20 CENT
Secretaris van de Opstelraad:
C
j. H.BIERMAN,
Prof. Ritzema Bosweg 2 8
Wag
eningen, aan welk adresCopie moet worden gezonden.
ADMINiSTRAIlE; AMSTERDAM-(Z)
VALERIUSSTRAAT
212STRIJDBLAD VOOR NEDERLANDSCH VOLKSBEWUSTZIJN
Medewerkers ; F. E. FARWÉRCK - J. H. FELDMEYER - C. VAK GEELKERKEN - Dr. T. GOEDEWAAGEN - N. DE HAAS - Ir. W. F. HEEMSKERCKJODKER
W.J. HEUBEL - Ir. H. J. VAN HOUTEN - F. ]. LOS - Dr. P. MOLENBROEK - J. C. NACHENIUS - Mr. H. REYDON - E. ]. ROSKAM - KLAE5 SIERKSMA
MAANDBLAD
-UITGAVE VAN
•DE STICHTING „DER VADEREN ERFDEEL”
5e JAARGANG Nr. 2 OOGSTMAAND 1940
Eert Uw landschap in Uw bouwen
N
aast de problemen, die dewederopbouw van
onze,door
den
oorloggehavende
steden stelt, blijft delandelijke
bebouwing
een zaak, die, als zijndevan overwegend
cultureel belang, de grootst mogelijke aan- dachtvan
de instanties, die hierover in de naaste toe-komst
zullen beslissen, verdient.Wij hebben
vroeger al eensop
eenandere
plaats be- toogd, dat het er, over ’talgemeen genomen, met
onzelandelijke
bebouwing
recht droevig uitziet.Niettegenstaande er op velerlei wijze getracht
wordt aan
dat euvel,waarover nog
steeds door talvan
vooraanstaan-de bouwkunstenaars wordt
geklaagd, paal en perk te stel- len, gelukt het totnu
toemaar
niet eenafdoende
veran- dering tengoede
te verkrijgen. Integendeelhebben we
den
Iaatsten tijd deoverwoekering van
het landmet
demeest
storendebebouwing hand
overhand
zien toene-men.
De
weinigen, die zichrekenschap geven van
de grootegeestelijke
armoede, waarvan
diebouwproducten
hetsymptoom
zijn,hebben
sedert jaar endag gewaarschuwd, maar hun stemmen verklonken
als dievan roependen
inINHOUD
EERT UW LANDSCHAP IN UW
BOUWEN.
DE OUDE TEGENSTELLING.
EEUWIGHEID.
HOUDT UW VOORNAMEN REIN.
TWEE KOEKPLANKEN,
RIJKSBUREAU VOOR HET OUDHEID-
KUNDIG BODEMONDERZOEK.
COLUMBUS.
TROUW.
SCHOOLVERSJES.
VOLKS CH NEDERLAND, WEEST OP
UW HOEDE.
BOEKBESPREKING.
UIT DE TIJDSCHRIFTEN.
NIEUWS UIT DE WERKGEMEEN-
SCHAP.
de woestijn.
Wat nog
eenigszinsaanvaardbaar kon wor-
dengemaakt door
debemoeiingen van
instituten alsschoonheidscommissies
{ook
al dikwijls nietaan
haar doelbeantwoordende), door bouwverordeningen,
uit-breidings- en streekplannen,
was
in vele gevallenvan
ondergeschikte beteekenis en ontaardde, zooals
voor
dehand
ligt, in lapwerk. Bij de onsbekende
uitbreidingsplan-nen was
de heelezaak van
meet-af alminderwaardig.
Nóch de klemmende
en hartstochtelijke pleidooienvan
een Victor de Stuers, een Jan
Veth, van
vele,met
grooteliefde
voor hun
land bezielde, fijnbesnaardebouwkunste-
naarsnoch de werkzaamheid van
allerlei vereenigingen, gerichtop
hetbehoud van
deschoonheid van
stad enland,
hebben
ten slottekunnen
verhoeden, datwe
steedssneller het hellend vlak, dat leidt naar de algeheele ver- nieling
van
hetgeenvan
ons prachtig landnog
over is,zijn afgegleden.
Want
het is troosteloos, temoeten
constateeren dat, niet- tegenstaande reeds einde 1911gedurende
de conferentieover
„hetbouwkundig
element bij debescherming
der schoonheidvan Nederland",
teAmsterdam gehouden,
verschillende sprekers
de
alarmklok luidden,nu
alweer6 jaren geleden, n.1. in 1934, een
van
onzekampioenen voor
hetbehoud van
landelijk schoon, de architect J.lans 1),
moest
constateeren: ,,ons land isaan
een gren- zenlooze verwoesting ten prooi."En
in 1938 zegt eldersdezelfde schrijver dat de
schoonheid van
ons land nooit zoo bedreigd engehavend werd
als juistde
laatste jaren.En
sedert dat jaar is het er,wat
debebouwing
betreft,niet beter
op geworden. Nog
steeds grijpt de ontreddering tergend zekerom
zich heen.Wie met
eenopen oog door
ons land trekt,kan
dat helaas uitden
treurewaarnemen.
Er
istrouwens
niet veelopmerkingsgave
of bijzonder aesthetisch gevoel noodigom
dit bittere feit te erkennen.Toch hebben
we, zooals reeds gezegd,schoonheidscom-
missies,
bouwverordeningen,
uitbreidingsplannen, streek-plannen en
de hemel mag weten
hoeveel rapporten endossiers
met goede voornemens. Men
zou geneigd zijnomgekeerd
tebeweren
datondanks
dat alles af en toenog wel
ietsgoeds
te voorschijn komt.Het
verontrustende is datde
groote massa,en hiermede
bedoelenwe
niet alleen diegenen, diemen
als ,,de min- derontwikkelden"
pleegtaan
te duiden,volkomen
on-verschillig tegenover deze dingen staan.
„Nog
nooit", zegt Jans,„was
een periode tusschentwee
culturen
zoo
leelijk en laag als de periodewaarin
wij leven.Restanten van bouwkundige
leelijkheid, zooals wij die kennen, zijn uit geen enkel tijdperkbewaard
geble-VOLKSCHE WACHT
ven
.Het
schoonheidsgevoel, als natuurlijke volkseigen- schap, is verloren gegaan.Wanneer we
tot deze erkenning zijngekomen,
behoefthet
ook
niet teverwonderen
dat de totnu
toegenomen
maatregelen, hoe
goed ook op
zichzelf bedoeld,maar
toe-vertrouwd
aanonbekwame
handen, geen oplossing,maar
alleen
lapwerk
kunneri brengen.Zoolang
niet in het geheele volk zelfweer
deoude
schoonheidszin levendig wordt, die slechts
kan
groeien en tot ontwikkelingkomen
door een innig gevoelvan verbondenheid
en een groote liefde tot den geboorte- grond, zal het meerendeel der pogingen tot verbetering schipbreukmoeten
lijden.Daarom
zalook
in dit opzicht dewederopbouw
zijn uitgangspuntmoeten
vinden in delandelijke bevolking,
waar
de oer-begrippen het zuiverst en sterkst leven. Zijmoeten
alleenweer
in 'tgoede
spoorgeleid
worden. We
dienen ons dus, niet alleen in het al-gemeen, maar
juistook
inbouwkunstig
opzicht,weer
tebezinnen op
oude waarden. We moeten
zoo snelmoge-
lijk aansturen op een volksch
ontwaken, met
herlevingvan
den eerbiedvoor
goede traditiesvan heengegane
geslachten,
met
vernieuwingvan
het begripvoor
eeuwi- ge factoren.Zóó
alleenkunnen
de hechtefundamenten
gelegdworden voor
eennieuwe
levensstijl, noodzakelijkevoorwaarde
voor het opbloeienvan nieuwe
cultuur- uitingen.Want
geennieuwen
tijd isdenkbaar
die breektmet
eeuwige, dus goddelijke,waarden.
Het
zijn deze onvergankelijkewaarheden
die het volkals geheel
weer
bij gebrachtmoeten worden,
We
beseffen dat het doorvoeren hiervan een reusachtige taak is,maar we
zijn er tevensvan
overtuigd dat de ver- vulling ervan mogelijk is.Er
zal echter geen tijd verlorenmogen gaan om
te reddenwat nog
te redden is.Wat
inhet volk sluimert of
doodgedrukt
is,moet
totnieuw
le-ven worden
gewekt.En
dit is slechts mogelijk,wanneer de
besten in de gelegenheid gesteldworden op
dit gebiedleiding te geven. Dit is, zullen de laatste resten
van
een groote cultuur in ons land niet onherroepelijk verlorengaan
en eenvoortbouwen op wat nog
gespaard werd, mogelijkgemaakt kunnen worden,
eendwingende
eisch,Hoe we
ons de verwezenlijking denken?Er moet
natuurlijk zoo spoedig mogelijkgebroken worden met
het bestaande systeemvan
werken, dat zijnonmacht
zoo overtuigend heeft aangetoond.De
uitvoeringvan
door z.g. deskundigen,gemeenteraden
en gedeputeerdestaten ,,goedgekeurde’ uitbreidingsplannen
van
landelijkegemeenten
in de eerste plaats, dient onmiddellijk stopge-zet te
worden, waarna
een beoordeeling enomwerking
moet
plaats hebben. Ditmoet
niet geschieden door deeerste de beste verzameling
van
vertegenwoordigersvan oude
politieke partijen,maar
b.v. door een centraal lichaam,waarvan
hoofdzaak is dat het is samengestelduit
menschen van
uitgelezenbekwaamneid
en •— wat nog
zwaarder weegt
-—
die bezield zijnmet
een groote liefdeen een
open oog hebben
voor de karakteristieke schoon-heid
van hun
land.Wij denken
hier in de eerste plaats natuurlijk aan die bouwkunstenaars, die doorwoord
engeschrift en vooral door
hun
concrete voorbeelden, de doorhen
uitgevoerdebouwwerken, op
de breshebben
gestaan voor de beveiliging
van
ons hoogste goed.Ver-
der zullen
bekwame
tuinarchitecten nietmogen
ontbre-ken. Dit lichaam
moet dwingende bevoegdheden
hebben, dus niet uitsluitend adviseerend zijn.Wij hebben
de zekere overtuiging dat de geschiktemenschen
daarvoor inons
land te vinden zijn.
Het moet
uit zijnmet
het gedoevan
bouwspeculanten,die het intiemste landschap verknoeien
met hun
scha-blonewerk van
ziellooze huizenrijen,aaneengeregen
con- gruentewoningblokken met
erkertjes.Er moet
een eindekomen
aan het heilloos gebroddelvan
al die architecten en vooralvan
die gemeente-architecten, welke, zooals Jans zegt, ,,geen architecten zijn,maar
alleenmeer
ofminder
bekwame
opzichters, slechts berekendvoor
het technische deelvan hun
taak.’’De
in het democratisch systeemhoog
geprezen en taaiverdedigde autonomie
van
degemeenten
heeft vooral doorden
invloedvan
de laatste categorie onnoemelijk veelkwaad gedaan aan
de schoonheidvan
geheele land- streken.Wij kennen
hiervan zeer droevige voorbeelden ennog
steedsworden
dekwade
geesten niet geremd.Niettegenstaande vele
waarschuwingen wordt
zoodoen- de het kostbaarst cultureel bezit op brute wijze geschon- den.En
ten slotte:niemand
draagt de verantwoordelijk-heid,
want
de betrokkenambtenaar
verschuilt zich achterbouwverordening
of uitbreidingsplan, beide vastgesteld engoedgekeurd
door hoogere instanties alc gemeente- raden ofGedeputeerde
Staten, dienóch
tot oordeelenbekwaam
zijn,nóch
eenige belangstelling voor dit levens- belangvan
hetNederlandsche
volkaan den dag
leggen.Is het te
verwonderen
dat ons kostbaar landschaps- schoon zienderoogen verdwijnt?W. BOUWHEER.
j ) Bouwkunst en Cultuur. LIito. Arbeiderspers.
De oude tegenstelling
D
e strijd, dien de niet-Ariërsop
dit oogenblikmet
be- hulpvan
verblinde volkeren tegen de Ariërs voeren,is het eindtafereel
van
eeneeuwenoude
vijandschap, dieop
elk levensgebied tot uitingkwam
ennog
komt.Het
Grieksche geestesleven bijvoorbeeld, dat oorspronke-lijk zuiver Arisch was,
werd
al in de derdeeeuw
vóór Christus door niet-Ariërs uit Klein-Aziëmet
zinnelijkheiden
zwaarmoedigheid
overladen, waarbijrasmenging hand-
langersdiensten verrichtte. Dit beteekende een
verlamming van
het wijsgeerige en wetenschappelijke denken.Een
leerzaam voorbeeld levert ons Aristarchusvan Samos,
die als eerste
kwam met
de veronderstelling, dat de aardeom
de zon draait (tweedeeeuw
voor Christus). Hijkwam
in conflict
met
de schoolvan
Alexandrië, geleid door Joden, Arabieren, Phoeniciërs, Indiërs en andere Aziaten, die leer- aarden, dat er voorden mensch
eenvoudig niets was,wat
hij
weten
kon, dusook
niet, dat de aardeom
de zon zoudraaien.
Bovendien was
een dergelijke veronderstellingin strijd
met
Oostersch-godsdienstige gedachten.Het
ge- lukteden
Oosterlingen, de vruchtbare gedachtenvan hun
tegenstander te verdoezelen en via Alexandrië gingdan ook
later hetdogma van
de stilstaande aarde naarde
Katholieke Kerk,waar
het veertieneeuwen
lang gebruikt werd,om
het prestigevan Rome,
,,het middelpuntvan
hetheelal”, te verhoogen.
Alexandrië
was
in dien tijd een rijke handelsstad.De
ge- leerdenschool bezat een prachtige boekerij ennoemde
zich waarschijnlijkdeswege erfgename
der Grieksche bescha-ving. In deze vesting
van
niet-Arischewereldbeschouwing werden
deboeken van Mozes
door 72 Joden in het Grieksch vertaald;anderen
verjoodschten dewerken van
Plato.
Aldus
„aangepast”waren
de geschriftenvan Mo-
zes en
van
Plato de belangrijksteboeken
derRoomsche Kerk gedurende
de eersteeeuwen van
haar bestaan.2
VOLKSCHE WACHT
N
a een bloeitijdonder
het koningsgeslacht der Aziatische Ptolemaeërs viel het geestelijk leven er in de laatsteeeuw
vóór
Christus bij stukjes en brokjes uiteen tengevolgevan
een
toenemende
afdwaling naar tooverkunst,bezwering
endergelijke.
Zwarte
kunstmet
behulpvan machttermen,
studie
van
het heelalaan
dehand van
de „goddelijke” be- doelingmet
cijfers en figuren..., het niet-Arischedenken
gaat zichzelf daar
zoo goed
mogelijk vernietigen.Het
raaktechter niet uitgebluscht en zeventien
eeuwen
latervermo- gen de
vrijmetselarennog weer
een „frisschen greep' indie
waanwijsheden
te doen; ze halen erwoorden,
cijfersen
beeltenissen uit en verdiepen zichopnieuw
in oud-Jood- sche gedachten omtrent schepping en wereldorde.De
driemachten
politiek, Katholicisme,Jodendom
en vrij- metselarij zijnvan
naturebondgenooten;
inden
wortelzijn zij gelijk, namelijk „Alexandrijnsch” en niet-Arisch.
Dat
heeft deLimburger
nooit geweten, toen hijnog op
Goseiing stemde;evenmin
wistde
handelaar-wereldverbe- teraar daarvan, toen hij inde
vrijmetselarij eerlijkvoor een
broederschap werkte,maar ook
dit is zpiverAlexan-
drijnsch
van
opzet: er is eenkalmeerend weten voor
hetvolk en daarnaast een
geheim weten voor
de enkelen, dieknipoogend
tegenhun
stamgod, dat volk uitbuiten.In de
Middeleeuwen was
Amgustinus, die zelf halfAfrikaan
was,een
invloedrijkevertegenwoordiger van den
Alexandrijnschen geest. Joodschvan
opzet is di- rect al zijn redeneering, dat hetaanvaarden van Gods
be-staan noodzakelijk is
om
te gelooven, zooals het geloofnoodzakelijk is,
om de
wijsheid te vergaren, die leidt toteen
begrijpenvan God.
Indezen gedachtengang
schuiltgeen
greintje gevoel, dat tochvoor den Noordeling
de kernvan
alle geloof uitmaakt: het isvervangen door
hetlogisch
klemmende
„je zult”, datde
Ariër oogenblikkelijkals een
aanranding van
zijn vrijheid ziet enhem
prikkelttot tegenstand. Begrijpelijk is, dat
Augustinus daarna
steeds de
waarde van den
natuurlijkenmenschengeest naar beneden
trekt; demensch
dient teaanvaarden,
dathij buiten
kerkverband
de machteloosheid zelve is, het on-vermogen,
het niets, het verduisterde licht, de slaafvan den
Booze.Verder
ontleentAugustinus aan
hetJodendom
de
1eervan
het volk, dat uitverkoren is en liederenmag
zingen
voor Gods
troon, terwijl de rest dermenscheid
inhet hellevuur brandt.
En
tenslottesmeedt
hij in al zijn ge- schriften de sleutels, dietoegang geven
tot zaligheiden
die
de Roomsche Kerk dankbaar
aanvaardt.Aan
deze„sleutelpositie” is het te
danken,
datRome
latermet de
volksverhuizing nietweggevaagd
is. dat hetnog weer
la-ter de
Frankisch-Fransche
geslachtenvan
Karolingers en Capetingersaan
zichkan
binden enden
strijd durftaan
tegaan
tegen de DuitscheHohenstaufen. De Europeesche
politiek begint zich
dan
al af te teekenen!Het
kerstenenvan
de Ariërs en het aanstellenvan
velenhunner
tot geestelijken doet intusschen eennieuwe
rich- tinggeboren worden
binnen het kader derRoomsche
Kerk, die hetvan
de Zuidelijk-Augustijnsche richting verre wintin invloed
op de Noordsche
volkeren. Ditkwam,
doordatde
priesters enmonniken
in hetNoorden den
zedelijkenlevenswandel van hun
Arischevoorouders
in eere hielden,niet
voor
practischen arbeid terugschrokken enden
land-bouw, den
aanlegvan
dijken en dergelijke aanvatten, zoo-als ze dat ter plaatse
zagen
doen.Met hen kwam
een prach-EEUWI
I
n
het laatstenummer van „De Hollandsche
Post”van
1940,
wordt
een preekvan den
gestorven Prof.de Hartog
over oorlogweergegeven.
Het
is eenmerkwaardig
stuk. Eerst betoogt dehoog-
leeraar, dat hij
„de eeuwigheid”
niet ziet als ietswat
ko-men
gaat in de toekomst, als „een mogelijk verlengstuktig
scheppend
element inde Roomsche
Kerk,waarvan Go-
thische
bouwwerken,
gewijde muziek, boekversieringen
letterkunde later getuigenis
zouden
afleggen, evenalsde
kruid- en heelkunde, de sterrenkunde, de studie
van
volk- sche rechtspraak, de geschiedschrijving, enz.Als
hun
godgeleerde taak zien zij het,de
leerstellingender
Moederkerk nader
tot het volk te brengen, opdat zevrijelijk
aanvaard kunnen worden. Zoo
zij daarin niet sla-gen, verklaren de
moedigsten onder hen
openlijk, dat dezeof
gene
leerstelling in strijd ismet
Jezus bedoeling ofmet
het
gezonde
verstand.Dwars
tegen deze strooming in gaat tot 1000 jaarna
Chris-tus steeds
de
leervan
Augustinus.Dan wordt
bij dezeleer
gevoegd
dievan Anselmus.
Deze, een Italiaan, onder- gaat sterk de krachtvan
eennieuwe
golfvan
Arabisch- Joodsche geschriften uitGranada. Se
villa, Toledo,Bagdad.
Anselmus
plaatst telkens tegenover de machteloosheidvan den mensch
demacht
der Kerk.Deze
tegenstellingmoet den mensch ingehamerd worden, opdat
zijhem
brengt tot nederigheid en overgave.Ook
verder sluit hij zich steedsbij
Augustinus
aan,maar
in zijn betooghoudt
hij rekeningmet den
tijd,waarvoor
hij schrijft en die sindsAugustinus
leven sterk gewijzigd is (de
Paus
is thans opperste leen- heervan koningen
en keizers; er is een volksch idiaal ge-kozen van ware
ridderlijkheid, enz.).Maar dan komt
erweer
een machtige levensimpuls uit hetNoorden
opzetten. Tientallen(Roomsche)
geestelijkenuit Engeland, Schotland en Duitschland
opperen nieuwe bezwaren
en stellennieuwe
theorieën op. Is deKerk een
begripop
zichzelf of is hetverzamelnaam voor de
leden dergemeente? Hebben
heidenschedenkers van vóór
het bestaan derKerk geen
rechtop
zaligheid?Moeten Gods
macht
enGods goedheid
niet tegelijkertijdgenoemd wor-
den? Is de aarde
wel
een jammerlijk tranendal?Al
dezevragen maken op
de toenmalige heerschersden
indrukvan
nieuwsgierigheid, naïveongehoorzaamheid
en te groo-te vertrouwelijkheid tegenover de leerstellingen der Kerk.
Eerst veel later bleek er iets heel anders achter te zitten,
namelijk een
ongeschonden
onafhankelijkheidvan
hetNoordsche
denken, datgeen krimp
gafvoor
de Zuidelijke strooming, die blindelingscheonderwerping
eischte.We
schrijven 1200na
Christus.Ook op
politiek,weten-
schappelijk en
economisch
gebied ontstaan zulkemachtige
beroeringen, dat allesop
losseschroeven
schijnt te raken.Een
steviger fundeeringvan
het persoonlijke enmaatschap-
pelijke leven
wordt
noodzakelijk,waarvoor
St.Thomas
van Aquino
eenerzijds enDuns
Scot anderzijds ijveren.Na eeuwen van
onderlingen strijd tusschen de door hen.gestichte
orden
zwijgen de tegengestelde richtingen.De
Zuidelijke strooming heeftdan
echter al in hetmaat-
schappelijk leven een
nieuw
jachtgebiedgevonden.
Nietmeer
in kloosters en kerken,maar aan de hoven
der vors-ten, in de
raden van gewesten
en steden, in scholen en universiteiten zet ze haarondermijnenden
arbeid voort.Aldus
nadert het eind derMiddeleeuwen.
Drs, P.
Dijkema
•{Klaas
de Daedt)
Wij plaatsen dit stuk gaarne, hoewel het hier en daar een politiek tintje heeft, dat in ons blad niet op zijn plaats is. Het woord „Arisch" laten wij daarom ook staan in dit verband, hoewel het o.i, niet juist is. Wij komen daar in het volgend nummer op terug. Opstelraad.
G HEID
van
tijd”; niet als tijd zonder begin enzonder
einde,maar
als iets achter
de
dingen en in de dingen onzerwereld
en hij spreekt zelfsvan „de Raad van den
heiligenWe-
reldgeest, die
wordt doorgevoerd van
geslachtop
ge- slacht”.Hoe merkwaardig
dicht staat die voorstelling bijde
benaming,
dieonze Noorsche bloedverwanten aan
hetVOLKSCHE WACHT
Goddelijke gaven,
want
onswoord
„raad’, dat Prof. deHartog
gebruikt, vinden wijook
daarals „rad” en zij
noemden
er het Goddelijke mee;het beteekent zooveel als „de Wijsheid '.
Zoo
had-den
zijook
hetwoord
„regin” in de beteekenisvan
,,hetMachtige om
het Goddelijkeaan
te duiden.Ten nauw-
ste
was
ditverbonden met
het leven der sibben, de opeen- volgende geslachten daarin en het is of Prof. deHartog ook
ditverband
gevoeld heeft, als hij spreekt van; „ge- slacht op geslacht”.Deze
heele voorstellingkomt
voortuit
den
geestvan
het Noordras; wij vinden die overal inde
ïndogermaansche
kuituren terug en zij staat tegenover de voorstellingen die wij in denZuid-Oosthoek van Europa
aantreffen (ook bij de joden), n.1. de historisch- materialistische opvattingvan
„eeuwigheid , als einde- looze tijd.De met
de natuurverbonden
geestvan
hetNoordras
—
verbonden met
de natuurvan
hetNoorden! —
ziet dewetmatigheid, de heilige orde der dingen, als een gebo- ren
worden,
sterven en herborenworden,
als een gol-vende
beweging.En waar
demensch
in deze „orde”staat, daar is
ook
strijd; deNoordrasmensch
zag dezenstrijd in oeroude tijden tot in
den
hemel,waar
dezon
verslondenwordt
door den wolf (Midwinter)om
tochweer op
te staan, herboren.Ook
dit zietDe Hartog
zoo,want
voorhem
is „iederwereldeinde een wereldbegin ”, In
den
overgangstijdvan Heidendom
naarChristendom bezong
een groot dichterden ondergang van
die wereld, waarin hij en zijn voor- geslacht geleefd hadden.Het
is de Voluspa, een lied uitde verzameling, die wij
Edda noemen.
Hij beeldtden
on-dergang
uitmet
beeldenvan
deGermaansche mytho-
logie.
Maar dan
ziet hij als in een visioen de geboortevan
denieuwe
wereld, dennieuwen
tijd:Op
ziet zijkomen
ten anderen male etgroen aarde
uit de zee.
Deze
eeuwigheidsvoorstelling is dus iets heel andersdan
de Oostersche en het
ware
beter, er een anderennaam
aan
te geven.De
Duitschers sprekenvan
het „stirbund
werde”; wij
kunnen ook van
„deOrde
der dingen de„wetmatigheid spreken,
maar
die wetmatigheid is danmeer dan
natuurwet alleen, het is tevens de zedelijkeorde.
Deze
voorstelling is een erfdeel onzerVaderen,
dat telkensweer boven
komt, naar uitdrukking zoekt en tennauwste met
deNatuur verbonden
is.Daarom
doet het zoovreemd
aan,wanneer
de hoog-leeraar
nu
over „oorlog” gaat spreken en zegt „hoe de aarde door het zaad, door het plantenrijkwordt
uitge-mergeld”, „verteerd”,
„den
oorlogwordt
aangedaan”.En
verder, hoe „het dierenrijk niet anders doetdan
terenop
het plantenijk; dat als hetware
het dierenrijkden
fakkel
van den
oorlog— — werpt onder
het plantenrijk.”En dan
hoe hetmensch
enrijk beide „opteert” en den oorlog aandoet— — —
en hij wildan
in beeldspraak ditopteeren. dit den oorlog aandoen, opvatten als een ver- nietigd
worden om
„teworden vernieuwd
in geestHier vinden wij nu merkwaardigerwijze het tegenover-
gestelde
van
Noordras-visievan Germaansche
wereld-beschouwing — —
envan wat
de biologie onsvan
de natuur doet begrijpen.Want
alkende
deGermaan den
strijd in denondergang
ais een hoogtepunt des levens, nooit zag hij de natuur als het
ware
in zich verscheurd,om
verteerd te worden, ver-nietigd, opdat zij zou
worden „vernieuwd
in geest ’. Hierwordt
een tegenstelling: „geest-stof", of „geest-natuur”, of „geestelijk-lichamelijk" geschapen, die er voorden Noordras-mensch
niet is, die uit dienzelfdenZuid-Oost hoek van Europa
stamt,waar
dat onsvan
naturevreem-
de eeuwigheidsbegripvandaan
komt.Maar
niet alleen dat ons die voorstellingvan
naturevreemd
is,ook
onze jonge en zoo echtGermaansche we-
tenschap, de biologie, doet ons dat alles zoo anders zien.
Er
is niet „oorlog” tusschen plant en aarde, dier en plant,mensch
en het overige levende,maar
wij zien hoe aarde,plant, dier en
mensch
op eikaar zijnaangewezen,
hoe hetLeven
één groot organisch geheel is,waar
alles in elkaargrijpt, één groot
wonderwerk, waarin
b.v. zonder de bacteriënnoch
plant,noch
dier ofmensch
zoukunnen
bestaan, zich zou
kunnen
voeden.Het
diepstewezen
is onderlingegebondenheid
en niet„oorlog” en „opgeteerd” worden, „vernietigd” worden,
om vernieuwd
teworden
in „geest''.Waar
vernietigd en opgeteerd wordt, is hetom
datzelfdeLeven
in al zijnvormen
en uitingen in stand te houden,van
het hoogstetot het laagste.
Hoe dwaas
zijn dewoorden hoog
en laag hier echter; Geest is niet hoogerdan
lichaam,maar
beidesamen komen
voort uit den gemeenschappelijken grond, beiden zijngebonden aan
het ras, uitingen daarvan.Beide
worden
steedsvernieuwd
uit dien grond, stervenom weder
herboren teworden
in onderlingegebonden-
heid.
Deze
levenseenheid,waar
lichaam en geest gezienwor- den
als uitingenvan
het ééne, ongedeelde Leven,hangt
ten
nauwste samen met
de heilige Orde,waar
wij inden aanvang van
spraken.Evenzeer
hangt de historisch- materialistische opvattingvan
„eeuwigheid''samen met
het uiteenrukken
van
lichaam en geest.Want
hier sterfthet lichaam en blijft de geest in eeuwigheid voortleven,
terwijl voor den
Noordras-mensch
hetLeven
en deDood
geen mysterie blijven, dat hij wel duiden kan. waarin hij
wel de „heilige orde” erkent,
maar waarvan
hij weet, dat het ons nietgegeven
is, andersdan
in beelden overte spreken. Bijzonder schoon
komt
dit uit in de uitgavevan
het Ahnenerbe:Tod und
Unsterblichkeit im Weltbild IndogermanischerDenker
(besproken inNo.
10van den
vorigen jaargang).J. C.
NACHENIUS.
Houdt Uw voornamen rein
E
r
was
eens een tijd, dat wij Nederlanders bij demo-
de, in onze zeden en gebruiken, in onze
woorden-
keus, in onze staatsinrichting, in onze rechtspraak, in
onze
naamgeving
niets anderswaren dan
deapen van
de Franschen.
Die
tijdvan
volksche neergang, ja volks-ondergang
ligt gelukkig achter ons.Maar
alsof wij onsschamen om
onszelf te zijn,hebben
wijongeveer
sinds1900 een andere cultuurbron gekozen.
Thans
isEngeland
troef.
Wij
gebruikennu
Engelschewoorden.
Inzonder- heid in de sportwereld is alles Engelsch,wat
de klokslaat.
Wat
zegt u bijvoorbeeldvan
de volgende adver-tentie, die
voorkomt
in de„Nederlander” van
8Mei
1940.FRANS ERNST’s CITY SPORT STORES N.V.
Noordeinde
27Den Haag,
Tennis Specialisten Spalding-, Darsonval-, Chesterfield-,
Budge
enQueen
ofHolland
Rackets Kleeding en Schoeisel.Hoeveel Nederlandsche woorden
vindU
behalve hetHaagsche
adres?Met
de mode, gebruiken en zeden gaat het niet anders.Nu
ismode
uit den aard der zaak een tijdelijk iets en hettijdelijk volgen
van
de Engelschekleedingmode
veroor- zaakt geen blijvende smetop
ons volkseigen.Ook
hetvolgen