• No results found

Intrekken beschikking subsidieverlening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Intrekken beschikking subsidieverlening"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AB 2019/355

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE

27 december 2018, nr. 201801805/1/A2 (Mrs. E. Steendijk, J.J. van Eck, G.T.J.M. Jurgens) m.nt. W. den Ouden

Art. 4:48 Awb BA 2019/40 ABkort 2019/16 ECLI:NL:RVS:2018:4291

Intrekken beschikking tot subsidieverlening wegens de verstrekking van onjuiste of onvol-ledige gegevens. Niet relevant is of de aanvra-ger van de onvolledigheid van de gegevens op de hoogte was of dat hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Het steekproefsysteem houdt onvoldoende rekening met het even-redig heids be gin sel.

Artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb stelt niet als eis dat de aanvrager van de onvol-ledigheid van de gegevens op de hoogte moet zijn geweest of dat hem daarvan een verwijt moet kun-nen worden gemaakt. De rechtbank heeft dit in rechtsoverweging 5.2 van de aangevallen uitspraak terecht voorop gesteld. De rechtbank gaat vervol-gens evenwel in op de vraag of de Stichting als wo-ningeigenares op de hoogte had moeten zijn van alle onderhoudsgegevens en verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onvolledige informatie-verstrekking aan de EPA-adviseur en beantwoordt deze vraag bevestigend. Nu de verwijtbaarheid in het kader van het onvolledig verstrekken van gege-vens niet van belang is voor de bevoegdheid van de minister om de subsidieverlening in te trekken, is de rechtbank hierop ten onrechte ingegaan. De hoger-beroepsgrond van de Stichting dat de rechtbank de verwijtbaarheid zowel bij de bevoegdheid tot in-trekking als bij de vraag naar de evenredigheid te-genwerpt, slaagt in zoverre. (…)

Nu sprake is van één aanvraag voor meerdere woningen, die heeft geresulteerd in één besluit tot subsidieverlening, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de minister vanwege onjuis-te of onvolledige gegevens bij de aanvraag bevoegd was de subsidieverlening aan de Stichting op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb in te trekken, omdat de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschik-king op de aanvraag tot subsidieverlening zou heb-ben geleid.

De steekproef leidt ertoe dat bij twijfel over de juistheid van de aanvraag van één woning het mi-nimum van 90% betrouwbaarheid niet wordt

be-haald en dit al aanleiding geeft om de gehele subsi-dieverlening in te trekken zonder dat nog in het specifieke geval wordt beoordeeld of algehele in-trekking evenredig is. Dit doet naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende recht aan de om stan dig-heid dat intrekking van een subsidie als bedoeld in artikel 4:48, eerste lid, van de Awb een bevoegdheid van de minister is. Bij de toepassing daarvan dient de minister in ogenschouw te nemen dat de gevol-gen van de intrekking niet onevenredig mogevol-gen zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Dat betekent dat in het geval dat de subsidieontvanger niet de juiste gegevens heeft verstrekt, een afweging zal moeten worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting om de juiste gege-vens te verstrekken en de gevolgen van de gehele in-trekking van de subsidie voor de ontvanger. Daarbij zijn tevens de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de ontvanger kan worden verweten van belang (Kamerstukken II 1993/94, 23700, 3, p. 74). De minister heeft dus niet kunnen volstaan met de motivering waarbij slechts verwe-zen wordt naar de uitkomst van de steekproef, wel-ke uitkomst overigens niet ter discussie staat. Uitspraak op het hoger beroep van Stichting Rijswijk Wonen (hierna: de Stichting), te Ensche-de, appellante, tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 januari 2018 in 17/1428 in het geding tussen:

Stichting Rijswijk Wonen, en

De Minister voor Wonen en Rijksdienst (thans: de Minister van Eco no mische Zaken, hierna: de minister).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2016 heeft de minister de aan de Stichting verleende subsidie op grond van de Stimuleringsregeling energieprestatie huur-sector (hierna: STEP) ingetrokken.

Bij besluit van 13 januari 2017 heeft de minis-ter het door de Stichting daartegen gemaakte be-zwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 januari 2018 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen inge-stelde beroep ongegrond verklaard. Deze uit-spraak is aangehecht (niet opgenomen; red.).

Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzet-ting gegeven.

(2)

mi-nister, vertegenwoordigd door mr. W.L.C. Rijk, M.T.J. van horen en O. Yildiz, zijn verschenen. Overwegingen

Inleiding

1. De relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage die onderdeel uitmaakt van de uit-spraak.

2. De STEP is op 16 juni 2014 door de minis-ter vastgesteld en op 1 juli 2014 in werking getre-den. Op grond van de STEP kan de minister subsi-die verlenen voor de verbetering van de energieprestatie van huurwoningen met een huurprijs onder de maximale huurgrens als be-doeld in de Wet op de huurtoeslag, waardoor voor die woningen ten minste drie labelstappen worden gerealiseerd en minimaal energieklasse B wordt bereikt.

3. Met ingang van 1 januari 2015 is de la-belsystematiek aangepast in die zin dat de ener-gieklassen A tot en met G zijn vervangen voor de zogenoemde energie-index. In de overgangsbe-palingen van de gewijzigde STEP is bepaald dat indien een verhuurder subsidie heeft ontvangen op basis van energieprestatiecertificaten zoals die golden voor 1 januari 2015 — met energieklas-sen — bij de vaststelling van de subsidie de STEP wordt toegepast zoals die gold voor 1 januari 2015.

Aan de Stichting is op 19 januari 2015 subsidie verleend. Omdat de aanvraag dateert van 12 no-vember 2014 is daarop de STEP van toepassing zoals die gold voor 1 januari 2015, derhalve met de labelsystematiek met de energieklassen A tot en met G.

4. De Stichting heeft op 12 november 2014 voor twee appartementencomplexen aan de Martin Campslaan te Rijswijk, bestaande uit in totaal 274 woningen, subsidie aangevraagd. De minister heeft de subsidie bij besluit van 19 janu-ari 2015 verleend voor een bedrag van € 729.200. 5. Naar aanleiding van signalen over moge-lijk onrechtmatige toekenning van STEP subsi-dies, heeft de minister bij brief van 30 juni 2015 aan de Stichting de mogelijkheid geboden de aanvraag in te trekken en opnieuw subsidie aan te vragen op grond van de gewijzigde STEP, of de aanvraag te handhaven. In dat laatste geval kon-digde de minister aan een intensieve controle te zullen verrichten met de kans dat de subsidiever-lening geheel zou worden ingetrokken.

De Stichting heeft op 27 oktober 2015 de vraag voor 36 woningen ingetrokken en de aan-spraak op subsidie voor de overige 238 woningen gehandhaafd.

6. Vervolgens is op 7 maart 2016 een con-trole uitgevoerd. Op basis van opgevraagde

infor-matie en een controlebezoek, heeft de minister vastgesteld dat bij de woning aan de Martin Campslaan 207 sprake is van gevelisolatie waar-mee bij de vaststelling van het energielabel geen rekening is gehouden. De minister heeft daarop bij besluit van 24 juni 2016 de subsidieverlening voor alle woningen ingetrokken omdat volgens hem voor de kopwoningen is uitgegaan van een onjuiste energieklasse. In de aanvraag is opgege-ven dat deze woningen label F in plaats van label E hebben.

7. Het geschil gaat over de vraag of de mi-nister bevoegd was de subsidie in te trekken en ten tweede of het in dit geval evenredig is de sub-sidie in zijn geheel in te trekken.

De uitspraak van de rechtbank

8. De rechtbank heeft het beroep van de Stichting ongegrond verklaard en geoordeeld dat de minister de subsidieverlening op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kon intrekken omdat uit de rapporten van Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. van 9 december 2013 (hierna: het rapport van Nieman) en Nebest adviesgroep van 2 september 2013 (hierna: het rapport van Nebest) bleek dat de kopwoningen zijn voorzien van gevelisolatie met een dikte van 90 mm en de startlabels voor deze woningen daarom onjuist zijn vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank hadden deze rapporten bij de Stichting bekend kunnen zijn en had zij de EPA-Adviseur bij het vaststellen van de startlabels op de hoogte moeten stellen van deze rapporten. Volgens de rechtbank geldt als uitgangspunt dat de EPA-adviseur bij de vaststelling van de energe-tische situatie van de woning uitgaat van alle re-levante informatie.

(3)

Het hoger beroep

Bevoegdheid minister tot intrekking

9. De Stichting betoogt allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister bevoegd was de subsidieverlening in te trekken op de grond dat de Stichting bij de aan-vraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft ver-strekt.

9.1. Met het oordeel van de rechtbank dat de Stichting ten tijde van de aanvraag op de hoogte had moeten zijn of redelijkerwijs had kunnen zijn van de onderhoudsgegevens van de wonin-gen, heeft de rechtbank volgens de Stichting on-voldoende acht geslagen op de feitelijke situatie. Ten eerste is de Stichting eigenares geworden van de woningen nadat de gevelisolatie in de kopwo-ningen was aangebracht en is zij door haar rechtsvoorganger daarvan niet op de hoogte ge-bracht. Ten tweede zijn de rapporten van Nieman en Nebest opgesteld in opdracht van Smits Vastgoedzorg B.V., die zij had ingeschakeld om een aantal scenario’s uit te werken voor mogelij-ke woningverbeteringen. De aard van de over-een komst met Smits Vastgoedzorg B.V. bracht met zich, aldus de Stichting, dat zij niet op de hoogte was van de onderliggende onderzoeken van Nieman en Nebest die in opdracht van Smits Vastgoedzorg B.V. zijn uitgevoerd en aan de ge-presenteerde scenario’s ten grondslag zijn gelegd. 9.2. De minister heeft aan de intrekking van de subsidieverlening artikel 4:48, eerste lid, aan-hef en onder c, van de Awb ten grondslag gelegd. Volgens hem is bij de aanvraag om subsidie uit-gegaan van een onjuist startlabel van de woning aan de Martin Campslaan 207. Volgens de minis-ter had de Stichting bij het vaststellen van de startlabels aan de EPA-adviseur het rapport van Nieman ter beschikking moeten stellen, waaruit de aanwezigheid van gevelisolatie kon worden afgeleid. Omdat de Stichting onjuiste en onvolle-dige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste gegevens zou hebben geleid tot een an-dere beschikking op de aanvraag, heeft de minis-ter zich bevoegd geacht de subsidieverlening in te trekken.

9.3. Artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb stelt niet als eis dat de aanvrager van de onvolledigheid van de gegevens op de hoogte moet zijn geweest of dat hem daarvan een ver-wijt moet kunnen worden gemaakt. De recht-bank heeft dit in rechtsoverweging 5.2 van de aangevallen uitspraak terecht voorop gesteld. De rechtbank gaat vervolgens evenwel in op de vraag of de Stichting als woningeigenares op de hoogte had moeten zijn van alle onderhoudsgegevens en verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onvolledige informatieverstrekking aan de

EPA-adviseur en beantwoordt deze vraag beves-tigend. Nu de verwijtbaarheid in het kader van het onvolledig verstrekken van gegevens niet van belang is voor de bevoegdheid van de minister om de subsidieverlening in te trekken, is de recht-bank hierop ten onrechte ingegaan. De hogerbe-roepsgrond van de Stichting dat de rechtbank de verwijtbaarheid zowel bij de bevoegdheid tot in-trekking als bij de vraag naar de evenredigheid tegenwerpt, slaagt in zoverre. De inhoudelijke gronden die de Stichting tegen dit oordeel van de rechtbank richt, behoeven dan ook geen bespre-king. Dit kan echter niet leiden tot ver nie ti ging van de aangevallen uitspraak omdat de Stichting in hoger beroep niet heeft betwist dat in de aan-vraag om subsidie voor de kopwoningen ten on-rechte is uitgegaan van startlabel F in plaats van label E. Nu sprake is van één aanvraag voor meer-dere woningen, die heeft geresulteerd in één be-sluit tot subsidieverlening, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat de minister vanwe-ge onjuiste of onvolledivanwe-ge vanwe-gevanwe-gevens bij de aan-vraag bevoegd was de subsidieverlening aan de Stichting op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb in te trekken, om-dat de verstrekking van juiste of volledige gege-vens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid.

Evenredigheid intrekking

10. Verder betoogt de Stichting dat de recht-bank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minis-ter het evenredig heeft kunnen achten om de ge-hele subsidieverlening in te trekken. Volgens haar had de minister moeten volstaan met een lagere vaststelling van de subsidie dan wel de intrekking moeten beperken tot de subsidie die is verleend voor de kopwoningen.

10.1. Allereerst heeft de rechtbank volgens de Stichting niet onderkend dat het systeem van de vaststelling van energielabels het risico in zich draagt dat een onjuist (lager) label wordt vastge-steld omdat de EPA-adviseur er bij het ontbreken van bewijsstukken van dient uit te gaan dat geen energiebesparende maatregelen zijn getroffen. Volgens de Stichting worden de gevolgen daar-van dan ook ten onrechte volledig voor haar risico gelaten. Bovendien gaat het hier om een enkele administratieve omissie en heeft zij zelf alsnog het rapport van Nieman verstrekt aan de contro-leur. Daarmee is alsnog voldaan aan het belang dat ten grondslag is gelegd aan de intrekking, na-melijk het verschaffen van juiste informatie bij de aanvraag.

(4)

aan de juistheid van de subsidieaanvraag voor de overige woningen. Daarbij is volgens de Stichting van belang dat de conclusie van de steekproef is gebaseerd op de informatie uit het rapport van Nieman, waaruit bleek dat bij de kopwoningen sprake was van gevelisolatie. Uit de STEP volgt bovendien dat de subsidie per woning wordt ver-strekt. Omdat de aanvraag per woning is gedaan, kan de constatering dat bij 30 woningen niet wordt voldaan aan de verplichtingen niet leiden tot een intrekking van de subsidie voor alle wo-ningen, aldus de Stichting. Verder is van belang dat ook als de juiste informatie was betrokken bij de aanvraag, de subsidie zou zijn verleend, zij het voor een lager bedrag. De subsidieregeling houdt er volgens de Stichting bovendien ook uitdrukke-lijk rekening mee dat uiteindeuitdrukke-lijk één labelstap minder wordt gerealiseerd dan is aangevraagd. Dat is hier het geval.

Tot slot betoogt de Stichting dat bij de vraag of algehele intrekking van de subsidie evenredig is, dient te worden meegewogen dat de intrekking tot aanzienlijke schade bij haar heeft geleid om-dat de investering voor woningverbetering reeds was gedaan. Het oordeel van de rechtbank dat al-gehele intrekking evenredig is omdat de Stichting ervan op de hoogte was dat zij zou worden on-derworpen aan een intensieve controle kan vol-gens haar geen stand houden. Volvol-gens de Stichting is dit geen relevant argument. Boven-dien was het op het moment van die aankondi-ging niet meer mogelijk de aanvraag in te trekken en opnieuw in te dienen en heeft zij overigens haar volledige medewerking verleend aan het onderzoek.

10.2. In het besluit tot intrekking van de subsi-dieverlening heeft de minister uiteengezet dat bij de controle van subsidieaanvragen op grond van de STEP wordt gewerkt met een steekproefsyste-matiek. Die systematiek houdt in dat in de aan-vraag een aantal woningen wordt geselecteerd dat intensief wordt gecontroleerd. Indien er geen afwijkingen worden gevonden, dan is de aan-vraag voor 90% betrouwbaar, wat voldoende wordt geacht voor de subsidieverlening. Indien er wel een afwijking wordt gevonden bij de wonin-gen in de steekproef, dan is geen sprake van 90% betrouwbaarheid en wordt de subsidieverlening ingetrokken. Voor de steekproef heeft de minister 8 wil le keu ri ge woningen geselecteerd, zo is ter zitting toegelicht. Bij vier woningen heeft een fy-sieke controle plaatsgevonden, waarvan bij twee woningen binnen is gekeken en twee woningen uitsluitend van buiten zijn gecontroleerd. Bij de woning aan de Martin Campslaan 207 is gecon-stateerd dat sprake is van gevelisolatie waardoor in de aanvraag is uitgegaan van een onjuist ener-gielabel (enerener-gielabel F in plaats van E). De

pro-centuele afwijking, berekend op basis van de energie-index, bedraagt 16,6%. Dat betekent, al-dus de minister, dat het minimum van 90% be-trouwbaarheid van de aanvraag niet wordt ge-haald en dat de gehele subsidieverlening wordt ingetrokken. In reactie op de zienswijze van de Stichting dat algehele intrekking onevenredig is, heeft de minister er naast de steekproefsystema-tiek op gewezen dat tijdens de steekproef bleek dat er nog een tweede woning was waarvan de gevelisolatie niet is meegenomen bij de vaststel-ling van het startlabel en dat uit aanvullende in-formatie van de Stichting bleek dat er in totaal bij 36 woningen sprake was van gevelisolatie, waar-van de Stichting de aanvraag voor 6 woningen eerder had ingetrokken. Het aantal geconstateer-de afwijkingen (bij 30 van geconstateer-de 238 woningen) acht de minister een aanzienlijk deel (12%) van de wo-ningen waarop de subsidieverlening ziet, zodat niet wordt voldaan aan de steekproefsystematiek van 90% betrouwbaarheid. Ook heeft de minister meegewogen dat de Stichting erop is gewezen dat de uitkomst van de steekproef kon leiden tot algehele intrekking.

(5)

bovendien verschillende argumenten aangedra-gen die ervoor pleiten dat algehele intrekking van de subsidie in dit geval onevenredig is, waaron-der het argument dat de afwijking uitsluitend is geconstateerd bij de kopwoningen en dat, indien voor de kopwoningen in de aanvraag het juiste startlabel was vermeld ook subsidie was ver-leend, zij het voor een lager bedrag. Dat heeft de minister op zichzelf ook niet betwist.

Conclusie

11. De conclusie is dat het hoger beroep van de Stichting gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door de Stichting tegen het besluit van 13 ja-nuari 2017 ingestelde beroep alsnog gegrond ver-klaren en dat besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb in verbinding met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb vernietigen. Dit betekent dat de minister met inachtneming van de over-wegingen van de uitspraak van de Afdeling op-nieuw op het door de Stichting tegen het besluit van 24 juni 2016 gemaakte bezwaar dient te be-slissen.

12. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld. 13. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 januari 2018 in 17/1428; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de minister voor Wonen en Rijksdienst van 13 januari 2017, met kenmerk JZ/SEH/161175/BNE;

V. bepaalt dat tegen het door de Minister van Eco no mische Zaken te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden inge-steld;

VI. veroordeelt de minister van Eco no mische Zaken tot vergoeding van bij Stichting Rijswijk Wonen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proces-kosten tot een bedrag van € 2.004 (zegge: twee-duizendvier euro);

VII. gelast dat Minister van Eco no mische Zaken aan Stichting Rijswijk Wonen het door

haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 842 (zegge: achthonderdtweeënveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Noot

(6)

‘hard and fast rules’ dus voor gevallen waarin via steekproeven onregelmatigheden worden ont-dekt, althans niet zo hard and fast als in dit geval. 2. Wat was er aan de hand in dit geval? Via de zogenaamde STEP-regeling is er in 2014 een kleine € 400 miljoen aan subsidiegelden beschik-baar gesteld voor een extra impuls aan investe-ringen in energiebesparende maatregelen in de bestaande woningvoorraad. Het leeuwendeel van dat geld werd toegekend aan woningbouw-corporaties. In 2015 wijst een klokkenluider de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die de STEP-regeling uitvoert, op mogelijke frau-degevallen. Bij brief van 18 september 2014 (Ka-merstukken II 2014/15, 17050, 487) is de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van vermoedens van onregelmatigheden bij de uitvoering van de STEP. Uit onderzoek bleek dat er afwijkingen beston-den tussen de werkelijke energieprestatie van de woningen waarvoor subsidie werd aangevraagd en de bij de aanvraag vermelde situatie. Door de woningen minder energiezuinig te labelen dan zij in werkelijkheid waren kon er een grotere energieprestatieverbetering worden beloofd in de aanvraag, wat leidde tot meer subsidie. In 2015 neemt de minister verschillende maatregelen om het misbruik aan te pakken. Essentieel onderdeel van het pakket maatregelen is dat subsidieont-vangers hun tot dan toe ingediende aanvragen zo veel mogelijk intrekken of, indien al subsidie is verleend, afzien van die subsidie en opnieuw subsidie aanvragen. In het nieuwe aanvraagsys-teem werden veel meer waarborgen ingebouwd die ervoor moesten zorgen dat de aangeleverde informatie juist was. Verder werden subsidieont-vangers die hun aanvraag niet wilden intrekken, c.q. die aanspraak bleven maken op reeds ver-leende subsidie, gewaarschuwd. Zij zouden volle-dig worden gecontroleerd door RVO. De Minister waarschuwde hen expliciet voor het risico van een negatieve beschikking, indien zou worden vastgesteld dat verkeerde informatie was aange-leverd en voor aangifte van fraude bij het Openbaar Ministerie.

3. Stichting Rijswijk Wonen (hierna: de Stichting) is een woningcorporatie met ongeveer 6.000 woningen in Rijswijk. Zij vraagt een STEP-subsidie aan, die begin 2015 ook wordt ver-leend. Nadat de signalen over mogelijke fraude de minister aanleiding hadden gegeven de hier-voor beschreven maatregelen te treffen, trekt de Stichting eind 2015 haar aanvraag voor 36 wo-ningen in, maar handhaaft zij de aanspraak op subsidie voor 238 andere woningen. Begin 2016 wordt de Stichting gecontroleerd via een steek-proef. Dan blijkt dat in een van de woningen ge-velisolatie is aangebracht die niet is meegerekend in de subsidieaanvraag, wat heeft geleid tot een

onjuist startlabel van de woning. Daarop trekt de minister de beschikking tot subsidieverlening ge-heel — dus voor 238 woningen — in, wegens het aanleveren van onjuiste c.q. onvolledige informa-tie terwijl de verstrekking van de juiste c.q. de volledige informatie tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid (art. 4:48 Awb, lid 1 sub c). Zo gaat iedere aanspraak op subsidie verloren voor de Stichting. De rechtbank liet dat besluit in eerste aanleg in stand, waardoor de Afdeling in hoger beroep de vraag moet beant-woorden of de minister tot dit besluit bevoegd was en of de volledige intrekking van de subsidie in dit geval de toets aan het even redig heids be gin-sel kan doorstaan.

(7)

een verwijzing naar de uitkomsten van de steek-proef, het aangevochten besluit wordt door de Afdeling vernietigd wegens strijd met het moti-veringsbeginsel (art. 3:46 Awb) ‘in verbinding met art. 3:4 Awb’. De Afdeling zegt niet met zo-veel woorden dat de algehele intrekking oneven-redig is, maar de minister zal meer onderzoek moeten doen naar dit specifieke geval dan de steekproef die hij eerder uitvoerde om de evenre-digheid van zijn beslissing aan te tonen. Meer maatwerk is dus vereist bij het nemen van dit soort intrekkingsbesluiten. En dat zal toch echt weer uitvoeringslasten opleveren.

W. den Ouden AB 2019/356

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE

30 januari 2019, nr. 201803178/1/A2 (Mrs. E. Steendijk, G.T.J.M. Jurgens, J.J. van Eck) m.nt. W. den Ouden

Art. 4:31, 4:46 Awb BR 2019/30

ECLI:NL:RVS:2019:256

Subsidie wordt lager vastgesteld wegens de verstrekking van onjuiste of onvolledige gege-vens. Niet aannemelijk is dat bij de aanvraag onjuiste fi nan cië le gegevens zijn verstrekt. Dat gedurende het project de noodzaak is ontstaan om te bezuinigen, maakt niet dat de bij de aan-vraag ingediende begrotingen onjuist waren. Geen bevoegdheid tot lagere vaststelling van de subsidie.

Uitgangspunt bij de vaststelling van de subsidie is dat het be stuurs or gaan deze over een komstig de subsidieverlening vaststelt. Van dit uitgangspunt kan onder meer worden afgeweken indien bij de aanvraag onjuiste en onvolledige gegevens zijn ver-strekt en de verstrekking van juiste of volledige ge-gevens tot een ander subsidieverleningsbesluit had geleid. (…)

De stichting heeft toegelicht dat de begrotingen ten tijde van de aanvraag realistisch waren maar dat lopende het project de noodzaak is ontstaan om te bezuinigen op bepaalde onderdelen van het pro-ject, onder meer omdat voor de uitvoering van het project in Haarlemmermeer de bezoekersaantallen achterbleven en het begrote subsidieaandeel van andere subsidieverstrekkers lager bleek te zijn dan verwacht. Naar het oordeel van de Afdeling is niet aannemelijk gemaakt dat bij de aanvraag onjuiste fi nan cië le gegevens zijn verstrekt. Dat gedurende

het project de noodzaak is ontstaan om te bezuini-gen vanwege tebezuini-genvallende (subsidie)inkomsten, maakt niet dat de bij de aanvraag ingediende grotingen onjuist waren. Niet gebleken is dat de be-grotingen op voorhand te rooskleurig zijn voorge-steld. Dat betekent, nu het college niet heeft betwist dat het project zelf conform de voorwaarden is uit-gevoerd, het niet de bevoegdheid had de subsidie op grond van artikel 4:46, eerste lid, onder c, van de Awb lager vast te stellen. (…)

In het verleningsbesluit is niet opgenomen dat, indien de kosten lager uitvallen dan begroot, de sub-sidie naar rato lager wordt vastgesteld en dat het be-drag van de subsidie dus afhankelijk is van de wer-kelijke kosten. Dat betekent dat het college ook niet op basis van aan de subsidie verbonden verplichtin-gen de bevoegdheid had om de subsidie naar rato la-ger vast te stellen (zie de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:719).

Uitspraak op het hoger beroep van Stichting Nomade, gevestigd te Amsterdam, appellante, te-gen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Hol-land van 8 maart 2018 in 17/4524 in het geding tussen:

De stichting, en

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2017 heeft het college de aan de stichting verleende subsidie van € 7.500 voor het project ’14–18 WO-I Achter de Hollandse Waterlinie 2016’ lager vastgesteld op een bedrag van € 4.300.

Bij besluit van 21 september 2017 heeft het college het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 maart 2018 heeft de recht-bank het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 sep-tember 2017 vernietigd, het besluit van 23 maart 2017 herroepen, de subsidie vastgesteld op € 4.700 en daarbij bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht (niet opgenomen; red.).

Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzet-ting gegeven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 De zorgproductenraming van de provincie Flevoland voor 2009 wordt ingericht op basis van te subsidiëren prestaties, en niet op basis van te verlenen subsidies per

• Besteleenheid 35 stuks | Minimale afname 150 stuks Prijs is voor chocolade zoals afgebeeld.. Wilt u deze reep met uw

Ook al moet ik gaan door het water met Hem, Maar ik maak me geen zorgen ook al zink ik

Geen enkele traan wordt vergeten, geen enkel gebed niet gehoord.. Geen enkele vraag onbegrepen, want Hij hoort en weet

Ministerie Infrastructuur en Milieu t.a.v. 6.4 Indien naar het oordeel van het ministerie gerechtvaardigde twijfel bestaat over de aanvaardbaarheid van het gevraagde voorschot,

Artikel 25 AGVV: Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten (haalbaarheidsstudies) De subsidie voor werkpakket 2.4 (Smart Factory Versneller) wordt verleend op grond van

De beoordeling op financie¨le aspecten bleek voor zorg- en onderzoeks- subsidies in het algemeen voldoende te zijn.. Voor onderzoekssubsidies was ook de beoordeling

Kinderparticipatie, Stichting Leergeld Valkenswaard 13.675,00 Kinderparticipatie, Stichting Jeugdcultuurfonds Noord-Brabant 0,00. Kinderparticipatie, Stichting Jeugdsportfonds