• No results found

Advies over waterberging in de Bosbeek-Witbeek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies over waterberging in de Bosbeek-Witbeek"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies over de ecologische impact van

het project waterberging

Bosbeek-Witbeek stroomopwaarts Neeroeteren

Adviesnummer: INBO.A.3285

Datum advisering: 20 april 2015

Auteurs: Jan Wouters

Contact: Marijke Thoonen (marijke.thoonen@inbo.be) Kenmerk aanvraag: ANB-INBO-BEL-2015-22

Geadresseerden: Agentschap voor Natuur en Bos Provinciale Dienst Limburg

T.a.v. Kobe Janssen

Koningin Astridlaan 50 bus 5 3500 Hasselt

kobe.janssen@lne.vlaanderen.be

Cc: Agentschap voor Natuur en Bos

(2)

Aanleiding

De VMM onderzoekt de mogelijkheden van bijkomende waterberging in de vallei van de Bosbeek en Witbeek. Er werden reeds verschillende scenario’s onderzocht op hun hydraulische haalbaarheid en effectiviteit.

Mogelijks conflicteren de voorgestelde maatregelen voor waterberging met de ecologische doelstellingen voor de Bosbeekvallei en Witbeekvallei.

Vraag

Verhinderen de voorgestelde maatregelen voor bijkomende waterberging het bereiken van de ecologische doelen in de vallei van de Bosbeek en Witbeek?

Toelichting

1

Inleiding

1.1 Overstromingsrisicobeheerplan Neeroeteren

De Vlaamse overheid wenst het overstromingsrisico in Neeroeteren te verkleinen (Figuur 1).

Figuur 1 Risico op overstroming in Neeroeteren bij een piekdebiet met een retourperiode van 100 jaar (T100), bron: VMM

(3)

Om tot doordachte keuzen te komen heeft de VMM zeven modelscenario’s uitgewerkt: Scenario 1. aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG)

a. basisscenario GOG Volmolen

b. extra berging Witbeek SA (= stroomafwaarts) Volmolenstraat c. GOG Volmolen, beperkte dijkwerken

Scenario 2. extra berging SO (=stroomopwaarts) Opoeteren Scenario 3. slibruiming SA verdeelkunstwerk

Scenario 4. bypass Neermolen

Scenario 5. verwijderen betonconstructie Gerbruggemolen

Scenario 6. dijkwerken Opoeteren en verbinding Bosbeek – Oude Bosbeek Scenario 7. totaalscenario

1.2 Instandhoudingsdoelen

De Bosbeekvallei maakt deel uit van de Speciale Beschermingszone (SBZ) “BE2200043 Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik”. Voor deze SBZ is het herstel van de natuurlijke waterhuishouding en/of verbetering van de natuurlijke hydrologie in het beekdallandschap een belangrijke doelstelling. De SBZ is van groot belang voor typische beekbegeleidende en grondwater gevoede habitats (Elzenbroekbossen, Moerasspirearuigtes, venige vegetaties). Een goede staat van instandhouding van deze habitats kan enkel gerealiseerd worden door het herstel van de natuurlijke hydrologie: een (lokaal) intact grondwatersysteem (voldoende kwel en beperkte ontwatering) en een kwaliteitsvolle beekstructuur met een natuurlijk overstromingsregime. Voor de Beekprik wordt in de SBZ gestreefd naar een populatie in een goede staat van instandhouding.

2

Beoordeling scenario’s i.f.v. ecologische doelen

In dit advies worden, conform de vraagstelling, de scenario’s op basis van de ons beschikbare informatie en tijd vooral op hun globale impact op het bereiken van de instandhoudingsdoelen beoordeeld.

2.1 Scenario 1: Aanleg van gecontroleerde

overstromingsgebieden (GOG)

In het ORBP staat de aanleg van één of meerdere GOG’s centraal. De aanleg van GOG’s brengt in het algemeen een aantal risico’s voor het landschap en natuurbehoud met zich mee. Immers, de overstroombare oppervlakte is hier beperkt, waardoor het piekdebiet moet afgetopt worden op een beperkte oppervlakte. De overstromingsduur, -diepte en –frequentie wordt dan aanzienlijk hoger dan wat “van nature” plaatsvindt. Bovendien wordt al het meegesleurde sediment afgezet op die beperkte oppervlakte, wat in het bekken zelf zorgt voor sterke eutrofiëring tot zelfs compleet afdekken van de aanwezige vegetatie (De Becker, 2009). In het specifiek geval van de GOG Volmolen kan het volgende opgemerkt worden:

(4)

Figuur 2 Situering van twee locaties voorgesteld als GOG in de omgeving van de Volmolen

In de GOG’s zullen locaties met een habitattype of een regionaal belangrijk biotoop (rbb) (frequenter) overstromen. Dat is vooral het geval voor scenario 1a waarbij bijna 80% van de actuele vegetatie tot een habitattype of regionaal belangrijk biotoop kan gerekend worden. In scenario 1b is dat nagenoeg niet het geval (<1 -10%).

Overstromingen met oppervlaktewater kunnen de vegetatie op een aantal wijzen beïnvloeden (zie Kadertekst 1). Voor de meeste natuurtypen brengt een overstroming een bepaalde stress of een verstoring met zich mee. In welke mate een overstroming verdragen wordt, is specifiek voor een natuurtype en hangt voornamelijk af van de periode van het jaar (al dan groeiseizoen), de duur van de overstroming, de frequentie, de diepte en de waterkwaliteit. Runhaar et al. (2004) en De Nocker et al. (2007) maakten een uitgebreide literatuurstudie over de invloed van waterberging op vegetaties. Tabel 2, 5 en Tabel geven een overzicht van de tolerantie voor overstroming alleen m.b.t. het aspect verdrinking voor de vegetatietypen die door de scenario’s 1 en 2 kunnen beïnvloed worden. Tabel 4 en 7 tonen de tolerantie voor overstromingen m.b.t. aspect eutrofiëring voor deze vegetatietypen. Daarenboven bestaat er,

zeker op bodems rijk aan organisch materiaal, het risico op interne eutrofiëring (= toegenomen beschikbaarheid van voedingsstoffen die reeds in de bodem aanwezig waren).

Hoewel een gedetailleerde bespreking buiten de vraagstelling valt, kan hiermee wel al aangegeven worden dat er effecten van de overstromingen op de er voorkomende vegetaties en tot doel gestelde habitattypen te verwachten zijn.

(5)

Kadertekst 1 Invloed van overstroming op vegetaties

Overstroming met oppervlaktewater kan de vegetatie en de fauna op een aantal manieren beïnvloeden. In de eerste plaats is er sprake van fysieke beïnvloeding. Organismen kunnen verdrinken, door de stroming worden meegevoerd of bedekt raken met aangevoerd zand en slib. Daarnaast worden met het water tal van stoffen aangevoerd die de aanwezige organismen direct of indirect beïnvloeden (Runhaar et al., 2004). De verschillende processen die bepalend kunnen zijn voor de effecten van overstromingen op de soortensamenstelling van een ecosysteem, worden samengevat weergegeven in Figuur 3.

(6)

Tabel 1 Oppervlakteverdeling natuurtypen in de voorgestelde GOG's

Natuurtype : habitattype, regionaal belangrijk biotoop(=rbb) subtype Oppervlakte

(ha) Aandeel (%)

basisscenario GOG Volmolen

rietland (rbbmr) 544,80 23,1

geen habitattype or regionaal belangrijk biotoop 514,97 21,8

alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (habitattype 91E0) Mesotroof broekbos 356,91 15,1 alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (habitattype 91E0) 208,51 8,8 alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (habitattype 91E0) Ruigte-Elzenbos/Mesotroof broekbos 194,56 8,2 alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (habitattype 91E0) Oligotroof broekbos 158,89 6,7

vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem (rbbsf) 120,49 5,1

dottergrasland (rbbhc) 93,06 3,9

zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (habitattype

9120) Zomereiken-/Wintereiken-Beukenbos 82,32 3,5

eutrofe plas (geen habitattype) 66,78 2,8

gagelstruweel (rbbms) 13,58 0,6

oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten (habitattype 9190) 6,24 0,3

extra berging Witbeek SA Volmolenstraat

geen habitattype or regionaal belangrijk biotoop 913,65 90,5

onbepaald 88,50 8,8

alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (habitattype 91E0) 4,50 0,4

(7)

Tabel 2 Combineerbaarheid van waterberging (aspect verdrinking) voor actuele bostypen in de Bosbeekvallei, naar Runhaar et al. (2004) en De Nocker et al. (2007)

Periode Duur Frequentie Diepte 1 5 6 Bostype 7 8 10 12

(8)

Tabel 3 Bostypen

Bostype Habitattype Regionaal belangrijk biotoop

1 Zuurminnende Atlantische beukenbossen met

ondergroei van Ilex of soms Taxus 9120 Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus

robur op zandvlakten 9190 5 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus

excelsior - Oligotroof broekbos 91E0_vo 6 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus

excelsior - Mesotroof broekbos 91E0_vm 7 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus

excelsior - Ruigte-Elzenbos 91E0_vn 8 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus

excelsior - Bronbos 91E0_vc 10 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus

excelsior -Vogelkers-Essenbos 91E0_va

12 Vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem rbbsf

Tabel 4 Gevoeligheid van bostypen voor oppervlaktewaterkwaliteit (De Nocker et al., 2007)

Bostype Gevoeligheid

voor aanrijking 1 Zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten 3 3 5 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior - Oligotroof broekbos 3 6 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior - Mesotroof broekbos 2 7 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior - Ruigte-Elzenbos 1 8 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior - Bronbos 3 10 Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior -Vogelkers-Essenbos 3 12 Vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem 1 Scores:

(9)

Tabel 5 Actuele natuurtypen (excl. bos) in de Bosbeekvallei (omgeving scenario 2), met de aanduiding van het overeenkomstige habitattype, regionaal belangrijke biotoop of bwkcode

Natuurtype Habitattype belangrijk Regionaal

biotoop Bwkcode

3 eutrofe plas ae

4 grote zeggenvegetatie rbbmc mc

7 rietland rbbmr mr

10 natte ruigte van het Moerasspirea-verbond 6430 rbbhf hf 13 vochtig wilgenstruweel op venige of zure grond rbbso so

14 overgangs- en trilveen 7140 ms

27 gagelstruweel rbbsm sm

29 dottergrasland (veldrustype) rbbhc hc 31 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix 4010 ce

36 doornstruweel rbbsp sp

41 zuur laagveen met wateraardbei en zwarte zegge 7140 rbbms ms 48 open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten op

landduinen 2330 ha

49 droge Europese heide 4030 cg

(10)

Tabel 6 Combineerbaarheid van waterberging (aspect verdrinking) met de aanwezigheid van actuele natuurtypen (excl. bos) in de Bosbeekvallei (omgeving scenario 2), naar De Nocker et al. (2007), kwantificering van de frequentie naar Runhaar et al. (2004). De nummers bovenaan iedere kolom verwijzen naar een vegetatietype in Tabel 4

Periode Frequentie Duur

(11)

Periode Frequentie Duur (dag) Diepte (cm) 3 4 7 10 13 14 27 29 31 36 41 48 49 52 >14 <20 3 3 3 3 3 3 3 2 3 3 0 0 0 0 20<x<50 3 3 3 3 3 2 2 1 2 2 0 0 0 0 >50 3 3 3 3 3 2 2 1 2 1 0 0 0 0 onregelmatig (eens in de 11-50 jaar) <14 <20 3 3 3 3 3 3 3 2 2 2 2 0 0 0 20<x<50 3 3 3 3 3 2 2 2 1 2 2 0 0 0 >50 3 3 3 3 3 2 2 1 1 1 1 0 0 0 >14 <20 3 3 3 3 3 2 2 1 2 2 0 0 0 0 20<x<50 3 3 3 3 3 1 2 1 1 1 0 0 0 0 >50 3 3 3 3 3 1 2 0 1 1 0 0 0 0 regelmatig (eens in de 3-10 jaar) <14 <20 3 3 3 3 3 2 2 1 1 2 0 0 0 0 20<x<50 3 3 3 3 3 1 1 1 1 1 0 0 0 0 >50 3 3 3 3 3 1 1 0 0 0 0 0 0 0 >14 <20 3 3 3 3 3 1 1 0 1 1 0 0 0 0 20<x<50 3 3 3 3 3 1 0 0 0 0 0 0 0 0 >50 3 2 2 2 2 1 0 0 0 0 0 0 0 0 frequent (meerdere malen per jaar tot 2-jaarlijks) <14 <20 3 3 3 3 2 2 1 0 0 1 0 0 0 0 20<x<50 3 2 3 3 2 1 1 0 0 0 0 0 0 0 >50 3 2 2 2 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 >14 <20 3 2 3 2 2 1 0 0 0 0 0 0 0 0 20<x<50 3 2 3 2 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 >50 3 1 2 2 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 Scores:

(12)

Tabel 7 Combineerbaarheid van natuurtypen met overstroming als functie van sedimentatie, oppervlaktewaterkwaliteit en overstromingsfrequentie (naar Runhaar et al., 2004)

Sedimentlast Waterkwaliteit Frequentie 3 4 7 10 13 14 27 29 31 41 48 49 52 Gering zeer goed

(< 0,05 mg P) frequent regelmatig 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3* 3* 3 3* 3* 3 3* 3* 3* 3* 3* 3 3* 3* 3* 3* 3* weinig 3 3 3 3 3 3* 3* 3 3* 3* 3* 3* 3* goed (< 0,15 mg P) frequent regelmatig 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2* 2* 3 3* 3* 3 2* 2* 2* 2* 2* 3 3* 3* 3* 3* 3* weinig 3 3 3 3 3 3* 3* 3 3* 3* 3* 3* 3* matig (< 0,6 mg P) regelmatig frequent 1 2 3 3 3 3 3 3 3 3 1 1 1 1 3 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 weinig 3 3 3 3 3 2* 2* 3 2* 2* 2* 2* 2* slecht (> 0,6 mg P) frequent regelmatig 0 2* 2* 0 2* 2* 3 2* 3 2* 0 1 1 2* 0 2* 0 1 0 1 1 0 1 0 0 1 weinig 2 3* 3* 3 3* 2 2 3* 2 2 2 2 2 Matig zeer goed

(< 0,05 mg P) frequent regelmatig 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2* 2* 3 2* 2* 3 2* 2* 2* 2* 2* 3 2* 2* 2* 2* 2* weinig 3 3 3 3 3 3* 3* 3 3* 3* 3* 3* 3* goed (< 0,15 mg P) regelmatig frequent 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 1 1 1 1 3 3 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 weinig 3 3 3 3 3 2* 2* 3 2* 2* 2* 2* 2* matig (< 0,6 mg P) regelmatig frequent 0 1 3 3 3 3 3 3 3 3 0 0 0 0 3 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 weinig 3 3 3 3 3 1 1 3 1 1 1 1 1 slecht (> 0,6 mg P) frequent regelmatig 0 2* 2* 0 2* 2* 3 2* 3 2* 0 0 0 2* 0 2* 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 weinig 2 3* 3* 3 3* 1 1 3* 1 1 1 1 1 Groot zeer goed

(13)

2.2 Scenario 2 : extra berging SO (=stroomopwaarts)

Opoeteren

In het huidige scenario worden hier ter hoogte van wegpassages een zevental bestaande kokers verkleind (knijpwerking), waardoor de afvoer bij hogere debieten zal vertragen.

Figuur 4 Situering van de voorziene dijken voor de extra berging SO Opoeteren (bron: VMM)

In dit deel, gerekend tot de middenloop van de Bosbeek, ligt het waterpeil van de Bosbeek lager dan het grondwaterpeil in de aanpalende percelen. De bodems zijn hier over het algemeen niet perfect, maar toch vrij goed waterdoorlatend. Over een relatief grote oppervlakte zijn er veenbodems (>0.40 cm diep) aanwezig. Op sommige plaatsen is er duidelijk een drainerend effect van de beek waarneembaar (Verbaarschot et al., 2012).

2.2.1 Overstroomd door beekwater of grondwater?

(14)

Figuur 5 Bestaande toestand m.b.t. overstromingen (retourperiode 2 jaar) in de middenloop van de Bosbeekvallei (bron: VMM)

2.2.2 Knijpwerking vooral ook bij laag debiet

Het vergroten van de knijpwerking in dit deel kan een negatief of positief effect hebben op de instandhoudingsdoelen, afhankelijk van bij welke debieten de knijpfunctie het sterkst zal zijn. Om het verdrogend effect van de Bosbeek te counteren, dient vooral het beekpeil bij lage debieten verhoogd te worden. Knijpt men echter vooral bij hoge debieten dan vergroot de kans op overstromingen met beekwater, terwijl de drainerende werking van de beek bij lage afvoeren blijft bestaan, wat een globaal negatief effect geeft.

2.3 Scenario 3: slibruiming SA verdeelkunstwerk

Onvoldoende informatie beschikbaar.

2.4 Scenario 4: bypass Neermolen

(15)
(16)

2.5 Scenario 5: verwijderen betonconstructie

Gerbruggemolen

Ook over dit scenario is de voor ons beschikbare informatie momenteel schaars (Figuur 7).

Deze locatie staat bekend als een vismigratieknelpunt

(http://vismigratie.vmm.be/vismigratie/). Het verwijderen van de constructie zal naar schatting SO in een daling van het beekpeil van 0.10 tot 0.16m resulteren. Omdat de invloed hiervan waarschijnlijk niet tot in het SBZ zal uitstrekken en in de nabije omgeving van de beek hier geen verdrogingsgevoelige vegetaties voorkomen, kan deze maatregel ook als positief beoordeeld worden.

Figuur 7 Betonconstructie Gerbruggemolen, foto VMM

2.6 Scenario 6: dijkwerken Opoeteren en verbinding Bosbeek

– Oude Bosbeek

Onvoldoende informatie beschikbaar.

2.7 Enkele algemene aanbevelingen of vragen m.b.t. het

Overstromingsrisicobeheerplan

In de middenloop van de Bosbeek zijn er nog een aantal grachten en greppels die water versneld naar de beek afvoeren (Verbaarschot et al., 2012). Een planmatige aanpak van deze drainagewegen kan het overstromingsrisico doen verminderen en komt ook de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen (herstel/verbetering van de natuurlijke waterhuishouding) ten goede.

In de vallei zorgen een aantal overstorten voor problemen zowel op vlak van waterkwaliteit als –kwantiteit. De sanering van deze knelpunten kan ook een positieve bijdrage leveren tot het beheersen van het overstromingsrisico.

(17)

Conclusies

De natuurwaarden in de vallei kunnen behouden en versterkt worden door een minder piekig debietverloop. Een brongerichte aanpak, zoals bv. het scheiden van rioleringsstelsels of het bevorderen van hermeandering, is daarom te verkiezen boven end-of-the pipe oplossingen zoals de aanleg van een GOG.

De locaties waarvoor een GOG wordt voorgesteld verschillen duidelijk in hun mogelijk impact op de instandhoudingsdoelen: het basisscenario 1a zal een mogelijk groter negatief effect hierop hebben in vergelijking met de voorgestelde locatie in scenario 1b.

In aanzienlijke delen van de Bosbeekvallei oefent de Bosbeek een drainerende werking uit, wat bv. nadelig is voor het behoud en de ontwikkeling van veenbodems. Op dit vlak zijn er in de vallei zeker nog win-win-oplossingen te vinden: dit zijn initiatieven die het globaal beekpeil doen stijgen en het piekig debietverloop temperen.

Overstromingen in de vallei kunnen hierbij helpen, rekening houdende dat een aantal van de aanwezige en tot doel gestelde habitattypen en regionaal belangrijke biotopen maar een beperkte mate van overstroming verdragen. Naarmate de kwaliteit en de sedimentlast van het oppervlaktewater verbetert, wordt ook de tolerantie groter.

We vermoeden dat bij het berekenen van de overstroomde oppervlakten geen onderscheid is gemaakt tussen inundaties door opstijgend grondwater en overstromingen met beekwater. Dit kan een weerslag hebben op de berekening van de oppervlaktebalansen (het verschil in overstroomde oppervlakte in de huidige toestand en bij realisatie van een scenario) van de verschillende scenario’s.

Van de geplande maatregelen in scenario’s 4 en 5 gaat vermoedelijk een positieve werking uit op de instandhoudingsdoelen.

(18)

Referenties

De Becker P. (2009). Hiaten in het onderzoek naar waterbeheersingmaatregelen in het stroombekken van de Voer (Limburg), signaleren van mogelijke knelpunten en formuleren van alternatieven. Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.A.2009.152. 7 p.

De Nocker L., Joris I., Janssen L., Smolders R., Van Roy D., Vandecasteele B. et al. (2007). Multifunctionaliteit van overstromingsgebieden: wetenschappelijke bepaling van de impact van waterberging op natuur, bos en landbouw. Eindrapport. Studie uitgevoerd in opdracht van VMM.: Vito, IMS. 2007/IMS/R/333. 259 p.

Runhaar J., Arts G.H.P., Knol W.C., Makaske B., van den Brink N. (2004). Waterberging en natuur. Kennisoverdracht ten behoeve van regionale waterbeheerders. Utrecht: STOWA. Rapportnr. 2004-16. 156 p.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om de Qh-relatie voor trajecten van waterlopen vast te kunnen stellen zijn de volgende gegevens noodzakelijk: − Afvoer; − Verhanglijn; − Dwarsprofiel van zowel de waterloop als

Most of the second home owners are also accustomed to visits their friends from the city (see Chapter Five) or other residents (previous second home owners) and

Like the society in which we live, the society in which Early Christianity took shape was replete with people who were socially disadvantaged: orphans, women, widows, slaves,

Hoewel veel organisaties hebben gewezen op het mogelijk verlies aan rechten door de overheveling van individuele voor- zieningen uit het AWBZ-regime naar de WMO, hoeft het contrast

discover a sense of identity, respect and belonging; they have also created spiritual awakening in their host country and a tremendous awareness of spirituality is

Simbole is volop in die drie digters Gezelle, Totius e n Opperman se digkuns en word ln die afsonderlike hoofstukke oor die digter s bespreek... Dlt :Is alrccds

(A) Photograph for colour change of detection solution upon incubation with glucose in the AuNSs–Cys–GOx solution for 45 min; (B) TEM images in serum and (C) in MES buffer, (I)

It seems that without effective respect for and promotion of the procedural rights aspects of access to information, people’s rights and interests may not be