• No results found

Handleiding omgaan met hoofdluis op school

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Handleiding omgaan met hoofdluis op school"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Handleiding

omgaan met hoofdluis op school

(2)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 Inhoudsopgave 2

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4

2. Wat doet school als er hoofdluis heerst? 5

2.1. Inleiding 5

2.2. Stappenplan voor de basisaanpak 5

2.3. Vervolgaanpak 5

2.4. Knelpunten 5

2.5. Hoe bereiken we de bronnen van herbesmetting? 6

2.6. Schoolverzuim en leerplicht 6

3. Opsporing en controle 7

3.1. Inleiding 7

3.2. Verantwoordelijkheden bij hoofdluis 7

3.3. Ouderwerkgroep 7

4. Instellen ouderwerkgroep 8

4.1. Inleiding 8

4.2. Gezamenlijk beleid ouders en school 8

4.3. Ondersteuning van de werkgroep door school 8

4.4. Ondersteuning door GGD 8

5. Werving van de ouderwerkgroep 9

5.1. Inleiding 9

5.2. Profiel van de werkgroep 9

5.3. Tijdsinvestering 9

6. Voorbereidingen van de ouderwerkgroep 10

6.1. Inleiding 10

6.2. Het stappenplan 10

7. De controles 11

7.1. Inleiding 11

7.2. Tijdstip van de (her)-controle 11

7.3. De controle 11

7.4. Het controlestappenplan 11

8. Achtergrondinformatie over hoofdluis 13

8.1. Inleiding 13

8.2. Wat is hoofdluis eigenlijk? 13

8.3. Hoe kom je aan luizen? 14

8.4. Iedereen kan besmet worden 14

8.5. Taboe rondom hoofdluis 14

8.6. Hoe weet je of je hoofdluis hebt? 15

8.7. Wat doe je als er hoofdluis heerst? 15

8.8. Wat kun je doen om hoofdluis te voorkomen? 16

(3)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 Inhoudsopgave 3

9. Behandelen van hoofdluis 17

9.1. Inleiding 17

9.2. Behandeling volgens de uitkammethode 17

9.3. Behandeling met een antihoofdluismiddel 18

10. Benaderen van de ouders 19

10.1. Inleiding 19

10.2. Telefonisch gesprek na eerste controle 19

10.3. Telefonisch gesprek na de hercontrole 19

10.4. Weerstanden 19

10.5. Hulp van de verpleegkundige van de GGD 20

11. Meest gestelde vragen 21

11.1. Algemeen 21

11.2. Controle 21

11.3. Behandeling 22

11.4. Andere maatregelen en preventie 23

12. Achtergrondinformatie 25

13. Bijlage 26

(4)

2013-02 Inleiding 4

1. Inleiding

Misschien bent u zo'n school die al van alles heeft gedaan om hoofdluis 'het hoofd te bieden'. Her- haalde malen heeft u ouders geïnformeerd over hoofdluis en gemotiveerd hun kinderen te behande- len. Ondanks al uw inspanning blijft het hoofdluisprobleem bestaan. Ouders raken gefrustreerd en willen dat u als school een oplossing biedt voor dit probleem. School wordt immers gezien als de plaats waar de hoofdluis zich verspreidt. Ervaring in den lande heeft geleerd dat er uitstekende resul- taten worden bereikt wanneer op school ouders zelf betrokken worden bij en zorg dragen voor de uitvoering van de hoofdluiscontrole en de voorlichting aan andere ouders. Door het opzetten van een ouderwerkgroep kan de hoofdluis zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en adequaat worden be- streden.

Voor u ligt het de handleiding ‘Omgaan met hoofdluis op school'. Dit handboek beschrijft zeer prak- tisch wanneer en hoe een ouderwerkgroep opgezet kan worden en wat hierbij de taak van de school, de ouders en de GGD is. De hoofdstukken 2 t/m 7 zijn met name geschreven voor het teamlid van de school die zich met het hoofdluisprobleem bezighoudt. Deze geven informatie over het opzetten van de ouderwerkgroep. De hoofdstukken 8 en 9 geven achtergrondinformatie over de hoofdluis en de behandeling ervan. Deze laatste genoemde hoofdstukken zijn met name bedoeld voor de coördinator van de ouderwerkgroep. Voor de ouders die deel gaan uitmaken van de ouderwerkgroep zijn met name de hoofdstukken 7 en 8 relevant. In de bijlagen vindt u voorbeeldbrieven, schoolkrantartikelen, folders en dergelijke, waarmee u direct en praktisch aan de slag kunt gaan. Wanneer u na het lezen van dit handboek vragen heeft of wanneer er onduidelijkheden zijn, kunt u altijd contact opnemen met de doktersassistente van de GGD. Tot slot wensen we u veel succes in de bestrijding van dit hardnekkige probleem door een gezamenlijke aanpak.

GGD Zaanstreek Waterland Afdeling Jeugdgezondheidszorg

(5)

2013-02 Wat doet school als er hoofdluis heerst? 5

2. Wat doet school als er hoofdluis heerst?

2.1. Inleiding

In dit handboek omgaan met hoofdluis op school maken we onderscheid tussen de basisaanpak en de vervolgaanpak. Onder de basisaanpak verstaan we die acties die school moet nemen voordat men over kan gaan tot de vervolgaanpak, namelijk het vormen van een ouderwerkgroep. Dit hoofdstuk beschrijft aan de hand van een stappenplan de basisaanpak en geeft een inleiding op de vervolgaan- pak.

2.2. Stappenplan voor de basisaanpak

Zorg bij een melding van hoofdluis dat alle ouders/verzorgers van de leerlingen van de groep waar hoofdluis heerst weten dat er hoofdluis heerst. Dit kan door middel van een (nieuws-)brief (zie link naar brief in bijlage 1). Met de brief geeft u ook de folder van de het RIVM mee (zie link naar fol- der in bijlage 1). Het is belangrijk dat de aanwijzingen uit deze folder nauwkeurig opgevolgd wor- den. Daarnaast kunt u posters en brieven ophangen of een schoolkrantartikel wijden aan dit on- derwerp (zie linken in bijlage 1). Geef duidelijk aan in welke groep(en) hoofdluis heerst. Gebruik liever geen reclamefolders, deze zijn niet objectief.

Denk ook aan de controle van collegae (en evt. gezinsleden).

Om herbesmetting te voorkomen is het van belang dat kinderen gelijktijdig behandeld worden.

Plan daarom een actie tegen hoofdluis bij voorkeur voor een weekend of een vakantie.

Denk er aan na de actie posters en folders te verwijderen.

Ter afsluiting kunt u nog een briefje aan de ouders sturen. Daarin kunt u vermelden wat de school heeft ondernomen en tevens aangeven dat het noodzakelijk is te blijven controleren!

Vermeld in de schoolgids het schoolbeleid t.a.v. hoofdluis.

2.3. Vervolgaanpak

Ondanks de basisaanpak blijft het hoofdluisprobleem in sommige gevallen bestaan. Dit leidt bij zowel ouders als school regelmatig tot frustraties. Om te komen tot een vervolgaanpak moeten we eerst helder hebben waarom het hoofdluisprobleem blijft bestaan. Aan de hand daarvan kan gekozen wor- den voor een nieuwe aanpak.

2.4. Knelpunten

Het knelpunt in de aanpak van hoofdluis is herbesmetting. Een al reeds behandeld kind komt opnieuw in aanraking met hoofdluis waardoor het kind ondanks juist handelen van zijn/haar ouders opnieuw onder de hoofdluis komt te zitten.

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom herbesmetting kan plaatsvinden.

Niet alle ouders behandelen hun kind(eren) tegelijk.

Ouders controleren hun kind niet of onvoldoende.

Dit heeft niet altijd te maken met desinteresse van de ouder. Heel vaak heeft het te maken met het niet weten hoe te controleren en het niet herkennen van neten en hoofdluis. We horen wel eens: "Mijn kind krabt niet, dus heeft het ook geen hoofdluis".

Ouders behandelen hun kind niet of onvoldoende.

In veel gevallen wordt het kind wel behandeld, maar niet op de juiste wijze. Men volgt bijvoorbeeld niet precies de gebruiksaanwijzing passend bij het product.

Het taboe; Ondanks alle voorlichting wordt hoofdluis toch nog vaak geassocieerd met onvoldoende hygiëne. Rondom hoofdluis heerst nog steeds een taboe. Dit leidt ertoe dat ouders niet altijd school of ouders van vriendjes/vriendinnetjes melden dat hun kind hoofdluis heeft. Of ouders dur- ven geen advies te vragen bij onduidelijkheid rondom de behandeling van hoofdluis.

(6)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 Wat doet school als er hoofdluis heerst? 6

2.5. Hoe bereiken we de bronnen van herbesmetting?

Voor een efficiënte vervolgaanpak is het noodzakelijk dat we inzicht hebben in de bronnen van herbe- smetting. Met andere woorden er is een opsporings- en controlemethode nodig die inzicht verschaft in welke kinderen hoofdluis hebben. De ouders van deze kinderen kunnen dan direct en persoonlijk be- naderd worden.

2.6. Schoolverzuim en leerplicht

Op grond van de wet is het niet mogelijk een kind met hoofdluis van school te weren. Wel kunnen ouders verzocht worden om eerst hun kind thuis te behandelen en het pas daarna weer de school te laten bezoeken. Op grond van de wet is het tevens niet mogelijk dat ouders hun kinderen thuis hou- den, omdat er hardnekkige hoofdluis op school heerst.

Bij vragen of problemen hieromtrent is het verstandig contact op te nemen met de leerplichtambte- naar.

(7)

2013-02 Opsporing en controle 7

3. Opsporing en controle

3.1. Inleiding

Jarenlang hebben verpleegkundigen van de GGD hoofdharen van de leerlingen nagekeken op hoofd- luis en werden ouders op de hoogte gebracht van de mogelijkheden om deze ‘ongenode gasten’ aan te pakken. Deze aanpak heeft niet geleid tot een vermindering van de hoofdluis.

In zekere zin werd hoofdluis een probleem voor de verpleegkundige en de school en nauwelijks voor de ouders. Zowel de ouders als de school dragen een stukje verantwoordelijkheid met betrekking tot het bestrijden van de hoofdluis. De ervaring in den lande heeft geleerd dat uitstekende resultaten worden bereikt wanneer ouders zelf zorg dragen voor de uitvoering van de hoofdluiscontrole en de voorlichting aan andere ouders. Door het opzetten van een ouderwerkgroep kan de hoofdluis zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en adequaat worden bestreden.

3.2. Verantwoordelijkheden bij hoofdluis Ouders

De verantwoordelijkheid van ouders omvat de controle op en verwijdering van hoofdluis uit de haren van de kinderen. Als een kind inderdaad hoofdluis heeft, is het heel belangrijk dat ouders de school en de ouders van vriendjes waarschuwen om verdere verspreiding van hoofdluis te beperken. Helaas gebeurt dit lang niet altijd, omdat veel ouders zich (ten onrechte) schamen dat hun kind hoofdluis heeft. Ouders kunnen meewerken aan een ouderwerkgroep ter bestrijding van hoofdluis.

School

Het is de verantwoordelijkheid van de school om preventieve maatregelen te treffen. De school is immers verantwoordelijk voor de hygiëne en het leefklimaat op school. Leerkrachten kunnen er toe bijdragen dat het hebben van luizen uit de taboesfeer komt door met de kinderen over luizen te pra- ten of door de ouders te informeren over hoofdluis.

GGD

De GGD heeft een adviserende, coördinerende en zo nodig controlerende taak ten aanzien van hoofd- luisbestrijding. Het opsporen van hoofdluis in de klas door een GGD-medewerker is over het algemeen niet zinvol. Het bezwaar tegen de werkwijze is dat het altijd een momentopname is. De ondersteuning van de GGD bestaat uit het bijbrengen van kennis en vaardigheden aan ouders en leerkrachten door:

Het leveren van advies en ondersteuning in de vorm van materialen en consultatie, zoals deze handleiding, folders en ouderbrieven.

De ouderwerkgroep middels een voorlichtingsbijeenkomst te trainen in het controleren op hoofd- luis.

In bijzondere gevallen neemt de verpleegkundige van de GGD contact op met ouders/verzorgers van kinderen bij wie steeds opnieuw hoofdluis geconstateerd wordt.

3.3. Ouderwerkgroep

De ouderwerkgroep controleert op school met een zekere regelmaat alle kinderen op dezelfde dag op de aanwezigheid van hoofdluis. Het advies is om deze controle 6x per jaar na elke vakantie uit te voe- ren en uiteraard bij tussentijdse meldingen.

Het doel van deze controles is om het vóórkomen van hoofdluis bij schoolgaande kinderen te vermin- deren door:

Het direct signaleren op school van hoofdluis bij de kinderen, waarna ouders direct op de hoogte gebracht kunnen worden, zodat zij kunnen behandelen.

Het regelmatig controleren van de kinderen op school stimuleert de ouders thuis extra alert te zijn op de aanwezigheid van hoofdluis bij hun kinderen.

In de klas waar hoofdluis heerst, zal na 1 week opnieuw een controle uitgevoerd worden.

(8)

2013-02 Instellen ouderwerkgroep 8

4. Instellen ouderwerkgroep

4.1. Inleiding

Zowel de ouderraad, medezeggenschapsraad als het schoolteam moeten achter deze vervolgaanpak en het instellen van een ouderwerkgroep staan. De ouders zullen op de hoogte moeten worden ge- bracht van dit nieuwe beleid.

4.2. Gezamenlijk beleid ouders en school

De ouderraad/medezeggenschapsraad zal als vertegenwoordiger van de ouders en school het beleid moeten onderschrijven. De ouderraad/ medezeggenschapsraad stelt ouders op de hoogte van de nieuw gekozen werkwijze. De school is verantwoordelijk voor wat op school gebeurt. School zal ou- ders duidelijk moeten maken dat zij achter deze door de ouderraad/ medezeggenschapsraad gekozen werkwijze staat. Indien ouders bezwaar hebben tegen het beleid, dan kunnen zij hiervoor terecht bij de directeur van de school. Er zijn verschillende mogelijkheden om ouders op de hoogte te stellen van het (nieuwgekozen) beleid:

Middels een schoolkrantartikel.

Middels een brief aan de ouders.

Middels een ouderavond met daaraan gekoppeld een brief voor de ouders.

4.3. Ondersteuning van de werkgroep door school

Op school wordt bijvoorbeeld een leerkracht als contactpersoon aangesteld. Deze contactpersoon is het aanspreekpunt van de werkgroep naar school toe. De contactpersoon zal de werkgroep ook prak- tisch ondersteunen. De contactpersoon neemt contact op met ouders van kinderen bij wie hoofdluis geconstateerd is en adviseert deze ouders zonodig. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de folder Vragen & Antwoorden.

De contactpersoon zorgt ervoor dat:

Informatie over het nieuwe beleid bekend is bij de ouders (bijv. structureel een stukje plaatsen in de schoolgids van de school).

Ouders schriftelijk op de hoogte worden gesteld van het tijdstip van de controles.

Het team op de hoogte is van de op handen zijnde controle.

De werkgroep duidelijke leerlingenlijsten krijgt waarop bevindingen geregistreerd kunnen worden.

Er ruimte beschikbaar is voor de controles.

De werkgroep van koffie/thee wordt voorzien tijdens de controles.

De werkgroep de aangeschafte middelen vergoed krijgt.

Minimaal éénmaal per jaar met de werkgroep geëvalueerd wordt.

Het contact tussen de contactpersoon van de school en de ouderwerkgroep verloopt via de coördina- tor van de ouderwerkgroep. Een van de ouderleden wordt aangesteld als coördinator.

4.4. Ondersteuning door GGD

De werkgroep zal voorafgaand aan de nieuwe werkwijze ondersteuning krijgen van de GGD. De dok- tersassistente zal aan de werkgroep praktische instructies geven over het controleren, het registreren van de bevindingen en het omgaan met de privacy. De bijscholing zal ongeveer 1 uur in beslag ne- men. De coördinator kan daarnaast te allen tijde met vragen bij de doktersassistente terecht.

(9)

2013-02 Werving van de ouderwerkgroep 9

5. Werving van de ouderwerkgroep

5.1. Inleiding

Nadat duidelijk is of de ouders van de school achter het nieuw gekozen beleid staan, kan over worden gegaan tot de werving van ouders voor de werkgroep. Er kan gekozen worden voor een algemene werving middels een brief, waarbij alle ouders de gelegenheid hebben om zich in te schrijven voor de werkgroep. Er kan ook gekozen worden voor een meer persoonlijke benadering waarbij de ouderraad of de directie ouders persoonlijk vraagt om deel te nemen aan de werkgroep.

5.2. Profiel van de werkgroep De werkgroep bestaat uit:

Ouders voor controles (het aantal ouders is afhankelijk van het aantal kinderen op school).

Een coördinator.

Van de controlerende ouders wordt verwacht dat zij bereid zijn om:

Minimaal 6 x per jaar te controleren.

Bij tussentijdse meldingen te controleren.

Een korte voorlichting/bijscholing van de GGD te volgen (duur hooguit één uur).

Om te kunnen gaan met de privacy van kinderen en hun ouders.

Taken van de coördinator van de werkgroep:

Hij/zij is aanspreekpunt voor de ouders uit de werkgroep.

Hij/zij organiseert de controles.

Hij/zij heeft goed contact met de contactpersoon van het schoolteam.

Hij/zij neemt contact op met de doktersassistente van de GGD bij vragen of problemen.

Hij/zij verwijst ouders met weerstand naar de directeur van de school.

5.3. Tijdsinvestering

Tijdsinvestering voor controle ouders

Een controlerende ouder zal ongeveer 15 leerlingen per half uur kunnen controleren (oefening baart kunst).

Rekensom voor de controlerende ouder. Een school met 6 klassen van 30 leerlingen kost een werkgroep van 4 personen 2 uur per controle.

Het is aan te bevelen om meer ouders te werven zodat er geen problemen ontstaan als een ouder verhinderd is. Hoe meer ouders meehelpen, hoe sneller de werkgroep klaar is.

Tijdsinvestering voor coordinator

De tijdsinvestering van de coördinator is afhankelijk van de kennis die de coördinator al heeft over hoofdluis. Per controle zal de coördinator ongeveer een uur kwijt zijn voor de voorbereiding en af- werking van de controles.

Rekensom voor de coördinator Per controle 2 uur Voor- en nawerk 1 uur

Totaal 3 uur per controle.

Ouderwerkgroep aan het werk

(10)

2013-02 Voorbereidingen van de ouderwerkgroep 10

6. Voorbereidingen van de ouderwerkgroep

6.1. Inleiding

Voordat de ouderwerkgroep daadwerkelijk aan de slag kan gaan, zal zij eerst ingesteld en geïnstru- eerd moeten worden. Dit hoofdstuk geeft in een stappenplan de voorbereidingen weer.

6.2. Het stappenplan

1. De contactpersoon van school vormt aan de hand van de ouders die zich aangemeld hebben de werkgroep.

2. De contactpersoon plant met de werkgroep een gezamenlijk overleg.

3. Tijdens dit overleg wordt aan de leden de aanleiding tot de nieuwe aanpak en de werkwijze uitge- breid toegelicht. Aan alle werkgroepleden moet duidelijk zijn wat van hen verwacht wordt en welke taken zij gaan vervullen.

4. De leden van de werkgroep krijgen de hoofdstukken 7, 8 en 9 mee en lezen deze thuis door.

5. Een van de ouders wordt aangesteld als coördinator van de werkgroep. De coördinator krijgt het uitgebreidere handboek van school waarin ook informatie over de behandeling van hoofdluis be- schreven staat.

6. De werkgroep prikt een datum voor bijscholing van de GGD. De coördinator neemt hierover con- tact op met de doktersassistente van de GGD.

7. De werkgroep maakt een planning voor de standaard controles in dit schooljaar. Deze vinden 6 keer per jaar plaats bij voorkeur na een vakantie op een vaste dag en tijd.

8. Er worden duidelijke afspraken gemaakt met de contactpersoon van school. Deze treft daarvoor de nodige maatregelen.

9. De coördinator van de werkgroep schaft de benodigde materialen aan. Per groepje van 2 ouders is het volgende nodig:

o 2 pennen

o per klas/groep een multomap voor de registratie o één vergrootglas

o nagelborsteltje

o desinfecterend middel voor de handen

o Het strekt tot aanbeveling dat er een mogelijkheid is om handen te wassen.

10. Bijscholing door de GGD.

(11)

2013-02 De controles 11

7. De controles

7.1. Inleiding

Nadat de werkgroep is bijgeschoold door de GGD en ouders op de hoogte zijn gebracht, kan er ge- start worden met de controles. Hoe de controle er inhoudelijk uit zal zien wordt in dit hoofdstuk be- schreven.

7.2. Tijdstip van de (her)-controle Standaardcontrole

De standaardcontroles worden 6 keer per jaar uitgevoerd. Bijvoorkeur vinden de controles plaats di- rect na een vakantieperiode. Bij een standaardcontrole worden alle groepen van de hele school ge- controleerd.

Controle bij tussentijdse meldingen

Als er 2 meldingen van hoofdluis zijn wordt de groep van desbetreffende kinderen gecontroleerd.

Hercontrole

De hercontrole vindt plaats 1 week na de eerste controle. Zo krijgen ouders de gelegenheid hun kind goed te behandelen. De hercontrole wordt uitgevoerd in die groep waar bij de eerste controle hoofd- luis is geconstateerd. Daarnaast worden bij de hercontrole die kinderen meegenomen die tijdens de eerste controle afwezig waren.

7.3. De controle

De werkgroep controleert de kinderen op de aanwezigheid van neten. De controle op aanwezigheid van luizen zou te veel tijd in beslag nemen. Als een kind neten heeft kan men er ook van uitgaan dat er luizen aanwezig zijn. Het is van belang dat leden van de werkgroep onderscheid kunnen maken tussen verse neten en oude/behandelde neten. We spreken van een oude neet als deze zich 1 cm of verder van de hoofdhuid bevindt.

7.4. Het controlestappenplan

1. De contactpersoon van de school stelt de ouders middels een brief op de hoogte van de komende controle.

2. De contactpersoon van school stelt de teamleden op de hoogte. Iedere leerkracht bereidt de groep voor op de controles. Het is belangrijk dat de leerkracht duidelijk maakt dat ieder kind hoofdluis kan hebben en dat dat niet te maken heeft met het wel of niet schoon zijn op jezelf. De introductie van de controle zou ook door leden van de werkgroep zelf uitgevoerd kunnen worden. Er zal aan de kinderen niet verteld worden of ze wel of geen hoofdluis hebben. Als er hoofdluis gevonden wordt zullen de ouders hiervan op de hoogte worden gesteld door de contactpersoon van de school.

3. In overleg met de contactpersoon wordt afgesproken waar de controle per groep plaatsvindt. Let hierbij op goede verlichting.

4. Als eerste wordt in de groep de leerkracht gecontroleerd. Zo kunnen kinderen zien hoe dat gaat.

Het controleren van de leerkracht kan taboedoorbrekend werken.

5. Neem uit de groep 2 kinderen mee naar de plaats van de controle. Houd hierbij de volgorde van de leerlingenlijsten aan.

6. Controleer op de volgende plaatsen:

o de haren achter de oren o de kruin

o de haren in de nek o de haren onder de pony

Til de haren op bovengenoemde plaatsen op. Haal opgebonden haar (bijvoorbeeld in een paarden- staart) los.

(12)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 De controles 12

7. Registreer de bevindingen in de multomap op de leerlingenlijst. Registreer als volgt:

o GN = geen neten o VN = verse neten o ON = oude neten o L = luis

o A = kind is afwezig

8. Stuur het kind terug naar de groep zonder het resultaat te benoemen. Het zojuist gecontroleerde kind roept het volgende kind van de leerlingenlijst.

9. Na het constateren van hoofdluis en/of neten de handen wassen of desinfecteren.

10. Aan het eind van de controles komt de werkgroep bijeen. De coördinator van de werkgroep bekijkt aan de hand van de leerlingenlijsten in welke klas er een hercontrole nodig is en wanneer die plaatsvindt. De datum voor een hercontrole plannen:

o In een groep waar wel hoofdluis is geconstateerd wordt de héle klas gecontroleerd;

o In een groep waar geen hoofdluis is geconstateerd worden alleen de kinderen gecontroleerd die de eerste keer afwezig waren.

De datum van hercontrole wordt doorgegeven aan de contactpersoon van school. De contact- persoon stelt de teamleden en ouders op de hoogte. Extra aandacht wordt gegeven aan een broertje of zusje van een besmet kind in een andere groep.

11. Na het controleren van alle kinderen van één groep de handen wassen en nagels borstelen.

12. De contactpersoon van het schoolteam neemt mondeling contact op met de ouders van de kin- deren waarbij verse neten of luizen gevonden zijn. Men vraagt na of de ouders al op de hoogte waren en behandeld hebben. Zonodig geeft de coördinator aanvullende informatie en de folder van het RIVM. Wanneer het niet lukt om contact te krijgen met desbetreffende ouder/verzorger, dan kan de kinderen in eerste instantie een ouderbrief meegegeven en eventueel de folder van het RIVM. Neem later alsnog contact met de ouders op. Als een ouderbrief naar aanleiding van de con- trole meegegeven wordt, geef dan duidelijk aan wat u tijdens de controle heeft gezien; bijvoor- beeld oude neten/ verse neten/ hoofdluis. Dit om verwarring en frustraties bij de ouders te voor- komen. De aanwezigheid van oude neten kan er op wijzen dat de ouders al goed bezig zijn om het kind te behandelen. Meldt u deze ouders in een brief dat hun kind hoofdluis heeft, dan zal dit bij de ouders zeker verwarring geven.

13. Hardnekkige gevallen of problemen met ouders kunnen worden doorgegeven aan de contactper- soon van school. Zonodig kan hulp van de jeugdverpleegkundige van de GGD ingeroepen worden.

Deze kan contact opnemen met de ouders. Ouders kunnen zonodig ook zelf bij vragen contact op- nemen met de dokterassistente of de jeugdverpleegkundige.

Controleer goed achter de oren

(13)

2013-02 Achtergrondinformatie over hoofdluis 13

8. Achtergrondinformatie over hoofdluis

8.1. Inleiding

Om de controles goed te kunnen uitvoeren en om ouders goed te kunnen adviseren, dit geldt met name voor de coördinator, is het van belang wat meer te weten over hoofdluis en zijn kenmerken en eigenschappen.

8.2. Wat is hoofdluis eigenlijk?

Luizen zijn parasieten, ze hebben een ander dier nodig om te leven, om daar hun voedsel vandaan te halen. De hoofdluis haalt zijn voedsel uit mensenbloed. Elke diersoort en ook de mens heeft zijn eigen luizen. De luis van een hond kan niet overleven op een mens of omgekeerd. De volwassen luis, die bij de mens voorkomt, is circa 3 mm groot (vergelijkbaar met een speldenkop) en speciaal gebouwd om te leven tussen de hoofdharen. De kop van de luis is uitgerust met een zuigapparaatje. Hiermee prikt de luis een paar keer per dag door de hoofdhuid heen. Dit geeft akelige wondjes. Tijdens het zuigen van minimale hoeveelheden bloed veroorzaakt het speeksel van de luis jeuk. Na het bloed zuigen krijgt de luis een rodere kleur, normaal is de luis grauw/grijs.

Een luis is een insect, hij heeft dan ook 6 poten. Met deze poten kan hij zich aan de haren vastklam- pen. Bijvoorbeeld bij schudden van het hoofd, haren kammen of wassen houdt de luis zich hiermee stevig vast. De luis gedijt prima bij de lichaamstemperatuur van de mens. Als het te warm wordt vin- den ze dat niet prettig. Een persoon met koorts wordt door luizen verlaten. Ook een te lage tempera- tuur overleven ze niet. Hoofdluizen overleven slechts kort (één tot twee dagen) buiten de mens. De overleving is afhankelijk van omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid. Bij kamertemperatuur (20°C) en zonder bloed kan een volwassen luis maximaal 48 uur overleven.

Onder normale omstandigheden blijft een volwassen luis ongeveer dertig dagen leven waarbij het vrouwtje tot wel acht eitjes per dag legt, afhankelijk van de omstandigheden. In een heel “luizenle- ven” kan een luis wel tot 250 neten leggen. De vrouwelijke hoofdluis plakt eieren, de neten, vlakbij de haarinplant (3-4 mm boven de hoofdhuid) aan de haren. De neten zijn tonvormig en circa 0,8 mm lang. Luizen hebben een voorkeur voor warme, vochtige en donkere plekken op de hoofdhuid, zoals onder de pony, achter de oren, in de nek en soms op de kruin. Neten lijken op zoutkorreltjes. Regel- matig worden neten verward met roos. Het verschil met roos is overduidelijk: roos zit los en neten zitten vastgekleefd aan de haren.

Na ongeveer 4 tot 14 dagen komen de neten uit en vervolgens is de jonge luis na 7 tot 10 dagen al- weer in staat om zelf eieren te leggen. We spreken van een verse neet, als de neet zich dicht op de hoofdhuid bevindt. Als de neet zich 1 cm of verder van de hoofdhuid bevindt, dan is dat een oude neet. Dan is het gevaar van besmetting verdwenen. (N.B. Als lang haar vaak opgebonden is in b.v.

een paardenstaart kunnen neten ook wat verder van de hoofdhuid af zitten). Neten aan haren in bij- voorbeeld een kam of op kleding kunnen na een paar dagen gewoon uitkomen en de luis kan dan opzoek gaan naar een nieuwe gastheer.

Hoofdluizen zijn slechts enkele milimeters groot

(14)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 Achtergrondinformatie over hoofdluis 14

Hoofdluizen dragen geen ziekten over. Door krabben kunnen wel korstjes op de hoofdhuid ontstaan.

Hierbij kunnen infecties optreden, echter dit is zeldzaam. Over het algemeen is de besmetting met hoofdluis niet ernstig. Wel is het belangrijk hoofdluis te behandelen. Want als je te lang wacht met behandelen, breiden de luizen zich uit en bestaat de kans dat ook anderen worden besmet. Hoofdluis gaat niet vanzelf weg, behandeling is dus noodzakelijk. Mensen kunnen niet immuun worden voor hoofdluis, de kans op een nieuwe besmetting blijft altijd bestaan.

8.3. Hoe kom je aan luizen?

Luizen kunnen niet vliegen of springen. Het zijn overlopers. Als kinderen tijdens het spelen met de hoofden dicht bij elkaar komen stappen de luizen gemakkelijk over van het ene hoofd op hetandere.

De rol van overdracht via kammen, mutsen, jassen, petten, sjaals, koptelefoons, knuffels en bedden- goed is nooit wetenschappelijk aangetoond.

Vooral onder omstandigheden waar veel mensen dicht bij elkaar verblijven, bijvoorbeeld bij kampeer- vakanties of logeerpartijtjes, in volle bussen of treinen, wordt hoofdluis gemakkelijk verspreid. Hoofd- luis komt minder vaak voor bij kinderen van Afrikaanse herkomst, omdat zij een andere haarstructuur hebben.

8.4. Iedereen kan besmet worden

Iedereen kan hoofdluis krijgen. Al zorg je nog zo goed voor jezelf en was je heel vaak je haar, dan nog kan hoofdluis de kop op steken. Luizen hebben juist een voorkeur voor schone gewassen hoof- den. Dus het is niet waar dat luizen vooral voorkomen bij onverzorgde mensen. Omdat kinderen meer bij elkaar in de buurt komen, bijvoorbeeld bij het spelen, komt hoofdluis bij hen wel vaker voor dan bij volwassenen. Binnen het gezin en op school krijgt hoofdluis veel kans om over te lopen.

8.5. Taboe rondom hoofdluis

Hoofdluis is niet iets waar je gemakkelijk over praat.

Een reactie van een schoolarts, zelf moeder van 3 kinderen:

“Mijn eigen kinderen hebben ook wel eens hoofdluis opgelopen. Eerst voel je je als ouder wat gege- neerd. Vooral als je dan andere mensen in je omgeving waarschuwt en je krijgt daar onaardige of vreemde reacties op.”

Sommige ouders reageren juist heel laconiek:

“O, hoofdluis, ja dat heeft mijn kind zo vaak. Daar ga ik heus niet zo’n drukte om maken, hoor. Als het weer eens zover is, ga ik weer aan de gang met zo’n kammetje!.”

Andere mensen reageren juist heel geschrokken. Mensen die zich er voor schamen en er niet over willen praten, die zullen het vaak ook moeilijk vinden om hun kind te controleren op hoofdluis. Maar als je het uitstelt, dan krijgt de luis juist de kans om zich veel verder te verspreiden. Het is belangrijk om er wel over te praten. Als een kind hoofdluis heeft, moeten ouders het melden aan de leerkracht.

De school kan dan zelf maatregelen nemen en aan andere ouders doorgeven om alert te zijn op hoofdluis. Ook speelkameraadjes en logés moeten gewaarschuwd worden. Op die manier kunnen de kinderen min of meer gelijktijdig behandeld worden. Dan wordt de cirkel van herbesmetting verbro- ken. In de praktijk is gebleken dat het instellen van een ouderwerkgroep voor de controle van hoofd- luis op school preventief en taboedoorbrekend werkt. Bij aankondiging van controles zullen veel ou- ders hun kind nog eens extra goed bekijken en zonodig behandelen. Kinderen zullen na verloop van tijd de controles zo normaal gaan vinden dat ze zonder schroom praten over hoofdluis.

(15)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 Achtergrondinformatie over hoofdluis 15

8.6. Hoe weet je of je hoofdluis hebt?

Kort na de besmetting met hoofdluis merkt men nog helemaal niets. Er kan dan wel hoofdluis aanwe- zig zijn. Pas als de luizen zich vermenigvuldigd hebben, ontstaat jeuk en gaat men krabben. De jeuk kan één tot twee weken na besmetting optreden. Jeuk is altijd een reden om na te kijken of er hoofd- luizen en neten op het hoofd te zien zijn. De luizen zijn met behulp van een netenkam of luizenkam op te sporen. Deze is te koop bij drogist of apotheek. Een netenkam is een fijne metalen kam. Deze is geschikt om neten en levende luizen mee op te sporen en uit te kammen. Een luizenkam is een plastic kammetje met dicht op elkaar staande tanden. Hij is alleen geschikt om levende luizen op te sporen.

Neten krijg je er alleen mee weggekamd als je er een hydrofiel gaasje bij gebruikt. Bij krullend haar is soms een netenkam met extra lange tanden nodig om goed bij de hoofdhuid te komen.

Het aantonen van een levende luis of levende neten in het haar is het bewijs voor besmetting. Met het blote oog is moeilijk onderscheid te maken tussen neten die nog een larve bevatten (en die dus ook besmettelijk zijn) of neten die al leeg zijn. Neten groeien met het haar mee (ongeveer 1 cm per maand), dus hoe verder de neet van de hoofdhuid af is hoe langer geleden deze gelegd is en hoe langer geleden de besmetting heeft plaatsgevonden. Neten die enkele centimeters van de hoofdhuid af liggen, zijn gegarandeerd lege neten.

Het kammen gaat als volgt:

Was het haar eerst met gewone shampoo en spoel het uit. Bescherm dan de ogen met een was- handje.

Doe ruim crèmespoeling in het haar en laat het zitten om het kammen makkelijker te maken.

Kam eerst met een gewone kam de klitten uit het haar.

Houd het hoofd voorover boven een wasbak of een stuk wit papier. Pak de luizenkam en kam het haar van achter naar voren, tegen de schedelhuid aan; start bij het ene oor en schuif, plukje voor plukje, na elke kambeweging op naar het ander oor.

Veeg tijdens de kambeurt de kam regelmatig af aan een witte papieren servet of zakdoek en kijk of u luizen ziet. Spoel gevonden luizen door de wc of wasbak.

Spoel vervolgens de crèmespoeling uit het haar.

8.7. Wat doe je als er hoofdluis heerst?

Advies aan ouders

Kijk of uw kind hoofdluis heeft:

o Koop een neten- of luizenkam (bij apotheek of drogist).

o Kam hiermee het haar boven een wit vel papier of boven de wasbak.

o Controleer alle gezinsleden.

o Vergeet ook u zelf niet.

Geen hoofdluis bij uw kind gevonden o Iedere week blijven controleren!

Geen hoofdluis bij uw kind gevonden, maar wel hoofdluis in de groep van uw kind:

o Dagelijks controleren!

Luis op een kam

(16)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 Achtergrondinformatie over hoofdluis 16

Wel hoofdluis gevonden:

1. Dan zijn er twee mogelijkheden.

2. De beste (en niet chemische) methode is de uitkammethode: gedurende twee weken het haar dagelijks doorkammen met een netenkam.

3. U kunt eventueel het haar tevens behandelen met een speciaal antihoofdluismiddel. Ook dan moet u het haar twee weken dagelijks doorkammen, in dit geval kan dat met een luizenkam:

o Als hoofdluis is geconstateerd, direct beginnen met behandelen. De behandeling bestaat uit bestrijding èn herbesmetting voorkomen.

o Zorg ervoor dat iedereen in het gezin die hoofdluis heeft gelijktijdig wordt behandeld.

o Meld de hoofdluis aan de leerkracht van uw kind.

o Vertel het aan de ouders van vriendjes en anderen waar uw kind mee omgaat. Denk ook aan eventuele logés en logeeradressen

Blijf controleren, ook als er geen hoofdluis meer heerst.

8.8. Wat kun je doen om hoofdluis te voorkomen?

Eigenlijk kun je niet voorkomen dat hoofdluizen van de één naar de ander overlopen. Je kunt alleen zorgen dat de luizen niet blijven zitten en zich vermeerderen. De beste manier hiervoor is controleren:

kammen met een neten- of luizenkam. Dit kun je iedere week doen en daarnaast dagelijks als op school hoofdluis voorkomt.

(17)

2013-02 Behandelen van hoofdluis 17

9. Behandelen van hoofdluis

9.1. Inleiding

Op dit moment is er geen enkele therapie, behalve het kaalscheren, die een besmette persoon gega- randeerd ‘luizenvrij’ kan maken.

Als er hoofdluis is gevonden zijn er twee mogelijkheden:

1. De beste (en niet chemische) methode is de uitkammethode: gedurende twee weken het haar dagelijks doorkammen met een netenkam. Deze behandeling heeft de voorkeur.

2. U kunt het haar tevens behandelen met een speciaal antihoofdluismiddel. Ook dan moet u het haar twee weken dagelijks doorkammen, in dit geval kan dat met een luizenkam.

Om een nieuwe besmetting te voorkomen is het daarnaast belangrijk dat mogelijke bronnen van her- besmetting uitgeschakeld worden.

9.2. Behandeling volgens de uitkammethode

Kam gedurende 14 dagen elke dag het haar met een netenkam. U gaat als volgt te werk:

Was het haar eerst met gewone shampoo en spoel het uit. Bescherm dan de ogen met een was- handje.

Doe ruim crèmespoeling in het haar en laat het zitten om het kammen makkelijker te maken.

Kam eerst met een gewone kam de klitten uit het haar.

Houd het hoofd voorover boven een wasbak of een stuk wit papier. Pak de luizenkam en kam het haar van achter naar voren, tegen de schedelhuid aan. Start bij het ene oor en schuif, plukje voor plukje, na elke kambeweging op naar het ander oor.

Veeg tijdens de kambeurt de kam regelmatig af aan een witte papieren servet of zakdoek en kijk of u luizen ziet. Spoel gevonden luizen door de wc of wasbak.

Spoel vervolgens de crèmespoeling uit het haar.

De uitkammethode is waarschijnlijk even effectief als behandeling met antihoofdluismiddelen.

Welke kam gebruiken?

Er bestaan luizenkammen en netenkammen. Een netenkam gebruikt u in ieder geval als u kiest voor de uitkammethode. Het is een fijne metalen kam die u kunt kopen bij drogist of apotheek. Een luizen- kam is een plastic kammetje met dicht op elkaar staande tanden. Hij is geschikt om levende luizen op te sporen én om te gebruiken in combinatie met een antihoofdluismiddel. Neten krijgt u er echter niet mee weggekamd. Bij krullend haar is soms een netenkam met extra lange tanden nodig om goed bij de hoofdhuid te komen. Er zijn gaasjes te koop die u eventueel op de netenkam kunt prikken. De neten en luizen blijven dan in het gaasje hangen.

Links een luizenkam, rechts een netenkam

(18)

GGD Zaanstreek-Waterland Handleiding omgaan met hoofdluis op school

2013-02 Behandelen van hoofdluis 18

9.3. Behandeling met een antihoofdluismiddel Hoe werkt de behandeling met een antihoofdluismiddel?

In de vorm van shampoos, sprays, crèmes en lotions zijn verschillende producten te verkrijgen. Het verschil tussen de producten heeft vooral te maken met de werkzame stof die erin zit. Op dit moment biedt geen enkel antihoofdluismiddel 100 % ‘garantie’. Informeer naar bijwerkingen en contra-

indicaties, want kinderen met hooikoorts, cara of eczeem kunnen gevoelig zijn voor één van de werk- zame stoffen. Lees ook de bijsluiter goed door, en volg de werkwijze die daarin staat. De antihoofd- luismiddelen moeten allemaal gecombineerd worden met de uitkammethode: twee weken het haar dagelijks doorkammen met een speciale kam. Bij deze gecombineerde methode kunt u een luizenkam gebruiken.

Als ik kies voor een antihoofdluismiddel, welk middel dan?

Wilt u een antihoofdluismiddel gebruiken, kies dan in ieder geval voor een geregistreerd product. Dit wil zeggen dat het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen het middel positief beoordeeld heeft.

Bij de beoordeling worden middelen onderzocht op basis van kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid. In Nederland zijn voor de bestrijding van hoofdluis middelen beschikbaar in de vorm van een lotion, crème of shampoo op basis van de volgende werkzame stoffen (er is geen voorkeur voor één van deze middelen): dimeticon, malathion en permetrine. Deze middelen zijn vrij verkrijgbaar bij drogist of apotheek en doden aanwezige luizen door chemische inwerking (malathion en permetrine) of mecha- nische ademwegbelemmering (dimeticon)

Hoe gebruik ik een antihoofdluismiddel?

Volg altijd de gebruiksaanwijzing. Verder is het belangrijk om na de behandeling de dode luizen met een luizenkam uit het haar te kammen. Zo kunt u zien of er nog levende luizen in het haar zitten.

Behandel het haar na een week nog eens met hetzelfde middel. Dat staat niet altijd in de gebruiks- aanwijzing, maar op die manier werkt het middel het best. Zoals gezegd, de antihoofdluismiddelen moeten allemaal gecombineerd worden met de uitkammethode: gedurende twee weken het haar dagelijks doorkammen met een speciale kam. Bij deze gecombineerde methode kunt u een luizenkam gebruiken.

Wanneer kan ik beter geen antihoofdluismiddel gebruiken?

Bij zwangerschap en het geven van borstvoeding worden antihoofdluismiddelen afgeraden. Ook ba- by’s onder de zes maanden kunt u beter niet met deze middelen behandelen. Pas in deze gevallen alleen de uitkammethode toe.

Ga voor meer informatie over (het gebruik van) antihoofdluismiddelen naar de apotheek of drogist.

(19)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Benaderen van de ouders 19

10. Benaderen van de ouders

10.1. Inleiding

Op het moment dat u hoofdluis constateert bij een kind zullen de betrokken ouders hiervan op de hoogte moeten worden gebracht door de contactpersoon van de school, bijvoorbeeld de hiervoor aangestelde leerkracht. Het persoonlijk benaderen van de ouders heeft de voorkeur boven de schrifte- lijke benadering. Het meegeven van een briefje is vaak te vrijblijvend en er bestaat altijd een risico dat het briefje niet aan komt bij de ouders. Bij een persoonlijke benadering kan zonodig ook advies gegeven worden.

10.2. Telefonisch gesprek na eerste controle

Tijdens de hoofdluiscontrole constateert u bij een kind verse neten. De contactpersoon van de school neemt telefonisch contact op met de ouders van het kind. Wat moet o.a. aan de orde komen tijdens het eerste telefonische gesprek met een ouder:

Er wordt verteld over de controle, waarbij verwezen wordt naar de aankondigingbrief die ouders ontvangen hebben.

Het resultaat van de controle wordt verteld.

Er wordt geadviseerd dat het kind behandeld dient te worden en dat de rest van het gezin gecon- troleerd dient te worden met behulp van een luizenkam.

Er wordt gevraagd of de ouder weet hoe te behandelen (er kan verwezen worden naar de folder van het RIVM).

Er wordt gevraagd of de ouder nog vragen heeft.

De ouder wordt op de hoogte gesteld van de hercontrole die over 1 week zal plaatsvinden in de klas van het kind.

10.3. Telefonisch gesprek na de hercontrole

Bij de hercontrole constateert u opnieuw verse neten bij het kind. Wat moet o.a. aan de orde komen bij een tweede telefonisch gesprek met de ouder:

Er wordt verteld over de hercontrole die heeft plaats gevonden.

Het resultaat van de eerste controle wordt genoemd en de ouder wordt op de hoogte gesteld van het resultaat van de hercontrole.

Aan de ouder wordt gevraagd op welke manier hij/zij het kind behandeld heeft (uitkammethode, is er een middel gebruikt, overige gezinsleden gecontroleerd).

De ouder wordt verder geadviseerd, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de folder van het RIVM.

Er wordt bij voorkeur telefonisch geadviseerd en er wordt zonodig een persoonlijk gesprek ge- pland.

10.4. Weerstanden

In veel gevallen zal de ouder positief reageren op de mededeling. In uitzonderingsgevallen zal de contactpersoon van de school stuiten op weerstand. Weerstand heeft veelal te maken met het taboe rondom het hoofdluisprobleem. Waar moet op gelet worden, als er tijdens het telefonische gesprek weerstand ervaren wordt:

Vermijd een discussie door te benoemen dat er weerstand ervaren wordt. Maak hierbij gebruik van de “ik-boodschap” (bijv. “Ik merk dat u deze situatie erg vervelend vindt”).

Benoem dat iedereen het kan krijgen, probeer het taboe te doorbreken. Benoem nogmaals het belang van een goede behandeling.

Bij blijvende weerstand kan aangegeven worden dat het probleem voorgelegd wordt aan de direc- tie van school, aangezien deze methode een beleid van de school is.

Probeer te voorkomen dat het gesprek in de persoonlijke sfeer getrokken wordt. Wijs er nogmaals op dat deze methode het beleid van de school is.

(20)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Benaderen van de ouders 20

10.5. Hulp van de verpleegkundige van de GGD

Als er al regelmatig advies gegeven is aan dezelfde ouder en het probleem blijft bestaan, wordt ge- vraagd aan de ouder of de verpleegkundige ingeschakeld mag worden. Deze zal dan contact met de ouder opnemen en samen zoeken naar de mogelijke oorzaak van het hardnekkige probleem.

(21)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Meest gestelde vragen 21

11. Meest gestelde vragen

11.1. Algemeen Wat is hoofdluis?

De hoofdluis is een parasiet: het beestje leeft van mensenbloed. Hij zoekt graag behaarde en warme plekjes op zoals achter de oren, in de nek of onder een pony. Een hoofdluis is ongeveer 3 millimeter groot en grijsblauw of, nadat hij bloed opgezogen heeft, roodbruin van kleur. Elke diersoort, ook de mens, heeft zijn eigen luizensoort. Hondenluizen kunnen bijvoorbeeld niet op mensen overleven en andersom. De eitjes van de hoofdluis, de neten, zijn grijswit en lijken op roos. Het verschil is dat roos los zit terwijl neten juist aan de haren kleven. Hoofdluis verspreidt zich in een hoog tempo. Een jonge luis is na 7-10 dagen volwassen en klaar om zelf weer eitjes te leggen. Hij leeft dan ongeveer één maand en legt in die tijd zo’n 250 eitjes. Snel ingrijpen is bij hoofdluis dus erg belangrijk.

Hoe krijg je hoofdluis?

Hoofdluis kun je krijgen door (indirect) contact met iemand die hoofdluis heeft. De luizen lopen van het ene hoofd naar het andere..Springen kunnen ze niet. Zodra ergens veel mensen bij elkaar zijn, bijvoorbeeld op scholen, in bioscopen, in bussen, kan hoofdluis zich makkelijk verspreiden. Kinderen tussen de 3 en de 12 jaar krijgen vaker hoofdluis omdat ze tijdens het spelen vaak letterlijk de hoof- den bij elkaar steken. De rol van overdracht via kammen, mutsen, jassen, petten, sjaals, koptele- foons, knuffels en beddengoed is nooit wetenschappelijk aangetoond

Wat is het verschil tussen luizen en neten?

De volwassen luis is een grijsblauw beestje van ongeveer 3 millimeter groot. Nadat hij bloed opgezo- gen heeft, is hij roodbruin. De eitjes, neten, zien eruit als grijswitte puntjes en kleven aan de haren.

Ze zijn lastig te verwijderen. Neten die dichtbij de hoofdhuid zitten bevatten eitjes. Zolang deze volle neten in het haar, zitten blijven er luizen geboren worden. Zitten ze een paar cm van de hoofdhuid vandaan, dan zijn ze uitgekomen en leeg. Als het haar groeit komen de lege neten steeds verder van de hoofdhuid af te zitten.

Waarom zijn er na de zomer- en herfstvakantie vaak epidemieën van hoofdluis?

Na vakanties lijkt het vaak alsof er epidemieën zijn doordat dan veel schoolkinderen gecontroleerd worden. Hoofdluis komt dan niet zozeer meer voor, maar wordt simpelweg vaker ontdekt.

Is het erg om hoofdluis te hebben?

Hoofdluis is beslist geen drama en u hoeft uzelf niets te verwijten als uw kind hoofdluis heeft opgelo- pen. Het is betrekkelijk onschadelijk, maar het kan veel jeuk geven. En door krabben kunnen er infec- ties ontstaan. Het krijgen van hoofdluis heeft helemaal niets te maken met lichamelijke hygiëne. Ster- ker, hoofdluis komt juist vaker voor op schone haren.

11.2. Controle

Hoe ontdek je hoofdluis bij iemand?

Kijk goed tussen de haren, vooral achter de oren en in de nek. U ziet de hoofdluizen dan bewegen.

Ook als u geen luizen ziet maar wel grijswitte puntjes, is er waarschijnlijk sprake van hoofdluis. Die puntjes, de neten, kunnen zich ontwikkelen tot luizen.

Om vast te stellen of het om hoofdluis gaat kunt u het haar kammen met een luizen- of netenkam boven wit papier of de wasbak. De luizen zullen op het papier of in de wasbak vallen als kleine grijs- blauw of roodbruin gekleurde spikkels.

Als ik luizen heb ontdekt, wat dan?

Dan zijn er twee mogelijkheden.

1. De beste (en niet chemische) methode is de uitkammethode: gedurende twee weken het haar dagelijks doorkammen met een netenkam.

2. U kunt het haar tevens behandelen met een speciaal antihoofdluismiddel. Ook dan moet u het haar twee weken dagelijks doorkammen, in dit geval kan dat met een luizenkam.

Ook moet u de betrokkenen in de omgeving laten weten dat u hoofdluis hebt geconstateerd.

(22)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Meest gestelde vragen 22

11.3. Behandeling

Hoe werkt de uitkammethode?

Kam gedurende 14 dagen elke dag het haar met een netenkam. U gaat als volgt te werk:

Was het haar eerst met gewone shampoo en spoel het uit. Bescherm dan de ogen met een was- handje.

Doe ruim crèmespoeling in het haar en laat het zitten om het kammen makkelijker te maken.

Kam eerst met een gewone kam de klitten uit het haar.

Houd het hoofd voorover boven een wasbak of een stuk wit papier. Pak de netenkam en kam het haar van achter naar voren, tegen de schedelhuid aan. Start bij het ene oor en schuif, plukje voor plukje, na elke kambeweging op naar het ander oor.

Veeg tijdens de kambeurt de kam regelmatig af aan een witte papieren servet of zakdoek en kijk of u luizen ziet. Spoel gevonden luizen door de wc of wasbak.

Spoel vervolgens de crèmespoeling uit het haar.

Dagelijks met een speciale fijntandige kam het natte haar intensief kammen gedurende 2 weken is waarschijnlijk even effectief als behandeling met antihoofdluismiddelen.

Welke kam moet ik gebruiken?

Er bestaan luizenkammen en netenkammen. Een netenkam gebruikt u in ieder geval als u kiest voor de uitkammethode. Het is een fijne metalen kam die u kunt kopen bij drogist of apotheek. Een luizen- kam is een plastic kammetje met dicht op elkaar staande tanden. Hij is geschikt om levende luizen op te sporen én om te gebruiken in combinatie met een antihoofdluismiddel. Neten krijgt u er echter niet mee weggekamd. Bij krullend haar is soms een netenkam met extra lange tanden nodig om goed bij de hoofdhuid te komen. Er zijn gaasjes te koop die u eventueel op de netenkam kunt prikken. De neten en luizen blijven dan in het gaasje hangen.

Hoe werkt de behandeling met een antihoofdluismiddel?

In de vorm van shampoos, crèmes en lotions zijn verschillende producten te verkrijgen. Het verschil tussen de producten heeft vooral te maken met de werkzame stof die erin zit. Op dit moment biedt geen enkel antihoofdluismiddel 100 % ‘garantie’.

Informeer naar bijwerkingen en contra-indicaties, want kinderen met hooikoorts, cara of eczeem kun- nen gevoelig zijn voor één van de werkzame stoffen. Lees ook de bijsluiter goed door, en volg de werkwijze die daarin staat. De antihoofdluismiddelen moeten allemaal gecombineerd worden met de uitkammethode: twee weken het haar dagelijks doorkammen met een speciale kam. Bij deze gecom- bineerde methode kunt u een luizenkam gebruiken.

Als ik kies voor een antihoofdluismiddel, welk middel dan?

Wilt u een antihoofdluismiddel gebruiken, kies dan in ieder geval voor een geregistreerd product. Dit wil zeggen dat het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen het middel positief beoordeeld heeft.

Bij de beoordeling worden middelen onderzocht op basis van kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid.

Meerdere middelen zijn in Nederland geregistreerd en te koop bij de apotheek of drogist. De hoofd- luismiddelen zijn op basis van de volgende werkzame stoffen: dimeticon, malathion en permetrine. Er is geen voorkeur voor één van deze middelen. De aanwezige luizen worden gedood door chemische inwerking (malathion en permetrine) of door mechanische ademwegbelemmering (dimeticon) Hoe gebruik ik een antihoofdluismiddel?

Volg altijd de gebruiksaanwijzing. Verder is het belangrijk om na de behandeling de dode luizen met een luizenkam uit het haar te kammen. Zo kunt u zien of er nog levende luizen in het haar zitten.

Behandel het haar na een week nog eens met hetzelfde middel. Dat staat niet altijd in de gebruiks- aanwijzing, maar op die manier werkt het middel het best. Zoals gezegd, de antihoofdluismiddelen moeten allemaal gecombineerd worden met de uitkammethode: gedurende twee weken het haar dagelijks doorkammen met een speciale kam. Bij deze gecombineerde methode kunt u een luizenkam gebruiken.

(23)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Meest gestelde vragen 23

Bestaan er natuurlijke middelen tegen hoofdluis?

Eigenlijk is de uitkammethode het meest natuurlijke middel tegen hoofdluis. Er bestaan producten tegen hoofdluis die zijn gebaseerd op olie, maar daarvan is niet bewezen dat ze werken. Als u ze ge- bruikt zou u het toch al lastige luizenprobleem kunnen vergroten. Geregistreerde homeopathische middelen tegen hoofdluis bestaan niet.

Wanneer kan ik beter geen antihoofdluismiddel gebruiken?

Bij zwangerschap en het geven van borstvoeding worden antihoofdluismiddelen afgeraden. Ook ba- by’s onder de zes maanden kunt u beter niet met deze middelen behandelen. Pas in deze gevallen alleen de uitkammethode toe.

Wat als de hoofdluis na behandeling niet weg is?

Als u geen middel gebruikt heeft, dan is het verstandig om de behandeling te herhalen in combinatie met een antihoofdluismiddel.

Heeft u wel een antihoofdluismiddel gebruikt, dan is de hoofdluis waarschijnlijk resistent tegen het gebruikte middel. Behandel dan opnieuw met een middel van een ander type. Ga door met het dage- lijks doorkammen en de andere maatregelen.

11.4. Andere maatregelen en preventie Hoe zorg ik ervoor dat de hoofdluis niet terugkomt?

Het is belangrijk aan iedereen in de omgeving te laten weten dat u hoofdluis heeft geconstateerd. De school moet het bijvoorbeeld weten, of kinderopvang. En ook eventuele sportclubs, opa’s, oma’s, bu- ren, oppassen en ouders van vriendjes. Anderen kunnen dan ook controleren. Vooral bij schoolklassen is het belangrijk dat alle besmette kinderen uit een groep tegelijk worden behandeld, anders kunnen ze elkaar weer besmetten.

Welke andere maatregelen moet ik nemen?

Luizen zijn overlopers en verspreiden zich snel, dus controleer meteen alle huisgenoten door hun nat- te haar te kammen met een neten- of luizenkam. Als u geen luis vindt, herhaal dit kammen dan bij iedereen eens per week, gedurende twee weken.

Een kind dat behandeld is met een middel waar malathion in zit, mag op de dag van de behandeling niet zwemmen. Dit omdat chloor de werking van malathion tegengaat.

Kun je hoofdluis voorkomen?

Dat kan nooit helemaal, maar regelmatig controleren voorkomt een hoop rompslomp Kun je met hoofdluis naar school of kinderopvangcentrum?

Ja, er is geen reden om thuis te blijven. Wel is het belangrijk om het te melden op school of kinderop- vangcentrum, en te starten met de behandeling.

Wat doet de GGD?

De GGD adviseert en coördineert bij de bestrijding van hoofdluis. Bijvoorbeeld door voorlichting te geven aan scholen, leerkrachten en ouders. De GGD volgt daarbij het Protocol Hoofdluis van het Rijks- instituut voor Volksgezondheid en Milieu. Ook kan de GGD helpen bij het opstellen van informatiebrie- ven.

Wat kan een school of kinderopvangcentrum doen?

Instellingen kunnen ondersteuning vragen aan de GGD en daarnaast ouders inschakelen bij de be- strijding van hoofdluis. Zo kan een school bijvoorbeeld een ouderwerkgroep instellen die kinderen regelmatig controleert op hoofdluis. Of een werkgroep die helpt bij het geven van voorlichting en ad- vies. Een school kan bovendien zorgen voor een standaardprocedure over hoe om te gaan met hoofd- luis. De procedure moet bekend gemaakt worden bij ouders en leerkrachten, en jaarlijks geëvalueerd worden.

(24)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Meest gestelde vragen 24

Niet alle ouders willen dat hun kind gecontroleerd wordt door een andere ouder. De school kan dit ondervangen door de luizencontrole in het schoolreglement op te nemen. Daarnaast kunnen ouders én kinderen gestimuleerd worden om regelmatig te controleren op hoofdluis, en hoofdluis te melden aan de school. Als een kind hoofdluis heeft, is het verstandig om alle kinderen uit die groep een in- formatiebrief over hoofdluis mee naar huis te geven.

Wat zijn de belangrijkste punten in de standaardprocedure op scholen?

Zorg dat de procedure bij iedereen bekend is;

Maak één ouder uit de werkgroep het aanspreekpunt voor contacten met de GGD;

De school heeft een vaste aanspreekpersoon bij de GGD (de doktersassistente van de afdeling Jeugdgezondheidszorg);

Spreek af wanneer de GGD wordt ingeschakeld;

Spreek af hoe de nacontrole is geregeld.

.

(25)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Achtergrondinformatie 25

12. Achtergrondinformatie

De informatie in deze folder is gebaseerd op het protocol hoofdluis van het Rijksinstituut voor Volks- gezondheid en Milieu. Het protocol is te vinden op.www.rivm.nl

Met vragen over het bestrijden van hoofdluis kunt u terecht bij:

De GGD in uw regio: www.ggdzw.nl tel: 075 - 65 18 92 92.

De website voor huisartsen: http://nhg.artsennet.nl. Hier vindt u de farmacotherapeutische richtlijn over hoofdluis.

De website van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen: www.cbg-meb.nl. U kunt er meer vinden over de geregistreerde antihoofdluismiddelen.

De website van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie:

www.knmp.nl. U vindt er de zelfzorgstandaard Hoofdluis van apotheken.

De website van het Centraal Bureau Drogisterijbedrijven: www.drogistensite.nl. Daar vindt u in- formatie over de hoofdluiscampagne van de drogisten.

(26)

GGD Zaanstreek-Waterland naam begin pagina bijvoorbeeld handboek 0-4 jaar

2013-02 Achtergrondinformatie 26

13. Bijlage

‘Voorbeeld’brief voor ouders ‘Er heerst hoofdluis op school’

Klik hier voor een 'voorbeeld'brief voor ouders Folder hoofdluis

Klik hier voor de folder 'Luis in je haar kammen maar' Schoolkrantartikel voor kinderen

Klik hier voor een artikel voor in de schoolkrant gericht aan kinderen

‘Voorbeeld’brief voor ouder ‘Controleren is het halve werk’

Klik hier voor 'voorbeeld'brief aan ouders over controleren op hoofdluis Schoolkrantartikel voor ouders

Klik hier voor een schoolkrantartikel voor ouders

‘Voorbeeld’Wervingsbrief de ouderwerkgroep

Klik hier voor 'voorbeeld'wervingsbrief voor ouderwerkgroep

‘Voorbeeld’brief Aankondiging controle hoofdluis Klik hier voor 'voorbeeld'brief aankondiging controle hoofdluis

‘Voorbeeld’brief Aankondiging extra controle hoofdluis Klik hier voor 'voorbeeld'brief aankondiging extra controle hoofdluis

‘Voorbeeld’brief Aankondiging hercontrole hoofdluis Klik hier voor 'voorbeeld'brief aankondiging hercontrole hoofdluis

‘Voorbeeld’brief Bevindigen van controle hoofdluis

Nb. Deze brief alleen gebruiken als het niet mogelijk is ouder(s)/verzorger(s) op korte termijn per- soonlijk of telefonisch te benaderen. Na het verzenden van de brief alsnog persoonlijk contact met ouder(s)/verzorger(s) opnemen.

Klik hier voor 'voorbeeld'brief bevindingen van controle hoofdluis Voorbeeld van een registratie

Klik hier voor een voorbeeld van een registratieformulier

(27)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondanks de keuze voor een dakkapel blijft de tweede verdieping een onbenoemde ruimte, wat betekent dat de ruimte volgens het Bouwbesluit niet voldoet als slaapkamer!.

hoofdluis besmetting wordt na een week weer een controle in desbetreffende klas uitgevoerd desnoods vaker, tot er in de groep geen neten en/of luizen meer worden aangetroffen.

Ook wanneer er geen luizen gevonden worden, maar wel neten te zien zijn, kun je ervan uit gaan dat er levende luizen aanwezig zijn (tenzij er in de afgelopen 9 dagen een

Om te controleren of de pan geschikt is voor de kookplaat kunt u een magneet gebruiken: pannen die niet worden aangetrokken door de magneet, zijn niet geschikt.. - Controleer of

Luizen kunnen niet springen en niet vliegen. Ze kunnen alleen lopen: van de ene haar naar de andere haar en van het ene hoofd op het andere hoofd. Kinderen zijn

Als je geen luizen aantreft, maar wel neten, moet je beoordelen of dit levende of dode neten zijn.. Met het blote oog is dit onderscheid moeilijk

Het kan zijn dat je bij het verzorgen van haren, kleine wondjes op de hoofdhuid van een cliënt ziet.. Misschien klaagt een cliënt over jeuk op zijn hoofd en zie je de cliënt

Dit betekent dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de controle op - en verwijdering van hoofdluis en neten uit de haren van de kinderen.. Als een kind inderdaad hoofdluis heeft,