• No results found

OPGAVE WONEN & ZORG. Meer en langer thuis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "OPGAVE WONEN & ZORG. Meer en langer thuis"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

OPGAVE WONEN & ZORG

“Meer en langer thuis”

(2)

2

1. Inleiding

1.1 Woonvisie 2017-2022

In 2017 is de Woonvisie 2017-2022 vastgesteld. In de Woonvisie wordt ook specifiek ingegaan op het thema ouderen en andere kwetsbare groepen: wonen, participatie en zorg.

Echter, op het moment van vaststelling van de Woonvisie waren de effecten van de nieuwe Woningwet (o.a. passend toewijzen) en de effecten van de

stelselwijzigingen in de zorg nog niet helder, daarvoor waren de wijzigingen destijds te vers. De Woonvisie bevat daarom veel elementen die nader onderzoek en duiding vergen.

1.2. Behoefte aan scherper inzicht

Maar er is meer nodig: Er moet in onze gemeente een scherper inzicht komen in de urgentie en behoefte naar wonen en zorg. Specifiek voor ouderen, maar ook voor andere kwetsbare doelgroepen. En op een gedetailleerder schaalniveau. Helder is dat de toename van 65+ huishoudens de komende 10-20 jaar groot is, de

huishoudens onder de 65 jaar laten krimp zien. De Woonvisie heeft daarvoor een mooie aanzet gegeven, maar er is nader onderzoek nodig. De praktijk leert dat wij momenteel met diverse initiatieven op het gebied van Wonen en Zorg worden geconfronteerd waar we geen goed antwoord op kunnen formuleren, omdat concreet gebiedsgericht inzicht in de toekomstige, totale, opgave voor wonen en zorg ontbreekt. We hebben op dit moment alleen zicht op gemeente brede trends.

Wonen en zorg is inmiddels een urgent landelijk vraagstuk. Het Rijk heeft in 2019 de Taskforce Wonen en Zorg ingezet om het aanpakken van de lokale woon-zorg opgave aan te jagen. De doelstelling is dat alle gemeenten uiterlijk eind 2020 de opgave en urgentie in beeld hebben in de vorm van een Woonzorgvisie. Dit moet uiteindelijk leiden tot een ‘wonen en zorgafspraak’ tussen gemeenten,

woningcorporaties, zorgaanbieders en zorgkantoor in 2021.

1.3. De inclusieve samenleving

Het uitgangspunt van Woonvisie 2017-2022 op dit onderwerp is de inclusieve samenleving: Mensen die veel zorg en begeleiding nodig hebben moeten zoveel mogelijk ‘onder de mensen leven’.

(3)

3

Kwetsbare groepen maken onderdeel uit van de samenleving en staan er niet los van. Het versterken van sociale netwerken is een elementair aspect en

mantelzorgers en vrijwilligers spelen hierin een cruciale rol. Bij het vaststellen van passend wonen en passende zorg is de cliënt en zijn sociaal netwerk altijd het uitgangspunt.

Het gaat om investeren in mensen (participatie en zorg), in stenen (geschikte woonvormen) en in de gemeenschap (sociale verbanden, activiteiten en ontmoeting: welzijn).

1.4 Centraal uitgangspunt voor vervolg

Wij stellen dan ook voor om bij een nader onderzoek een centraal uitgangspunt te hanteren:

“iedere inwoner dient, binnen de in onze gemeente te onderscheiden

deelgebieden van de woningmarkt, zijn gehele wooncarrière ook in dit deelgebied te kunnen doorlopen”

Dit betekent dat vraag en aanbod van alle woonvormen op het gebied van Wonen &

Zorg moeten worden onderzocht en in de toekomst binnen ieder deelgebied in evenwicht moet worden gebracht.

Dit centrale uitgangspunt komt enerzijds tegemoet aan het feit dat de gemeente kan worden onderverdeeld in zes afzonderlijke woningmarkten, waarbinnen het overgrote deel van de verhuisbewegingen binnen de gemeente plaatsvinden. Dit is een vraag gestuurd uitgangspunt. Anderzijds komt dit uitgangspunt tegemoet aan het logische beleidsuitgangspunt van zorginstellingen en woningcorporaties van centralisatie en concentratie. Dit is een aanbod gericht uitgangpunt.

1.5 Samenwerking

Om de toekomstige behoefte aan Wonen en Zorg voor kwetsbare doelgroepen verder te kunnen operationaliseren is samenwerking met onze woon- en

zorgpartners essentieel. Zij zijn immers de partijen die aan de lat staan om de

(4)

4 toekomstige opgave ook daadwerkelijk te realiseren. Samenwerking, draagvlak en

een gedeeld gevoel van urgentie moeten uiteindelijk uitmonden in prestatieafspraken die leiden naar daadwerkelijke uitvoering.

1.6 Opbouw van deze notitie

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de 2 onderzoeken, die zijn uitgevoerd om meer zicht te krijgen op vraag- en aanbod.

Gevolgd door hoofdstuk 3 waarin wordt ingegaan op de opgave die er ligt en de vragen die beantwoord moeten worden. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het vervolgproces.

(5)

5

2. Analyse van de woonzorgbehoefte

2.1 Uitgevoerde onderzoeken

Er zijn twee onderzoeken uitgevoerd om meer zicht te krijgen op de opgave op het thema wonen & zorg.

 Het Woononderzoek (Compaenen 2018 )

 Het onderzoek Wonen, zorg en ondersteuning (Partoer 2018).

De uitkomsten van deze onderzoeken bieden voldoende basis om de opgave op het gebied van wonen en zorg verder te duiden en te concretiseren.

2.2 Het Woononderzoek

In dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat ons grondgebied geografisch uit meerdere woningmarkten bestaat. Er zijn binnen onze gemeente zes deelgebieden gedefinieerd (zie afbeelding hieronder). 70 tot 80 procent van de

verhuisbewegingen vindt binnen de afzonderlijke deelgebieden plaats.

(6)

6 Intramurale plaatsen

De gemeente Súdwest-Fryslân telt momenteel circa 1.500 plaatsen waar

intramurale zorg geboden wordt. Voor het grootste gedeelte is het intramurale aanbod gecentraliseerd in Sneek en Bolsward.

De verwachting is dat de behoefte aan intramurale zorgplaatsen toeneemt. Het aanbod aan intramurale zorgplaatsen in de gemeente Súdwest-Fryslân is echter door de recente extramuralisering in de huidige situatie groter dan de vraag. Dit betekent dat er voor de komende jaren in kwantitatieve zin voldoende intramuraal woonzorgaanbod is. Het bestaande aanbod is echter volgens marktkenners

kwalitatief onvoldoende, vanuit de vraag en gebruikseisen rond wonen met zorg. Er is daarom een modernisering van het (bestaande) aanbod nodig en hiermee gaat verdunning van het aantal plaatsen (iedere cliënt een eigen kamer) gepaard.

Een specifieke vraag komt van mensen met een psychiatrische aandoening (GGZ).

Deze doelgroep blijft de komende jaren naar verwachting in de gemeente ongeveer op het huidige niveau. Wel zal ook deze groep vaker zelfstandig wonen, veelal in een sociale huurwoning, in plaats van in Beschermd Wonen. Dit vraagt vooral goede begeleiding van deze huishoudens, meer nog dan meer passend aanbod. Ook vraagt dit om alternatieve woonvormen. Te denken valt aan leegkomende panden. Dit om ook de druk op sociale huurwoningmarkt te verminderen.

Zelfstandig wonen

Geschikte zelfstandige woningen: de behoefte aan geschikte woningen zal met 8000 woningen stijgen tot 2040.

25% van de woningvoorraad is in eigendom van de woningcorporaties en dus 75% is particulier eigendom. We hebben meer inzicht in de kwaliteit hiervan nodig om scherp te krijgen of deze woningen ook getransformeerd moeten worden naar geschikt voor ouderen die langer zelfstandig willen blijven wonen.

(7)

7 Zelfstandig wonen met zorg, een tussenvorm

Doordat de drempel tot intramurale zorg fors hoger ligt en bovendien aan verandering onderhevig is, zullen zorgbehoevenden langer en vaker zelfstandig moeten blijven wonen. Voor sommigen lukt dat niet zonder meer in een reguliere woning, zij houden behoefte aan zorg en ondersteuning binnen afzienbare tijd en afstand van hun woning. Verzorgd wonen biedt hiervoor een oplossing.

Voor ouderen die zelfstandig (blijven) wonen maar wel een zorgvraag hebben is een ander soort aanbod nodig: geclusterd wonen met 24-uurszorg (op afroep) en voorzieningen en diensten in de directe nabijheid. De behoefte aan dergelijke verzorgde woonvormen groeit met 80 plaatsen in de periode 2018-2030. Ten opzichte van het huidige aanbod is ook hier een kwalitatieve verbetering van het aanbod nodig.

2.3 Onderzoek Wonen, Zorg en Ondersteuning

In 2018 heeft Partoer onderzoek uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de woonsituatie van huishoudens in verschillende leeftijdscategorieën en eventueel gewenste woonvormen, indien inwoners worden geconfronteerd met beperkingen en behoefte aan zorg en ondersteuning. Tevens gaat dit onderzoek in op het beleid van onze stakeholders.

De huidige woonsituatie

Een groot deel van de 65 plussers woont in een vrijstaande woning. Driekwart woont in een koopwoning. Wat opvalt is dat een ieder die een zelfstandige ouderenwoning, aanleunwoning of serviceflat woont, deze huurt.

(8)

8

Ouderen zijn het meest tevreden over hun huidige woonsituatie. De tevredenheid neemt toe, naarmate men langer in een woning woont. Dit heeft te maken met de sociale component, die vaak hoger wordt gewaardeerd. Men blijft liever wonen in een woning die minder passend is, dan dat men de sociale structuur opgeeft. Wel is er een relatie tussen de mate van tevredenheid en gezondheid. De meeste

inwoners die hun huidige woning met een onvoldoende hebben beoordeeld hebben aangegeven dat hun gezondheid matig of slecht is. Er is dus een sterke relatie tussen tevredenheid over de woning en de gezondheidssituatie.

Verhuisgeneigdheid

De verhuisgeneigdheid neemt af, naarmate men ouder wordt. 74% van de 75 plussers denkt hun hele leven in de huidige woning te blijven wonen. Dit is in de lijn van de landelijke trend dat ouderen van nu honkvast zijn. Ouderen verhuizen pas dan als het niet meer anders kan. Ouderen komen minder snel in aanmerking voor intramurale woonvormen. Dit kan van invloed zijn op de verhuisgeneigdheid

Tevens blijkt uit het onderzoek dat de verhuisgeneigdheid afneemt, naarmate men langer in de huidige woonplaats woont.

(9)

9

Wel zien wij dat de verhuisgeneigdheid bij jongere leeftijdsgroepen groter is, in vergelijking met 65 plussers. Als we kijken naar de verhuismotieven, dan blijkt gezondheid of behoefte aan ondersteuning/zorg het belangrijkste motief is. Tevens spelen redenen als een te grote woning en verandering in de samenstelling van het huishouden een grote rol.

(10)

10 Voorkeur woonvormen

We zien dat er bij verhuizing er een grote voorkeur uitgaat naar een geschikte woning, al dan niet met begeleiding/begeleid wonen. De voorkeur hiervoor speelt vooral bij inwoners van 45 jaar en ouder. Hieruit blijkt dat ook veertigers en vijftigers al nadenken over hun toekomstige stap in de woon carrière.

Een groot deel van de inwoners is van mening dat het aanbod aan geschikte woonvormen onvoldoende is. Dit zijn vooral de inwoners in de plattelandskernen.

De inwoners uit Sneek, Bolsward en het cluster Heeg/Woudsend zijn vaker van mening dat er voldoende aanbod is. De inwoners van het cluster Littenseradiel zijn vaker van mening dat er onvoldoende aanbod is.

Bijna 40% is bereid te verhuizen naar een andere woonplaats. De ouderen van de toekomst zijn dus minder honkvast dan de ouderen van dit moment.

(11)

11

3. De opgave

3.1 Urgentie

De vergrijzing neemt de komende decennia meer dan evenredig toe en zal zijn piek bereiken rond het jaar 2040. In dat jaar zal het aantal 65 plussers ten opzichte van 2011 stijgen met ruim 6000 tot ruim 24.000. Dit is de enige bevolkingscategorie die niet krimpt in onze gemeente. De opgave van wonen & zorg hangt de komende jaren dus sterk samen met deze vergrijzing.

Deze ontwikkelingen vragen om nieuwe vormen en transformatie van bestaande woonvormen.

Naast de vergrijzing hebben we ook te maken met stelselwijzigingen in de zorg die de urgentie bepalen: Zo moeten ook steeds meer jongeren, die voorheen

geïndiceerd waren voor intramurale woonvormen, zelfstandig wonen. Dit geldt ook voor GGZ patiënten. Ook hier zien we een afbouw van de indicaties voor

intramurale woonvormen en een vraag naar zelfstandige woonvormen, al dan niet met ambulante zorg.

3.2 Intramurale woonvormen

In kwantitatieve zin is er voldoende aanbod naar de toekomst toe. De toenemende vraag naar intramurale plaatsen kan in kwantitatieve zin binnen het huidige aanbod worden opgevangen. Dit heeft te maken met enerzijds het overaanbod op dit

moment en anderzijds met het feit dat de gemiddelde opnameduur is gedaald van gemiddeld 3 jaar naar 1,5 jaar. Dit betekent dat de doorstroming per jaar is verdubbeld. Dit betekent dat met eenzelfde capaciteit, per jaar nu 2x zoveel inwoners kunnen worden opgenomen, in vergelijking met het verleden. Ongeveer 15% van de inwoners heeft de voorkeur om, in geval van noodzaak van zorg en ondersteuning, te wonen in een intramurale woonvorm.

De woonkwaliteit (dit zegt niets over de kwaliteit van de zorg) van het intramurale vastgoed laat te wensen over. Zo zijn er intramurale complexen, alwaar wc en douche met andere inwoners moeten worden gedeeld en het woonoppervlakte niet meer aansluit bij huidige redelijke woonwensen. Het intramurale vastgoed heeft een kwaliteitsimpuls nodig. Gevolg is dat er verdunning van het aantal plekken zal optreden.

(12)

12 3.3 Verzorgd wonen of Zelfstandig wonen met zorg

30% van de inwoners heeft voorkeur voor deze woonvorm, als er behoefte ontstaat aan zorg en ondersteuning. Deze tussenvorm tussen zelfstandig wonen en

intramuraal wonen, is daarmee een zeer populaire woonvorm. De toename in behoefte hieraan wordt in het woonbehoefte onderzoek ingeschat op 80 tot 2030.

De verwachting is dat – analoog aan de landelijke trend - de behoefte aan deze woonvorm sterker de komende jaren sterker zal stijgen.

3.4 Geschikt wonen

Dit is de meest populaire woonvorm, ook indien zorg- en ondersteunings-

vraagstukken zich aandienen. De ingeschatte stijging in de behoefte van 8000 tot 2040 is reëel. Dit wil niet zeggen dat er 8000 geschikte woningen moeten worden bijgebouwd. Een goot deel van deze opgave kan in de bestaande voorraad worden gerealiseerd:

1. Het aantal huishoudens onder 65+ zal de komende decennia dalen. Te veel nieuw bouwen voor deze bevolkingsgroep levert toekomstige risico’s van leegstand met zich mee.

2. Het woningbouwprogramma 2017-2027 kent – met name in Sneek – een kwantitatieve over programmering. Dit terwijl we sec opgaven zien op het gebied van wonen en zorg.

3. Hoewel de verhuisgeneigdheid van ouderen in de toekomst stijgt, is er nog steeds een groot deel dat niet wenst te verhuizen.

4. Nabijheid van (openbare) voorzieningen als winkels, gezondheidscentra, fysio, bibliotheek et cetera is voor het welzijn van zelfstandig wonende ouderen van groot belang. Dit pleit er voor de bestaande woningvoorraad die hieraan voldoet onder de loep te nemen.

Een substantieel deel van de ouderen is eigenaar van de woning. De realisatie van geschikte woningen in het koopsegment en in het duurdere huursegment wordt daarmee een onderwerp van nader onderzoek.

De bereidheid om te verhuizen naar een andere woonplaats, mocht men

ondersteuning en/of zorg nodig hebben, neemt fors toe. Dit betekent enerzijds dat er niet in iedere kern bijzondere woonvormen hoeven te worden gerealiseerd.

Maar in zijn algemeenheid zijn inwoners niet bereid zijn binnen de gemeente over grote afstanden te verhuizen, de verhuisbewegingen vinden vooral plaats binnen de zes afzonderlijke deelgebieden. Het ligt derhalve voor de hand op het niveau van de afzonderlijke deelgebieden voldoende aanbod te realiseren, zowel intramurale plekken, (geclusterde) tussenvorm van zelfstandige woningen als geschikte (of geschikt te maken) woningen.

Dit brengt ons weer bij het eerder genoemde centrale uitgangspunt:

“iedere inwoner dient, binnen de in onze gemeente te onderscheiden

deelgebieden van de woningmarkt, zijn gehele wooncarrière ook in dit deelgebied te kunnen doorlopen”

(13)

13

4. Het vervolg, hoe verder?

4.1. Samen met partners opgave uitwerken

(14)

14 De conclusies uit voorgaande hoofdstukken is dat er voor alle woonvormen op het

gebied van wonen & zorg een opgave ligt. Tevens is geconcludeerd dat onze gemeente niet één woningmarkt vormt, maar eigenlijk 6 afzonderlijke woningmarkten, waarbinnen bijna alle verhuisbewegingen plaatsvinden.

“iedere inwoner dient, binnen de in onze gemeente te onderscheiden

deelgebieden van de woningmarkt, zijn gehele wooncarrière ook in dit deelgebied te kunnen doorlopen”

We zien de noodzaak om, samen met onze zorginstellingen, woningcorporaties en het zorgkantoor, deze opgave nader uitwerken. Gezamenlijke uitgangspunten en een gezamenlijke opgave formuleren. Er moet een samenwerkingsstructuur worden gebouwd om de betrokkenheid, draagvlak en gedeeld gevoel van urgentie zo goed mogelijk te borgen. Betrokkenheid waarbinnen de opgave verder handen en voeten wordt gegeven in de vorm van prestatieafspraken die uiteindelijk leiden tot het daadwerkelijk ontwikkelen en uitvoeren.

Samenwerking vormgeven

De gemeente bouwt geen woningen en de gemeente levert geen zorg. Dit is weggelegd voor woningcorporaties, ontwikkelaars, zorg- en welzijnsinstellingen.

Deze instanties voeren verzelfstandigd en/of geprivatiseerd voor een deel ‘oude’

overheidstaken uit en formuleren daarbij autonoom hun beleids- en

bedrijfsuitgangspunten. Directe overheidssturing ontbreekt hierdoor, waardoor de realisatie- en doorzettingsmacht van de gemeentelijke overheid beperkt is.

Er is sprake van een grote mate van wederzijdse afhankelijkheid tussen gemeente en stakeholders. Iedere partij kan niet zelfstandig zijn doelstellingen

optimaliseren, maar de doelstellingen lopen deels ook uiteen. Samenwerking

tussen de stakeholders is daarom noodzakelijk. Voor het marktaandeel geschikt- en verzorgd wonen is het vooral van belang om prestatieafspraken te maken met corporaties, het zorgkantoor en zorgaanbieders.

Door wetswijzigingen zijn wonen enerzijds en zorg anderzijds organisatorisch van elkaar gescheiden. Daarnaast zijn verschillende vormen van zorg organisatorisch gescheiden: de gemeente is verantwoordelijk voor de Wmo ondersteuning, de

zorgverzekeraar voor de wijkverpleging en het zorgkantoor voor de langdurige zorg.

Door deze stelselwijzigingen dreigt een gefragmenteerde organisatie van het woon, zorg- en welzijnsaanbod. Samenwerking moet dit voorkomen. In de praktijk moeten we wennen aan de stelselwijzigingen. De rollen van corporaties en zorginstellingen is wettelijk ingeperkt. Dit leidt vaak tot rolonduidelijkheid, te meer omdat er ook grijze gebieden zijn tussen de Wmo, ZVW en Wlz.

De gemeente heeft, naast de rol van samenwerkingspartner, een onvergelijkbare bijzondere positie ten opzichte van de andere partners: de gemeente is als overheid als eerste verantwoordelijk voor het welzijn van al haar inwoners en wordt geacht het belang van alle inwoners centraal te stellen. De stakeholders verwachten van de gemeente het overzicht op de complexiteit van het

beleidsterrein wonen en zorg. En dat is terecht. Daarom neemt de gemeente de regie om de samenwerking vorm te geven en de opgave zowel kwalitatief als kwantitatief, gezamenlijk, in beeld te brengen.

(15)

15 De doelstellingen voor het eerste half jaar 2021

Wij gaan ons het eerste half jaar richten op gezamenlijke visievorming. Het gaat daarbij om:

A) Overeenstemming over de uitgangspunten en de opgave, met als uitgangspunt:

“iedere inwoner dient, binnen de in onze gemeente te onderscheiden deelgebieden van de woningmarkt, zijn gehele wooncarrière ook in dit deelgebied te kunnen doorlopen”

B) Focus aanbrengen: benoemen welke opgaves het meest urgent zijn De stappen die we gaan zetten

Om deze doelstellingen te bereiken dienen de volgende stappen te worden doorlopen:

Stap 1: samen met onze partners maken we een inventarisatie van het woon / zorg aanbod per deelgebied.

Stap 2: samen met onze partners definiëren we op het niveau van de zes

afzonderlijke deel gebieden het verschil tussen huidig (kwantitatief en kwalitatief) aanbod en de toekomstige vraag.

Stap 3: samen met onze partners definiëren we de uitvoeringsopgave per afzonderlijk deelgebied.

Stap 4: Samen met onze partners gaan we definiëren welke opgave er ligt in de extramuralisering van het zorgvastgoed en welke (innovatieve) nieuwe woon/

zorgvormen moeten/kunnen worden ontwikkeld.

Stap 5: Als de definitieve woonzorgbehoefte in kaart is wordt de interne

organisatie rond het thema Wonen&Zorg van strategisch naar operationeel niveau ingericht. Kernwoorden daarbij zijn: koersvast, eenduidig en verbindend.

4.2 Betrokkenheid van het Rijk Taskforce Wonen en Zorg

Zoals eerder aangegeven heeft het Rijk in oktober 2019 de urgentie van het vraagstuk wonen en zorg scherper in beeld te willen krijgen. Hiertoe zijn VNG, Actis, Aedes en de ministeries van BZK en VWS de Taskforce Wonen en Zorg

gestart. De Task Force heeft een ‘aanjaagfunctie’ om de lokale opgave in beeld te brengen. De doelstelling is dat alle gemeenten uiterlijk eind 2020 de opgave hebben bepaald. Deze doelstelling wordt voor Súdwest-Fryslân niet gehaald. We hebben de ambitie om uiterlijk 1 juli 2021 met onze partners de opgave in beeld te hebben. Het tweede half jaar kan dan worden gewerkt aan een ‘wonen en

zorgafspraak’ tussen gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders en

(16)

16 zorgkantoor. Dit sluit dan weer goed aan bij de ambitie van de Rijksoverheid: in

2021 komen tot een woonzorg afspraak.

Meer bewegingsruimte voor Zorgkantoor

De zorg wordt regelmatig gefragmenteerd georganiseerd. Het Rijk ziet dat dit in veel gevallen de samenwerking tussen gemeenten, zorgkantoren en

zorgverzekeraars belemmert. Vooral daar waar de kosten voor van preventieve activiteiten in het ene domein vallen en de opbrengsten in een ander. De minister wil voorwaarden scheppen, waardoor de samenwerking op het grensvlak tussen Wmo, Zvw en/of Wlz kan worden verbeterd. Concreet wil de minister onderzoeken hoe zorgkantoren meer manoeuvreerruimte kunnen krijgen om te investeren in niet-cliëntgebonden activiteiten, waardoor meer samenwerking mogelijk wordt.

Het rijk is van mening dat er ook meer geïnvesteerd moet worden in geclusterde en nieuwe woonvormen, waarbij wonen en zorg worden gecombineerd. Er moet meer geëxperimenteerd worden.

Ondersteuningsteam Wonen en Zorg

Het Rijk heeft ook het Ondersteuningsteam Wonen en Zorg in het leven geroepen.

Dit team adviseert en helpt gemeenten, corporaties en zorgaanbieders hun vraagstukken over wonen en zorg in kaart te brengen, concreet te maken en oplossingsrichtingen te kiezen. Het Ondersteuningsteam helpt de partijen met elkaar om tafel te gaan, dezelfde taal te spreken en dezelfde uitgangspunten te hanteren. En adviseert, helpt mee te denken en keuzes te maken als het gaat om de grote diversiteit aan woonvormen voor mensen die nu en in de toekomst zorg en ondersteuning nodig hebben, zodat ze langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Ook helpt het OWZ bij het maken van een woonzorganalyse, een woonzorgvisie, plan van aanpak of het aangaan van prestatieafspraken.

4.3 Ondersteuning in Súdwest-Fryslân

Het ondersteuningsteam Wonen en Zorg gaat de gemeente ondersteunen bij de opgaves die het komende half jaar voor ons ligt. Hiertoe is er een overeenkomst gesloten tussen de gemeenten en het Ondersteuningsteam. Deze overeenkomst is als bijlage bij deze notitie gevoegd.

4.4 De Planning

We streven ernaar om de stappen 1 t/m 5 uiterlijk 1 juli 2021 af te ronden. Dus binnen de looptijd van de overeenkomst met het Ondersteuningsteam Wonen en Zorg. We realiseren ons dat wij een beroep doen op de capaciteit van onze diverse partners. We willen daarom de planning van de realisatie van de opgaves verder met onze partners vormgeven.

De gezamenlijke visie zal aan college en gemeenteraad in september 2021 ter besluitvorming worden aangeboden.

4.5 Vervolg

(17)

17 Het uiteindelijke doel is zoals gezegd te komen tot een gedeeld gevoel van

urgentie en breed gedragen prestatieafspraken met corporaties, zorgaanbieders, het zorgkantoor en andere lokale partijen.

Op basis van de visie zullen prestatie afspraken worden gemaakt. Voor de

duidelijkheid: het maken van prestatie afspraken maakt geen onderdeel uit van dit visieproces.

De prestatieafspraken dienen dan als basis voor een goede uitvoeringsgerichte samenwerking. Immers we hebben elkaar nodig: niet één stakeholder kan zijn doelen zelfstandig realiseren of zijn knelpunten oplossen.

Hieraan zal het tweede half jaar van 2021 worden gewerkt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Samen met al deze partijen worden afspraken gemaakt om de zorg in de thuissituatie veilig en verantwoord te kunnen blijven bieden.. In deze afspraken wordt de 24-uurs toezicht of

Tevens concludeert de Algemene Rekenkamer dat daar waar meer afstemming plaatsvindt tussen actoren in het zorgveld (zorgkantoren, aanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars en

Ook kent de Wlz mogelijkheden voor extra zorg als een cliënt meer zorg nodig heeft dan met zijn indicatie mogelijk is.. Verzekerden met een indicatie voor Wlz-zorg kunnen er voor

Niet meer van de kamer af mogen en niet meer naar buiten kunnen: het zijn twee coronamaatregelen die volgens behandelaars het afgelopen jaar voor extra probleemgedrag zorgden,

Kijkend naar de verschillen in ervaringen tussen de groepen valt op dat beide PGB groepen (ouderen en mensen met een beperking) een overwegend vergelijkbaar beeld laten zien,

Aan de groep deelnemers die aangaf geen zorg en/of ondersteuning thuis te ontvangen, maar dit wel nodig te hebben is gevraagd naar de reden.. Er werden diverse redenen genoemd

Als mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen, kan het moment dat ze ineens meer zorg nodig hebben in een crisis- situatie zomaar daar zijn.. Voor specifieke zorg is

Het is van belang dat zorgverzekeraars en gemeenten goed samenwerken, omdat zij elk verantwoordelijk zijn voor een deel van de langdurige zorg voor mensen die niet voor