• No results found

CEO power in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CEO power in Nederland"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CEO power in Nederland

Wat is de invloed van invloedrijke CEO’s op earnings

management in Nederland?

Masterafstudeerwerk

Faculty of Economics and Business MSc Accountancy

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Inleiding ... 1

1.1 Inleiding ... 1

1.2 Relevantie ... 4

1.3 Structuur ... 5

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader ... 6

2.1 CEO power ... 6

2.1.1 Soorten power ... 8

2.2 Earnings management ... 11

2.2.1 Accruals management ... 13

2.3 Relaties CEO power en earnings management ... 15

Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethode ... 19 3.1 Inleiding ... 19 3.2 Steekproef omvang ... 19 3.3 Earnings management ... 20 3.4 Onderzoeksmethode en modellen ... 21 3.5 Jones model ... 24

3.6 Modified Jones model ... 24

Hoofdstuk 4: Resultaten ... 26 4.1 Beschrijvende statistiek ... 26 4.2 Toetsing hypothesen ... 29 4.2.1 Toetsing hypothese 1a en 1b ... 29 4.2.2 Toetsing hypothese 2a en 2b ... 30 4.2.3 Toetsing hypothese 3a en 3b ... 33

Hoofdstuk 5: Conclusie en beperkingen ... 35

5.1 Conclusie ... 35

5.2 Beperkingen en mogelijkheden voor vervolgonderzoek ... 37

Literatuurlijst ... 38

Bijlage 1 ... 44

Bijlage 2 ... 45

(3)

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Inleiding

De afgelopen decennia is ‘earnings management’ een veelbesproken onderwerp op het gebied van accountants en academici. Healy (1984), Jones (1991), Burgstahler en Dichev (1997) en Darrough en Rangan (2005) hebben aangetoond dat de Chief Executive Officer (CEO), de persoon die verantwoordelijk is voor de gang van zaken binnen een onderneming, winsten binnen een onderneming sturen. Earnings management beïnvloedt de informatie die de onderneming publiceert en in sommige gevallen leidt earnings management zelfs tot fraude, zoals dat het geval was bij Enron en WorldCom (Scott, 2009). Hierdoor zijn toezichthouders en investeerders bezorgd over de acties van het management. Het management kan bepaalde prikkels hebben die kunnen leiden tot earnings management. Als maatregel tegen earnings management heeft de wetgever in Amerika actie ondernomen en in 2002 de Sarbanes-Oxley Act (SoX) ingevoerd. Het doel van de SoX is om onder andere de beleggers te beschermen en het vertrouwen op de aandelenmarkten te herstellen. De SoX verbetert de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de financiële rapportage (Lobo en Zhou, 2006). Om dit doel te bereiken vereist SoX dat de CEO en de Chief Financial Officer (CFO) de financiële rapportage certificeren (Lobo en Zhou, 2006).

De vergoedingen van CEO’s kunnen gekoppeld worden aan de aandelenkoersen van de betreffende ondernemingen. Hierdoor kunnen CEO’s kwetsbaar worden voor de aandelenkoersen en mogelijk belangrijke boekhoudkundige cijfers, zoals de winsten, proberen te manipuleren (Degeorge et al., 1999; Bauwhede, 2003). De CEO’s kunnen bijvoorbeeld de winst manipuleren (verhogen) in de hoop de aandelenprijs te verhogen op de aandelenmarkt. Uiteraard als gevolg van bepaalde doelstellingen waaraan zij moeten voldoen (Dechow en Skinner, 2000; Scott, 2009). Sinds de jaren negentig zijn CEO vergoedingen voornamelijk gebaseerd op de winst per aandeel. Op deze manier worden de belangen van de CEO afgestemd op die van de aandeelhouders (Scott, 2009). Uit het onderzoek van Brown (2001) blijkt dat in de jaren negentig een hogere mate van earnings management is voorgekomen. Uit het onderzoek van Healy (1984) en Oberholzer-Gee en Wulf (2006) blijkt dat de CEO over het algemeen verantwoordelijk wordt gehouden voor earnings management. Met betrekking

(4)

tot earnings management zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd in Amerika. Zo hebben Albuquerque en Miao (2012) door middel van een model aangetoond dat CEO’s, die over veel macht beschikken, belangrijke initiatiefnemers zijn bij een bestuurswijziging binnen een onderneming. Het model gaat ervan uit dat veranderingen in het bestuur de effectiviteit in de onderneming verhogen. Het model voorspelt hoe een invloedrijke CEO de interne governance beïnvloedt en daarmee zijn eigen beloning verhoogt. Invloedrijke CEO’s hebben de macht om hun eigen vergoedingen te bepalen door winsten te manipuleren (Bebchuk et al., 2002). Een andere studie stelt ter discussie dat invloedrijke CEO’s zich bezighouden met het veranderen van de governance. Dit omwille van niet gecontroleerd en of geëvalueerd te willen worden door de Raad van Commissarissen (RvC) (Hellwig, 2000). Adam et al., (2005) definiëren CEO power als de mogelijkheid om de beslissingen die worden genomen door het Raad van Bestuur (RvB) te beheersen.

In Nederland zijn er geen onderzoeken gedaan naar invloedrijke CEO’s en earnings management. Bauwhede (2003) heeft onderzoek uitgevoerd naar resultaatsturing en hoe resultaatsturing gevonden kan worden. De theoretische studie van Bauwhede (2003) heeft aangetoond dat winststuring optreedt tijdens bepaalde transacties zoals ‘Initial Public Offerings1’ (IPO’s), fusies en overnames. De onderneming past winststuring toe vanwege de relatie met de publieke markt. Zijn studie toont aan dat ondernemingen die de winst sturen, in de nabije toekomst de nadelen ervan ervaren. Beleggers zullen terughoudend zijn met investeringen in ondernemingen waar earnings management is aangetoond. Dit kan namelijk naar een bepaalde richting gestuurd worden. Resultaatsturing kan ook voordelen met zich meebrengen zoals het voorspellen van de winstgevendheid van een onderneming. Gils (2005) heeft onderzoek uitgevoerd naar management en governance in het Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb). De studie van Gils (2005) toont aan dat de CEO de belangrijkste persoon is die beslissingen neemt. Praag (2001) heeft onderzoek uitgevoerd naar earnings management in Nederland. Zijn steekproef bestond uit 611 ondernemingsjaren over de periode van 1988 tot 1997. Praag (2001) toonde met zijn studie aan dat earnings management toegepast wordt in Nederland. Dit komt specifiek door de grote flexibiliteit in de financiële rapportage in buitengewone baten en lasten, reorganisatievoorzieningen en stelselwijzigingen.

1

(5)

De specifieke posten van accruals2 management, zoals reorganisatievoorzieningen, laten duidelijke resultaten zien in overeenstemming met de verwachtingen van Praag (2001).

Accruals management komt vaak voor bij ondernemingen met een hoge performance of bij een lage performance. De middengroep vertoont minder winststuring (Praag, 2001). Deze onderzoeken tonen niet aan wat de invloed is van invloedrijke CEO’s op earnings management in Nederland.

Ik heb gekozen om dit onderzoek uit te voeren in Nederland. E.P. Jansen et al., (2009) hebben bewijzen gevonden dat er grote verschillen zit in de vergoedingen van Nederland in vergelijking met Amerika. E.P. Jansen et al., (2009) hebben de verschillen in incentive vergoedingen onderverdeeld in twee categorieën. Als eerste heb je de culturele factoren. De culturele factor omvat set van regels, waarden en overtuigingen die geprogrammeerd zijn in de geest. Ten tweede, institutionele factoren zorgen voor externe kracht die bepaalde soorten gedragen ofwel dwingen of motiveren (Gooderham et al., 1999). Hofstede (1980) heeft ook bewijs gevonden in compensatieverschillen tussen Amerika en Nederland en deze gelabeld als masculiniteit en lange termijn oriëntatie. Masculiniteit representeert heldendom, assertiviteit en materiële beloningen voor successen. Lange termijn oriëntatie weerspiegelt naar de toekomst, zoals sterke neiging om te sparen, doorzettingsvermogen en het uitvoeren van sociale verplichtingen. Nederland behoort tot de feminiene cultuur en lange termijngerichtheid. Amerika daar in tegenover behoort tot een masculiene cultuur met een korte termijngerichtheid. In vergelijking met Amerikaanse ondernemingen, zijn hierdoor Nederlandse ondernemingen minder geneigd om vergoedingen, in welke vorm dan ook, uit te geven aan de CEO/CFO. Indien de Nederlandse ondernemingen wel vergoeding aanbieden, zijn dit minder en wordt de bonus minder gebaseerd op de winst (E.P. Jansen et al., 2009). Echter, de Nederlandse ondernemingen die wel vergoeding uit te betalen gebruiken vaker een complexe prestatie/beloning systeem (d.w.z., minder gebruik van eenvoudige lineaire vorm van uitbetaling).

2

Accruals zijn de verschillen tussen de nettowinst en de operationele cash-flow. Met andere woorden de wijzigingen in de activa en passiva op de balans die niet te herleiden zijn op de nettowinst (of het nettoverlies).

(6)

Om deze problemen te onderzoeken volgt hierna de onderzoeksvraag van dit afstudeerwerk. Dit onderzoek heeft als doel om de gevolgen van invloedrijke CEO op earnings management te onderzoeken. Hiervoor is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

Wat is de invloed van invloedrijke CEO’s op earnings management in Nederland?

Onze steekproefomvang bevat gegevens van 67 ondernemingen die in de periode van 2009 tot en met 2011 genoteerd stonden aan Euronext Amsterdam (AEX, AMX, AScX). Er wordt eerst onderzocht of er invloedrijke CEO’s werkzaam zijn in Nederlandse ondernemingen. Vervolgens wordt de mate van CEO power onderzocht en ten slotte wordt earnings management onderzocht door middel van een regressie analyse.

1.2 Relevantie

In veel buitenlandse literatuur is de invloed van invloedrijke CEO’s op earnings management een veelbesproken onderwerp (Albuquerque en Miao 2012; Chen en Liu 2010; Bergstresser en Philippon 2006). De wetenschappelijke relevantie van deze thesis is het inzichtelijker maken van de invloed van invloedrijke CEO op earnings management in Nederland. In de Amerika hebben veel studies plaatsgevonden naar invloedrijke CEO in relatie tot earnings management. In Nederland zijn er geen empirische studies uitgevoerd naar invloedrijke CEO’s in relatie tot earnings management. De studies die in Nederland zijn uitgevoerd betreffen vooral resultaatsturing (Bauwhede, 2003), onderzoek naar management en governance in mkb (Gils, 2005) en onderzoek naar earnings management in Nederland door Praag (2001).

Zoals hierboven is aangegeven, vinden verschillende studies een relatie tussen een invloedrijke CEO en earnings management (Albuquerque en Miao, 2012; Bergstresser en Philippom, 2006; Tang, Cossan en Rowe, 2011). Er hebben in Nederland geen onderzoeken plaatsgevonden naar CEO power in relatie tot earnings management. Dit afstudeerwerk zal zich dan ook richten op beursgenoteerde ondernemingen in Nederland, waarbij de onderzoeksmethode van Dechow et al. (1996) wordt gebruikt. De resultaten van dit onderzoek zullen inzicht verschaffen in hoeverre invloedrijke CEO’s in Nederland earnings management toepassen. Daarnaast zal deze thesis ook voor de praktijk relevant zijn. Investeerders en

(7)

beleggers zijn geïnteresseerd in de effecten van earnings management.

1.3 Structuur

Deze thesis is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk twee wordt ingegaan op het theoretisch kader. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de theorieën van CEO power en earnings management en wordt op basis hiervan de te toetsen hypothesen geformuleerd. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie ingegaan op de onderzoeksmethode. In hoofdstuk vier wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten. Tot slot wordt in hoofdstuk vijf ingegaan op de conclusie en discussie.

(8)

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader

2.1 CEO power

Een of meer personen (de principaal of principalen) sluiten een overeenkomst met een andere persoon (de agent) om werkzaamheden te verrichten, zoals het nemen van beslissingen namens de principaal. (Jensen en Meckling, 1976). Volgens Jensen en Meckling (1976) is er een goede reden om te geloven dat de agent niet altijd handelt in overeenstemming met de belangen van de principaal. Bebchuk en Fried (2006) benadrukken dat de Chief Executive Officers (CEO's) een agency-probleem hebben met de aandeelhouders. Dit probleem beschrijft dat de aandeelhouders (de principalen) andere belangen nastreven dan de CEO (de agent), die is aangesteld door de principalen om de onderneming te leiden (Bebchuk en Fried, 2006). Aandeelhouders willen dat de waarde van het aandeel op lange termijn stijgt, terwijl de CEO zich op korte termijn doelstellingen richt (Brunzell et al., 2009). De reden hiervoor is dat de beloning van de CEO afhankelijk is van de waarde van de aandelenkoers (Brunzell et al., 2009). Deze tegengestelde belangen tussen de aandeelhouders en de CEO worden geïllustreerd in figuur 1.

Figuur 1: Basis idee van agency theorie. (P = Principaal, A = Agent)

Invloedrijke CEO’s zijn CEO’s die over meer power beschikken in vergelijking met andere executives in het topmanagement (Finkelstein, 1992; Tang et al., 2011). Deze invloedrijke

(9)

CEO’s hebben de neiging om het strategisch beleid omver te gooien en daarnaast de doorstroming van informatie binnen het topmanagement te beperken (Adams et al., 2005; Bebchuk et al., 2008). Bebchuk et al. (2008) hebben onderzocht dat CEO power de bedrijfsprestaties vermindert. Daarnaast onderzochten Bertrand en Mullainathan (2000) dat bij het ontbreken van adequaat toezicht door de aandeelhouders op de CEO, de CEO de vrijheid biedt om winsten te manipuleren. Bebchuk en Fried (2006) onderzochten dat invloedrijke CEO's de koppeling tussen vergoedingen en bedrijfsprestaties verminderen om zo te genieten van vergoedingen zonder prestaties. Morse et al. (2008) toont in zijn studie aan dat invloedrijke CEO’s ‘incentive’3 contracten manipuleren om bonus vergoedingen te ontvangen. De resultaten van Morse et al. (2008) tonen aan dat manipulatie van incentive contracten in verband worden gebracht met een vermindering van de toekomstige prestaties en ondernemingswaarde. Adams et al. (2005) en Kim en Lu (2008) hebben empirisch bewezen dat ondernemingen met invloedrijke CEO's variatie in de bedrijfsprestaties kunnen hebben. Zij concluderen dat invloedrijke CEO's beter in staat zijn om hun besluiten uit te voeren en dat dit een positief effect heeft op de bedrijfsprestatie als de CEO's goede beslissingen maken. Bij slechte beslissingen leidt dit tot negatieve bedrijfsprestaties. Adams et al. (2005) definiëren CEO power als het volgende:

De mogelijkheid om beslissingen die door het bestuur worden genomen te beheersen.

Het gezamenlijke resultaat in de academische literatuur is dat CEO’s over veel macht beschikken voor wat betreft het bepalen van hun eigen vergoedingen, wat te wijten is aan zwakke governance4 (Bebchuk et al., 2002; Dunn, 2004; Taylor, 2010). Dit resultaat laat zien dat er in de loop van de tijd gevolgen kunnen ontstaan op de vergoedingen van de CEO's (Bebchuk et al., 2002; Dunn, 2004; Taylor, 2010). Dit komt alleen voor als de CEO te weten komt dat zijn inzet positieve invloed kan hebben op de bedrijfsprestaties (Libby en Luft, 1993; Finkelstein et al., 2009; en Taylor, 2010). Als de CEO over genoeg power beschikt om de Raad van Bestuur (RvB) te beïnvloeden, kan de CEO het gehele surplus van de winst eisen

3

Met incentive wordt prestatie- of aanmoedigingspremie bedoeld (Pleysier, 2008).

4

Gompers et al. (2003) betogen dat ondernemingen met goede governance betere bedrijfsprestaties leveren. Governance heeft als doel verbeterde transparantie in de jaarrekening, betere verantwoording aan de Raad van Commissarissen (RvC) en een versterking van de zeggenschap en bescherming van de aandeelhouders.

(10)

dat is gecreëerd door zijn eigen bekwaamheden. In tegenstelling tot goede resultaten, kan de RvB onderhandelen over een lagere vergoeding voor de CEO bij tegenvallende resultaten (Taylor, 2010). CEO power is belangrijk voor het vermogen van de CEO om de controle over de onderneming te behouden (Ocasio, 1994). Leidinggevenden kunnen resultaten beïnvloeden als zij invloed kunnen uitoefenen op cruciale beslissingen (Adams, Almeida en Ferreira, 2005).

2.1.1 Soorten power

Finkelstein (1992) heeft vier dimensies van power gedefinieerd, namelijk ‘structural’ power, ‘ownership’ power, ‘expert’ power en ‘prestige’ power. Deze dimensies dienen als basis om de relatie tussen CEO power en bedrijfsprestaties te verkennen. Het resultaat van Finkelstein (1992) laat een sterke correlatie zien tussen drie power dimensies (structural, ownership en prestige power) en de belangrijke rol van de CEO in de strategische besluitvorming. Alleen expert power vertoont een matige correlatie in de strategische besluitvorming.

Structural power

In theorie beschikt de RvB over de meeste power in een onderneming. Deze power vloeit voort uit een formeel en informeel hiërarchische gezag en de organisatiestructuur (Kim en Lu, 2008; Hayness en Hillman, 2010). Structural power helpt CEO’s hun eigen wil uit te oefenen ten opzichte van andere top ‘executives’ (Kim en Lu, 2008).

Daily en Johnson (1997) leggen structural power uit in termen van de berekening van het totaal aantal onafhankelijke en of externe commissarissen. Veel onafhankelijke en of externe commissarissen worden gezien als het structural power en leidt zo tot betere financiële resultaten. Echter, de studie concludeert het tegenovergestelde. Het aantal onafhankelijke en of externe commissarissen is negatief gerelateerd aan de financiële prestaties (Daily en Johnson, 1997).

Naast het wijzigen van de interne governance kan de CEO ook zijn power gebruiken om ‘accruals’ te beïnvloeden om een hogere beloning te ontvangen. Dit komt vaak voor bij ondernemingen waar de beloningen gekoppeld zijn aan de koers van het aandeel en de optieprijzen (Bergstresser en Philippon, 2006). Bergstresser en Philippon (2006) hebben aanwijzingen gevonden dat CEO’s, van wie de beloningen gekoppeld zijn aan de koers van

(11)

het aandeel, een hoger niveau van earnings management vertonen. De volgende hypothese wordt gevormd:

H1a: Invloedrijke CEO met structural power heeft een positief effect op het salaris. H1b: Invloedrijke CEO met structural power heeft een positief effect op de bonus.

Ownership power

Lewellyn en Muller-Kahle (2012) onderzoeken in hun studie naar het totale percentage van de aandelen die in eigendom zijn van de CEO. Lewellyn en Muller-Kahle (2012) vinden in hun onderzoek een negatieve relatie tussen de aandelen in eigendom van de CEO en de bedrijfsprestaties. Zij stellen dat CEO’s met veel aandelen meer de neiging hebben om meer risico-avers op te treden om hun belangen in de onderneming te beschermen (Lewellyn en Muller-Kahle, 2012). Dit is tegenstrijdig met de studie van Daily en Johnson (1997). Daily en Johnson (1997) vinden in hun onderzoek een positieve relatie tussen de aandelen in eigendom van de CEO en de bedrijfsprestaties. Zij beargumenteren dat een toename van aandelen leidt tot meer power en risico nemende beslissingen door CEO’s. Deze beslissingen hebben betrekking op het eigen belang van CEO’s zonder tussenkomst van het management. Zonder tussenkomst en correcties van het management zullen de beslissingen van de CEO leiden tot betere bedrijfsprestaties. Een ander onderzoek naar ownership power voorspelt een ‘trade-off’ tussen de hoeveelheid aandelen en de gevolgen daarvan (Malekzadeh et al., 1998). Een CEO met een aanzienlijke hoeveelheid aandelen wordt gestimuleerd om te handelen in het belang van de investeerders, indien hun belangen met elkaar worden afgestemd. Echter, door de verhoging van power hoeft de invloedrijke CEO dit niet doen.

Een voorbeeld van een dergelijke situatie wordt toegelicht in de studie van Combs et al. (2007). In deze studie wordt uiteengezet dat aandeelhouders positief reageerden op het overlijden van de CEO met een grote hoeveelheid aan aandelen. Dit impliceert dat de CEO zijn power gebruikt voor zijn eigen belang waardoor de behoeften van de investeerders worden verwaarloosd (Combs et al., 2007). Managers, die oprichters zijn van een organisatie of een hechte relatie hebben met de oprichters, kunnen ownership power krijgen door hun (lange) relatie met de RvC (Finkelstein, 1992). Daarom zullen managers met ownership power een zekere mate van beheersing hebben over de RvC. Hierdoor zullen CEO's met

(12)

ownership power macht verkrijgen om invloed uit te oefenen op de RvC (Finkelstein, 1992). Naast het wijzigen van de interne governance kan de CEO zijn power ook gebruiken om accruals te beïnvloeden om een hogere beloning te ontvangen. Dit komt vaak voor bij ondernemingen waar de beloningen gekoppeld zijn aan de koers van het aandeel en de optieprijzen (Bergstresser en Philippon, 2006). Bergstresser en Philippon (2006) hebben aanwijzingen gevonden dat CEO’s, van wie de beloningen gekoppeld zijn aan de koers van het aandeel, een hoger niveau van earnings management vertonen. De volgende hypothese wordt gevormd:

H2a: Invloedrijke CEO met ownership power heeft een positief effect op het salaris. H2b: Invloedrijke CEO met ownership power heeft een positief effect op de bonus.

Expert en prestige power

Expert en prestige power hebben ook een positieve invloed op de bedrijfsprestaties. Lewellyn en Muller-Khale (2012) stellen dat een CEO met specifieke deskundigheid of met meerdere posities in de RvB in andere ondernemingen, minder in twijfel wordt getrokken door anders bestuurders. Dit is te wijten aan de waargenomen superioriteit. Expert power neemt bovendien toe met de tijd dat de executive binnen de onderneming als CEO werkt. Hoe langer de ambtstermijn, hoe meer kennis de CEO bezit over alle processen binnen de organisatie (Firstenberg en Malkiel, 1994; McNulty et al., 2011). Hoewel de deskundigheid van de CEO de mogelijkheid biedt om de bedrijfsprestaties van de onderneming te verhogen, is de CEO ook in staat om beslissingen van minder goed geïnformeerde executives te manipuleren (Panian, 1982).

Expert power komt voort uit de mogelijkheid om aan het succes van de organisatie bij te dragen door middel van functionele expertise bepaalde strategische beslissingen te beïnvloeden (Kim en Lu, 2008). Onderzoek heeft uitgewezen dat executive deskundigheid, zoals gemeten aan de kwaliteit van het executive management van zijn of haar organisatie, een positieve invloed heeft op de financiële prestaties van de organisatie (Agarwal et al., 2011). Expert power is afhankelijk van de brede ervaring afkomstig van de carrière van de CEO (McNulty et al., 2011).

(13)

Prestige power wordt gemeten aan de hand van de vraag of de CEO zitting neemt in het bestuur van een andere organisatie en een educatieve doelstelling nastreeft (Pfeffer, 1981; D’Aveni, 1990; McNulty et al., 2011). Prestige power vertegenwoordigt het persoonlijke prestige, status van de reputatie en of een andere perceptie van de persoonlijkheid van de CEO door middel van connecties en kwalificaties (Kim en Lu, 2008). Externe bestuursfuncties zijn een indicator van de prestige power omdat het suggereert dat andere organisaties de kennis, ervaring en connecties van de CEO willen profiteren (Perry et al., 2011). Alumnus van een elite opleidingsfaculteit is tevens een indicator van prestige power omdat het suggereert dat de executive over kennis, ervaring en of connecties bezit, die mogelijk waardevol zijn voor de organisatie (Perry et al., 2011).

2.2 Earnings management

Bij het opstellen van het jaarverslag, volgens de Generally Accepted Accounting Principles (GAAP), kan de manager invloed uitoefenen op de toepassing van GAAP. Op sommige momenten krijgt de manager de mogelijkheid om de winsten te beïnvloeden. Dat wil zeggen, het verschuiven van de inkomsten van het ene boekjaar naar het andere boekjaar. Het is niet duidelijk of ondernemingen buiten de grenzen van de toezichthouders actief zijn. Zoals Bauwhede (2003) in haar artikel heeft aangetoond dat enige vorm van winstmanipulatie als fraude wordt beschouwd. Daarnaast heeft Bauwhede (2003) aangetoond dat de aanpassingen, aan de financiële overzichten, het doel kan hebben om de gebruiker ervan te misleiden. Hierdoor wordt de oordeelsvorming van de gebruikers beïnvloed. Dit wordt ook wel earnings management genoemd. Earnings management wordt anders gedefinieerd door verschillende auteurs. Schipper (1989) definieert earnings management als doelgerichte interventie aan de externe financiële verslaggevingproces met het oog op het behalen van het maximale eigen voordeel. Healy en Wahlen (1999) definiëren earnings management als managers die hun eigen oordeel toepassen in de financiële verslaggeving en in het structureren van transacties om financiële gegevens te veranderen om de belanghebbenden te misleiden over de economische prestaties van de organisatie of om invloed uit te oefenen op contractuele resultaten die afhankelijk zijn van de gerapporteerde boekhoudkundige cijfers.

(14)

management specifieke aandeelhouders wil misleiden over de economische prestaties van de onderneming. Daarnaast is het ook een probleem als het management invloed wil uitoefenen op bepaalde contracten die gebaseerd zijn op boekhoudkundige cijfers (bijvoorbeeld lening contracten) (Healy en Wahlen, 1999). Earnings management ontstaat wanneer het management de inkomsten manipuleert om de meningen van de investeerders bij te sturen bij aankomende prestaties van de onderneming (Bauwhede, 2003).

In het verleden hebben we te maken gehad met vele boekhoudschandalen zoals Enron, WorldCom en Ahold. Aandeelhouders en beleggers hebben beslissingen genomen op basis van onjuiste en onvolledige informatie. Dit brengt ons terug naar de ‘agency theory’.

In het onderzoek van Beaudoin (2008) wordt aangegeven dat earnings management door de CEO beïnvloed wordt door de agency theory. Als de resultaten aantonen dat er een agency-probleem aanwezig is, als een CEO een variabele bonus ontvangt op basis van de prestaties van de organisatie en of over meer informatie beschikt dan de Chief Financial Officer (CFO), gebruiken CEO's hun beslissingsbevoegdheid om accruals management toe te passen om een hogere bonus te ontvangen op de lange termijn. Wanneer er geen agency-probleem is, de CEO ontvangt een vaste bonus gebaseerd op een percentage van zijn vaste salaris en de CEO en CFO beschikken over dezelfde informatie, gebruiken CEO's hun beslissingsbevoegdheid om kleine accruals aanpassingen door te voeren die in het voordeel zijn van de onderneming. Dit gedrag komt overeen met het feit dat de belangen van de CEO en de aandeelhouders beter zijn afgestemd.

Analisten, investeerders, top executives zijn van mening dat de winsten één van de belangrijkste items zijn in de financiële verslaggeving (Degeorge et al., 1999; Bauwhede 2003). Op middellange tot lange termijn (1-10 jaar) en zelfs op korte termijn zijn de rendementen op aandelen een belangrijke verklarende factor. Degeorge et al. (1999) toont in zijn onderzoek aan dat beleggers de winsten analyseren om de toekomstige bedrijfsprestaties te evalueren en om een beslissing te nemen om te investeren in de onderneming. Beaver (2002) heeft onderzocht of earnings management de kwaliteit van de winsten kan verbeteren of verslechteren. In de studie van Akers et al. (2007) wordt vermeld dat, indien het management de winst niet probeert te manipuleren, dit een positief effect kan hebben op de winsten. Ondernemingen die een grote groei doormaken hebben vaak te maken met earnings management (Chen en Liu, 2010). De CEO beschikt over privé informatie met betrekking tot

(15)

de waarde van toekomstige projecten waardoor de acties van de CEO niet gemakkelijk waarneembaar is voor de aandeelhouders. De bevindingen van Chen en Liu (2010) hebben bewezen dat sterk groeiende ondernemingen meer kans hebben op opportunistisch earnings management door de CEO. Earnings management kan volgens Scott (2009) vanuit twee invalshoeken worden bekeken, namelijk vanuit een ‘contracting’ en een ‘financial reporting’ perspectief. Vanuit een contracting perspectief kan earnings management gebruikt worden als een manier om de onderneming te beschermen tegen onvoorziene gebeurtenissen bij onvolledige en onbuigzame contracten. Volgens het fiancial reporting perspectief kunnen executives de marktwaarde van de onderneming beïnvloeden. Dit kan zowel goed als slecht zijn voor de onderneming (Scott, 2009).

2.2.1 Accruals management

Onderzoekers hebben onderzocht of de onderzoeksresultaten naar accruals management van Sloan (1996) worden aangedreven door een specifieke set van accruals. Xie et al. (2003) heeft accruals in organisaties ingedeeld in beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare componenten met behulp van het ’time-series’ model. Xie et al. (2003) gebruikte het Jones (1991) model om bedrijven in te delen. Dit model, dat veel wordt gebruikt in de accounting literatuur, meet de niet-beïnvloedbare accruals op basis van financiële kenmerken van andere bedrijven, zoals veranderingen in de omzet en de saldo vaste activa. Xie et al. (2003) beschrijft accruals management als volgt:

In veel ondernemingen worden managers zowel direct (in termen van het salaris en de bonus) als indirect (in termen van het prestige, de toekomstige promoties en het werkzekerheid) vergoed, afhankelijk van de winst prestaties van de onderneming ten opzichte van aantal vooraf opgestelde benchmarks.

De organisatie verandert haar activiteiten niet maar rapporteert opportunistische inkomsten van een bestaande activiteit (Dechow en Schrand 2004). Voorbeelden zijn het verminderen van de voorziening van dubieuze debiteuren of het vermijden van afschrijvingen van vaste activa. Accruals creëren de mogelijkheid van earnings management omdat de CEO schattingen, oordelen en prognoses moet maken. Hoe groter de beoordelingsvrijheid van de CEO, hoe groter de kans op earnings management. Beoordelingsvrijheid in het kader van aanpassingen aan activa en passivaposten zijn onder andere (Dechow en Schrand 2004):

(16)

 Debiteuren

o De verwachte retour van producten en de schattingen van dubieuze debiteuren vallen onder debiteuren (hoge beoordelingsvrijheid).

 Voorraad goederen

o De CEO’s profiteren van sommige kosten die onder voorraad goederen worden geactiveerd en verantwoorden kosten als periodieke kosten (hoge beoordelingsvrijheid).

 Overig vlottende activa

o Deze grootboekrekening is typisch een categorie voor het activeren van allerlei kosten (hoge beoordelingsvrijheid).

 Materiële vaste activa

o De CEO’s profiteren van een groot aantal kosten, die ze kunnen activeren en vervolgens afschrijven op de manier die zij willen. De CEO moet ook een inschatting maken van een eventuele ’impairment’ en moet de hoogte hiervan vaststellen (hoge beoordelingsvrijheid).

 Te betalen rente

o In deze rekeningen zitten schulden van de organisatie aan leveranciers of afnemers (lage beoordelingsvrijheid).

 Pensioenverplichting

o De CEO moet de prognose van het verwachte rendement op fondsbeleggingen bepalen (hoge beoordelingsvrijheid).

 Lang vreemd vermogen

o De waarde wordt gebaseerd op het bedrag dat is ontvangen bij de uitgifte van het lang vreemd vermogen en de premie of korting wordt afgeschreven volgens specifieke regels (lage beoordelingsvrijheid).

CEO’s kunnen de financiële rapportage opportunistisch manipuleren door het beheersen van accruals. Echter, Kaplan (1985) wijst aan dat accruals, die ontstaan uit normale activiteiten van de organisatie, niet kunnen worden aangemerkt als winstmanipulatie. Elke manipulatie in de financiële rapportage zal waarschijnlijk resulteren in ‘abnormal’ accruals (Heninger, 2001).

(17)

De aard van de accruals accounting geeft de CEO veel vrijheid om te bepalen wat de werkelijke inkomsten zijn van een organisatie in een bepaalde periode. Het management heeft aanzienlijke zeggenschap over de timing van de werkelijk kosten, zoals marketingkosten of onderzoekskosten (Xie et al., 2003). Het management kan de timing van de opbrengsten en de kosten wijzigen door bijvoorbeeld het uitstellen van verliezen of het vroeg nemen van de opbrengsten door middel van verkoop op rekening (Teoh, Welch, en Wong, 1998).

2.3 Relaties CEO power en earnings management

Verschillende empirische studies, in het kader van resultaatsturing in Amerika, tonen aan dat ondernemingen winststuring toepassen om hun relatie met aandeelhouders en aandelenmarkt te verbeteren. Resultaatsturing komt vaak voor bij Initial Public Offerings (IPO’s), fusies en overnames (Bauwhede, 2003). De resultaten in de studie van Bauwhede (2003) tonen aan dat de onderneming die winsturing heeft toegepast in de nabije toekomst afgestraft wordt. Resultaatsturing kan ook voordelen met zich meebrengen zoals het voorspellen van winstgevendheid van de onderneming. Praag (2001) heeft onderzocht of earnings management voorkomt in Nederland. Het onderzoek vond plaats van 1988 tot en met 1997. Voor het onderzoek heeft Praag (2001) vier criteria opgesteld:

1. De onderneming moet genoteerd staan aan de beurzen AEX, AMX of AScX. 2. Gelijke proporties uit verschillende delen van de aandelenmarkten.

3. Geen financiële instellingen.

4. Geen ondernemingen die gefuseerd zijn of een IPO hebben gehad.

Aan deze criteria voldoen 611 ondernemingsjaren. Uit de analyse van Praag (2001) kan geconcludeerd worden dat earnings management wordt toegepast in Nederland omdat er meer flexibiliteit zit in buitengewone baten en lasten zoals reorganisatievoorzieningen en stelselwijzigingen. De specifieke posten, zoals reorganisatievoorzieningen, van accruals management laten sterke resultaten zien met betrekking tot de verwachtingen van Praag (2001). Praag (2001) verwacht accruals management bij hoge en lage performance ondernemingen. De middengroep vertoont minder winststuring.

(18)

Structurele power en earnings management

CEO's hebben in hun eerste jaren grote prikkels om de winst te overschatten dan in de latere jaren. In de eerste jaren is de markt veelal onzeker over de capaciteiten van de CEO (Gibbons en Murphy, 1992; Hermalin en Weisbach, 2012). De marktperceptie van de CEO is een waardevolle bezit, omdat het wordt geassocieerd met een aantal lange termijn voordelen voor de CEO zoals hogere toekomstige vergoedingen en herbenoemingen (Gibbons en Murphy, 1992; Hermalin en Weisbach, 1998; Ryan, Wang, en Wiggins, 2009). Om de marktperceptie gunstig te beïnvloeden hebben CEO's in het beginjaren al motieven om goede prestaties te rapporteren. Het is voor de markt niet mogelijk om deze manipulaties te ontdekken. Dit is vooral het geval als de daaropvolgende bedrijfsprestaties goed zijn, waardoor de CEO in staat is om de voorafgaande slechte prestaties te verbergen (Ali en Zhang, 2012).

Gibbons en Murphy (1992) hebben in hun onderzoek aangetoond dat als een CEO gepromoveerd is binnen de organisatie, de markt nog steeds onzeker is over de capaciteiten van de CEO. De oorzaak hiervan ligt in de vaardigheden en bekwaamheden van de CEO. Om succesvol te zijn als CEO is het vereist om verschillende vaardigheden en bekwaamheden te bezitten op verschillende niveaus (zowel op lagere als hogere niveaus binnen de onderneming). Dit onderzoek toont ook aan dat de CEO's zelden de onderneming verlaten om bij een andere onderneming aan de slag te gaan. Dus om de capaciteiten van de nieuw benoemde CEO te beoordelen zal de markt moeten vertrouwen op de huidige prestaties van de CEO (Gibbons en Murphy, 1992; Hermalin en Weisbach, 2012). Om te voorkomen dat de CEO's worden bestempeld als zijnde van lage capaciteit, wat kan leiden tot ontslag, zullen CEO's prikkels hebben om goede prestaties te rapporteren in de eerste jaren van hun functie als CEO. Als tijdens deze periode hun ware prestatie laag is, zullen ze waarschijnlijk de prestaties manipuleren door agressieve earnings management. De volgende hypothese wordt gevormd:

H3a: CEO met structural power maakt gebruik van earnings management in de financiële rapportage.

Ownership power en earnings management

Jensen en Meckling (1976) stellen dat CEO ownership de belangen uitlijnt met de belangen van de aandeelhouders. CEO's die een aanzienlijk deel van de aandelen bezitten zullen niet

(19)

profiteren van hun macht omdat zij, samen met andere aandeelhouders, de gevolgen zullen dragen van hun daden (Jensen en Meckling, 1976). Echter, Morck et al. (1988) bevestigen dat de CEO, die veel aandelen bezit, ertoe stuurt om opportunistisch te handelen om zijn beloning te maximaliseren ten koste van de kleine aandeelhouders. Indien een CEO een groot deel van de aandelen bezit leidt dit tot een aanzienlijk stemrecht en macht in het bestuur van de onderneming (Morck et al., 1988). Daarom kunnen CEO's controles vermijden wat resulteert in meer pogingen om accruals toe te passen die de winsten verhogen (Morck et al., 1988). Zolang er een belangenconflict is tussen de CEO en de aandeelhouders van de onderneming, zal de CEO streven naar eigen belang in opportunistische zin (Jensen en Meckling, 1976). Kim en Yi (2005) en Cheng en Wartfield (2005) tonen aan dat ownership power positief geassocieerd is met earnings management. Dergelijk gedrag van de CEO komt vaak voor wanneer de CEO aandelen bezit van de onderneming. CEO's met aandelen hebben de neiging om de winst te manipuleren om zo hun eigen beloningen te verhogen (Jensen en Meckling, 1976; Watts en Zimmermann, 1986).De volgende hypothese wordt gevormd:

H3b: CEO met ownership power maakt gebruik van earnings management in de financiële rapportage.

Expert power en earnings management

Aan het begin van hun carrière, zullen de CEO's voornamelijk streven in eigen belang. De besluiten van de CEO’s zijn van invloed op de carrière van de CEO’s (Zouari et al., 2012). CEO's zullen risico’s vermijden door het melden van aangepaste winsten. CEO's met relatief meer deskundigheid zijn beter in staat om toekomstige winsten en activa te voorspellen. Dit heeft te maken met de complexe standaarden en normen en het vermogen om toekomstige winsten en activa te voorspellen (Plumlee en Yohn, 2010). Ervaren CEO's zijn meer zelfverzekerd dan niet-ervaren CEO's. Dit leidt ertoe dat er betere winstvoorspellingen worden gemaakt. Vervolgens wordt agressieve boekhoudkundige praktijken uitgevoerd om aan de verwachte voorspellingen te voldoen (Zouari et al., 2012).

In kritieke tijden, verwachten belanghebbenden en analisten positieve en bekwame reacties van de CEO. Zo zou een ervaren CEO kunnen profiteren van de kennis van belanghebbende en analisten om beïnvloedbare accruals te gebruiken waarmee de winsten in overeenstemming met de verwachtingen wordt bijgesteld (Zouari et al., 2012). Matsunaga en Yeung (2008)

(20)

vinden dat de deskundigheid van de CEO's een impact heeft op beïnvloedbare accruals. CEO’s die, voordat zij als CEO aangesteld werden, als CFO werkzaam waren bij een andere onderneming passen meer beïnvloedbare accruals toe. . Expert power is in dit onderzoek uitgesloten, omdat het grootste gedeelte van de CEO’s economische studies hebben afgerond.

Prestige power en earnings management

De agency theorie voorspelt dat CEO's gemotiveerd worden door hun eigen belang en stelt dat toezicht van cruciaal belang is om hun prestaties te evalueren (Jensen en Meckling, 1976). Echter, dit onthult niet waarom CEO's zich bezighouden met earnings management. Het verband tussen CEO prestige en earnings management is afhankelijk van de CEO beloning. Een welbekende CEO heeft een relatief hogere beloning dan een onbekende CEO. Om zijn vergoeding veilig te stellen zal de CEO de gerapporteerde winsten manipuleren. Bovendien wordt in de studie van Malmendier en Tate (2009) aangetoond dat een ‘award winning’ CEO meer beloond wordt in vergelijking met andere executives in dezelfde onderneming ongeacht de bedrijfsprestaties. Zij stellen dat het hebben van een relatief bekende CEO een extern effect kan hebben op de markt en onderneming prestaties kan verhogen.

Een relatief bekende CEO heeft dus meer kans om earnings management uit te voeren (Malmendier en Tate, 2009). De auteurs tonen aan dat CEO’s die een award hebben gewonnen slechter presteren. Dit is voornamelijk het geval na vijf jaar van het laatst ontvangen award. Deze CEO’s hebben meer kans op meer beïnvloedbare accruals in de financiële rapportage. Hierdoor worden de CEO’s onder druk gezet om winsten te manipuleren om zo de ‘superster’ status te behouden en om aan de verwachtingen van de analisten te voldoen. De auteurs suggereren dat de druk om op hoog niveau prestaties te rapporteren zwaarder wegen dan het risico om reputatieschade op te lopen wanneer opportunistische rapportage wordt ontdekt (Malmendier en Tate, 2009). Naast expert power is prestige power ook buitengesloten. Hiervoor wordt er gesteund op het onderzoek van Intermediair. Zij hebben onderzoek uitgevoerd naar het prestige van de CEO waaruit blijkt dat de CEO’s over een hoge status beschikken.

(21)

Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethode

3.1 Inleiding

In dit onderzoek wordt ingegaan op de onderzoeksopzet van dit afstudeerwerk. In paragraaf twee wordt ingegaan op de data, welke gebruikt wordt in dit onderzoek. Tevens wordt ingegaan op de onderzoekspopulatie en bronnen. In paragraaf drie wordt ingegaan op de variabelen en de onderzoeksmethode, welke gebruikt worden in dit onderzoek.

3.2 Steekproef omvang

De transactiegegevens werden uit de database van Thomson Datastream verkregen. Thomson Datastream is de grootste financiële en statistische database ter wereld (Thomson Reuters, 2011). De data wordt verwerkt in SPSS, versie 20.0. Thomson Datastream bevat koersgegevens, beursindexcijfers, macro-economische data en financiële gegevens van ondernemingen van verschillende marktsectoren. De onderzoekspopulatie bestaat uit 73 Nederlandse ondernemingen die geregistreerd staan op Euronext Amsterdam. Voor het uitvoeren van de analyse wordt gebruik gemaakt van de data die beschikbaar zijn van de jaren 2009, 2010 en 2011. Ondernemingen waarvan de data in een van deze jaren ontbreken worden niet meegenomen in het onderzoek. Hierdoor blijven er 66 ondernemingen over die geschikt zijn voor het onderzoek. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle ondernemingen die geselecteerd zijn voor dit onderzoek.

Database Thomson Datastream verzorgt de financiële gegevens van de ondernemingen. Voor compensatie variabelen is er geen database beschikbaar die de vergoedingen van de CEO’s in Nederland bijhoudt. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van de website van Vereniging van Effectenbezitters (VEB) en Topsalarissen van de Volkskrant. De websites van VEB en Volkskrant publiceren onafhankelijke informatie over vergoedingen van CEO’s verdeeld in het vaste salaris, bonus, pensioen, overige en aandelen. Tevens worden ook de jaarrapporten van de ondernemingen geraadpleegd voor de compensatie van de CFO. De vergoedingen die zijn gepubliceerd op de website VEB zijn overgenomen in een aparte database. In sommige gevallen was de informatie incompleet omdat halverwege de onderzoeksperiode een nieuwe

(22)

CEO is aangewezen. Ontbrekende bedragen zijn opgezocht door de desbetreffende jaarrekening te downloaden en de ontbrekende gegevens over te nemen in de database.

3.3 Earnings management

Voor het meten van de beïnvloedbare accruals wordt gebruikt gemaakt van het ‘modified’ Jones model van Dechow et al. (1996). Door accruals te isoleren wordt op korte termijn inzicht verkregen in de hoeveelheid accruals die het gevolg zijn van de operationele activiteiten. Extreem hoge of lage accruals ten opzichte van gelijksoortige ondernemingen in de sector, bieden goede aanwijzingen dat het management agressieve of conservatieve accounting heeft toegepast. Dit zal in de nabije toekomst leiden tot verbeterde of verminderde operationele prestaties van de onderneming.

Allereerst definieert Sloan (1996) accruals als volgt:

TACCit Total accruals van onderneming i in het jaar t

EBITit Earnings before interest and taxes van onderneming i in het jaar t CFOPit Cash flow from operational activities van onderneming i in het jaar t

Cross-sectional

Om deze analyse uit te voeren is gebruik gemaakt van cross-sectional analyse. Om de niet-beïnvloedbare accruals te schatten, worden per onafhankelijke variabelen bedrijfsspecifieke data gebruikt van de verschillende ondernemingen over een bepaalde periode.

Vervolgens wordt de coëfficiënten β1, β2 en β3 door middel van Ordinary Least Squares (OLS) regressie als volgt geschat:

TAit Total activa van onderneming i in het jaar t ΔREVit Wijziging in de omzet in jaar t voor bedrijf i

PPEit Materiële vaste activa in jaar t voor bedrijf i

(23)

Ten derde wordt de normale accruals geschat als behulp van de volgende formule:

Normaal accruals van onderneming i in het jaar t

ΔRECit Wijziging in vorderingen van onderneming i in het jaar t

De vooraf geschatte β1, β2 en β3 coëfficiënten worden gebruikt om normaal accruals te berekenen. Als laatste, wordt abnormal accruals verkregen als de resterend deel van de totale accruals:

Abormal accruals van onderneming i in het jaar t

3.4 Onderzoeksmethode en modellen

Voor het uitvoeren van dit onderzoek wordt ordinary least squares (OLS) regressie toegepast. Daarnaast passen we ook eenmalig one-sample T-test toe. OLS regressie onderzoekt of er een relatie is tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabalen. Omdat er meer dan één verklarende variabelen is wordt meervoudige regressie gebruikt. De verklarende variabelen zullen worden weergegeven met De afhankelijke variabel wordt weergegeven met . Daarnaast zijn voor hypothese 1a en 1b variabelen gestandaardiseerd en vermenigvuldigd met elkaar. Hierdoor ontstaat er een nieuwe variabel die we ook meenemen in het onderzoek.

Voor hypothese 1 en 2 zijn de volgende OLS regressie modellen ontwikkeld:

Model 1: Model 2: Model 3: Model 4: Model 5:

(24)

Model 1: Model 2: Model 3: Model 4: Model 5:

Voor hypothese 3a en 3b zijn de volgende OLS regressie modellen ontwikkeld:

Model 1: Model 2: Model 3: Model 4: Onafhankelijke variabelen  POWCEO

Om te controleren of er invloedrijke CEO aanwezig zijn in Nederland worden de salarissen en bonussen van de CEO’s bekeken. Lui (2013) gebruikt de proxy Incentive_GAP om het verschil tussen CEO en CFO te onderzoeken. Dit zal ik ook gebruiken door het salaris en bonusvergoedingen van de CEO te vergelijken met het salaris en bonusvergoeding met de CFO. Als het verschil tussen CEO en CFO groter is dan 25% kan de CEO gekenmerkt worden als invloedrijke CEO. De dummy variabele (POWCEO) die hiervoor gebruik zal worden gemaakt is: 1 = invloedrijke CEO en 0 = geen invloedrijke CEO.

CEO power is volgens Finkelstein (1992) niet direct waarneembaar. Finkelstein (1992) definieert vier dimensies van power: structurele, expertise, prestige en ownership power. Voor dit onderzoek worden maar twee dimensies gebruikt namelijk structurele en ownership power.

 CEOSHARES

De meeste CEO’s beschikken over aandelen van de onderneming. Cyert et al. (2002) heeft significante relatie gevonden tussen het salaris en vergoedingen van de CEO. CEO ownership power zal worden gemeten aan de hand van het aantal aandelen (CEOSHARES) die in bezit

(25)

zijn van de CEO uitgedrukt in percentage van de totale uitstaande aandelen + 0,01 (Cyert et al., 2002).

 CEOTENR

In het onderzoek van Fahlenbrach (2009) werd gekeken naar de relatie van structurele power en CEO compensatie. Hieruit is gebleken dat CEO’s met veel structurele power hogere compensatie ontvangen omdat de CEO’s grote verantwoordelijkheden hebben dan andere executives. Daarnaast heeft Cyert et al. (2002) een positieve relatie gevonden tussen structurele power en CEO compensatie. Cyert et al. (2002) heeft CEO tenure gemeten als de logaritme van ambtstermijn (CEOTENR) van de CEO. CEO’s die de positie langer vervullen hebben waarschijnlijk goede relatie opgebouwd met het bestuur.

Controle variabelen

De formule voor controle variabelen is:

 LOGAGE

De leeftijd van de CEO uitgedrukt in logaritme leeftijd (LogAGE).

 LOGTA

Skousen en Wright (2006), Dechow et al. (2010) en Tosi et al. (2000) hebben allen verband gevonden tussen de grootte van de onderneming en het optreden van fraude in financiële rapportage. Hiervoor zal de grootte van de onderneming (LogTA) worden meegenomen in het onderzoek uitgedrukt als de logaritme van de totale activa van een jaar voorafgaand (Dunn 2004).

 ROE

Return on equity (ROE) gemeten als de ratio van de winstgevendheid door de onthulling van de hoeveelheid winst die de onderneming genereert met het geld dat de aandeelhouders hebben geïnvesteerd. Ik neem ROE mee in het onderzoek omdat onderneming prestatie beïnvloedbare accruals kan beïnvloeden (Kothari et al. 2005).

(26)

 LEV

Eerdere studies hebben aangewezen dat ondernemingen met hoge leverage de neiging hebben om earnings management toe te passen om inbreuk op schuldovereenkomsten te voorkomen (Sun en Rath, 2009).

3.5 Jones model

Het Jones model biedt de mogelijkheid om accruals te scheiden in beïnvloedbare en niet beïnvloedbare accruals. Jones (1991) maakt gebruikt van wijzigingen in de inkomsten in haar model om te controleren voor niet-beïnvloedbare veranderingen in het werkkapitaal en materiële vaste activa en om te controleren voor niet beïnvloedbare afschrijvingskosten. Jones (1991) bepaalt de beïnvloedbare accruals door aan te nemen dat de relatie tussen de verandering in omzet en werkkapitaal én tussen de afschrijvingen en materiële vaste activa gelijk blijven in de tijd. Jones (1991) bepaalt de beïnvloedbare accruals met het volgende model:

TAit Total accruals van onderneming i in het jaar t

ΔREVit Wijziging in de omzet in jaar t voor bedrijf i

PPEit Materiële vaste activa in jaar t voor bedrijf i it Storingsterm in jaar t voor bedrijf i

De totale activa in jaar t-1 voor bedrijf i

3.6 Modified Jones model

Wanneer veranderingen in de omzet zijn gecorrigeerd voor de veranderingen in de vorderingen, wordt het standaard Jones model omgezet in het modified Jones model (Dechow et al. 1996). Het modified Jones model is ontworpen om de berekenfout van beïnvloedbare accruals te verminderen wanneer discretie wordt aangebracht tijdens een verkoop. In de studie van Dechow et al. (1996) wordt geconstateerd dat het modified Jones model een sterker model biedt voor earnings management ten opzichte van het standaard Jones model.

(27)

In het Modified Jones model worden niet beïnvloedbare accruals geschat tijdens de event periode (d.w.z. periode waarin earnings management wordt verondersteld) als:

NDAit Niet beïnvloedbare accruals van onderneming i in jaar t ΔRECit Wijziging in vorderingen van onderneming i in het jaar t

(28)

Hoofdstuk 4: Resultaten

4.1

Beschrijvende statistiek

Over de gehele onderzoekspopulatie is beschrijvende statistiek uitgevoerd en onder de variabelen de Pearson correlatie. Deze twee statistieken zijn opgenomen in tabel 1 en tabel 2. Tabel 1 laat zien dat de variabele abnormal accruals (AA) een gemiddelde heeft van 0,12, normal accruals (NA) een gemiddelde van -0,34 en totale accruals (TACC) een gemiddelde van -0,22. De uitkomsten zijn vergelijkbaar met vorige earnings management studies van Han et al. (2010) en Katz (2009). Invloedrijke CEO (POW.CEO) heeft een gemiddelde van 0,69. Dat wil zeggen dat meer dan de helft van de totale onderzoekspopulatie invloedrijke CEO werkzaam zijn in de ondernemingen. Het gemiddelde van de aandelen in bezit van de CEO (CEO.SHARES) is 0,28. De CEO’s beschikken over aandelen van de onderneming maar in vergelijking het totaal uitstaande aandelen is deze relatief laag. Vervolgens worden de CEO’s aangesteld voor een lange termijn. Hierdoor komt het gemiddelde van de ambtstermijn (LOG.CEO.TENR) van de CEO uit op 0,75. Eurocommercial Properties en RoodMicrotec hebben met 67 jaar de oudste CEO (CEO.AGE). De gemiddelde leeftijd van CEO’s ligt op 53,72.

Descriptive Statistics

N Mean Std. Deviation Minimum Maximum

Afhankelijke variabelen TACC / TA 198 -0,022 0,083 -0,58 0,3 AA 198 0,012 0,058 -0,45 0,2 NA 198 -0,034 0,114 -0,6 0,76 |AA| 198 0,012 0,024 -0,05 0,1 Onafhankelijke varibalen POW.CEO 198 0,692 0,463 0 1 CEO.SHARES 198 0,028 0,06 0,01 0,42 LOG.CEO.TENR 198 0,751 0,333 0 1,4 CEO.AGE 198 53,72 6,002 41 67 Controle variabelen LogTA 198 13,755 2,319 8,61 19,13 ROE 198 10,467 22,033 -103,36 122,95 LEV 198 0,624 0,673 0 4,47 Valid N (listwise) 198

(29)

Tabel 2 presenteert de specifieke Pearson correlatie tussen geselecteerde variabelen waarin |AA| de uitkomst van de formule:

representeert. |AA| heeft een sterke correlatie met de CEO ambtstermijn en CEO leeftijd, respectievelijk 0,35 en 0,25. Kolom 4, CEO shares heeft een sterke correlatie van 0,22 met CEO ambtstermijn. Dit houdt in dat CEO’s met een lange ambtstermijn over meer aandelen beschikken dan CEO’s die onlangs zijn gestart in de functie van CEO. Kolom 5, CEO ambtstermijn heeft een sterke correlatie van 0,25 met de leeftijd van de CEO. CEO’s met een hoge ambtstermijn groeien samen met de onderneming.

Pearson Correlations AA |AA| POW CEO CEO SHARES LOG

CEO.TENR CEO.AGE LogTA ROE LEV

AA 1 ,419** -0,058 -0,001 -,147* -0,103 ,229** -,244** 0,136 |AA| ,419** 1 -0,138 -0,002 -,351** -,247** ,547** -,583** ,326** POW.CEO -0,058 -0,138 1 -0,006 0,127 0,038 ,275** 0,138 0,021 CEO.SHARES -0,001 -0,002 -0,006 1 ,223** 0,103 ,152* -0,043 -0,007 LOG.CEO.TENR -,147* -,351** 0,127 ,223** 1 ,249** -,143* 0,083 -0,023 CEO.AGE -0,103 -,247** 0,038 0,103 ,249** 1 -0,078 -0,105 0,091 LogTA ,229** ,547** ,275** ,152* -,143* -0,078 1 ,184** ,286** ROE -,244** -,583** 0,138 -0,043 0,083 -0,105 ,184** 1 ,167* LEV 0,136 ,326** 0,021 -0,007 -0,023 0,091 ,286** ,167* 1

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed). *. *Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).

Tabel 2: Pearson correlation

Tabel drie en vier tonen de correlatie aan tussen de vergoedingen van de CEO en de onafhankelijke variabelen. Vooraf twee opmerkingen: Het salaris van de CEO is gestandaardiseerd in SPSS. Evenals de waarden van CEO shares en CEO tenure. De gestandaardiseerde waarden van CEO shares en CEO tenure zijn vermenigvuldigd en vervolgens gebruikt als een nieuwe variabel. Dit is weergegeven in kolom e.

In tabel drie zien we dat het salaris van de CEO een sterke correlatie heeft met invloedrijke CEO’s van 0,35 met een significantie van 0,01. Daarnaast heeft het salaris van de CEO een sterke correlatie met de nieuwe variabele. De relatie heeft een waarde van 0,19 met een significantie van 0,01. Uit tabel 6 kan geconcludeerd worden dat invloedrijke CEO’s hogere salarissen ontvangen dan non-invloedrijke CEO’s. CEO’s die meer aandelen bezitten en een

(30)

langere ambtstermijn hebben ontvangen hogere salaris. Dit komt overeen met de resultaten uit de studie van Cyert et al. (2002) en Fahlenbrach (2009). Als laatst kunnen we zien dat de indivuduele variabelen CEO.SHARES en LOG.CEO.TENR geen significante relatie hebben met het salaris.

Correlations

Zscore(CEO.salaris) POW.CEO CEO.SH ARES LOG.CEO. TENR Zscore (CEO.SHARES) *Zscore(LOG.CEO.TENR ) (a) (b) (c) (d) (e) Zscore 1 ,350** 0,133 -0,054 ,190** CEO.salaris 0 0,061 0,449 0,007

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

Tabel: 3 Pearson correlatie CEO vaste salaris

De twee opmerkingen gelden ook voor tabel vier. In tabel vier zijn de waarden ook gestandaardiseerd en vervolgens vermenigvuldigd. Tabel vier geeft aan dat bonus die een CEO ontvangt een hoge correlatie heeft met invloedrijke CEO, CEO aandelen en CEO’s die aandelen bezitten en een langere ambtstermijn hebben. De correlaties zijn respectievelijke 0,32, significantie van 0,01, 0,17 met een significantie van 0,05 en 0,21 met een significantie van 0,01. Hieruit kan geconcludeerd worden dat invloedrijke CEO’s hogere bonussen ontvangen dan non-invloedrijke CEO’s. Fahlenbrach (2009) heeft ook een positieve relatie gevonden tussen de CEO ambtstermijn en vergoedingen. Daarnaast kunnen we ook zeggen dat de bonus hoger ligt bij CEO’s die meer aandelen bezitten dan bij CEO’s met weinig of zonder aandelen. CEO’s met veel aandelen en langere ambtstermijn ontvangen tevens hogere bonussen. De variabel LOG.CEO.TENR heeft geen significante relatie met de bonus die een CEO ontvangt.

Correlations

Zscore(CEO.bonus) POW.CEO CEO.SHARES LOG.CEO.TENR Zscore (CEO.SHARES) *Zscore(LOG.CEO.TENR)

(a) (b) (c) (d) (e)

Zscore 1 ,317** ,173* -0,068 ,208**

CEO.bonus 0 0,017 0,351 0,004

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed). *. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).

(31)

4.2 Toetsing hypothesen

De algehele samenhang tussen POW.CEO, CEO.SHARES, CEO.TENR en [Zscore(CEO.SHARES) * Zscore(LOG.CEO.TENR)] met de gestandaardiseerde waarde van het salaris van de CEO zijn weergegeven in tabel vijf. De eerste vier kolommen tonen de regressie resultaten van model 1 tot en met 4. Het resultaat toont dat de coëfficiënt onder model 1 (POW.CEO) positief significant is met een waarde van 3,07 en significantieniveau van 1%. De coëfficiënten onder modellen 2 tot en met 4 (CEO.SHARES, CEO.TENR en SHARES*TENR) tonen geen significante relatie met de variabele vast salaris. Model 5 geeft het volledige model aan waarbij alle coëfficiënten zijn inbegrepen. De resultaten van model 5 zijn niet in overeenstemming met model 1 tot en met 4. Deze inconsistentie wordt waarschijnlijk veroorzaakt door multicollineariteit tussen de onafhankelijke variabelen in model 5.

De regressie output van de onafhankelijke variabelen in relatie met bonusvergoedingen zijn weergegeven in tabel zes. Ook hier zijn de resultaten onderverdeeld in vijf modellen. In tabel zes zien we dat modellen 1 tot en met 4 (POW.CEO, CEO.SHARES, CEO.TENR en SHARES*TENR) geen significante relatie hebben met bonusvergoedingen. Model 5 geeft het volledige model aan waarbij alle coëfficiënten zijn inbegrepen. Ook hier komt multicollineariteit voor tussen de onafhankelijke variabelen in model 5.

Multicollineariteit wordt geschat met behulp van waarden. Tabel zeven brengt de VIF-waarden van het volledige model met alle coëfficiënten aan. De derde kolom van tabel zeven toont een hoge VIF-waarde aan voor CEO.SHARES en [Zscore(CEO.SHARES) * Zscore(LOG.CEO.TENR)]. In deze tabel zien we dat de VIF-waarden van de abnormale accruals geen significante relatie aantonen (<10).

4.2.1 Toetsing hypothese 1a en 1b

Hypothese 1a luidt als volgt:

(32)

In tabel vijf heeft het model 5 hetzelfde resultaat als in model 1. POW.CEO heeft in model 5 een significante relatie van 2,79 met een significantieniveau van 1% met het salaris. De overige variabelen in model 5 hebben geen significantie relatie met het salaris van de CEO. Tabel vijf laat zien dat een CEO met structural power geen significante relatie heeft met het vaste salaris van de CEO. Hierdoor kunnen we hypothese 1a verwerpen.

Hypothese 1b luidt als volgt:

H1b: Invloedrijke CEO met structurele power heeft een positief effect op de bonus.

In tabel zes is alleen POW.CEO positief significant is met 1,98 (significantieniveau van 5%) met bonusvergoeding. De overige drie onafhankelijke variabelen zijn niet significant. Tevens laat tabel zes zien dat CEO’s met structurele power geen significante relatie hebben met bonusvergoedingen. Hierdoor kunnen we hypothese 1b verwerpen.

4.2.2 Toetsing hypothese 2a en 2b

Hypothese 2a luidt als volgt:

H2a: Invloedrijke CEO met ownership power heeft een positief effect op het salaris.

Voor hypothese twee zullen we dezelfde tabellen gebruiken, Ook hier wordt er rekening gehouden met multicollineariteit. Tabel vijf toont de relatie tussen ownership power met salaris van de CEO. Tabel vijf toont geen significante relatie aan tussen ownership power en het salaris van de CEO. Hierdoor kunnen we hypothese 2a verwerpen.

Hypothese 2b luidt als volgt:

H2b: Invloedrijke CEO met ownership power heeft een positief effect op de bonus.

Zoals boven vermeld is in tabel zes alleen POW.CEO positief significant met 1,98 (significantieniveau van 5%). Voor hypothese 2b wordt er gekeken naar de relatie tussen bonus en ownership power. Tabel zes toont aan dat er geen significante relatie is tussen en ownership power en bonusvergoedingen. Hierdoor kunnen we hypothese 2b verwerpen.

(33)

1 2 3 4 5 Onafhankelijke variabelen POW.CEO 0.244 0.227 (3.07)** (2.79)** CEO.SHARES -0.118 0.237 (0.19) (0.26) LOG.CEO.TENR 0.165 0.119 (1.46) (1.02) Zscore(CEO.SHARES) * -0.025 -0.030 Zscore(LOG.CEO.TENR) (0.76) (0.64) Controle variabelen CEO.AGE 0.010 0.012 0.010 0.012 0.009 (1.73) (1.96) (1.52) (2.01)* (1.46) LogTA 0.365 0.380 0.382 0.382 0.371 (21.90)** (22.74)** (23.18)** (22.50)** (20.88)** ROE 0.001 0.002 0.001 0.002 0.001 (0.64) (0.95) (0.75) (0.91) (0.46) LEV -0.075 -0.091 -0.087 -0.092 -0.076 (1.36) (1.60) (1.55) (1.62) (1.36) Constant -5.710 -5.822 -5.853 -5.874 -5.801 (14.26)** (14.09)** (14.36)** (14.10)** (14.03)** Observations 198 198 198 198 198 R-squared 0.76 0.75 0.75 0.75 0.77

Absolute value of t statistics in parentheses * significant at 5%;

** significant at 1%

(34)

1 2 3 4 5 Onafhankelijke variabelen POW.CEO 0.228 0.243 (1.94) (1.98)* CEO.SHARES 0.785 0.606 (0.84) (0.27) LOG.CEO.TENR 0.017 -0.068 (0.11) (0.38) Zscore(CEO.SHARES) * 0.032 0.019 Zscore(LOG.CEO.TENR) (0.65) (0.16) Controle variabelen CEO.AGE 0.010 0.009 0.010 0.010 0.009 (1.12) (1.05) (1.13) (1.14) (1.04) LogTA 0.292 0.302 0.306 0.301 0.284 (12.15)** (12.69)** (13.01)** (12.41)** (10.88)** ROE 0.005 0.005 0.005 0.005 0.005 (1.79) (2.07)* (1.99)* (2.09)* (1.87) LEV -0.213 -0.224 -0.229 -0.227 -0.207 (2.60)* (2.72)** (2.79)** (2.76)** (2.51)* Constant -4.625 -4.589 -4.690 -4.610 -4.485 (7.92)** (7.66)** (7.95)** (7.69)** (7.43)** Observations 191 191 191 191 191 R-squared 0.52 0.51 0.51 0.51 0.52

Absolute value of t statistics in parentheses * significant at 5%;

** significant at 1%

Tabel 6: regressie analyse CEO bonus

VIF value ZscoreCEO.VAST Zscore.CEO.BONUS

Variabelen POW.CEO 1,144 1,207 CEO.SHARES 2,378 6,312 LOG.CEO.TENR 1,219 1,344 Zscore(CEO.SHARES) * Zscore(LOG.CEO.TENR) 2,353 6,207

(35)

4.2.3 Toetsing hypothese 3a en 3b

Hypothese 3a en 3b luidt als volgt:

H3a: CEO met structurele power maakt gebruik van earnings management in de financiële rapportage.

H3b: CEO met ownership power maakt gebruik van earnings management in de financiële rapportage.

De beschrijvende statistiek en correlatie matrix tussen de variabelen werd besproken in paragraaf 4.1. De belangrijkste correlaties tussen de variabelen zijn:

 |AA| sterk gecorrelateerd met CEO ambtstermijn met 0,35;

 |AA| sterk gecorrelateerd met CEO leeftijd met 0,25;

 CEO ambtstermijn sterk gecorrelateerd met CEO leeftijd met 0,25;

 CEO shares sterk gecorrelateerd met CEO ambtstermijn met 0,22.

In tabel acht is te zien dat de onafhankelijke variabelen geen significantie relatie hebben met elkaar of met de afhankelijke variabele. Daarnaast geeft de tabel lage R-squared aan van 0,17/0,18. In bijlage 2 is het spreidingsdiagram toegevoegd. Dit is de uitkomst van de regressie analyse van abnormale accruals. Uit bijlage 2 volgde dat er enkele uitschieters zijn die enorm afwijken van de lijn. Hierdoor ontstaat er grote residuals. Het grootste deel van de overige regressiepunten tonen kleine residuals. Van de 197 ondernemingsjaren van 66 beursgenoteerde ondernemingen werd de abnormale accruals berekend. Hieruit is naar voren gekomen dat van de 197 ondernemingsjaren 63 ondernemingsjaren zijn geweest waarin de ondernemingen inkomen verlagende accruals hebben toegepast. De overige 134 ondernemingsjaren hebben inkomen verhogende accruals toegepast. In bijlage 3 is weergegeven welke onderneming in welk jaar inkomen verhogende of inkomen verlagende accruals hebben toegepast.

De resultaten van de modellen zijn weergegeven in tabel acht. Voor hypothese 3 hebben we vier modellen toegepast. In tabel acht zien we dat geen enkele model significante relatie heeft met abnormale accruals. De waarden van model 1 tot en met 3 verschillen niet zo veel met model 4. Hiervoor zullen we kijken naar de multicollineariteit tussen de modellen. In tabel negen zien we dat de VIF-waarden niet zo hoog zijn. Dit hadden we ook verwacht op basis

(36)

van het verschil tussen model 1 tot en met 3 en model 4. De gemiddelde VIF waarde is iets groter dan 1. Bowerman en O’Connell (1990) geven aan dat als de gemiddelde VIF waarde groter is dan 1, er bias kan ontstaan. Zulke bias kan de coëfficiënten verstoren op de andere variabelen en vermindert de R2 en verhoogt het significantie F. Zoals eerder toegelicht, is er geen significante relatie tussen de onafhankelijke variabelen en abnormale accruals. Hierdoor kan hypothese 3a en 3b worden verworpen. Invloedrijke CEO maakt geen gebruik van earnings management in de financiële rapportage.

1 2 3 4 Onafhankelijke variabelen POW.CEO -0.010 -0.009 (1.12) (1.07) CEO.SHARES -0.036 -0.033 (0.55) (0.50) LOG.CEO.TENR -0.009 -0.005 (0.71) (0.41) Controle variabelen CEO.AGE -0.001 -0.001 -0.001 -0.001 (1.91) (1.93) (1.76) (1.67) LogTA 0.007 0.006 0.006 0.007 (3.68)** (3.54)** (3.36)** (3.53)** ROE -0.001 -0.001 -0.001 -0.001 (4.63)** (4.80)** (4.63)** (4.53)** LEV 0.011 0.012 0.012 0.011 (1.84) (1.91) (1.92) (1.79) Constant -0.005 -0.004 0.001 -0.007 (0.11) (0.10) (0.03) (0.15) Observations 197 197 197 197 R-squared 0.17 0.17 0.17 0.18

Absolute value of t statistics in parentheses * significant at 5%;

** significant at 1%

Tabel 8: regressie analyse abnormal accuals |AA|

VIF value Zscore|AA|

Variabelen

POW.CEO 1,142

CEO.SHARES 1,121

LOG.CEO.TENR 1,210

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The PFC might be the application of several electronic devices, i.e., converters or an intelligent node [5], that is used to control the power flow for its feeder based on the

downwards Earnings Management combined, I have found in model 9 that CEOOPAR has a suggestive positive association with subsidiary’s accruals and CEOOPAR x FIBPAR is

According to the regression results, board independence has indeed a positive moderating influence on the association between CEO power and (the exposure component of) IFRS

This study investigate if excessive compensation, CEO power and board quality are determinants of firms’ decision to voluntary purchase an audit review (review) of the

All in all, this paper further refines our understanding of the effect of the narcissistic trait on the quality of earnings, by providing evidence that the degree of CEO narcissism

Hierdoor is het mogelijk dat CEO met veel macht het toezicht van de RvC kan beïnvloeden, waardoor de CEO meer uit zijn eigenbelang kan handelen en de RvC minder effectief wordt in

A cohort study of 129 infants with skull deformation at age 6 months showed comparable results at age 4 years when the natural course was awaited: the improvement in

The inuence of the relative humidity on the drying of the droplet was analyzed by monitoring the change in contact angle (q), diameter (D), volume (V) and height (h) of a