samewerking ook wel vir die kerkraad

oopgelaat, maar die kerkraad het besluit ,,om niet samen te werken, maar den

eisch te stellen dat zulke personen zich als lidmaat der gemeente aansluiten"

(Ibid.). Dit is die besluit waarop Jan van Norden ds. Sonneveldt gewys het,

nadat ds. Sonneveldt vroeg in die jaar 1940 met sy gedagte van samewerking

gekom het. Hy het aan ds. Sonneveldt geskryf dat hy gemeen het dat hulle

met die besluit ,,deze zaak nu voor goed hadden afgemaakt..." (Van Norden,

10 Jan. 1940).

Die besluit sou slegs geldig wees tot 1940 (Ibid.). ,,Had voor dien tyd de N.G.

Kerk ons genaderd dan zouden we in onderhandeling kunnen treden, was dit

niet het geval, dan zouden we de N. G. menschen niet langer aan hun lot

over-laten, maar wie zich by de Gereformeerde Kerk wilde Aansluiten zouden met

open armen ontvangen worden" (Ibid.).

In elk geval, die „N.G. kerk" het nie voor die tyd met die Gereformeerde kerk

in „onderhandeling" getree nie, en toe ds. Sonneveldt vir sy jaarlikse besoek

in Maart 1940 na Chubut kom, was hy gewapen vir die situasie waarmee hy

gekonfronteer sou word, na aanleiding van die besluit van die kerkraad.

Nog steeds was ds. Sonneveldt van mening, dat die gedagte, om 'nkommissie

van oud Nederduits Gereformeerde kerkraadslede te vorm wat dan met 'n

versoek van samewerking vir een jaar die Gereformeerde Kerkraad nader, die

beste oplossing van die kerklike situasie in Chubut sou wees. Hy het niks

daar-in verkeerd gesien om hulle 'n wenk daar-in die verb and te gee nie.

Op die kerkraadsvergadering van 16 Maart 1940 is die saak toe breedvoerig

bespreek (Notule, 16 Maart 1940, art. 5) en ds. Sonneveldt het sy gedagte

,,om hulle die weg te wys" aan die kerkraad voorgele. Hy het reeds 'n brief

opgestel wat dan aan die Gereformeerde kerkraad deur die te gevormde

kom-missie, gerig moes word.

In die brief sou die kommissie dan die volgende voorstel aan die Gereformeer­

de kerkraad maak:

„1. Ons versoek dat die kerkraad besluit tot saamwerking, sodat aan al ons

lidmate woord en Sacramente bedien sal word en aan die Jong mense die

geleentheid om belydenis af te IS.

2. Die samewerking word aangegaan voor een jaar, na een jaar, dus in Maart

1941 word saam bespreek of ons die saamwerking sal voortset of dat daar

(17)

een Kerk in Chubut salgevorm word.

3. Die Nederduitsch Gereformeerde lidmate salgaarne bydra in die koste vir die Kerklike lewe en wel met die som van.... per jaar; die helfte word ge-stort in Maart en die ander helfte in Oktober.

4. Die lidmate belowe om finansiele steun te gee vir alles wat die bloei van die kerklike lewe kan bevorder en is gewillig om vir elke huisgesin die Kerkblad te ontvang; die kommissie staan borg, dat die gelde vir die Kerkblad sal inkom.

5. Ons reken dat dit wenslik is, dat die kommissie die vergadering van die Kerkraad sal bywoon, om sodoende saam die belange van ons lidmate te behartig en ons vertrou dat daar nie beswaar teen is nie.

trAs 'n bewys dat dit die wens is van al die Nederduitsch Gereformeerde lid­ mate, gaan hierby 'n lys met die name van algar, wat die saamwerking begeer" (Sonneveldt, Maart 1940).

Nieteenstaande die feit dat ds. Sonneveldt alles in sy vermoe gedoen het om die voorstel te laat slaag, het die kerkraad hom nie van sy mening laat afbring nie, en het die kerkraad geoordeel: ,,dat deze broeders en zusters zich by onze gemeente dienen aan te sluiten, ten einde weer een kerkelijke leven te

ver-krijgen"(Notule, 16 Maart 1940, art. 5).

Die Nederduits Gereformeerde lidmate se oe het egter op Suid-Afrika gevestig gebly.

Die ,,Sinode van die N.G. Kerk in S.A." het in Oktober 1940 daarvan kermis geneem dat die laaste skof van die repatriasiewerk nog nie afgehandel was nie, en dat die Algemene Armsorgkornmissie van plan was om die ,,160 siele wat wens om terug te keer, nog vanjaar (1940) uit te bring" (Ada, 1940, p . 170). Hiervan bewus, want hulle is deur ds. LuckhofF op hoogte van sake gehou, kan daar verwag word dat hulle geen toenadering tot die Gereformeerde kerk sou soek nie.

Die Sinode moes verder verneem: trAangesien daar nog 'n aansienlike aantal Afrikaners in Argentinie agter gebly het, waarvan seker meer as 200 siele nie van plan is om terug te kom nie, die meeste tot die Gereformeerde kerk be-horende, sal die Kommissie sy aandag moet gee aan die geestelike belange van die agterblywende lede van ons Kerk. Solank die oorlog egter duur, is ons hande gebonde" (Ibid., p . 171, punt k).

(18)

-319-Ons verneem van ,,200 siele" wat nie van plan is om „terug te keer" nie, en

van ,,160 siele" wat nog uitgebring moet word. In totaal dus 360 siele. Die

feit dat die Algemene Armsorgkommissie rapporteer ,,dat as gevolg van die

oorlog hulle hande gebonde was en hulle daarom nog nie aandag aan die

belange van die agterblywende lede van ons Kerk kon aandag gee nie," dui

ook daarop dat die Algemene Armsorgkommissie gemeen het om weer 'n

predikant daarheen te stuur.

Van enige advies aan die lede om maar by die Gereformeerde kerk aldaar

aan te sluit, verneem ons op die oomblik nog hiks.

In 1941 skryf ds. Sonneveldt in De Wachter: ,,EnkeJe gezinne kwamen reeds

tot ons over, andere worden btykbaar nog tegengehouden, doordat ze uit

Afrika vememen, dat er nog wel eens een predikant van hun kerk naar

Chubut zal komen, met het doel nog meerderen terug te halen naar Afrika.

Of dit gebeuren zal, moet de toekomst leeren, maar het gevolg is, dat die

menschen nu al jaren zonder kerk en zander geestelifke bearbeiding leven,

al kunnen ze natuurlifk onze diensten bywonen. Hoe men dit kan

verant-woorden en zulk een toestand durf te bestendigen, is ons een raadsel,

even-als het feit, dat sommigen aan dit optrede hun goedkeuring kunnen geven"

(Sonneveldt, 26 Aug. 1941).

Ten opsigte van die bearbeiding van die Nederduits Gereformeerde lidmate

gedurende die jaar 1942 kon in die argiewe niks opgespoor word nie.

Uit die Kerkraad snotule van 16 Oktober 1943 verneem ons die eerste keer

weer van die „N.G.-lidmate" as ons lees." ,,(a) een brief van br. G. de Lange

met verzoek om aansluiting by de gemeente; (b) Schryven van br. J.

Schoe-man en nog 15 lidmaten van de Ned. Gereformeerde Kerk" (Notule, 16 Okt.

1943, art. 7).

Wat die inhoud van die skrywe was, kon nerens vasgestel word nie.

Die waarskynlikste lyk dus asof dit 'n aansoek was om saam die nagmaal te

gebruik. Tog lees ons direk op die bekendmaking van die skrywe: ,,Het

ant-woord op dit schryven wordt vasgesteid" (Ibid.).

Uit die notule van 11 Maart 1944 verneem ons: ,,die Nederduitsch Gerefor­

meerde broeders het nog nie geantwoord op die brief van die Kerkraad. By

die rondgang sal die leeraar en die ouderling met br. Schoeman verderpraat"

(19)

Dit lyk dus of die Gereformeerde kerkraad aan die „N.G.-lidmate", soos die mening van ds. Sonneveldt was, ,,'n wenk gegee het en hulle die weg gewys liet". Indien die Nederduits Gereformeerde lidmate met 'n versoek gekom het om saam nagmaal te gebniik, sou die Gereformeerde kerkraad in die lig van sy vorige besluite, afwysend teenoor die versoek gestaan het.

Ons het daarop gewys dat, volgens die Algemene Armsorgkommissierapport aan die Sinode van 1940 die repatriasiebeweging nog nie afgehandel was rue en dat daar nog ongeveer ,,160 siele" was wat uitgebring moes word (Acta, Okt. 1940, p . 170 (g)).

Uit die rapport van die Algemene Armsorgkommissie aan die Sinode van 1945 verneem ons dat daar nog 'n paar geselskappe was wat oorgebring sou word, ,,maar weens die oorlogstoestande moes die werk gestaak word" (Acta 1945, p . 176 XIII (a)).

Wie tussen die reels lees, sal merk dat daar van die terugbring van hierdie 160 siele verder niks sal kom nie. Die Algemene Armsorgkommissie het verder aan die Sinode berig, dat volgens die jongste inligting „daar nog 140 siele van ons Kerk is wat agter gebly het. 'n Ernstige versoek het die Kommis-sie namens hierdie agterblewendes bereik dat iemand oorgestuur moet word om hulle te besoek en te bearbei" (Ibid., (d)).

4. DIE Oe NOG STEEDS OP SUID-AFRIKA GERIG.

Dit blyk dus dat die meerderheid van die Nederduits Gereformeerde mense hulle nog steeds as 'n onverbonde groep gehandhaaf het, en tot hede toe, nie-teenstaande die „weg" wat deur die Gereformeerde kerkraad aan hulle gewys is, nog geen toenadering tot die Gereformeerde kerk gesoek het nie.

Maar wat het die Algemene; Armsorgkommissie besluit ten opsigte van die versoek van hierdie Nederduits Gereformeerde lidmate?

,,Die kommiss'ie'het die saak simpatiek oorweeg en ondersQekj~maar is ge-dwing om tot die besluit te kom dat weens die abnormale hoe kostes aan 'n passaat verbonde en ander moeilikhede vanwee die oorlogsomstandighede dit nie moontlik is om vir die teenswoordige iemand te stuur nie" (Ibid., (d)). Meer as ses jaar was reeds verby sedert die vorige groep Chubut verlaat het, en gedurende die tyd het die mense wat agtergebly het, steeds in die verwag-ting gelewe dat die Algemene Armsorgkommissie iemand sou stuur om hulle

(20)

geestelik te kom versorg, en om hulle terug te neem na Suid-Afrika.

Met die besluit van die Algemene Armsorgkommissie het hulle verwagtings egter in duie gestort en onwillekeurig dring die vraag na vore: Waarom het die Algemene Armsorgkommissie nie die mense reeds jare gelede geadviseer om by die Gereformeerde Kerk Chubut aan te sluit nie? As hulle in Suid-Afrika terugkom, dan kon hulle hulle mos weer by een of ander Nederduits Gereformeerde kerk gevoeg het? Die feit dat die Algemene Armsorgkommis­ sie nie 'n tussentydse reeling met die Gereformeerde kerk getref het vir die geestelike versorging van die Nederduits Gereformeerde lidmate nie, verraai in die lig van die verlede tog 'n sondige kerkisme.

Die Sinode het egter op voorstel van di. A.D. Luckhoff en J.J. Wasserfal] be­ sluit om aan die Algemene Armsorgkommissie op te dra „om so gou moontlik — nog in Januarie of Februarie as dit kan geskied — 'n predikant na Argenti­ ne te stuur dm die lede van onsKerk wat agtergebfy het te besoek en rapport te doen met die oog op voorsiening vir hulle verdere geestelike bearbeiding, en sodoende, die Repatriasie skema af te rond" (Acta, 5 Nov. 1945, p . 337, punt XIII). Nadat hulle ses jaar aan hulleself oorgelaat is, word daar nou weer 'n predikant gestuur „om rapport te doen met die oog op die voorsiening vir hul verdere geestelike bearbeiding en sodoende die Repatriasie skema af te rond".

„Niet alleen sommige kinderen, ook sommige moeders leren het nooit," is 'n Nederlandse gesegde, wat ook hier van toepassing gemaak kan word. Al het die Algemene Armsorgkommissie wel by die sinode aanbeveel om nie weer 'n predikant daarheen te stuur nie, is die Nederduits Gereformeerde lid-mate in Chubut nog steeds geihspireer deur berigte uit Suid-Afrika, dat 'n leraar binne afsienbare tyd daar 'n besoek sou afle (Cleland, 3 Okt. 1945). In elk geval, die verwagtinge is nie beskaam noudat die Sinode besluit het om tog 'n predikant te stuur nie.

Die Algemene Armsorgkommissie het dadelik aan die werk gespring om 'n geskikte predikant vir Chubut te vind. Dr. C.C. Nepgen van Napier is genader en hy sou in September 1946 vertrek (Luckhoff, 25 Julie 1946). Ongelukkig het daar van sy sending niks gekom nie, aangesien die skip waarmee hy sou gaan, op 'n myn geloop en gesink het (Luckhoff, 11 Aug. 1947). Weens ander verpligtinge kon ds. Nepgen nie later gaan nie en moes iemand anders gesoek word (Nepgen, 12 Maart 1947). Ds. J.C. van Niekerk van Piketberg is toe deur die Algemene Armsorgkommissie genader (Luckhoff, 31 Maart

(21)

19.47). Hy was gewillig om te gaan en alle vooibereidings is getref, sodat hy

in Oktober 1947 kon vertrek (Luckhoff, 1 Aug. 1947).

Die begeerte om te gaan, het selfs baie sterk by ds. Luckhoff opgekom, maar

hy het gese: ,JEk is nou al oud en afgetree en ek reis nie meer so maklik soos

20 jaar gelede nie" (Luckhoff', 31 Maart 1947).

5. TOENADERING.

Dit is belangrik om op die stadium te let op die siening van ds. Luckhoff in

verband met toekomstige kerklike ontwikkelinge in Chubut.

Nadat Blackie die versekering gegee .is. „dat die besoek-leraar horn nie sal

bemoei met verdere repatriasie-voorstette nie..." (Luckhoff, 25 Julie 1946),

gaan hy voort deur te se: „Soos u ook dink, is dit dan nou die aangewese

tyd om nouere samewerking te soek onder al die Afrikaners in Chubut. Dit

sal in almal se belong wees, Gereformeerd sowel as Nederduits Gereformeerd.

lr

Dit sal in die stryd, vir behoud van die taal en godsdiens van die Afrikaners

in Chubut, van groot betekenis wees as daar 'n nuwe en betere samewerking

teweeg kan gebring word. Is dit dan nie nou die aangewese tyd vir die Gere­

formeerde lede om hulle te wend na die Gereformeerde Kerk in Suid-Afrika

nie, en om die konneksie met Holland en die Verenigde State van Amerika

te breek nie?

lr

As hulle dit sou doen is daar 'n vooruitsig dat die twee Kerke in die Unie

met mekaar raad hou en saamwerk vir die geestelike bearbeiding van die

Afrikaners in Chubut. Dit sou 'n oplossing vir al die moeilikhede wees. Die

twee kerke kon b.v. beurte neem, om te verseker dat gedurende die

somer-maande die Afrikaner gemeenskap 'n predikant uit Suid-Afrika sal he. Ukan

gems die leiers van die Geref. Kerk oor die saak pols, maar dan moet u ook

versigtig wees en nie se dat ek die raad gegee het nie, anders is daar dalk

wan-troue in die harte" (Ibid.).

Waaiom was dit die aangewese tyd, volgens ds. Luckhoff?

Blackie het aan ds. Luckhoff geskiyf „dat ds. Sonneveldt aan sy gemeente

in Chubut kennis gegee het, dat hy nie langer die gemeente kan bearbeinie"

(Ibid.). Waar Blackie die inligting gekiy het, is onbekend. In elk geval blyk

dit nou dat ds. Sonneveldt vir ds. Luckhoff nog altyd die doling in die vlees

was, met die oog op samewerking.

(22)

Daar was egter vir hom nog 'n voorwaarde: die Gereformeerdes moet hulle

konneksie met Holland en die Verenigde State van Amerikabreek!

Die gedagtegang van ds. Luckhoff wat agter hierdie voorwaarde gesit het,

is moeilik om te begryp. Die gedagte van samewerking was ongetwyfeld 'n

positiewe stap in verband met die geestelike bearbeiding van die Afrikaners

in Chubut. Dit is die eerste keer sedert 1925 dat die gedagte van samewerking

aan die Nederduits Gereformeerde lede in Chubut gesuggereer is en dit deur

niemand anders as deur ds. Luckhoff nie.

In Oktober 1947 het ds. J.C. van Niekerk toe na Chubut vertrek om,

ooreen-komstig die Sinodebesluit van 1945, rapport te doen met die oog op die

voor-siening vir hul verdere geestelike bearbeiding en sodoende die repatriasie af

te rond.

Wat die afronding van die repatriasie betref, het ons reeds gesien dat ds. Luck­

hoff vir Blackie die versekering gegee het ,,dat die besoek-leraar hom nie sal

bemoei met verdere repatriasie voorstelle nie!" (Luckhoff, 25 Julie 1946).

Ds. Van Niekerk het vanaf die helfte van November 1947 tot die helfte van

Januarie 1948 daar gearbei (Van Niekerk, 23 Jan. 1948). Tydens sy besoek

aan die Nederduits Gereformeerde lede in Chubut het ds. Van Niekerk by

geleentheid 18 kinders gedoop (foto in my besit — F. de B.) en 19 persone

belydenis van die gelooflaat afle (Ibid.).

(23)

Volgens 'n lys wat hy „van die lede van onsKerk in Chubut" (Ibid.) gemaak

het, het dit geblyk dat daar nog ,,145 siele en 80 lidmate uit plus minus 520

siele van die Afrikaanse gemeenskap aan ons Kerk behoort" (Acta, 20 Okt.

1949, p. 238(e)).

Die geringe ,,sieletal", die hoe koste aan die sending van 'n predikant

verbon-de en die feit dat dit slegs moontlik is om eenmaal in 'n paar jaar iemand vir

'n paar maande oor te stuur, het die Algemene Armsorgkommissie laat

be-sluit ,,dat dit nie in die vooruitsig gestel kan word nie om weer 'n afgesant

te stuur, en dat met die Gereformeerde Kerk hier te lande onderhandel moet

word in sake die bearbeiding van die gemeenskap aldaar" (Ibid.). Die

be-sluit met die motivering soos dit in die Sinodale handelinge staan, skep die

indruk dat die Nederduits Gereformeerde kerk net in groot getalle

belang-stel. Noudat daar net ,454 siele" is, nou kan die Gereformeerde kerk maar

oorneem. Wei het die Algemene Armsorgkommissie aan die sinode

gerap-porteer dat die Kommissie bereid was om in die verb and hulp te verleen.

Die aanbevelings is reeds op 22 April 1948 aan die Sinodale Kommissie

ge-doen.

6. DIE SAMEWERKING HERSTEL.

Net na die vergadering van die Sinodale Kommissie skryf ds. Van Niekerk op

27 April 1948 aan John Blackie dat die Sinodale Kommissie eenparig besluit

het ,,om die Gereformeerde kerk te vra om ons mense daar met Woord en

sakramente te bedien, en nou lyk dit of daar samewerking sal kom" (Van

Niekerk, 27 April 1948).

Hy vermeld dan verder dat daar ook 'n brief in die verband aan ds.

Sonne-veldt gerig sal word „en dan kan hy en sy Kerkraad die kommissie ontmoet

en sake verder met u bespreek" (Ibid.).

,JDie samewerking," het hy verder geskryf, ,,moet op gelyke voet wees en

net soos ek die Gereformeerdes behandel het, net so moet julle behandel

word, maar dan moet ons mense daar ook gebruik maak van die Kerke en

nagmale" (Ibid.). Hy het Blackie verder verseker dat dit nie die

moontlik-heid uitsluit dat hulle nog altyd 'n Nederduitse leraar kan. oorvra wanneer

hulle dit verlang nie (Ibid.).

So sluit hy sy skrywe aan Blackie af: ,fik hoop dat daar 'n lieflike same­

(24)

Wat die motiewe van die Algemene Armsorgkommissie ookal was vir die besluit, samewerking tussen die Nederduits Gereformeerdes en die Gere-formeerde Kerk is weer in die vooruitsig gestel en so is daar ook weer nader beweeg aan kerklike eenheid onder die Afrikaners in Chubut.

Hoewel die Algemene Armsorgkommissie voorgestel het om met die Gere-formeerde Kerk hier te lande te onderhande] in sake die bearbeiding van die gemeenskap aldaar, besluit die Sinodale Kommissie eenparig om die kerkraad van die Gereformeerde kerk in Chubut te vra „om die lidmate van ons Kerk aldaar onder hulle toesig te neem, te bearbei en aan hitile die sakramente te bedien" (Sonneveldt, 25 Nov. 1948; Van Niekerk, 16 Aug. 1948).

Dat dit 'n heuglike tyding vir ds. Sonneveldt was, is 'n uitgemaakte saak. Ds. Sonneveldt het na die ontvangs van die besluit dadelik kopiee daarvan laat maak en aan elkeen van die Gereformeerde kerkraadslede gestuur, ,,so-dat hulle daaroor kon dink, om dan die versoek op die eersvolgende vergarle-ring van die kerkraad te behandel" (Ibid.).

Op 9 Oktober 1948 het die kerkraad van die Gereformeerde Kerk Chubut dan ook eenparig besluit om aan die versoek te voldoen (Ibid.). Ds. Sonne­ veldt het onmiddellik hierna aan die Sinodale Kommissie geskryf, dat hulle versoek geheel en al ooreengestem het ,,met die van die Kerkraad en lidmate van die Gereformeerde Kerk in Cliubut" (Ibid.).

Ds. Sonneveldt en die kerkraad het nie op hulle laat wag nie, en die volgende dag reeds 'n samespreking met die kommissie van die Nederduits Gerefor­ meerde lidmate gehou (Notule, 9 Okt. 1948 , Naskrif).

Aan die kommissie van die Nederduits Gereformeerde lede in Chubut is die besluit wat die kerkraad die vorige dag geneem het, meegedeel en hulle is gevra „of dit ook hulle hartlike begeerte is, om tot samewerking te kom" (Ibid.). Dit was met blydskap dat ds. Sonneveldt aan die Sinodale Kommis­ sie kon skryf: ,,Soos ons verwag, het die breeders op die vraag van harte bevestigend geantwoord; dit was hulle begeerte om weer, net soos vroeer, in liefde saam te werk. En so het, tot aller blydskap, die samewerking tot stand gekom. Mag die seen van die Here daarop rus" (Sonneveldt, 25 Nov.

1948).

Daar is verder besluit dat die samewerking dadelik in werking sal tree, ,,sodat die leraar by die rondgangdieN.G.-lidmate sal bedien" (Notule, 9 Okt. 1948,

(25)

-326-Naskrif).

Daar is verder besluit om in die wyke ,,Sierra Chaira en Sierra Quadrada 'n

diaken vir die Gereformeerdes en twee ouderlinge vir die N.G. lidmate te

kies" (Ibid.).

As ouderlinge is John Blackie en Douglas Dickason toe ter approbasie aan die

gemeente voorgehou (Ibid.; Sonneveldt, Des. 1948).

„Dit was vir my 'n voorreg en genoee," skryf ds. Sonnevedlt, ,,om aan die

lid-mate van die Nederduits Geref. Kerk, weer die Woord en Sacramente te

be-dien" (Sonneveldt,25 Nov. 1948).

Ook met groot dankbaarheid in sy hart kon ds. Sonneveldt aan die kerkraad

van die Gereformeerde Kerk Buenos Aires rapporteer ,,dat die samewerking

tusschen die Gereformeerde Kerk en die Nederduitsch Gereformeerde Kerk te

Comodoro Rivadavia weer geheel hersteld is en weer bediend word door hem

als vroeger" (Notule B.A., 27 Nov. 1948).

Aandoenlik is dit wanneer ons verder in die notule lees dat ds. Sonneveldt

,,achte het een groote genoegdoening dat de laaste fare van zij arbeid in

Chu-but de vrede en overeenstemming weer is verkregen zooals het was de eerste

jaren van zifn bediening aldaar" (Ibid.).

Sowel ds. P. du Toit, algemene sekretaris van die Algemene

Armsorgkommis-sie, as ds. W.A. Landman, waarnemende Scriba van die Sjnode, het met dank

gereageer op die bekendmaking van die besluit van die kerkraad van die

Gereformeerde Kerk Chubut, en die nuwe samewerking wat tot stand gekom

het (Landman, 17 Des. 1948; Du Toit, 10 Des. 1948).

Ds. Landman sluit sy brief af met die vertroue ,,dat dit nou.veel beter met

die geestelike bearbeiding van ons geloofsgenote in die vreemde sal gaan, en

dat daar spoedig 'n gees van ouderlinge vertroue en liefde sal wees.

,JMet toebidding van die seen van die Here op u persoon en werk en met

hartlike broedergroete" (Ibid.).

So het die samewerking na 'n stryd van meer as twintig jaar weer tot stand

gekom.

>t

Het oude ideaal van samewerking," skryf Rullmann, „kreegnu niet

alleen synodale sanctie, maar men deed een belangrijke stap naar de

een-wording" (Rullmann, April 1961, p. 35).

(26)

-327-7. SAMEVATTENDE KONKLUSIE.

Wat is die Raadsplan van die Here nie wonderskoon nie, dat Hy juis ds.

Sonneveldt wat 'n Nederlander was en buite die historiese ontwikkeling van

die Kerk in Suid-Afrika gestaan het, na Chubut gestuur het as buffer en

kata-lisator in die proses van kerklike eenwording.

Uit die optrede van ds. Sonneveldt om weer 'n samewerking te bewerkstellig,

het dit duidelik geblyk dat hy slegs deur die suiwerste en onbaatsugtigste

motiewe aangevuur was. Ja, dat hy slegs die kerke en die Koninkiyk van Jesus

Christus in Argentinie voor oe gehad het. Kerkisme het vir hom nie bestaan

nie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

23.05.1761 Barend Meenkschoppe?, wedr en Enneken Buijtenbosch, onder Winterswijk 06.06.1761 [getrouwt te Dinxperlo] Gerrit Willem Overbeek, jm alhier, en Johanna.

Om docenten te helpen bij het vinden van deze antwoorden, hebben wij, Marlies de Groot en Philo Offermans, een module opgesteld voor ‘de Academie voor mbo-taaldocenten’ om

Omdat in de originele tekst de Griekse y en de Hollandse ij veelal door elkaar zijn gebruikt en de bedoeling niet duidelijk is (vaak werd de Griekse y geschreven als ÿ), heb ik

Ned. at Smallstonemediasongs.com) Reproduction of this publication without permission of the publisher is a criminal offense subject to prosecution. Hoop die leeft

[r]

Samen gaan we in geloof op weg, één plus één zijn er al twee.. Zie, zoals de herders in die nacht, God, geboren in

Table 2: Median total expected waiting time from referral by GP to treatment, by specialty, 2020 (in weeks) Table 3: Median patient wait to see a specialist after referral from a GP,

Policy recommendations to mitigate the physician shortage emphasize on increasing enrolment at medical schools, improving the distribution of physicians in urban and rural areas