• No results found

TUSSEN NEW YORK EN GENÈVE: VN-KRONIEK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TUSSEN NEW YORK EN GENÈVE: VN-KRONIEK"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Annemarieke Vermeer-Künzli

Deze kroniek informeert over ontwikkelingen met betrekking tot de mensenrechten in de diverse organen van de Verenigde naties. Daarbij komen zowel de politieke mechanismen (onder meer de Algemene Vergadering en de Mensenrechtenraad) aan de orde, als de diverse verdragscomités.

1 Inleiding

De Arabische Lente is inmiddels alweer anderhalf jaar oud en ten tijde van het schrijven van deze kroniek staan de verkiezingen in Egypte voor de deur. De mensenrechtencomités hebben de eerste statenrapportages ontvangen van landen waar omwentelingen plaatsvonden in het afgelopen jaar. Vooral de concluding observations ten aanzien van Jemen laten zien dat de reacties van de autoriteiten op de protesten niet door de beugel kunnen.

Hoewel niet geraakt door de Arabische Lente stond ook Zimbabwe de laatste tijd weer in het nieuws. De Britse krant The Guardian kwam met het verhaal dat Mugabe VN-gezant was geworden voor toerisme. Hoewel dit praktisch onuitvoerbaar lijkt voor iemand met een inter- nationaal reisverbod als gevolg van internationale sancties, bleek het bericht ook onjuist. Hij had ‘slechts’ zijn naam gezet onder een openbare brief ter bevordering van het toerisme ter gelegenheid van het feit dat Zimbabwe en Zambia gezamenlijk gastland zijn voor de volgende grote bijeenkomst van de Wereld Toerisme Organisatie.1Zimbabwe wil blijkbaar niet alleen reguliere toeristen trekken: het land ontving ook de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, voor het eerst in zijn bestaan. Tijdens het bezoek vroeg de Hoge Commissaris aandacht voor de verkiezingen, de toenemende polarisatie in de samenleving en de economische situatie.

Ze riep andere landen op hun sanctie-regime ten aanzien van Zimbabwe te herzien. Ook vroeg de Hoge Commissaris aandacht voor de situatie van vrouwen, waarover meer hieronder bij de behandeling van de presentatie van Zimbabwe bij het VN-Vrouwenrechtencomité. Ten slotte sneed de Hoge Commissaris het gevoelige onderwerp van landhervormingen aan. Ze prees weliswaar het feit dat nu ook kleinere boeren land kunnen bezitten, maar benadrukte ook dat er juridische bescherming moet bestaan tegen illegale uitzettingen en onteigeningen en bedrei- ging.2

Deze kroniek beslaat de periode van februari tot eind mei 2012 en daarin is er aandacht voor de negentiende sessie van de Mensenrechtenraad, het Treaty Body Strengthening Process, de bijeenkomst van het VN-Mensenrechtencomité, het VN-Comité tegen rassendiscriminatie en het VN-Vrouwenrechtencomité.

Dr. A. Vermeer-Künzli is universitair docent bij de Afdeling Internationaal Recht aan de Universiteit van Amster- dam.

1 Zie: http://www.guardian.co.uk/world/2012/may/29/robert-mugabe-un-international-envoy-tourism voor het bericht in The Guardian en http://www.un.org/News/briefings/docs/2012/db120529.doc.htm voor de rectificatie van de VN.

2 Voor een verslag van het bezoek zie: http://www.ohchr.org/EN/NewsEvents/Pages/HRChiefendsfirstevermission- toZimbabwebyaUNHCforHR.aspx.

(2)

2 De Mensenrechtenraad 2.1 Negentiende reguliere sessie

Van 27 februari tot en met 23 maart jl. hield de Raad zijn negentiende reguliere sessie. Tijdens deze sessie heeft de Raad 41 resoluties aangenomen. Met de gebruikelijke controverses rond Israël, in welke context alleen de resolutie over het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen maar één tegenstem kreeg,3de resolutie over unilaterale dwangmaatregelen4en de samenstelling van de staf van de VN,5 waren er ook opvallende nieuwe controverses. Maar allereerst nog een curiosum: het duurde even eer uw chroniqueur in de gaten had waar de resolutie getiteld

‘VTF for LDCs and SIDS’ over ging.6 Het staat voor ‘Terms of Reference for the Voluntary Technical Assistance Trust Fund to support the participation of Least Developed Countries and Small Island Developing States in the work of the Human Rights Council’. Begrijpelijk dat zo’n lange titel afgekort wordt.

In de nasleep van de Arabische Lente werd een aantal resoluties aangenomen. De belangrijk- ste is de veroordeling van het geweld in Syrië. Weliswaar stemden China, Rusland en Cuba tegen, maar de resolutie gaf in duidelijke bewoordingen aan dat de regering van Syrië onmiddel- lijk het geweld tegen de burgerbevolking moest stoppen. De Raad gebruikte nog niet de termen als misdrijven tegen de menselijkheid, maar sprak wel van wijdverbreide en systematische schendingen van mensenrechten.7Het geweld in Syrië was ook het onderwerp van de negentien- de Special Session op 1 juni 2012. Deze sessie heeft geleid tot Resolutie A/HRC/S-19/L.1. Cuba, Rusland en China stemden tegen en de Resolutie is in haar uiteindelijke vorm nog wel iets afgezwakt.8Desalniettemin spreekt de Resolutie in niet mis te verstane bewoordingen afkeur uit over de situatie, die gekwalificeerd wordt als een misdrijf tegen de menselijkheid. De Resolutie wijst geen directe schuldige aan voor de slachtingen in El-Houleh, maar stelt de regering van Syrië wel aansprakelijk voor haar verantwoordelijkheid om de bevolking tegen zulk geweld te beschermen, ongeacht de oorzaak.9 Ten tijde van het schrijven van deze kroniek is het onduidelijk hoe het in Syrië zal verlopen, maar de Raad heeft in ieder geval duidelijk positie ingenomen.

De Resolutie over het Minderhedenforum werd niet in één keer goedgekeurd. In 2007 had de Raad dit forum in het leven geroepen en besloten het na vier jaar te herzien, vandaar deze resolutie.10Het enthousiasme over het werk van het Minderhedenforum werd niet universeel gedeeld. China stelde twee amendementen voor, waarvan er uiteindelijk één gesneuveld is.

3 Right of the Palestinian people to self-determination, A/HRC/19/L.33, 16 maart 2012, met tegenstem van de VS.

4 Human rights and unilateral coercive measures, A/HRC/19/L.12, 15 maart 2012.

5 Composition of staff of the Office of the High Commissioner for Human Rights, A/HRC/19/L.19, 15 maart 2012.

6 VTF for LDCs and SIDS, A/HRC/19/L.6, 15 maart 2012, mede geïntroduceerd door Nederland.

7 The escalating grave human rights violations and deteriorating humanitarian situation in the Syrian Arab Republic, A/HRC/

19/L.1/Rev.1, 29 februari 2012.

8 In par. 7 stond eerst ‘reaffirms that those responsible for serious violations must be held accountable’ en dit werd

‘stresses the need to conduct an … investigation into violations of international law with a view to hold to account

…’ en in par. 8 ‘to publicly identify those responsible’ werd ‘and if possible to publicly identify those who appear responsible’. Res. A/HRC/S-19/L.1, ‘The deteriorating situation of human rights in the Syrian Arab Republic, and the recent killings in El-Houleh’, 1 juni 2012.

9 Par. 4 en 5.

10 Forum on Minority Issues, A/HRC/19/L.11, 19 maart 2012.

(3)

Geaccepteerd werd de verandering dat de Raad niet zijn goedkeuring uitspreekt over het succes van het forum, maar slechts het werk van het forum voor kennis aanneemt.11China probeerde echter ook de mogelijkheid van NGO’s om zich met dit forum te bemoeien te beperken tot die NGO’s die de soevereiniteit, territoriale integriteit en onafhankelijkheid van staten respecteren.

Geen groeperingen voor een onafhankelijk Tibet dus. Dit voorstel haalde het niet (15 stemmen voor en 18 stemmen tegen).12

Zeer controversieel was de resolutie over Sri Lanka. Deze door de VS ingediende resolutie, werd met 24 stemmen voor, 15 stemmen tegen en 8 onthoudingen aangenomen.13De landen van de Europese Unie stemden voor, en legden daarbij nog uit het te betreuren dat Sri Lanka op geen enkele wijze meegewerkt heeft. Ook veroordeelde de EU de intimidatie door de overheid van Sri Lanka aan het adres van vertegenwoordigers van de civil society, niet alleen in Sri Lanka, maar zelfs in Genève.14Hoewel de tekst van de resolutie enigszins is afgezwakt en meer nadruk legt op de instemming van Sri Lanka15 leggen de Filipijnen uit waarom dit toch nog te ver gaat: ‘technical assistance should be a tool for genuine international co-operation, not an instru- ment of influence for the haves to apply pressure on the have-nots’.16Sri Lanka moet de moge- lijkheid hebben zelf orde op zaken te stellen alvorens te worden onderworpen aan internationale procedures. Dit gevoel werd gedeeld door andere tegenstemmers.17

Ten slotte nam de Raad een resolutie aan over Iran. Met 22 stemmen voor, 20 onthoudingen en 5 tegenstemmen kon ook deze resolutie niet op universele steun rekenen.18In de resolutie werd het mandaat van de Speciale Rapporteur inzake Iran verlengd. In een verklaring van meer dan vier bladzijden verwierp Iran de resolutie als politiek gemotiveerd. De sponsors van de resolutie zouden de Raad misbruiken voor hun eigen politieke agenda en Iran zag meer heil in de Universal Periodic Review (UPR) dan een bevooroordeelde Speciale Rapporteur.19Hoewel deze resolutie dus vele onthoudingen kent, is de weerzin tegen het mechanisme van een Speciale Rapporteur in het geval van Iran blijkbaar niet zo groot dat de verlenging werd tegengehouden.

3 Verdragscomités

Een aantal verdragscomités hield reguliere sessies, die hieronder besproken zullen worden.

Daarnaast is in het afgelopen jaar een aantal meer algemene documenten uitgekomen. Zo heeft het mensenrechtencomité een General Comment doen uitgaan, het comité tegen rassendiscriminatie een General Recommendation en het anti-foltercomité een working document voor een General

11 Amendment to OP3 to Res L.11, A/HRC/19/L.42.

12 Amendment to OP6 to Res L.11, A/HRC/19/L.41.

13 Promoting Reconciliation and Accountability in Sri Lanka, A/HRC/19/L.2, 8 maart 2012.

14 General Comment on the Resolution, EU.

15 ‘Encourages the Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights and relevant special procedures mandate holders to provide, and the Government of Sri Lanka to accept, advice and technical assistance’ werd

‘Encourages the Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights and relevant special procedures mandate holders to provide, in consultation with, and with the concurrence of, the Government of Sri Lanka, advice and technical assistance’ (operative paragraph 3).

16 Explanation of the vote, Philippines.

17 Zie ook bij voorbeeld de verklaringen van Indonesië, Uganda en de Maladiven.

18 Situation of human rights in the Islamic Republic of Iran, A/HRC/19/L.22, 16 maart 2012.

19 Explanations of the Country Concerned, Iran.

(4)

Comment op artikel 14 van het anti-folterverdrag.20Dit laatste is nog niet af, maar het is vooral de procedure die interessant is. Het comité heeft een working document op internet geplaatst, een openbare sessie gehouden waarin het publiek zijn visies naar voren kon brengen een een e-mail adres gepubliceerd dat gebruikt kan worden door eenieder die zich geroepen voelt zijn opvattingen ten aanzien van deze verdragsbepaling door te geven. Artikel 14 betreft de verplich- ting van staten om slachtoffers van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing adequaat rechtsherstel te bieden en dit op een goede manier in nationaal recht vast te leggen. De bijdrage van academici en staten over de manier waarop zij dit zien en gedaan hebben is natuurlijk waardevol, al was het maar om een lijst van ‘best practices’ te kunnen opstellen. Wanneer het uiteindelijke General Comment uitkomt is nu nog niet bekend.

3.1 Treaty Body Strengthening Process (TBSP)

Sinds 2009 staat het versterken van de toezichtsmechanismen op de agenda in Genève en New York. Het heeft even geduurd voordat dit ook tot documentatie leidde, maar nu is er toch zo langzamerhand een gestaag groeiende lijst van documenten beschikbaar. Er is zelfs een website waar alle standpunten te vinden zijn: http://www2.ohchr.org/english/bodies/HRTD. Op deze site staan niet alleen de posities van de verdragscomités zelf, maar ook papers van individuele leden en academici. Het wachten is nog op het rapport van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, waarin alle standpunten naast elkaar zullen worden gezet. Dit is geen sinecure, want er is inmiddels al een veelvoud aan standpunten te vinden. De urgentie van herziening is ook helder: momenteel staan er 625 rapportages van staten en 478 individuele klachten op de wachtlijst, terwijl de comités overuren draaien.21Daarnaast wordt de effectiviteit van de verdragscomités ondermijnd door de vele voorbehouden. Het TBSP voorziet dan ook in het terugdringen van de voorbehouden.

Het Mensenrechtencomité heeft een document22 opgesteld waarin het vooral zijn steun uit voor het Dublin II proces.23Het Dublin II Outcome Document gaat echter geheel uit van de huidige situatie. Het stelt dus geen fundamentele wijzigingen voor, maar suggereert verbete- ringen binnen het huidige mandaat van de verschillende comités. Dit komt voornamelijk neer op harmonisatie van procedures, het verdelen van de taken over verschillende kleinere eenheden (kamers), in plaats van het gehele comité en uitwisseling van informatie tussen de verschillende comités. Ook worden gezamenlijke standpunten aangemoedigd. Het Mensenrechtencomité is eveneens weinig revolutionair. Na een sneer aan het adres van staten, namelijk dat zij het werk van de comités wel mogelijk moeten maken,24volgt het Comité de lijn van het Dublin II Out- come Document getrouw.

20 Documenten zijn beschikbaar via: http://www2.ohchr.org/english/bodies/cat/comments_article14.htm.

21 Consultation for States on Treaty Body Strengthening, New York, 2 en 3 april 2012, p. 3. Te vinden via: http://

www2.ohchr.org/english/bodies/HRTD/.

22 Position of the Human Rights Committee on the Treaty Body Strengthening Process (29 march 2012), te vinden via:

http://www2.ohchr.org/english/bodies/hrc/index.htm.

23 Zie: http://www2.ohchr.org/english/bodies/HRTD/docs/DublinII_Outcome_Document.pdf.

24 HRC Position, supra noot 22, par. 2 en 5.

(5)

Het Comité tegen Rassendiscriminatie is vooruitstrevender.25Dit Comité steunt het plan om één verdragscomité in te stellen dat alle individuele klachten afhandelt voor alle klachten onder alle verdragen. Aangezien nu ook het Kinderrechtenverdrag een klachtenprocedure heeft, kunnen individuen onder alle verdragen klagen (vooropgesteld natuurlijk dat de betreffende staat dit klachtrecht erkend heeft). Als het gefragmenteerde systeem zoals we dat nu kennen blijft bestaan, is het risico op uiteenlopende interpretaties te groot, hetgeen de mensenrechten- bescherming zou ondermijnen. Het Comité tegen Rassendiscriminatie erkende echter ook dat er nogal wat practische bezwaren zijn: een dergelijke procedure zou wijzigingen van alle verdragen vereisen, en dat is momenteel misschien niet opportuun. Derhalve stelt het Comité voor een gezamelijke inter-comité werkgroep in te richten waarin alle comités vertegenwoordigd zijn. Deze werkgroep zou dan bij wijze van poortwachter alle individuele klachten moeten beoordelen, waarbij het comité tot welke de klacht gericht was deze beoordeling alleen nog maar hoeft aan te nemen.

Nog verder gaat onze eigen Nico Schrijver, die als lid van het Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten zijn standpunt naar voren heeft gebracht.26 Hij hoopt op één universeel mensenrechtenverdrag met één toezichtsmechanisme. Dit kan natuurlijk niet in een keer bereikt worden, dus we zouden moeten beginnen met steeds intensievere samenwerking tussen de verschillende comités, wat kan leiden tot een gezamenlijk protocol met een gezamenlij- ke klachtenprocedure en een gezamenlijk toezichtsmechanisme. Dit is voorlopig wellicht nog een brug te ver. Het wachten is eerst op het overzicht van de verschillende opvattingen.

3.2 Mensenrechtencomité

Het Mensenrechtencomité heeft een nieuw General Comment laten uitgaan, deze keer over de vrijheid van meningsuiting (artikel 19).27Dit General Comment, nummer 34, vervangt nummer 10, dat uit niet meer dan vier paragrafen bestond. Net als in dit eerdere General Comment bevestigt het nieuwe General Comment dat artikel 19 niet alleen het uiten van een mening beschermt, maar ook het ontvangen en zoeken van meningen en dat het recht op vrijheid van meningsuiting niet absoluut is, maar dat eventuele beperkingen onderworpen zijn aan de gebruikelijke regels (voorzien bij wet, proportioneel etc). General Comment 34 is echter vele malen uitgebreider dan zijn voorganger. Een aantal aspecten is opvallend. Ten eerste wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het recht op het hebben van een mening en het recht op het uiten van een mening (in het Engels ‘Freedom of Opinion’ en ‘Freedom of Expression’). Het eerste recht is absoluut en hiervan mag nooit worden afgeweken, zelfs niet ten tijde van een noodtoestand.28Het recht laat ook geen voorbehouden toe. Het recht op de vrije meningsuiting doet dat wel, alhoewel ook daarbij algemene voorbehouden verboden zijn.29Een tweede aspect dat opvallend is wordt gevormd door de veelvuldige verwijzingen naar de positieve verplichtingen die staten hebben ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting. Dit zijn niet alleen ‘klassieke’ positieve verplich-

25 Zie: http://www2.ohchr.org/english/bodies/HRTD/docs/LetterfromChairperson_treatybodysubmission.pdf.

26 Zie:http://www2.ohchr.org/english/bodies/HRTD/docs/submissions2011-12/TBMembers/NicoSchrijver.pdf 27 General Comment no 34, the Freedom of Opinion and Expression, CCPR/C/GC/34, 12 september 2011.

28 Id. par. 5 en 9.

29 Id. par. 6.

(6)

tingen, zoals de verplichting ervoor te zorgen dat het recht ook horizontaal gerespecteerd wordt,30maar ook de verplichting onafhankelijke en diverse media te ondersteunen, toegang van individuen hiertoe te verschaffen, overheidsinformatie publiekelijk beschikbaar te stellen en schadelijke overheersing door of concentratie van particuliere mediabedrijven voorkomen om zo een pluralistische informatievoorziening in de media te bewerkstelligen.31 Dit gaat allemaal veel verder dan een verplichting de vrijheid niet te beperken. Een derde aspect is de balans die het Comité zoekt tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van anderen. Deze problematiek leidt bijna altijd tot polarisatie in de Mensenrechtenraad, maar het Comité kiest hier duidelijk voor de vrijheid van meningsuiting. Dit betekent dat maatregelen in de context van terrorismebestrijding, wetgeving inzake godslastering en smaad en laster niet mogen leiden tot ernstige beperking van de vrijheid van meningsuiting.32Bij smaad en laster is bovendien gevangenisstraf geen geschikte bestraffing en verboden op godslastering mogen niet discrimineren tussen verschillende godsdiensten.33 De problematiek wordt gedeeltelijk veroorzaakt door de combinatie van artikel 19 en 20. Artikel 20, dat oorlogspropaganda en haatdragende meningsuitingen die oproepen tot discriminatie, geweld of vijandigheid verbiedt, wordt nogal eens misbruikt om dissidente stemmen het zwijgen op te leggen. In zijn General Comment draagt nu het Mensenrechtencomité zijn steentje bij in deze discussie. Artikel 20 vormt lex specialis ten opzichte van artikel 19, maar alleen met betrekking tot de verplichting die artikel 20 oplegt, namelijk dat staten dergelijke uitingen bij wet verbieden. Staten zijn alleen verplicht de specifieke uitingen uit artikel 20 bij wet te verbieden. Voor alle andere restricties op de vrijheid van meningsuiting gelden de voorwaarden van artikel 19.34

Het Mensenrechtencomité hield zijn 103desessie van 12 tot en met 30 maart in New York. Het ontving, onder andere, Yemen, Turkmenistan en Kaapverdië. Kaapverdië had zelf geen rappor- tage ingediend, maar het Comité besloot het land toch te bespreken. Kaapverdië had al in 1994 zijn eerste rapport zullen indienen, maar tot op heden is dat er niet van gekomen. Wel heeft het een vertegenwoordiging gestuurd naar New York om de implementatie van het IVBPR te bespreken. Vanwege het ontbreken van de rapportage, is het geen verrassing dat het Comité het meest kritiek had op het gebrek aan informatie.35Andere punten van zorg vormden het geweld tegen vrouwen en stereotypering, (seksueel) misbruik van kinderen, mensenhandel, lijfstraffen en discriminatie van mensen afkomstig uit West-Afrika.36

Jemen presenteerde zijn vijfde rapportage en was wel op tijd. Jemen was het enige land bij deze sessie dat geraakt werd door de Arabische Lente en dit werd dan ook opgemerkt door het Comité: extra lof voor het tijdig indienen van het rapport.37Toch had het Comité ook kritiek op de nasleep van deze revolutie en de manier waarop Jemen ermee om is gegaan. In de hele

30 Id. par. 7.

31 Id. Par. 7, 14, 15, 19 en 40.

32 Id. par. 46-48.

33 Id. par. 47 en 48.

34 Id. par. 50-52.

35 Concluding Observations Cape Verde, Advance Version, par. 5-7, 9 en 15-18, CCPR/C/CPV/CO/1, zie: http://

www2.ohchr.org/english/bodies/hrc/hrcs104.htm.

36 Id. respectievelijk par. 9, 10, 12, 13 en 18.

37 Concluding Observations, Yemen, CCPR/C/YEM/CO/5, Advance Version, par. 3.

(7)

rapportage wordt de onrust uit 2011 toegevoegd aan de algehele situatie.38Ten eerste verwierp het Comité de amnestiewetten die aangenomen waren als compromis tussen de regerende elite en de opstandelingen.39 Ten tweede maakte het Comité zich zorgen over de voortdurende onderrepresentatie van vrouwen en hun behandeling tijdens vreedzame protesten.40Ten derde had het Comité bezwaar tegen de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting, met name voor de pers als gevolg van de situatie in 2011.41Ten slotte veroordeelde het Comité de geweld- dadige reacties op de demonstraties en het excessieve geweldgebruik dat toegepast werd. Het Comité drong erop aan dat Jemen een onafhankelijk onderzoek laat uitvoeren naar dit geweld- gebruik en andere grove mensenrechtenschendingen.42 Een laatste onderwerp dat interesse wekt uit de rapportage is de kritiek van het Comité op de toepassing van de doodstraf in Jemen.

Hoewel het Covenant de doodstraf in beginsel niet verbiedt en het Comité vroeger niet oordeelde over de toepassing hiervan is dit de laatste jaren veranderd. In deze Concluding Observations viel het Comité over de misdrijven waarvoor als straf de doodstraf geldt in Jemen. Voor de hand ligt dat het Comité bezwaren uitte tegen de doodstraf voor homoseksualiteit en minderjari- gen, maar het benadrukt ook nogmaals dat de doodstraf niet toegepast mag worden als er geen eerlijk proces is en dat steniging geen toegestane vorm van doodstraf is.43

Het Comité ontving ten slotte Turkmenistan, dat ook zijn opwachting maakte bij het Comité tegen Rassendiscriminatie. Turkmenistan diende zijn eerste rapportage in, veertien jaar te laat.

Uit de Concluding Observations komt een dictatoriaal regime naar voren. Dit mag geen verrassing zijn. Het Comité uitte dan ook zijn kritiek op verschillende aspecten van hetzelfde probleem.

Zo werd het recht op vrijheid van meningsuiting en verzameling systematisch geschonden en was er geen echt onafhankelijk nationaal mensenrechteninstituut (het bestaande instituut is ondergebracht bij het kantoor van de president).44Curieuzer, maar niet minder serieus, is de kritiek van het Comité op het beleid ten aanzien van migranten, dat officieel ‘Turkmenisatie’

heet en ziet op verregaande assimilatie.45 Ook is er geen vrijheid van vestiging: de overheid kan bepalen waar iemand mag wonen en ook de toegang tot en het verlaten van het land beperken voor eigen onderdanen.46In dezelfde context uitte het Comité zijn zorgen over de wet die bepaalt dat vreemdelingen met HIV/AIDS maximaal drie maanden mogen blijven en ook om die reden mogen worden uitgezet. Dit is volgens het Comité in strijd met de vrijheid van personenverkeer en het recht op privacy.47Als laatste, en wellicht als schrijnend voorbeeld van schendingen in een totalitair regime: het Comité veroordeelde de situatie van een aantal verdachten van een moordaanslag op de president. Zij worden sinds 2003 incommunicado gevangen gehouden, hetgeen een ernstige schending van het Covenant vormt. Overigens liet het Comité ook doorschemeren niet zeker te zijn van de juistheid van de veroordeling: ‘The

38 Bijvoorbeeld in para. 24: ‘The Committee has received disturbing reports about violent acts perpetrated by non-state actors during the long-standing conflict as well as during the recent 2011 unrest’.

39 Id. par. 6.

40 Id. par. 11.

41 Id. par. 25.

42 Id. par. 15.

43 Id. par. 13-14.

44 Concluding Observations, Turkmenistan, CCPR/C/TKM/CO/1, Advance Version, para 18-19 en 7 respectievelijk.

45 Id. par. 22.

46 Id. par. 12.

47 Id, par. 15.

(8)

Committee is concerned at reports that a number of individuals who were convicted in December 2002 and January 2003 for their alleged involvement in the assassination attempt on the former President in November 2002’.48

3.3 Comité tegen Rassendiscriminatie

Het Comité tegen Rassendiscriminatie hield zijn 80stesessie van 13 februari tot en met 9 maart en liet ook nog zijn General Recommendation 34 uitgaan. Deze General Recommendation betreft de rassendiscriminatie tegen mensen van Afrikaanse afkomst. Hierin roept het Comité de verdrags- partijen op allerlei maatregelen te nemen om zulke discriminatie tegen te gaan. Tot op zekere hoogte is dit niet anders dan de algemene bepalingen in het Verdrag en zouden deze maatregelen ook genomen moeten worden om andere groepen te beschermen tegen discriminatie. Wat mensen van Afrikaanse afkomst bijzonder maakt, aldus het Comité, is dat zij veelal onderaan de samen- leving verkeren en daardoor in velerlei opzicht benadeeld worden.49 Om dit te bestrijden, moeten staten zich pro-actiever opstellen en meer maatregelen treffen die positief discrimine- ren.50De aanbevelingen in het document balanceren hierin tussen het opnemen van mensen van Afrikaanse afkomst in de samenleving en het respecteren van hun eigen identiteit en tradities.

Het Comité ontving, onder andere, Israël, Italië, Jordanië en Turkmenistan. Turkmenistan was ook al verschenen voor het Mensenrechtencomité en Jordanië zien we straks nog terug bij het Vrouwenrechtencomité. Om met Turkmenistan te beginnen: er is een duidelijk verschil met de sessie voor het Mensenrechtencomité. Dit was niet een eerste rapportage die veertien jaar te laat was, maar een gecombineerde zesde en zevende rapportage, met daarbij een delegatie van hoog niveau, heteen door het Comité werd gewaardeerd.51Toch had het Comité, natuurlijk, ook kritiek. Naast klachten over gebrekkige informatie52waren er twee belangrijke onderwerpen.

Ten eerste is de benadering van Turkmenistan ten aanzien van nationaliteit problematisch. Het erkent geen dubbele nationaliteit, met statenloosheid tot gevolg, waardoor de toch al grote groep statenlozen in het land nog groter wordt.53Een ander probleem is de balans tussen de vrijheid van meningsuiting en het voorkomen van haatdragende meningsuiting. De wetgeving in Turkmenistan schiet op beide punten tekort: hooggeplaatste regeringsfunctionarissen kunnen ongestraft haatdragende uitlatingen doen ten nadele van nationale en ethnische minderheden, terwijl de uitlatingen van dergelijke minderheden al snel gezien worden als vijandig of beledi- gend, met vervolging en beperking van de vrijheid van meningsuiting tot gevolg.54Een balans vinden in het beperken van meningsuiting, die zowel de vrije meningsuiting beschermt, alsook de samenleving, is natuurlijk altijd lastig (zie ook het General Comment van het Mensenrechten- comité over de vrijheid van meningsuiting zoals hierboven besproken), maar Turkmenistan heeft de balans duidelijk niet gevonden.

48 Id. par. 10.

49 General recommendation No. 34 adopted by the Committee, Racial discrimination against people of African descent, CERD/C/

GC/34, 3 oktober 2011, par. 6 en 7.

50 Id. par. 7

51 Concluding Observations, Turkmenistan, CERD/C/TKM/CO/6-7, 9 maart 2012, par. 2 en 3.

52 Id, bijv. par. 9, 11, 14 en 19.

53 Id. par. 17 en 18.

54 Id. par. 15 en 16.

(9)

Israël en Jordanië delen niet alleen een grens, maar ook een volk: Palestijnen wonen zowel in Israël als in Jordanië. In zijn Concluding Observations ten aanzien van beide landen behandelde het Comité de manier waarop zij worden behandeld. Jordanië werd verweten de Palestijnen een volwaardig lidmaatschap van de maatschappij te ontzeggen, onder andere doordat Palestijnen veelal de Jordaanse nationaliteit niet kunnen verkrijgen of doordat deze ontnomen wordt en door gebrek aan vertegenwoordiging van Jordaanse Palestijnen in de politiek.55De Palestijnen belandden tussen wal en schip, want de behandeling in Israël is nog veel zorgwekkender. In niet mis te verstane bewoordingen uit het Comité zijn grote zorgen over de verregaande segrega- tie van de Israëlische maatschappij, waarin Palestijnen (maar ook Druzen en andere minderheden) een inferieure status hebben ten opzichte van de Joodse bevolking.56Dit heeft negatieve effecten voor met name Palestijnen met betrekking tot onderwijs, toegang tot grond en landerijen, deelname aan de politiek, burgerschap, gezinshereniging en bewegingsvrijheid.57 Het ergst getroffen zijn de Bezette Gebieden.58Hoewel het Comité niet met zoveel woorden zei dat het beleid van Israël een vorm van apartheid is, zei het wel dat Israël zijn verplichtingen onder artikel 3 moet nakomen en segregatie en apartheid moet voorkomen.59Het Comité liet überhaupt weinig twijfel bestaan over zijn afwijzing van de situatie: het verklaarde de bezetting van de Westelijke Jordaanoever, Oostelijk Jeruzalem en de andere bezette gebieden als illegaal, evenals de voortdurende pogingen de bevolkingssamenstelling in deze gebieden te veranderen.60

In Italië hebben de Roma, de Sinti en de Camminanti (allen nomadische groepen) het meest te lijden onder discriminatie. In de Concluding Observations gaf het Comité dan ook verreweg de meeste aandacht aan de situatie van deze groeperingen. Als gevolg van gedwongen volkstel- ling van deze groeperingen, die weliswaar later onconstitutioneel werd verklaard, maar ten aanzien waarvan nog geen rechtsherstel heeft plaatsgevonden, zijn leden van deze groepen stelselmatig uitgezet, verdreven en werd hen het recht tot zelf-identificatie ontnomen.61Ook is sprake van sterke en groeiende stigmatisering, intollerantie en racistische benaderingen van deze groepen, niet in de laatste plaats in de media, waardoor deze groepen gemargiliseerd en gediscrimineerd worden.62Ten slotte is het nog interessant dat het Comité de staatsstructuur van Italië als één van de oorzaken heeft aangewezen: door de sterke decentralisatie is de benadering van de mensenrechten sterk gefragmenteerd en is er geen coherent beleid.63Dit probleem is inherent aan het conflict tussen de soevereiniteit van staten (en dus hun vrijheid in de keuze van staatsvorm) en de verplichtingen internationaal recht na te komen, ook door lagere of gedecentraliseerde overheden.

55 Concluding Observations, Jordan, CERD/C/JOR/CO/13-17, 9 maart 2012, par. 11-13.

56 Concluding Observations, Israel, CERD/C/ISR/CO/14-16, 9 maart 2012, par. 11.

57 Id. par. 11-18.

58 Id. par. 24-29.

59 Id. par. 24.

60 Id. par. 4.

61 Concluding Observations, Italy, CERD/C/ITA/CO/16-18, 9 maart 2012, par. 11 en 15.

62 Id. par. 17-19.

63 Id. par. 27.

(10)

3.4 Vrouwenrechtencomité

Het Vrouwenrechtencomité ontving tijdens zijn 51stesessie van 13 februari tot en met 2 maart onder andere Jordanië, Zimbabwe en Noorwegen. Het Comité was vol lof over de vertegenwoor- diging van Noorwegen en de kwaliteit van zijn achtste rapportage, die op tijd was ingediend.

Ook blijkt Noorwegen de reiskosten van NGO’s naar Genève te vergoeden.64Tekenend voor het verschil in ontwikkeling tussen verschillende lidstaten van het VN-Vrouwenverdrag is dat Noorwegen niet werd verweten wetgeving te hebben die discrimineert, maar juist dat de wetgeving té neutraal geformuleerd is. Een benadering die meer recht doet aan de verschillen tussen mannen en vrouwen is nodig.65Hoewel vrouwen over het algemeen goed vertegenwoor- digd zijn in de Noorse maatschappij, uitte het Comité nog wel zijn zorg over een specifiek onderdeel hiervan: Noorwegen is actief in de internationale vredesbemiddeling en projecten die herstel en reconstructie bewerkstelligen na conflicten. In dit soort projecten zijn vrouwen echter niet of nauwelijks vertegenwoordigd.66Ten slotte merkte het Comité op dat Noorwegen een verhoudingsgewijs veelvuldig voorkomen van (seksueel) geweld tegen vrouwen kent, en dat in het geval van strafrechtelijke vervolging het vaak tot vrijspraak of lichte straffen leidt.

Volgens het Comité is de oorzaak hiervan niet alleen gebrekkige wetgeving, maar ook onkunde van de jury, die meestal uit leken bestaat met te weinig kennis van het strafrecht.67

Jordanië werd, in tegenstelling tot Noorwegen, wel verweten discriminerende wetgeving te laten bestaan. Zo kunnen vrouwen hun nationaliteit niet doorgeven aan hun kinderen wanneer zij met een buitenlander trouwen, zijn vrouwen beperkt in hun mogelijkheden te werken, te erven, te trouwen en te scheiden en worden vrouwen in de grondwet voornamelijk genoemd als moeders.68 Het Comité vroeg Jordanië de nodige wetswijzigingen door te voeren. Naast de, helaas, gebruikelijke aandachtspunten in de vorm van geweld tegen vrouwen, de positie van plattelandsvrouwen, vrouwelijke migranten en meisjes en Jordanië’s voorbehouden,69valt nog op hoe het Comité zijn kritiek verwoordde met betrekking tot vrouwen met een handicap:

‘While noting the State party’s denial that women with disabilities undergo compulsory or voluntary sterilizations that are not related to medical reasons, the Committee remains concerned by information provided from alternative sources on the prevalence of such practices by families who have girls with mental disabilities’.70Jordanië heeft de twijfel dus niet kunnen wegnemen en het Comité drong dan ook aan op wetgeving om gehandicapte vrouwen en meisjes beter te beschermen.

Zimbabwe, ten slotte, kreeg naast lof over zijn presentatie ook kritiek: de rapporten waren veel te laat en niet alle vragen werden voldoende beantwoord.71Daarnaast uitte het Comité commentaar op het feit dat Zimbabwe het VN-Vrouwenverdrag nog steeds niet in zijn geheel omgezet heeft in nationaal recht, hetgeen de werking in de weg staat.72Overigens is de wet-

64 Concluding Observations, Norway, CEDAW/C/NOR/CO/8, 23 maart 2012, par. 4.

65 Id. par. 9 en 10.

66 Id. par. 19 en 20.

67 Id. par. 23 en 24.

68 Concluding Observations, Jordan, CEDAW/C/JOR/CO/5, 9 maart 2012, par 15 en 49, 33 en 23 resp.

69 Id. par. 25, 41-44 en 9.

70 Id. par. 45.

71 Concluding Observations, Zimbabwe, CEDAW/C/ZWE/CO/2-5, 1 maart 2012, par. 2 en 3.

72 Id. par. 11.

(11)

geving op papier nog tot daar aan toe, maar leiden vooral culturele en traditionele tradities en het lokale gewoonterecht tot diepgaande discriminatie en stereotypering van vrouwen.73Zonder de ‘rich culture and traditions of the State party and their importance in daily life’ te willen bagatelliseren, was het Comité toch van mening dat de overheid van Zimbabwe beter haar best moest doen om hier tegen op te treden.74

In de komende sessies van de verschillende verdragscomités zullen meer staten rapporteren na de omwentelingen als gevolg van de Arabische Lente en hopelijk laat ook het rapport van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens inzake de hervormingen niet al te lang meer op zich wachten. Hierover meer in de volgende kronieken.

73 Id. par. 21 en 37.

74 Id. par 21 en 22.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ce que vous aimez surtout en vous, c’est votre profonde gentillesse, votre capacité de multiplier les efforts pour rendre les autres heureux.. On peut tout vous demander: vous

If something needs to be written to file, use \WriteCommentLine{the stuff} Example: \specialcomment {underlinecomment} {\def\ThisComment##1{\WriteCommentLine{\underline{##1}\par}}

Special comments can be defined where the user specifies the action that is to be taken with each comment line.. This style can be used with plain TEX or L A TEX, and probably

Ten eerste moet het kind voorbereid worden op het geven van zijn mening (preparation), ten tweede moet de volwassene tijdens het horen serieus luisteren naar het kind en hem

Om het recht op zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij te verwezenlijken, moeten mensen met een beperking toegang hebben tot de benodigde informatie en begrijpen

Artikel 40 lid 3 IVRK schrijft vervolgens voor dat ver- dragsstaten een afzonderlijk jeugdstrafrechtssysteem moeten ontwikkelen, waarbij moet worden voorzien in

Chapter 4 Hu Human mesangial cells in culture and in kidney Hu Hu man mesangial cells in culture and in kidney man mesangial cells in culture and in kidney man

Kinderrechtencomité; immers, op grond van artikel 1 IVRK is dit verdrag van toepassing op ‘ieder mens jonger dan achttien jaar, tenzij volgens het op het kind van toepassing