• No results found

WMO raden, horizontaal tegenwicht of meewerkend voorwerp? Een verkennende casestudy naar de invloed van vijf WMO-raden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "WMO raden, horizontaal tegenwicht of meewerkend voorwerp? Een verkennende casestudy naar de invloed van vijf WMO-raden"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

WMO raden, horizontaal tegenwicht of meewerkend voorwerp? Een verkennende

casestudy naar de invloed van vijf WMO-raden

Penning, L.; Metze, T.A.P.

Published in:

Bestuurskunde

Publication date:

2012

Document Version

Peer reviewed version

Link to publication in Tilburg University Research Portal

Citation for published version (APA):

Penning, L., & Metze, T. A. P. (2012). WMO raden, horizontaal tegenwicht of meewerkend voorwerp? Een verkennende casestudy naar de invloed van vijf WMO-raden. Bestuurskunde, 2012(3), 70-79.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

(2)

70

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

Het Sociaal Cultureel Planbureau (2010) constateert dat de Wet maat-schappelijke ontwikkeling (Wmo) tot meer samenhang in beleid leidt en dat Wmo-raden zelf tevreden zijn over hun invloed. Na vier jaar Wmo wordt echter al gesproken over Wmo-raden nieuwe stijl (Van Wijk, 2011). Ook wordt zelfs gepleit voor een Wmo-raad op landelijk niveau om handjeklap tus-sen VNG en VWS te voorkomen (Don, 2011). De Wmo-raad geeft gemeenten gevraagd en ongevraagd advies. Wmo-raden bieden als belangenbehartiger van burgers steeds meer een tegen-wicht aan gemeente, zorgaanbieders en -verzekeraars. In ons verkennen-de onverkennen-derzoek naar vijf Wmo-raverkennen-den is de invloed van Wmo-raden verder uitgediept. We onderzochten of ze bekend zijn en gezag hebben, en of hun adviezen worden overgenomen

door gemeenten. Uit ons onderzoek blijkt dat zij van mening zijn weinig invloed te hebben op gemeentelijk Wmo-beleid. Gemeenten anticiperen op de Wmo-raden maar wijzigingen in het Wmo-beleid zijn nauwelijks aantoonbaar. Wmo-raden zijn bedoeld als horizontaal tegenwicht, maar het

WMO-RADEN,

H O R I Z O N T A A L

TEGENWICHT OF

M E E W E R K E N D

VOORWERP?

EEN VERKENNENDE CASESTUDY NAAR DE

INVLOED VAN VIJF WMO-RADEN

Lotte Penning en Tamara Metze

L. Penning MA werkt als trainee via PBLQ HEC, consultants voor ICT en bestuur in de publieke sector. Dr T. Metze is universitair docent

aan de Tilburgse School voor Politiek en Beleid.

BK_12_03_Pages_46-98.indd 70

(3)

71

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3 gevaar is dat ze niet méér worden dan

meewerkend voorwerp.

Wmo-raden als tegenwicht voor verzekeraars, zorgaanbieders en gemeenten

De Wmo is in 2007 ingevoerd en ver-ving onder meer de Wet voorzieningen gehandicapten en de Welzijnswet. Ook delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zijn opgegaan in de Wmo. Uitgangspunten in de Wmo zijn onder meer de eigen verantwoordelijkheid en het zelforganiserend vermogen van de burger. De Wmo beoogt een ‘krach-tige sociale structuur, die mede bepaalt welke professionals in het zorg- en wel-zijnsdomein moeten worden ingescha-keld’ (Tweede Kamer, 2005: 2). Dit moet het domein vraaggerichter maken en de verkokering van zorg en welzijn (Van Ewijk, 2006; Savornin Lohman, 2009, p. 33) tegengaan.

Na vier jaar wordt al gesproken over een Wmo-raad nieuwe stijl (Van Wijk, 2011): ‘In de beginfase van Wmo-raden werd gedacht dat je uiteenlopende mensen met uiteenlopende belangen bij elkaar kunt brengen en dat het dan wel iets wordt en je zo meerwaarde kunt creëren’, staat in de publicatie Wmo-raad Nieuwe Stijl? van MO-VISIE (2011, p. 11). De Wmo-raden zoeken naar een evenwicht tussen het zijn van een professionele invloedrijke organisatie enerzijds en een organisatie van vrijwilligers met tentakels in de sa-menleving anderzijds.

Het kabinet wil met de Wmo de bur-ger meer centraal stellen en ziet cliën-tenparticipatie als een hoeksteen voor het lokale zorg- en welzijnsbeleid. Ge-meenten leggen geen verticale verant-woording af aan het Rijk, maar moeten zich horizontaal verantwoorden aan burgers en maatschappelijke

organi-saties. Zij vragen vooraf advies over voorgenomen beleid en leggen achteraf rekenschap af over hun beleidskeuzen aan gezamenlijke vertegenwoordigers van zorgvragers (artikel 12 Wmo).1

Ge-meenten zijn vrij in de manier waarop zij deze horizontale verantwoording organiseren en cliënten en individuele burgers betrekken. Zij kunnen op inci-dentele wijze rechtstreeks bij hen om advies vragen, maar veel gemeenten hebben een Wmo-raad ingesteld om nieuwe trends in zorg en welzijn te sig-naleren of als spreekbuis op te treden (MOVISIE, 2010, p. 9; SGBO, 2009, p. 28; Verwey-Jonker Instituut, 2008, p. 6; SCP, 2010). In Wmo-raden zitten cliënten op persoonlijke titel, maar ook vertegenwoordigers van cliënten uit cliënten- en cliëntenorganisaties. De lokale Wmo-raden fungeren daar-door tegelijkertijd als een adviesraad en een cliëntenraad. Zij hebben de klassie-ke rol van pressie-uitoefening door ad-viesraden die bestaan uit experts (Van Mierlo 1988, pp. 45-53). In dit geval zijn deze experts geen wetenschappers, maar ervaringsdeskundigen: de cliënten en hun professioneel vertegenwoordi-gers. Bovendien hebben de Wmo-raden een evaluerende rol zoals cliëntenraden en klantenfora die hebben.2 Deze fora

bestaan uit afnemers van een dienst en geven raden een directe stem ten op-zichte van de dienstverlener. Op die manier kunnen zij ruchtbaarheid geven aan hun ervaringen met de dienstverle-ning (Trappenburg et al., 2009). Cliënten zijn dus experts die vooraf adviseren (zie ook Fox et al., 2005) en zij zijn klanten die het aanbod evalue-ren. Dit zijn de twee manieren waarop checks-and-balances in het domein van welzijn en zorg worden geïntrodu-ceerd (Nijhuis, 2006). Dit maakt een

BK_12_03_Pages_46-98.indd 71

(4)

72

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

Wmo-raad een countervailing power voor de gemeente en zorgaanbieders (Schillemans, 2007, p. 85; Wigboldius, 2007, p. 11; Grit et al., 2008, p. 23; Penning, 2009, p. 8). De Wmo-raad draagt zorg voor de belangen van cli-enten. Gemeenten en zorgaanbieders hebben de plicht om uit te leggen en te rechtvaardigen waarom zij op een bepaalde manier handelen (cf. Bovens 2006, p. 450). Deze horizontale verant-woording is in de beleidsfi losofi e van de Wmo nodig, omdat met de introductie van marktwerking in de gezondheids-zorg en de welzijnssector de gezondheids- zorgaan-bieders en verzekeraars meer macht in handen hebben gekregen (Grit et al., 2008). Bovendien moet tegenwicht geboden worden aan de verkokering van welzijn en gezondheidszorg (Van Ewijk, 2006; Savornin Lohman, 2009, p. 33). Met de Wmo-raden wordt dus een goede machtsbalans beoogd tussen cliënten, de gemeente en zorgaanbie-ders en -verzekeraars.

Om inderdaad tegenwicht te kun-nen bieden, moet een Wmo-raad goed functioneren en serieus genomen wor-den door gemeenten. Horizontale ver-antwoording werkt alleen als een raad goed functioneert, bekend is bij de gemeente en ook gezag heeft waar-door een gemeente zal anticiperen op haar adviezen (Schillemans, 2007). In dit onderzoek keken we daarom naar de bekendheid en het gezag van de Wmo-raden in vijf gemeenten en we onderzochten of adviezen van de Wmo-raden, volgens de leden zelf, in deze gemeenten rechtstreeks zijn over-genomen.

Horizontale verantwoording: bekendheid, gezag en doorwerking

De Wmo is gebaseerd op de idee van horizontale verantwoording die voort-bouwt op het organiseren van

coun-tervailing powers (SCP, 2008; Ver-wey-Jonker Instituut, 2006, zie ook Fung & Wright 2003). Theoretisch is de Wmo-raad te beschouwen als een forum waaraan een actor, in dit geval de gemeente, verantwoording afl egt. Horizontale verantwoording betekent dat de actor ex post verantwoording afl egt. Maar het betekent ook een ex ante anticipatie van de actor op de aanwezigheid van het forum (Pollitt, 2003, p. 89; Bovens, 2006; Schillemans, 2007). In het geval van de Wmo zal de gemeente haar beleid dus niet alleen veranderen als gevolg van de beoorde-ling door cliënten, maar ook op basis van de te verwachte beoordeling en advies door de Wmo-raad. De ex ante verantwoording zou zelfs meer effect hebben dan verantwoording achteraf (Friedrich, 1963; Mulgan, 2003; Bo-vens, 2006, p. 453; Schillemans, 2007, p. 77; Light, 2005). Daarom verkenden we of de gemeenten anticipeerden op de Wmo-raad. Als er sprake is van anti-cipatie, betekent dat volgens ons dat de Wmo-raad invloed heeft. In navolging van Schillemans (2007, p. 78) onder-scheidden we een aantal voorwaarden voor ex ante invloed: de bekendheid en het gezag van het forum. In dit geval gaat het om bekendheid en gezag van de Wmo-raad bij gemeenteambtenaren en wethouders.

Voor het bepalen van die ex ante in-vloed op basis van gezag van de Wmo-raad brachten we ten eerste in kaart wat de samenstelling en deskundigheid zijn van de raden (zie ook Van Leeu-wen, 2009).

Ten tweede is voor de bekendheid een goede relatie tussen gemeente en Wmo-raad van belang, met wederzijds respect, vertrouwen en een voldoende onafhankelijkheid (Bremmer, 2010, pp. 2-5). Om hier een schatting van

BK_12_03_Pages_46-98.indd 72

(5)

73

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

te kunnen maken, verkenden we hoe ambtenaren, wethouders en Wmo-raadsleden zelf hun relatie beoorde-len. Verder vroegen we naar de invul-ling van het periodiek overleg tussen Wmo-raad en ambtenaren/wethouder, hoe de raden en gemeenten omgaan met gevraagd en ongevraagd advies, de manier waarop de motivatieplicht van gemeenten wordt ingevuld, en overige manieren waarop invloed uitgeoefend kan worden.

Ten derde hebben we gekeken naar zichtbare veranderingen in gemeente-lijk Wmo-beleid als gevolg van invloed van de Wmo-raad. Daarvoor is een analyse gemaakt van documenten van Wmo-raden en gemeenten op het ge-bied van welzijn en gezondheidsbeleid, zoals beleidsregels, besluiten, verorde-ningen en profi eldocumenten. Tijdens het onderzoek bleek dat zichtbare ver-anderingen als gevolg van invloed van de Wmo-raad zeer moeilijk zijn te ach-terhalen via deze documenten. Wmo-raden waren slechts twee tot drie jaar operationeel en het aanpassen van be-leid, vooral van brede kadernota’s, kost tijd. Daarom hebben we in het onder-zoek de focus op meer subjectieve in-formatie gelegd: de door respondenten beleefde invloed en anticipatie.

In totaal zijn 36 mensen geïnterviewd. In elk van de vijf onderzochte Wmo-raden zijn de voorzitter, een ondersteu-ner en ten minste twee Wmo-raadsle-den geïnterviewd. Daarnaast hebben we per gemeente de wethouder en de betrokken ambtenaren geïnterviewd. Ook is van elke Wmo-raad een verga-dering geobserveerd.

Ex ante invloed van vijf Wmo-raden

We bespreken eerst de samenstelling en deskundigheid en daarna de relaties tussen gemeenten en Wmo-raden.

Samenstelling en deskundigheid

Uit het onderzoek naar de Wmo-raden van Alkmaar, Delft, Kerkrade, Tilburg en Utrecht blijkt dat Wmo-raden sterk van elkaar verschillen. Zij hebben wel dezelfde formele afspraken met de ge-meente, maar de samenstelling, taak-verdeling tussen raad en gemeente, en de taakuitvoering zijn zeer divers (zie ook MOVISIE, 2010, p. 10). Zelfs de naamgeving varieert, vaak vanwege de historische achtergrond. Zo is het Cliëntenplatform Alkmaar (CPA) een voortzetting van het gehandicapten-platform en de seniorenraad. In Kerkra-de bestaan er nog steeds doelgroepspe-cifi eke adviesraden naast het Platform Wmo. Deze variatie heeft ook gevolgen voor de invloed van een raad.

Sommige leden zitten bijvoorbeeld op persoonlijke titel in de Wmo-raad, an-deren zijn vertegenwoordiger van een cliëntenvereniging of cliëntenorganisa-tie, en weer anderen zijn Wmo-raads-lid vanuit hun ervaringsdeskundigheid. Vertegenwoordigers van cliëntenorga-nisaties voelen zich gesterkt, omdat ze kunnen spreken vanuit hun achterban (MOVISIE, 2010; Penning, 2009). Le-den die op persoonlijke titel deelne-men, hebben meer vrijheid in het uiten van hun standpunten. Zij kunnen zich onafhankelijker opstellen. De achter-grond van deelnemers bepaalt mede de dynamiek in de raad. Zo stelt een lid van de Cliëntenraad Utrecht (Utrecht, 20 mei 2009): ‘Het voordeel is dat er verschillende invalshoeken zijn, maar het nadeel is dat de individuele ver-tegenwoordigers zich omver gewalst voelen door de mensen uit organisaties, die met hun vuist op tafel kunnen slaan namens hun organisatie.’ Professionele deelnemers zijn zich vaak meer bewust van het politieke spel en kunnen zich juist beroepen op hun achtergrond. Dit

BK_12_03_Pages_46-98.indd 73

(6)

74

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

levert een dilemma bij het verwerven van gezag door de Wmo-raden: vrij-willige leden die op persoonlijke titel deelnemen zijn vaak onafhankelijker dan professionals, maar professionals kunnen zich beter beroepen op hun deskundigheid.

Wat betreft een oordeel over die des-kundigheid van Wmo-raden beroepen wij ons op bestaand onderzoek van Van

Leeuwen die oordeelt dat de deskun-digheid ‘voldoende tot ruim voldoende [is], maar op een aantal punten nog verbeterd kan worden’ (Van Leeuwen 2009, p. 66). Wmo-raadsleden besef-fen vaak niet aan welke fi nanciële en juridische regels gemeenten gebonden zijn waardoor processen soms lang du-ren. Meer dan de (ervarings)kennis, ligt volgens Van Leeuwen het knelpunt bij vaardigheden als nota’s kunnen lezen, communiceren en abstract denken (ibid.). Ook hier komt dus hetzelfde dilemma terug tussen een vrijwillige cliëntgerichte raad of een professionele, instellingengerichte Wmo-raad. Beide kunnen gezag verwerven, maar op an-dere punten.

Wmo-raden aan het werk

Als we de relatie van de Wmo-raden met de bestuurders, ambtenaren en de gemeenteraad bekijken, dan blijkt uit onze gesprekken ten eerste dat in Alkmaar, Kerkrade en Tilburg sprake

is van een relatief goede relatie tussen gemeente en Wmo-raad. Wmo-raads-leden voelen zich serieus genomen, omdat ambtenaren vaak voor overleg bij Wmo-raadsvergaderingen aanwe-zig zijn. De gemeente Alkmaar toont openheid richting het Cliëntenplat-form Alkmaar (CPA): ambtenaren en de wethouder beschouwen het CPA als een goede, serieuze gesprekspartner. De leden van het CPA voelen zich seri-eus genomen door de gemeente en hun kritiek wordt gewaardeerd. Zo stelt de wethouder Wmo (29 april 2009): ‘Het is wel zo dat de politiek, de gemeente-raad, de ambtelijke organisatie en be-stuurders open moeten staan voor het platform.’ Openheid en een construc-tieve relatie zijn twee kernvoorwaarden om burgerparticipatie te laten slagen (Bremmer, 2010, pp. 25-26). In Kerkra-de is sprake van weKerkra-derzijds vertrouwen en respect, maar de onafhankelijkheid van het platform is in het geding, om-dat de wethouder daarvan voorzitter is. Echter, omdat de wethouder en amb-tenaren maandelijks met het platform overleggen en daarmee een hoge mate van betrokkenheid bij en ontvankelijk-heid voor het platform vertonen, heeft het platform een grote mate van gezag. Ook in Tilburg is de verhouding tussen gemeente en Wmo Adviesraad goed. De lijntjes tussen beide partijen zijn kort, dus overleg is gemakkelijk te realiseren. Wmo-raadsleden benadrukken wel dat ze onafhankelijk van de gemeente zijn en dat dit zo moet blijven.

Ten tweede valt op dat in Utrecht en Delft de verhouding tussen gemeente en Wmo-raad minder goed is, vooral omdat de verwachtingen en ambi-ties over de aard en werkwijze van de Wmo-raad uiteenlopen. Zo ziet de wethouder in Delft de Wmo-raad als een Raad der Wijzen, terwijl de

raads-BK_12_03_Pages_46-98.indd 74

(7)

75

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

leden hier zelf niets bij voelen. De positie van de Wmo-raad is daardoor niet duidelijk en dat geeft spanningen in het functioneren (Bremmer, 2010, p. 25). Bovendien komt de gemeente haar motivatieplicht onvoldoende na volgens de Wmo-raadsleden, waardoor zij het gevoel hebben niet serieus te worden genomen. Zo stelt de secretaris van één van de onderzochte Wmo-ra-den: ‘Het is niet prettig hoe het gaat. Je bent vrijwilliger en je steekt er tijd in. Je verwacht ook dat je serieus genomen wordt door de gemeente, het college. Als je het beleid dan niet te zien krijgt, dan vraag je je wel af wat je eigenlijk aan het doen bent’ (interview, 29 april 2009). De voorzitter van één van de onderzochte Wmo-raden stelt: ‘Ik denk dat de beleidsambtenaren het goed op-pakken. Dat wil niet zeggen dat we ze altijd vertrouwen, de ambtenaren. De ambtenaar zegt “we nemen het [advies, red.] mee”’ (interview, 20 april 2009). Vanwege de onzorgvuldige opvolging op advies door de gemeente is de door de Wmo-raden beleefde invloed in Delft en Utrecht laag.

Ten derde laat onze verkenning zien dat Wmo-raden vooral gevraagd advies geven en nog weinig aan ongevraagd advies toekomen (Penning, 2009, p. 74 e.v.). Een aantal Wmo-raden geeft aan dat zij liever meer structuur in het ad-viseren zien en wat meer schriftelijk advies willen uitbrengen. Adviezen gaan vaak mondeling over tafel. Als de Wmo-raad tot een schriftelijk advies komt, schort het ernstig aan monito-ring. Wmo-raadsleden hebben weinig zicht op wat de gemeente met hun ad-viezen of opvattingen doet. Daarnaast komt de gemeente haar motivatieplicht nauwelijks na. Indien dat wel gebeurt, ervaren Wmo-raadsleden de motivatie vaak als onvolledig en weinig concreet.

Daarbij komt dat de Wmo-raad vaak erg lang moet wachten op een reactie van de gemeente. In de meeste cases wordt de Wmo-raad bovendien niet tij-dig om advies gevraagd.

Ten vierde bekeken we of de standpun-ten van de Wmo-raad bekend zijn bij gemeenteambtenaren. De standpun-ten van de Wmo-raden zijn alleen in Kerkrade en Alkmaar duidelijk bekend.

Daar weten ambtenaren vrij goed wat de Wmo-raad doet en vindt. Dat blijkt uit de interviews met betrokkenen. Bij de overige Wmo-raden is bekendheid van standpunten een knelpunt. De ra-den kunnen, zoals in Alkmaar gebeurt, middels een werkgroep Informatie en Publiciteit meer bekendheid aan hun standpunten geven. Het Kerkraadse platform erkent het belang van goede informatievoorziening. Zo stelt een lid van het Platform Wmo: ‘Het is belang-rijk om de informatie te krijgen, zowel voor ons als platform als voor de ge-meente.’ (anoniem, 15 april 2009). In de overige gemeenten ondernemen de Wmo-raden vaak nog weinig activitei-ten om hun bekendheid te vergroactivitei-ten. Tot slot blijkt uit de verkenning dat de vijf Wmo-raden zich bewust zijn van de invloed die zij op andere wij-zen kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld via klanttevredenheidsonderzoeken. Toch laten zij hier kansen liggen. Bij

BK_12_03_Pages_46-98.indd 75

(8)

76

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

klanttevredenheidsonderzoeken komt dit door de grote hoeveelheid kritiek op het nut van dit soort onderzoek. Een uitzondering is de Wmo-raad in Alkmaar, die medeopsteller is van de vragenlijst van een klanttevreden-heidsonderzoek. De ambtenaren en de wethouder noemen dit een intensieve vorm van invloed en de Wmo-raadsle-den stellen het zeer op prijs dat ze deze ruimte en verantwoordelijkheid krijgen (Penning, 2009, p. 76).

Een bekende vorm van beïnvloeding is ook het inschakelen van de pers om bijvoorbeeld toch te bereiken wat niet

lukte via adviezen aan het college, zoals in Alkmaar een aantal keer gebeurde, waar de invloed via de pers vrij groot en nuttig is gebleken (Penning, 2009, p. 77). Andere Wmo-raden zien dit soms als een te ingrijpend middel, wat ook geldt voor het inspreken of zichzelf zichtbaar maken bij de lokale politiek. Wmo-raadsleden zijn bang de relatie met de gemeente op het spel te zetten. Toch kunnen deze middelen ingezet worden ter vergroting van de bekend-heid van Wmo-raden en (dus) ter ver-sterking van hun invloedsbasis (Pen-ning, 2009, p. 78).

Samenvattend, het gezag en de be-kendheid van de door ons bestudeerde Wmo-raden variëren. In twee van de vijf gemeenten zijn deze relatief groot: de betreffende gemeenten houden

re-kening met de raden, bezoeken verga-deringen, maken gebruik van gevraagd en ongevraagd advies en vervullen de motivatieplicht. Hierdoor is er we-derzijds vertrouwen. In twee andere gemeenten is de relatie minder goed, waardoor de beleefde invloed ook la-ger is. Slechts twee Wmo-raden maken succesvol gebruik van andere mogelijk-heden om hun standpunten aan de ge-meenten kenbaar te maken.

Doorwerking van advies

We onderzochten ook of standpunten van de Wmo-raad overgenomen zijn in beleid. Dit bleek moeilijk aan te tonen omdat de raden nog niet zo lang aan het werk waren. Vooral de raden in Delft en Tilburg willen hun invloed in de toe-komst vergroten. De ondersteuner van één van de Wmo-raden stelt: ‘Over de adviezen is nog heel weinig te zeggen, in de zin van wat de gemeente ermee heeft gedaan en nog gaat doen. De ad-viezen zijn allemaal gegeven op kader-nota’s, waarop de gemeente alleen vaag zegt dat zij het advies zal meenemen. Er zijn nog geen concrete voorbeelden aan te wijzen dus waarin het beleid is veranderd vanwege invloed van de raad.’ (anoniem, 11 juni 2009).

In Alkmaar, Kerkrade en Utrecht kon-den de ondersteuners één of enkele voorbeelden noemen waarin advies rechtstreeks overgenomen was. Zo is in Kerkrade samen met het Platform Wmo een nieuw formulier voor het aanvragen van individuele voorzienin-gen gemaakt, in begrijpelijker taal. In Alkmaar heeft het cliëntenplatform ge-zorgd voor een blindenvoorziening in een winkelcentrum. In Utrecht is een advies van de cliëntenraad over klach-tenbehandeling bij aanbesteding van hulp in het huishouden gedeeltelijk overgenomen.

BK_12_03_Pages_46-98.indd 76

(9)

77

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

Verklarende factoren voor (nog) weinig invloed liggen zowel bij de gemeente als bij de Wmo-raad. De Wmo-raad is vaak niet doortastend genoeg. Re-gelmatig heeft de Wmo-raad wel een eensluidende mening maar zet hij die niet om in een schriftelijk advies aan de gemeente. Als ze dat wel doen, heb-ben Wmo-raadsleden bovendien vaak slecht zicht op wat er met hun advie-zen gebeurt. Zo stelt de ondersteuner van één van de Wmo-raden: ‘Ik stoor me eraan dat als we een advies geven, de gemeente een fl utbriefje terugstuurt met “we zullen het meenemen”. De terugkoppeling is slecht, dat is triest. Je zit heel veel werk te verrichten en krijgt relatief weinig respons terug’ (anoniem, 9 april 2009). De voorzitter van diezelfde adviesraad stelt: ‘Met het advies zelf doen ze [de gemeente] niet veel. Wij moeten zelf concluderen of er iets gebeurt met onze adviezen’ (ano-niem, 5 mei 2009). De voorzitter van een andere Wmo-raad stelt: ‘Ik weet niet precies op welke onderdelen we nou echt hebben gescoord.’ en: ‘Erva-ring met invloed via gevraagd advies is lastig, want we hebben nog geen con-crete resultaten’ (anoniem, 20 april 2009). Een grote frustratie voor veel Wmo-raden is dus dat zij, als zij advies indienen, nauwelijks terugkoppeling krijgen van de gemeente. Vaak stuurt de gemeente slechts een ontvangstbe-vestiging en motiveert zij haar reactie op adviezen niet, terwijl dit verplicht is volgens artikel 12 Wmo.

Conclusies en aanbevelingen

De conclusie van het verkennende on-derzoek is dat de beleefde invloed van Wmo-raden nog aan de magere kant is. Dit komt deels door de korte termijn waarop de raden werkzaam zijn. Maar het is ook te wijten aan enkele intrin-sieke kenmerken van de Wmo-raad:

de samenstelling en de deskundigheid. Een andere verklaring is het soort rela-tie van een raad met de gemeente. Elke Wmo-raad heeft een eigen signatuur, werkwijze en relatie met de gemeente. Een Wmo-raad ‘Nieuwe Stijl’ zou nog meer kunnen investeren op gezag en bekendheid.

Wat betreft de samenstelling is te con-cluderen dat meer professionele raden deskundiger zijn en beter kunnen in-spelen op abstracte beleidskwesties. Wmo-raden die vooral uit vrijwilligers en individuele cliënten bestaan, staan dichter bij de burger, zijn toegankelijker en bekender, en hebben daardoor meer gezag. Maar zij zijn vaak minder des-kundig en professioneel. Dit dilemma zien we vaker terug bij klantenfora die uit vrijwilligers bestaan: professioneel of vrijwillig? Enerzijds leidt een ver-dere professionalisering van de raden tot een institutionalisering met het ge-vaar dat zij geen ‘countervailing power’ meer zijn. Anderzijds zijn vrijwillige ra-den soms gebrekkig effectief vanwege de grote ‘afstand tussen de concrete belevingswereld van klanten en de abstracte beleidswerkelijkheid van be-stuurders’ (Schillemans 2007, p. 187; zie ook Verwey-Jonker Instituut, 2003, pp. 129-130).

Wat betreft de relatie met de gemeente is het een afweging voor Wmo-raden om onafhankelijk te zijn. Onafhanke-lijkheid leidt vaker tot scherpere en kritische adviezen maar nabijheid leidt tot een betere en directere relatie met de gemeente wat als voordeel heeft dat de gemeente beter anticipeert op advies.

De Wmo-raden moeten een uitweg uit twee dilemma’s vinden: professioneel versus vrijwillig en afhankelijk versus

BK_12_03_Pages_46-98.indd 77

(10)

78

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

onafhankelijkheid. Steeds is de vraag: hoe (on)afhankelijk van de gemeente wil de Wmo-raad zich opstellen? Maar ook: hoe denkt de gemeente hierover? De Wmo-raad kan, bijvoorbeeld, een eigen rechtsvorm aannemen of juist heel dicht bij de gemeente blijven via vergadering en overleg. Daarnaast kan de Wmo-raad professionaliseren of juist vooral de informele weg inslaan. Uit onderzoek van Boogers (2007) naar gemeenteraden blijkt dat een in-formele relatie en ‘amateurisme’ beter kunnen werken dan formele relaties en professionaliteit omdat dit tot meer anticipatie in besluitvorming leidt en de standpunten van burgers beter ver-woord worden en herkenbaarder zijn. Dit zou ook voor Wmo-raden kunnen gelden omdat zij te maken hebben met concrete, lokale zaken en omdat het juist de ervaringskennis van cliënten is die voor goede ‘checks-and-balances’ zorgt. Zij brengen een ander gezichts-punt in dat dichter ligt bij de dagelijkse leefwereld van burgers.

Welke weg een Wmo-raad inslaat, is contextgebonden en kan onderdeel zijn van een gezamenlijk zoekproces van gemeente en raad. In Kerkrade functioneert de Wmo-raad prima, ter-wijl de wethouder voorzitter van de Wmo-raad is, ofschoon de Wmo-raad in Utrecht, die ook goed functioneert, juist zo onafhankelijk mogelijk wil zijn. Op sommige onderwerpen is juist professionaliteit gewenst, terwijl op andere, zoals praktische belemmerin-gen waar blinden of ouderen tebelemmerin-genaan lopen, het perspectief van een betrok-ken cliënt(vertegenwoordiger) hard nodig is.

Om hun invloed te vergroten kunnen Wmo-raden de volgende praktische aanbevelingen overnemen: verbeter de

bekendheid door de (betere) inzet van communicatie-instrumenten, zoals een logo, website of vermelding in de plaat-selijke krant. Raadsleden, wethouders en beleidsmakers zijn hier ook gevoelig voor. Daarnaast kan er nog beter gelob-byd worden bij de plaatselijke politiek door, onder andere, vaker in te spreken bij raads(commissie)vergaderingen. Bovendien is het zinvol de deskundig-heid van de Wmo-raad wat betreft ken-nis van de gemeentelijke orgaken-nisatie te vergroten. Als Wmo-raadsleden de weg goed kennen, kunnen zij makkelijker op de juiste plek invloed uitoefenen. Tot slot heel praktisch: een Wmo-raad kan een ‘actielijst’ bijhouden om te monitoren wat er met zijn adviezen gebeurt. Dit helpt ten eerste bij het in de gaten houden van de adviezen en re-acties daarop van de gemeente, en ten tweede, als blijkt dat een antwoord van de gemeente te lang uitblijft, kan de Wmo-raad meer druk uitoefenen voor vervolgacties.

Ook de gemeente kan een steentje bijdragen aan het vergroten van de invloed van raden. De Wmo-raad geeft (on)gevraagd advies dat niet bindend is, maar waar wel een moti-vatieplicht van gemeenten aan vastzit. In de praktijk blijkt dat gemeenten nauwelijks motiveren waarom zij wel of niet een advies overnemen. Sterker, soms krijgt de Wmo-raad geen enkele feedback. Ook worden stukken ter ad-visering vaak op korte termijn ontvan-gen, waardoor het voor de Wmo-raad moeilijk is op tijd een gedegen advies uit te brengen. Tot slot is het inzet-ten van een (betaald) ondersteuner of secretaris zeer vruchtbaar. Dit geldt zeker voor Wmo-raden die vooral uit vrijwillige cliënten bestaan. Voor een Wmo-raad met bevlogen en betrokken vrijwilligers is er al werk genoeg in het

BK_12_03_Pages_46-98.indd 78

(11)

79

VRIJ

BESTUURSKUNDE 2012 – 3

brede veld van zorg en welzijn dat de Wmo beslaat.

Noten

1 De plicht van de gemeente om te motiveren wat zij doet met een advies van de Wmo-raad (artikel 12, lid 2 Wmo).

2 Een klantenforum is vergelijkbaar met een Wmo-raad, omdat een Wmo-raad bestaat uit vertegen-woordigers van ‘klanten’ ofwel gebruikers van de Wmo.

Literatuur

Boogers, M. (2007). Lokale politiek in Nederland: De

logica en dynamiek van plaatselijke politiek. Den

Haag: Uitgeverij Lemma.

Bovens, M. (2007). Analysing and Assessing Accoun-tability: A Conceptual Framework. European Law

Journal, 13(4), 447-468.

Bremmer, M. (2010). Wmo adviesraad: meedenken over

Wmo beleid? Rotterdam: Erasmus Universiteit/

iBMG.

Don, H-M., Geef burgers landelijk ook een stem in de Wmo. Alphen aan den Rijn: Binnenlands Bestuur. Fox, N., K. Ward & A. ‘O Rourke (2005). The ‘expert

patient’: empowerment or medical dominance? The case of weight loss, pharmaceutical drugs and the Internet. Social Science & Medicine, 60(6), 1299-1309.

Friedrich, C. (1963). Man and his Government. An

Empirical Theory of Politics. New York: McGraw-Hill

Book Company.

Fung, A. & E. Wright (2003). Countervailing Power in Participatory Governance. In Fung and Wright (Eds.), Deepening Democracy: Institutional

Inno-vations in Empowered Participatory Governance

(pp. 259-290). Londen: Verso.

Grit, K., H. van de Bovenkamp & R. Bal (2008). Positie

van zorggebruiker in veranderend stelsel. Een quick scan van aandachtspunten en wetenschappelijke inzichten. Rotterdam: iBMG Erasmus Medisch

Cen-trum.

Interview 9 april 2009, ondersteuner Wmo-raad Tilburg (anoniem).

Interview 20 april 2009, voorzitter Wmo-raad Utrecht (anoniem).

Interview 29 april 2009, secretaris Wmo-raad Delft (anoniem).

Interview 5 mei 2009, voorzitter Wmo-raad Tilburg (anoniem).

Interview 11 juni 2009, ondersteuner en vicevoorzit-ter Wmo-raad Tilburg (anoniem).

Leeuwen, J. van (2009). Burgerparticipatie in de Wet

maatschappelijke ondersteuning, Representativiteit en deskundigheid van Wmo-raden onderzocht en verklaard. Utrecht: Universiteit Utrecht.

Light, D. (1993). Countervailing power : the chan-ging character of the medical profession in the

United States. In F. Haffer ty & J. McKinlay (Eds.)

The changing medical profession: An internatio-nal perspective (pp. 69-79). New York: Oxford

University Press.

Tweede Kamer (2005). Memorie van Toelichting op de

Wet maatschappelijke ondersteuning. 30 131, nr. 3.

Mierlo, J.G.A. van (1988). Adviesorganen in de

Gezond-heidszorg. Maastricht: Maastricht University Open

Access.

MOVISIE (2010). Wmo-raden in beeld. Over de invloed

van Wmo-raden. Utrecht: MOVISIE, 2010.

Mulgan, R. (2003). Holding Power to Account:

Accountabi-lity in Modern Democracies. New York: Pelgrave.

Nijhuis, H. (2006). Gezondheidsbevordering, preventie en zorg in de geest van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Geef de burger moed.

Health Management Forum, 3, 26-29.

Penning, L. (2009). Invloed van Wmo-raden. Machtsfactor

of excuusorgaan? Vijf casestudy’s naar de invloed van Wmo-raden op gemeentelijk Wmo-beleid. Tilburg:

UvT.

Pollitt C. (2003). The Essential Public Manager. New York: Open University Press/McGraw-Hill, 2003. Savornin Lohman, J. (2009). De Interventieteams:

wer-ken op het snijvlak van rechtsstaat en maatschap-pelijke urgentie. Journal of Social Intervention: Theory

and Practice, 18(2), 29-42.

Schillemans, T. (2007). Verantwoording in de schaduw

van de macht. Den Haag: Lemma.

SCP (2008). De invoering van de Wmo. Gemeentelijk

beleid in 2007. Den Haag: Sociaal en Cultureel

Planbureau.

Trappenburg, M., T. Schillemans & H. van de Boven-kamp (2009). Cliëntenraden en klantenforums. In M. Bovens & T. Schillemans (Eds.), Handboek

Publieke verantwoording (pp. 181-204). Den Haag:

Lemma.

Van Ewijk, H. (2006) De Wmo als instrument in de transformatie van de welvaartsstaat en als impuls voor vernieuwing van het sociaal werk, Sociale

Interventie, 15(3), pp. 5-16.

Verwey-Jonker Instituut (2003). Belangenbehartiging

door de cliënten- en cliëntenbeweging. De theorie.

Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Verwey-Jonker Instituut (2008). Participeren in

Wmo-beleid: ontwerpen, adviseren, vernieuwen. Handreiking voor Wmo-raden en belangenorganisaties. Utrecht:

Verwey-Jonker Instituut.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2004). Bewijzen van goede dienstverlening. Amster-dam: Amsterdam University Press.

Wigboldius, J. (2007). Corporate governance: bestuur,

toezicht en de or. Deventer: Kluwer.

Wijk, N. van (2011). Wmo-raden Nieuwe Stijl bevor-deren Par ticipatie, Gemeente.nu http://www. gemeente.nu/web/Actueel/Welzijn/WMO/WMO- Artikel/54846/Wmoraden-Nieuwe-Stijl-bevorde-ren-participatie.htm.

BK_12_03_Pages_46-98.indd 79

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om echter een goed inzicht te krijgen in de effecten van de voorzieningen die getroffen zijn in het kader van de uitvoering van de compensatieplicht, zou meer onderzoek moeten

De manier waarop de gemeente bij de aanvraag voor Wmo-hulp verwijst naar algemene en collectieve voorzieningen, zoals welzijnswerk, cursussen en vrijwilligersinitiatieven, wordt

“Het Wmo-team gaat veel meer naar mensen toe, Werk en Inkomen doet dat niet.” Volgens twee andere vertegenwoordigers verloopt de kennisuitwisseling tussen de gemeente en

Naast de Wmo-raden zijn alle andere vormen van beleidsbeïnvloeding - variërend van op zichzelf staande acties van belangenorganisaties en groepen burgers tot

Het begrip 0e- lijn zou vervangen moeten worden door het begrip Basislijn omdat dit beter past bij de taak en rol en tegelijkertijd voor de burgers meer aansprekend zal zijn..

BETREFT : Reactie Platform Zorg & Welzijn op de Nota aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo oktober 2010.. De evaluatienota

Daarom hebben wij in de Verordening opge- nomen dat, hoewel de Jeugd- en Gezinswer- ker een individuele voorziening is, er in princi- pe geen beschikking wordt afgegeven, tenzij

huishoudelijke ondersteuning is dat een zeer belangrijk thema geweest. Een verbeterde set van kwaliteitseisen is het gevolg. Deze set kwaliteitseisen is tot stand gekomen via