• No results found

Op het breukvlak van taalkundige benaderingen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op het breukvlak van taalkundige benaderingen?"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Op het breukvlak van taalkundige benaderingen?

Wal, M.J. van der

Citation

Wal, M. J. van der. (2010). Op het breukvlak van taalkundige

benaderingen? Nederlandse Taalkunde, 15(1), 79-81. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/16321

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Leiden University Non-exclusive license Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/16321

Note: To cite this publication please use the final published version (if

applicable).

(2)

De imperativische infinitief in het Nederlands

Discussie over J.M. van der Horst,

G eschiedenis van de Nederlandse syntaxis

Op het breukvlak van taalkundige b enaderingen?

Marijke van der Wal*

Met enige afgunst hebben taalkundigen die zich richten op de geschiedenis van het Neder- lands steeds gekeken naar gereedschappen die voor een verwante taal als het Engels al decennialang beschikbaar zijn. Het volstaat ter illustratie een enkel voorbeeld op het gebied van de historische syntaxis te noemen: F.Th. Vissers uitvoerige overzichtswerk A historical syntax of the English language verscheen al in de jaren 1963 tot 1973. Dat nu eind 2008 een ruim 2000 pagina tellende Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis (GNS) is uitgebracht is in dit perspectief zeker een bijzondere gebeurtenis. Bij verschijning ervan heeft de redactie van Nederlandse Taalkunde er onmiddellijk voor gekozen niet één recensent maar diverse vakgenoten te vragen vanuit hun eigen invalshoek dit nieuwe naslagwerk te becommen- tariëren. Dat verzoek heeft geresulteerd in vijf bijdragen die gaan over een specifiek aspect (taalvariatie) of een bepaalde periode (het Oudnederlands, het Middelnederlands, de 18de eeuw en de 19de en 20ste eeuw). Op diverse principiële punten in de commentaren geeft de auteur van de GNS tenslotte zijn reactie.

Al bij een eerste verkenning van de twee kloeke delen GNS wordt duidelijk dat er alles aan is gedaan om een goed raadpleegbaar naslagwerk te leveren. Dat blijkt uit de indeling en de keus voor een traditionele opzet: een indeling in naamvallen en woordsoorten, aan- gevuld met de negatie, samentrekking en vier soorten van woordvolgordeverschijnselen.

Dat stramien van in totaal negentien onderwerpen vinden we in elk van de zeven ‘boeken’

terug. Die boeken beslaan in chronologische volgorde het Oudnederlands (I), het Middel- nederlands 1200-1350 (II), het Middelnederlands 1350-1500 (III), de 16de eeuw (IV), de 17de eeuw (V), de 18de eeuw (VI) en de 19de en 20ste eeuw (VII). Daarbij valt nog wel het meest op dat de 19de en 20ste eeuw in één boek samen zijn genomen. Het is een keus die in de inleiding door de auteur wordt toegelicht en alles te maken heeft met de ontstaans- geschiedenis van de GNS: “Toen ik aan dit werk begon, was de 20ste eeuw nog lang niet voltooid, en meende ik dat ze geen aanspraak kon maken op een apart boekdeel” (19).

* Universiteit Leiden, m.j.van.der.wal@hum.leidenuniv.nl.

Nederlandse Taalkunde, jaargang 15, 2010-1 79

(3)

MariJke vaN Der wal

80

Er is meer in de GNS dat verklaard kan worden vanuit de vijfentwintig jaar die de auteur er in z’n eentje aan gewerkt heeft. Zo mag zijn materiaalverzameling, benadrukt hij, niet als een corpus beschouwd worden; zo is die niet opgezet en, voeg ik eraan toe, zo is die materiaalverzameling ook niet gehanteerd. De materiaalverzameling heeft de auteur op het spoor van verschijnselen gezet en heeft illustratieve voorbeelden geleverd bij de beschreven verschijnselen. Je kunt dat betreuren zoals De Vogelaer in zijn commentaar laat blijken. Hij constateert dat Van der Horsts materiaalverzameling weliswaar geografisch gestratificeerd is, maar dat het ‘corpus’ onvoldoende op regionale variatie is geëxploreerd.

Terzijde zij vermeld dat ook over sociale en genre-specifieke taalvariatie, waarvoor anno 2010 vanuit verschillende paradigmata belangstelling is, in de GNS nauwelijks informatie is te vinden. Er zijn ook andere kanttekeningen bij de materiaalverzameling te plaatsen.

Zo bekritiseert Rem het gebruik van Middelnederlandse bronnen en stelt zij eveneens de representativiteit van laat overgeleverde teksten voor het vroege Middelnederlands aan de orde.

De GNS biedt drie soorten taalkundige informatie: beschrijvingen van heel veel ver- schijnselen, met voorbeelden en daarbij ook de belangrijkste literatuurverwijzingen over die verschijnselen. Lezers kunnen zo nagaan in welke periodes specifieke verschijnselen voorkwamen en welke veranderingen daarbij optraden. Interpretaties of verklaringen voor die feiten zoekt de lezer vaak tevergeefs: hier en daar zijn ze er wel, maar de auteur wilde er terughoudend in zijn; zijn primaire doel was inventarisatie van feiten. Daarvoor krijgt hij veel waardering, ook in de commentaren. Postma prijst voorts de aandacht voor het Oudnederlands en Rutten beschouwt de aandacht voor de taal van de 18de eeuw als een grote stap voorwaarts.

Wat biedt de GNS niet? Wat je bij presentatie van feiten zou kunnen verwachten zijn kwantitatieve gegevens, maar die ontbreken helaas geheel. Hoeksema zal niet de enige zijn die het ontbreken van een kwantitatieve onderbouwing betreurt, want kwantitatieve gegevens kunnen inzicht geven in het verloop van een verandering en daarmee ook een beginpunt voor een verklaring vormen.

Een standaardwerk als GNS oogst terecht veel waardering, maar wordt ook beke- ken vanuit de behoeften van het lopende historisch-taalkundige onderzoek. Vanuit dat laatste gezichtspunt levert de GNS enige teleurstelling op, die soms ook doorklinkt in de bijdragen: “Maar voor wie het werk als onderzoeksinstrument wil gebruiken en meer wil weten dan louter en alleen of een bepaald patroon voorkomt, brengt de GNS weinig nieuws” (De Vogelaer); “voor onderzoek naar taalverandering biedt GNS dan ook alleen het uitgangspunt: je kunt vrij snel vaststellen of een fenomeen is gesignaleerd voor een bepaalde periode” (Rutten). Het is teleurstelling die voortkomt uit de behoefte aan een uitgebreid instrumentarium, zoals dat voor een taalgebied als het Engels al beschikbaar is.

Het is het ontbreken van elektronische corpora vergelijkbaar met het Helsinki Corpus of Early English Correspondence of digitaal beschikbare historische teksten zoals EEBO en ECCO, die onderzoekers van het Nederlands het gevoel geven op achterstand te staan. Het is echter niet reëel om vanuit die begrijpelijke behoefte GNS te beoordelen (en dat is ook, neem ik aan, niet de bedoeling van de beoordelaars).

Met GNS staan we als het ware op het breukvlak van verschillende benaderingen. Van der Horst benadrukt zelf in zijn reactie dat zijn GNS een product ‘oude stijl’ is, “veeleer een slotakkoord dan een ouverture”. De verdienste van GNS is dat dit naslagwerk samenbrengt

(4)

Op het breukvlak van taalkundige benaderingen?

81 wat inmiddels bekend is over de geschiedenis van de Nederlandse syntaxis: verschijnselen geïllustreerd aan voorbeelden en vakliteratuur, waarbij ook literatuur over vergelijkbare verschijnselen in het Engels en het Duits is betrokken. Voor onderzoek ‘nieuwe stijl’ – of dit nu vanuit de historische sociolinguïstiek, de corpuslinguïstiek of de typologie wordt ondernomen - is bekendheid met de feiten en eerder onderzoek een eerste vereiste. Elke vakgenoot die zich met historische syntaxis van het Nederlands bezighoudt kan dan ook niet om de GNS heen. Dat zal niemand ook willen, want het raadplegen van de GNS zal in de toekomst een vanzelfsprekend beginpunt zijn voor welk historisch syntactisch onder- zoek naar het Nederlands dan ook.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Jesse van ’t Land van aannemer Jos Scholman en golfbaanarchitect Alan Rijks: ‘We hebben Barenbrug-grasmengsels gekozen omdat iedereen in het team goede ervaringen en goede

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Er werd aangetoond dat de Argusvlin- der in het warmere microklimaat van de Kempen meer zou moeten investeren in een derde generatie, terwijl in de koe- lere Polders nakomelingen

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van

Ook dat klopt niet, want mijn zus koos niet vrij en bewust voor de dood.. Ze vluchtte voor een leven