• No results found

ANTWOORDEN VAN DE COMMISSIE OP HET SPECIAAL VERSLAG VAN DE EUROPESE REKENKAMER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ANTWOORDEN VAN DE COMMISSIE OP HET SPECIAAL VERSLAG VAN DE EUROPESE REKENKAMER"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 17.7.2014 COM(2014) 479 final

ANTWOORDEN VAN DE COMMISSIE OP HET SPECIAAL VERSLAG VAN DE EUROPESE REKENKAMER

"HOE BEREKENEN, VERMINDEREN EN VERREKENEN DE EU-INSTELLINGEN EN -ORGANEN HUN UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN?"

(2)

ANTWOORDEN VAN DE COMMISSIE OP HET SPECIAAL VERSLAG VAN DE EUROPESE REKENKAMER

"HOE BEREKENEN, VERMINDEREN EN VERREKENEN DE EU-INSTELLINGEN EN - ORGANEN HUN UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN?"

SAMENVATTING

De Europese Unie loopt voorop in proactief klimaatbeleid en klimaatactie op internationaal niveau.

De Commissie is van mening dat EMAS het juiste beleidsinstrument is voor het verminderen van de CO2-voetafdruk van de EU-instellingen en -organen. Bovendien zijn er veel voorbeelden van situaties waarin beleid dat ten uitvoer is gelegd in verband met het doel om in 2020 de uitstoot met 20 % te hebben verminderd, ook van toepassing is op overheidsinstellingen, met inbegrip van EU- instellingen en hun personeel. Dit zal ook het geval zijn voor de nieuwe doelstellingen voor 2030 (met inbegrip van het voorgestelde doel om de uitstoot van broeikasgassen met 40 % terug te dringen).

De Commissie voert een milieubeleid voor haar eigen activiteiten waarin prioriteit wordt gegeven aan verontreinigingspreventie, efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen, reductie van de CO2- uitstoot, vermindering van de afvalproductie, bevordering van hergebruik, opneming van milieucriteria bij aanbestedingen, naleving van milieuwetgeving, duurzamer gedrag van personeel en belanghebbenden, enzovoort.

De strategie van de Commissie behelst daarom een vermindering van de werkelijke impact op het milieu van de dagelijkse en bestuurlijke activiteiten door middel van het milieubeheer- en milieu- auditsysteem EMAS.

De Commissie streeft naar een daadwerkelijke reductie van de impact door middel van EMAS, in plaats van door middel van matiging (met name verrekening) van de CO2-uitstoot.

Gezien de omvang en de organisatie van de Commissie, is EMAS eerst toegepast in een klein aantal gebouwen in Brussel en is de reikwijdte geleidelijk uitgebreid. In 2013 viel 89 % van het personeel en 57 % van de vloeroppervlakte van alle locaties onder de EMAS-registratie.

In het huidige begrotingsklimaat breidt de Commissie het systeem geleidelijk uit met de beschikbare middelen. De Commissie vervult een voorbeeldfunctie en moedigt door middel van het voorzitterschap van GIME (interinstitutionele groep voor milieubeheer) andere instellingen en organen aan om EMAS uit te voeren.

II. De Commissie breidt de reikwijdte van EMAS en de verslagen over de uitstoot voortdurend uit.

De enorme toename van de reikwijdte van EMAS geeft duidelijk aan hoezeer de Commissie zich inzet om haar impact op het milieu te verminderen. Het doel van de Commissie is nog steeds volledige verslaglegging wanneer EMAS volledig ten uitvoer is gelegd.

IV. De Commissie heeft sinds 2005 in Brussel een belangrijke vermindering van de CO2-uitstoot per vierkante meter behaald, zonder ervan uit te gaan dat met hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit een nulemissie tot gevolg heeft (-46,2 % tussen 2005 en 2012 in de EMAS-kantoor- gebouwen).

V. De uitvoering van EMAS in de Commissie en de voortdurende uitbreiding ervan zijn goed gevorderd, de vereisten van de verordening en de begrotingsbeperkingen in aanmerking nemend.

Bovendien moet de uitbreiding van EMAS als aanzienlijk worden beschouwd gezien de omvang, de geografische verspreiding en het organisatiepatroon.

Het invoeren van milieucriteria bij openbare aanbestedingen is een van de doelstellingen van het milieubeleid van de Commissie.

(3)

VI. De Commissie is voornemens door te gaan met de uitrol van EMAS, dat een gemeenschappelijk beleid vormt voor het terugdringen van de CO2-voetafdruk van de administratieve werkzaamheden van de EU-instellingen en -organen.

VII. De Commissie gaat gedeeltelijk akkoord met deze aanbeveling. De Commissie is van mening dat EMAS het juiste beleidsinstrument is voor het terugdringen van de CO2-voetafdruk van de EU- instellingen en -organen. De Commissie zal deze aanbeveling daarom in aanmerking nemen door EMAS verder uit te rollen.

Bij het vaststellen van een gekwantificeerd algemeen streefcijfer voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen voor het jaar 2030 wordt echter geen rekening gehouden met bredere overwegingen, zoals kostenefficiëntie en specifieke situaties bij de EU-instellingen en -organen.

Bovendien zal de Commissie doorgaan met de ontwikkeling van geschikte beleidsmaatregelen om de uitstoot van broeikasgasemissies op kostenefficiënte en zo alomvattend mogelijke wijze terug te dringen, ook met betrekking tot 2030, op basis van grondige effectbeoordelingen die een volledige evaluatie verstrekken van de desbetreffende kosten en baten, indien van toepassing.

Het verminderen van de uitstoot waar dat het minst kostbaar is vormt een kernaspect van het huidige beleid, waardoor bindende streefcijfers voor vermindering gewoonlijk alleen op Europees niveau of op lidstaatniveau worden vastgesteld in plaats van op het niveau van organisaties.

Hierdoor blijft de flexibiliteit behouden om de streefcijfers op de best mogelijk manier te behalen.

Hoewel de EU-wetgeving overheidsinstellingen geen specifieke streefcijfers voor uitstootreductie oplegt, is verdere actie op dit niveau wel mogelijk, ook door middel van de verdere uitrol van EMAS, dat een gemeenschappelijk beleid vormt voor het terugdringen van de CO2-voetafdruk van de administratieve werkzaamheden van de EU-instellingen en -organen.

(a) De Commissie gaat gedeeltelijk akkoord met de aanbeveling betreffende de succesvolle ontwikkeling van de methode van de milieuvoetafdruk van een organisatie (Organisation Environmental Footprint - OEF) in relatie tot overheidsinstellingen. Bovendien is de Commissie van mening dat zij door de uitvoering van EMAS een goede manier heeft gevonden om de belangrijkste directe en indirecte milieueffecten, met inbegrip van de uitstoot van broeikasgassen, te definiëren, te meten, en erover te rapporteren.

(b) De Commissie gaat akkoord met deze aanbeveling, waarbij zij de vrijwillige benadering en de autonomie van iedere EU-instelling en ieder EU-orgaan om te beslissen over de toepasselijkheid van een dergelijke verrekening onderstreept.

Bovendien zal de Commissie doorgaan met het nastreven van werkelijke uitstootreducties door middel van bestaand beleid, met inbegrip van het EMAS.

In een dergelijke gezamenlijke aanpak moet ook rekening worden gehouden met i) de noodzaak om te voorkomen dat verdere inspanningen om werkelijke uitstootreducties te behalen ontmoedigd worden, ii) de bestaande mechanismen, met inbegrip van de handel in emissierechten, en iii) de beschikbaarheid van systemen voor verslaglegging en voldoende hoogwaardige verrekeningmechanismen. Ook zal een beoordeling vereist zijn van de effecten op de EU-middelen en het gebruik van overheidsgeld.

(c) De Commissie gaat akkoord met deze aanbeveling en ondersteunt de bevordering van het EMAS-systeem volledig. Beperkingen in de reikwijdte maken deel uit van het EMAS-systeem om iedere organisatie in staat te stellen zich te richten op de belangrijkste milieuaspecten.

De Commissie zal het ondertekenen van de Europese gedragscode inzake energie-efficiëntie in gegevenscentra overwegen nadat verder is geëvalueerd of een en ander verenigbaar is met de financiële vooruitzichten, in het bijzonder wat administratieve kredieten betreft.

(4)

De huidige herziening van het FR/RAP schept het regulerende kader dat meer groene overheidsopdrachten met inbegrip van levenscycluskosten zal bevorderen, overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU.

De Commissie zal doorgaan met het ontwikkelen van leidraden voor GPP (groene overheidsopdrachten) en het gebruik van deze documenten aanmoedigen in de GIME-groep.

INLEIDING

1. De klassieke definitie van duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voldoet aan de behoeften van het heden zonder toekomstige generaties de mogelijkheid te ontzeggen om ook aan hun behoeften te voldoen. In deze context is het begrip 'beperkingen' derhalve van groot belang om te waarborgen dat het milieu zowel aan de huidige als de toekomstige behoeften kan voldoen.

4. De Europese Unie loopt voorop in proactief klimaatbeleid en klimaatactie op internationaal niveau. Er zijn er veel voorbeelden van situaties waarin beleid dat ten uitvoer is gelegd in verband met het doel om in 2020 de uitstoot met 20 % te hebben verminderd, ook van toepassing is op overheidsinstellingen, met inbegrip van EU-instellingen en het personeel daarvan. Dit zal ook het geval zijn voor de nieuwe doelstellingen voor 2030 (met inbegrip van het voorgestelde streefcijfer om de uitstoot van broeikasgassen met 40 % terug te dringen).

6. De Commissie is voornemens door te gaan met haar proactieve benadering van het klimaatbeleid en de tenuitvoerlegging daarvan en zal doorgaan met het ontwikkelen van gepast beleid om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen op een kostenefficiënte en zo alomvattende mogelijke wijze. Hoewel de EU-wetgeving overheidsinstellingen geen specifieke streefcijfers voor uitstootreductie oplegt, is verdere actie op dat niveau wel mogelijk, ook door middel van de verdere uitrol van EMAS. De enorme toename van de reikwijdte van EMAS geeft duidelijk aan hoezeer de Commissie zich inzet om haar impact op het milieu te verminderen.

7. De Commissie zal doorgaan met het nastreven van werkelijke uitstootreducties door middel van bestaand beleid, met inbegrip van EMAS, terwijl zij tevens andere opties overweegt, zoals verrekening.

In een dergelijke gezamenlijke aanpak moet ook rekening worden gehouden met: i) de noodzaak om te voorkomen dat verdere inspanningen om werkelijke uitstootreducties te behalen ontmoedigd worden, ii) de bestaande mechanismen, met inbegrip van de handel in emissierechten, en iii) de beschikbaarheid van systemen voor verslaglegging en voldoende hoogwaardige verrekeningmechanismen. Ook zal een beoordeling vereist zijn van de effecten op de EU-middelen en het gebruik van overheidsgeld.

OPMERKINGEN

12. De betrouwbare en alomvattende informatie over de CO2-voetafdruk is geen essentiële voorwaarde voor het opstellen en uitvoeren van mitigatiestrategieën. Bij de Commissie worden matigingsacties uitgevoerd die leiden tot een duidelijke vermindering van de milieueffecten.

16. De Commissie is van mening dat het gebruik van de gemeenschappelijke methode (OEF) voor het meten en bekendmaken van de milieuprestaties van organisaties gedurende de levenscyclus, overeenkomstig de aanbeveling van 9 april 2013, bevorderd moet worden, ook bij de bij EMAS geregistreerde organisaties. Na evaluatie van de resultaten van de testfase, zodra de herziene OEF- methode beschikbaar is, zal de Commissie de mogelijkheid overwegen om een interne testfase te starten om specifieke sectorale regels te ontwikkelen voor het berekenen en bekendmaken van de milieuvoetafdruk van de Commissie of van vergelijkbare overheidsinstellingen.

18. Wat de verwijzing naar EU-instellingen en -organen betreft die niet alle elementen van hun BKG-uitstoot hebben bekendgemaakt, wordt in de EMAS-verordening aangegeven dat organisaties

(5)

hun uitstoot bekend moeten maken voor zover deze toepasselijk en van betekenis is. Het is organisaties toegestaan om hun directe en indirecte uitstoot gedeeltelijk bekend te maken, onder meer afhankelijk van de reikwijdte van hun EMAS-registratie. Als organisaties in het geheel niet rapporteren over een van de EMAS-kernindicatoren, dan moet daarvoor een verklaring worden gegeven.

21. Het uitbreiden van de reikwijdte van de inbegrepen activiteiten is reeds opgenomen in het EMAS-actieplan voor 2014 en zal leiden tot een completer verslag voor 2013 en verdere resultaten.

29. Er is momenteel een uitgebreide test gaande met de OEF-methode, zoals aanbevolen door de Commissie, die tot eind 2016 duurt. De doelstellingen van de testfase omvatten de definiëring van een aantal technische vereisten die als basis zullen dienen voor een brede uitvoering van de methode in een overheidsdienst die is georganiseerd zoals de Commissie. Bovendien zullen de resultaten van de testfase waarschijnlijk leiden tot herziening/verbetering van de OEF-methode.

Gedurende deze testfase heeft de Commissie voorrang gegeven aan de ontwikkeling van sectorale regels voor OEF (OEFSR's) voor de sectoren waarvan de milieueffecten het grootst zijn. De sector van de overheidsinstellingen valt daar niet onder. Na evaluatie van de resultaten van de testfase, zodra de herziene OEF-methode beschikbaar is, zal de Commissie de mogelijkheid overwegen om een interne testfase te starten teneinde specifieke sectorale regels te ontwikkelen voor het berekenen en bekendmaken van de milieuvoetafdruk van de Commissie of van vergelijkbare overheidsinstellingen.

31. Voor de meeste organisaties is de uitstoot in het jaar 1990 niet bekend. Vergelijking van de huidige prestaties met de werkelijke uitstoot in 1990 geschiedt derhalve meestal op basis van schattingen.

35. De Commissie is van mening dat het rapporteren van de uitstoot als een nuluitstoot omdat groene elektriciteit is gebruikt, eventueel de werkelijke afname (of toename) van het energieverbruik kan maskeren.

37. Door de aankoop van groene elektriciteit moedigen de instellingen elektriciteitsproducenten aan om te kiezen voor centrales die hernieuwbare elektriciteit opwekken.

39. c) De meeste bezoekers en externe deelnemers rapporteren waarschijnlijk over hun vervoergerelateerde uitstoot via hun eigen organisaties, wat tot dubbeltelling kan leiden.

44. Hoewel de EU-wetgeving overheidsinstellingen geen specifieke streefcijfers voor uitstootreductie oplegt, is verdere actie op dat niveau wel degelijk mogelijk, ook door middel van de verdere uitrol van EMAS.

Het verminderen van uitstoot waar dat op de goedkoopste wijze kan gebeuren, vormt een kernaspect van het huidige beleid, waardoor bindende streefcijfers voor vermindering gewoonlijk alleen op Europees niveau of op lidstaatniveau worden vastgesteld in plaats van op het niveau van organisaties. Hierdoor blijft de flexibiliteit behouden om streefcijfers op de best mogelijk manier te behalen.

46. Op de vergadering van het EMAS-directiecomité van januari 2014 heeft de Commissie besloten om langetermijnstreefcijfers vast te stellen als aanvulling op de reeds bestaande jaarlijkse streefcijfers. Hiertoe is besloten om de diensten beter te ondersteunen bij het vaststellen van jaarlijkse streefcijfers en acties.

47. Aangezien het aantal medewerkers van de Commissie afneemt (-5 % bij de huidige financiële vooruitzichten) en aangezien de reikwijdte van EMAS voortdurend toeneemt, zal de Commissie zowel in absolute als in relatieve termen blijven rapporteren.

(6)

51. De Commissie zal doorgaan met de ontwikkeling van geschikte beleidsmaatregelen om de uitstoot van broeikasgasemissies op kostenefficiënte en zo alomvattend mogelijke wijze terug te dringen, ook met betrekking tot 2030, op basis van grondige effectbeoordelingen die een volledige evaluatie geven van de betreffende kosten en baten, indien van toepassing.

Het verminderen van de uitstoot waar dat het goedkoopst kan gebeuren, vormt een kernaspect van het huidige beleid, waardoor streefcijfers voor vermindering gewoonlijk alleen op Europees niveau of op lidstaatniveau worden vastgesteld in plaats van op het niveau van organisaties. Hierdoor blijft de flexibiliteit behouden om streefcijfers op de best mogelijk manier te behalen.

Hoewel de EU-wetgeving overheidsinstellingen geen specifieke streefcijfers voor uitstootreductie oplegt, is verdere actie op dit niveau wel degelijk mogelijk, ook door middel van de verdere uitrol van EMAS.

52. Er is een zeer grote keuze aan mogelijke compenserende kredieten van heel wisselende kwaliteit.

Er bestaan regels voor het gebruik van compensaties voor naleving in het kader van de EU- milieuwetgeving, die om redenen van consistentie in de toepassing van verrekening door EU- instellingen tot uiting moeten komen. Deze regels hebben zowel betrekking op de kwantiteit in verhouding tot de eigen actie als op het soort compensatie dat van voldoende kwaliteit wordt geacht. Zo is het bijvoorbeeld essentieel om ervoor te zorgen dat acties voor verrekening additioneel zijn, onderworpen zijn aan deugdelijke monitoring, verslaglegging en controle om fraudemogelijkheden te minimaliseren, en voldoen aan boekhoudkundige regels die mogelijke dubbeltellingen voorkomen.

De Commissie zal de hoogste prioriteit blijven geven aan het nastreven van daadwerkelijke uitstootreducties door middel van bestaand beleid, met inbegrip van EMAS, terwijl zij tevens andere opties zoals verrekening in aanmerking neemt.

Bij dergelijke overwegingen moet ook rekening worden gehouden met: i) de noodzaak om te voorkomen dat verdere inspanningen om werkelijke uitstootreducties te behalen ontmoedigd worden, ii) de bestaande mechanismen, met inbegrip van de handel in emissierechten, en iii) de beschikbaarheid van systemen voor verslaglegging en voldoende hoogwaardige verrekeningsmechanismen. Ook zal een beoordeling vereist zijn van de effecten op de EU-middelen en het gebruik van overheidsgeld.

61. Laatste streepje: De Commissie zal blijven streven naar daadwerkelijke uitstootreducties door middel van bestaand beleid, met inbegrip van EMAS, terwijl zij tevens rekening houdt met de aanbeveling om voor de EU-instellingen een gemeenschappelijke aanpak voor verrekening te ontwikkelen.

Het is van belang te bedenken dat de CO2-uitstoot van alle vluchten binnen en tussen de landen van de Europese Economische Ruimte (EER) sinds 2012 onderworpen is aan de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS) (voor Kroatië is dat vanaf 1 januari 2014). Dat betekent dat luchtvaartondernemingen voor al die emissies emissierechten moeten verwerven en inleveren.

Vluchten binnen de EER zijn daarom onderworpen aan de CO2-prijs van het EU-ETS, en dit kan beschouwd worden als gelijkwaardig aan compensatie.

Zie de opmerkingen bij punt 52.

65. De Commissie wijst erop dat Tabel 6 niet het daadwerkelijke geregistreerde aantal vierkante meters weergeeft maar slechts het percentage van de oppervlakten van gebouwen.

67. De inspanningen die moeten worden verricht om te voldoen aan de EMAS-vereisten mogen niet worden onderschat. De Commissie is verreweg de grootste instelling. De Commissie heeft een zeer

(7)

duidelijk beleid om EMAS geleidelijk uit te breiden naar alle locaties en activiteiten binnen het beschikbare budget (zie besluit C(2013)7708).

68. De uitbreiding van EMAS naar Brussel en Luxemburg is direct na het besluit in 2009 van start gegaan. In 2010 waren de activiteiten in Brussel volledig geregistreerd en in 2012 was dat het geval voor Luxemburg. De volledige registratie van de gebouwen in Brussel zal in 2015 voltooid zijn en dat zal geleidelijk ook gelden voor de andere locaties.

69. Het besluit tot ISO 14001-certificering van de vijf locaties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek was genomen voordat de Commissie in 2009 besloot tot uitbreiding van EMAS.

Het EMAS-registratieproces voor deze locaties is momenteel in werking getreden.

70. De Commissie heeft besloten dat de uitbreiding van EMAS op hoog niveau gemonitord moet worden door het EMAS-directiecomité. Uitbreiding geschiedt geleidelijk waarbij de belangrijkste locaties voorrang krijgen. De vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten beslaan in termen van oppervlakte ongeveer 2 % van alle gebouwen van de Commissie. Enkele hiervan worden door andere instellingen beheerd.

76. Benadrukt moet worden dat de vermindering van het energieverbruik in de Brusselse gebouwen met 15 % tussen 2005 en 2012 is gerealiseerd terwijl het personeelsbestand van de Commissie als gevolg van uitbreiding met 25 % is toegenomen.

79. Het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften gaan uit van dezelfde beginselen als de richtlijnen, zodat de EU-regels consistent zijn met de regels die in de lidstaten van toepassing zijn.

Het nieuwe Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften (Rules of Application - RAP) daarvan, waarvoor momenteel een goedkeuringsprocedure loopt, zouden de toepassing van milieuoverwegingen verder moeten bevorderen, met inbegrip van levenscycluskosten als beloningsmethode overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU.

80. Het FR/RAP is een horizontale regeling die niet is bedoeld om sectorale verplichtingen per beleidsterrein vast te stellen, maar om algemene regels te verschaffen voor de tenuitvoerlegging van de begroting.

De lopende goedkeuringsprocedure voor het FR/RAP dient erin te voorzien dat EU-instellingen bij het gebruik van levenscycluskosten op EU-niveau goedgekeurde methoden gebruiken, voor zover beschikbaar. Deze mogelijkheid moet door de relevante diensten in het kader van het EMAS-beleid worden toegepast.

81. De Commissie acht het passend, gebruik te maken van het vademecum en van specifiek advies voor de bevordering van groene overheidsopdrachten (GPP) op basis van vrijwilligheid, waarbij tevens zorg wordt gedragen voor de verspreiding van beste praktijken die ook als referentie voor de lidstaten kunnen dienen.

84. Over het geheel genomen wordt in de meeste gevallen enige vorm van GPP gebruikt, hoewel veel processen niet geheel groen zijn. Slechts in een kwart van de contracten zijn geen groene criteria opgenomen. Met dit resultaat doen de instellingen het beter dan het gemiddelde van de overheidsinstellingen in Europa. Volgens een studie1 die is gebaseerd op een in de gehele EU gehouden enquête, hield gemiddeld 54 % van de overheidsinstellingen rekening met enige vorm

1 The Uptake of Green Public Procurement in the EU27, Centrum voor Europese Beleidsstudies http://ec.europa.eu/environment/gpp/pdf/CEPS-CoE-GPP %20MAIN %20REPORT.pdf

(8)

van groene criteria bij hun laatste aanbesteding in de periode 2009-2010 voor tien belangrijke productgroepen (bouw, elektriciteit, schoonmaakproducten en -diensten, textiel, maaltijd- en cateringverzorging, meubilair, kantoorautomatiseringsapparatuur, papier, groenvoorzienings- producten en -apparatuur, vervoer).

85. In de mededeling van de Commissie genaamd "Overheidsopdrachten voor een beter milieu" (zie voetnoot 42), stelt de Commissie voor dat tegen 2010 50 % van alle aanbestedingen groen moet zijn, dat wil zeggen in overeenstemming met de in punt 4.1 vastgestelde gemeenschappelijke kerncriteria voor GPP. Dit percentage moet zowel in aantal als in waarde van groene contracten worden uitgedrukt, in verhouding tot het totale aantal en de totale waarde van de contracten die zijn gesloten in de sector waarvoor kerncriteria voor GPP zijn vastgesteld. Deze doelstelling heeft later de steun gekregen van de Raad2.

Aangezien de Rekenkamer ook productgroepen heeft opgenomen waarvoor geen EU-criteria voor GPP bestaan, zijn de methoden voor de wijze waarop het behalen van het GPP-streefcijfer moet worden geëvalueerd niet geheel met elkaar in overeenstemming.

86. Samen met de lidstaten die zijn vertegenwoordigd in de informele GPP-adviesgroep, heeft DG Milieu in 2012/2013 een prioritering voor GPP uitgevoerd om de behoefte aan de ontwikkeling van GPP-criteria vast te stellen. Gegevenscentra hebben een hoge prioriteit gekregen en binnenkort zal worden besloten of er criteria voor gegevenscentra zullen worden vastgesteld. Verwacht wordt dat gebouwenbeheer opgenomen zal worden in de komende criteria voor kantoorgebouwen.

Zakenreizen hebben geen specifieke prioriteit toegekend gekregen.

87. Het herzien van criteria is een middelenintensief proces. De Commissie tracht bestaande leemten op te vullen en productgroepen te herzien binnen het kader van de bestaande middelen. De criteria voor mobiele telefonie zijn van de website gehaald aangezien deze inderdaad niet ambitieus genoeg meer waren en bovendien hebben zij geen hogere prioriteit toegekend gekregen door de GPP-adviesgroep.

89. De aanpak op basis van levenscycluskosten is niet noodzakelijkerwijze relevant voor alle productgroepen. Als een aanbesteder bijvoorbeeld milieuvriendelijk papier wil kopen, zou de specificatie dat het papier 'gerecycled' is, dan wel 'afkomstig uit duurzame bronnen', moeten volstaan want voor deze productgroep heeft de aanbesteder geen onderhouds- of operationele kosten.

De Commissie bereidt de omzetting van deze richtlijn in het Financieel Reglement voor. Zij stelt het gebruik van de levenscycluskosten echter niet verplicht.

Laatste streepje: De Commissie doet momenteel onderzoek naar het verschaffen van richtsnoeren voor levenscycluskosten.

90. De Commissie heeft streefcijfers voor de energieprestaties van gebouwen en bereikt positieve resultaten met het EMAS-systeem. Voor Brussel bijvoorbeeld, waar Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie uitgaat van 0,13 % van de jaarlijkse energiebesparingen, ging de Commissie in haar plan uit van 1 % van de jaarlijkse energiebesparingen, wat acht keer hoger ligt.

93. Hoewel dit programma nog steeds loopt, waren de prioriteiten van het OIB, OIL en JCR in overeenstemming met de toepasselijke nationale en regionale normen. Dit sluit de mogelijkheid niet uit dat enkele van de meer recente bouwprojecten van de Commissie, en met name de verwachte

2 Conclusies van de Raad van 22 september 2008,

http://register.consilium.europa.eu/doc/srv?l=EN&f=ST %2013067 %202008 %20INIT

(9)

projecten op de JCR-locatie in Ispra, inderdaad zullen voldoen aan de vereisten van het Programma voor groene gebouwen. Het OIB zal in de toekomst aan het programma deelnemen als er een toegevoegde waarde is.

94. In de handleiding voor gebruikelijke bouwspecificaties (MIT) wordt gestreefd naar het behalen van passieve prestaties van gebouwen en worden de volgende minimumvoorschriften voor projecten vastgesteld:

- Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen, - Regionale wettelijke minimumvoorschriften.

Op basis van de handleiding is ook vereist dat er energie-audits en/of energieonderzoeken worden uitgevoerd om de toepassing van oplossingen voor energie-efficiëntie en de invoering van hernieuwbare energie te beoordelen.

95. De Commissie verplicht zich ertoe de voorbeeldfunctie van overheidsorganen te vervullen door haar toezegging om de vereisten van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (artikelen 4 en 5) toe te passen en het OIB (Brussel) heeft de technische effecten van de richtlijn op haar gebouwen beoordeeld.

In ieder geval zal, voor zowel nieuwe gebouwen als voor renovaties, bij de ambities voor toekomstige projecten en de bijbehorende financiële effecten rekening moeten worden gehouden met het beschikbare jaarlijkse begrotingskrediet binnen het meerjarig financieel kader 2014-2020.

100. De Commissie beperkt haar aanpak niet tot de energie-efficiëntie van een gebouw en is van mening dat BREEAM of soortgelijke systemen veelomvattender en meer in overeenstemming zijn met haar beleid en de algehele impact op het milieu van haar activiteiten.

101. De vereisten van de EU-gedragscode voor gegevenscentra in de gebouwen van de Commissie zouden zeer grote gevolgen hebben voor de begroting. Het besluit om verder te gaan zou voorts belangrijke aanpassingen aan de gebouwen van de Commissie met zich meebrengen en door hun ouderdom kan aan sommige eisen niet eens worden voldaan. Desalniettemin leeft de interne organisatie van de gegevenscentra de aanbevelingen van de gedragscode na.

Afgezien van haar eigen gegevenscentra heeft de Commissie faciliteiten voor gegevenscentra gehuurd in Luxemburg en Brussel. De eigenaren van deze faciliteiten hebben de gedragscode ondertekend.

De Commissie beraadt zich momenteel over haar beleid inzake gegevenscentra, met inbegrip van het gebruik van de "cloud".

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

102. De Europese Unie loopt voorop in proactief klimaatbeleid en klimaatactie op internationaal niveau. Zij zal daarmee doorgaan ten aanzien van de nieuwe doelstellingen voor 2030 en het voorgestelde emissiereductiestreefcijfer van 40 %.

103. De Commissie is van mening dat EMAS het juiste beleidsinstrument is voor het verminderen van de CO2-voetafdruk van de EU-instellingen en -organen.

Bovendien zijn er veel voorbeelden van situaties waarin beleid dat ten uitvoer is gelegd in verband met het doel om in 2020 de uitstoot met 20 % te hebben verminderd, ook van toepassing zijn op overheidsinstellingen, met inbegrip van EU-instellingen en hun personeel. Dit zal ook het geval zijn voor de nieuwe doelstellingen voor 2030 (met inbegrip van het voorgestelde streefcijfer om de uitstoot van broeikasgassen met 40 % terug te dringen).

104. Het beleid van de Commissie is erop gericht de uitstoot van broeikasgassen op een kostenefficiënte en op zo alomvattende wijze mogelijk te verminderen, in het bijzonder door middel

(10)

van het klimaat- en energiepakket. Gezien het beperkte aandeel van de uitstoot als gevolg van administratieve activiteiten van EU-instellingen, heeft de Commissie het niet passend geacht om bindende regels op te stellen voor dit soort activiteiten. De uitstoot is in ieder geval opgenomen in de reductiestreefcijfers op EU-niveau of op de nationale niveaus.

105. Er zijn geen aanwijzingen dat bindende regels voor alle EU-instellingen en -organen tot betere resultaten zouden hebben geleid.

106. De Commissie is voornemens door te gaan met de uitrol van EMAS, dat voorziet in een gemeenschappelijk beleid voor het verminderen van de CO2-voetafdruk van de administratieve werkzaamheden van de EU-instellingen en -organen.

Aanbeveling

Gemeenschappelijk beleid voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen

1. De Commissie gaat gedeeltelijk akkoord met deze aanbeveling. De Commissie is van mening dat EMAS het juiste beleidsinstrument is voor het verminderen van de CO2-voetafdruk van de EU- instellingen en -organen. De Commissie zal deze aanbeveling daarom in aanmerking nemen door EMAS verder uit te rollen.

Bovendien zal de Commissie doorgaan met de ontwikkeling van geschikte beleidsmaatregelen om de uitstoot van broeikasgasemissies op kostenefficiënte en zo alomvattend mogelijke wijze terug te dringen, ook met betrekking tot 2030, op basis van grondige effectbeoordelingen die een volledige evaluatie geven van de betreffende kosten en baten, indien van toepassing.

Het verminderen van uitstoot waar dat op de goedkoopste wijze kan gebeuren, vormt een kernaspect van het huidige beleid, waardoor bindende streefcijfers voor vermindering gewoonlijk alleen op Europees niveau of op lidstaatniveau worden vastgesteld in plaats van op het niveau van organisaties. Hierdoor blijft de flexibiliteit behouden om streefcijfers op de best mogelijk manier te behalen.

Hoewel de EU-wetgeving overheidsinstellingen geen specifieke streefcijfers voor uitstootreductie oplegt, is verdere actie op dat niveau wel degelijk mogelijk, ook door middel van de verdere uitrol van EMAS, dat een gemeenschappelijk beleid vormt voor het verminderen van de CO2-voetafdruk van de administratieve werkzaamheden van de EU-instellingen en -organen.

Gecombineerd antwoord op de aanbevelingen 1(a) en (b)

De Commissie gaat niet akkoord met dit deel van de aanbeveling, aangezien hierbij geen rekening wordt gehouden met bredere overwegingen, zoals kostenefficiëntie en specifieke situaties bij de EU-instellingen en -organen. Voor een dergelijke aanpak is het nodig dat de vermeende voordelen concreet worden aangetoond.

107. De Commissie is voornemens de monitoring van de BKG-uitstoot binnen het EMAS-systeem te intensiveren

108. De Commissie heeft haar inspanningen geconcentreerd op het energieverbruik van haar gebouwen, omdat dit de grootste bron van uitstoot van broeikasgassen was waar het rendement op de investering het grootst was. De Commissie richt zich momenteel op mobiliteit, dat de op één na grootste bron van uitstoot vormt.

109. De Commissie heeft in het verleden een aanpak gehuldigd waarbij bij de berekening van de emissies ten gevolge van haar elektriciteitsverbruik uit hernieuwbare energiebronnen in Brussel ervan werd uitgegaan dat de voetafdruk dan nul was. Het energieverbruik in de kantoorgebouwen die zijn geregistreerd in het EMAS-systeem is tussen 2005 en 2012 met 40,5 % verminderd (Brussel, kWh/m2).

(11)

Aanbeveling

Geharmoniseerde berekening en rapportage van de uitstoot

2. De Commissie gaat akkoord met de aanbeveling betreffende de succesvolle ontwikkeling van de methode van de milieuvoetafdruk van een organisatie (OEF) voor overheidsinstellingen. De Commissie is van mening dat zij door de uitvoering van EMAS een goede manier heeft gevonden om de belangrijkste directe en indirecte milieueffecten, met inbegrip van de broeikasgasuitstoot, te definiëren, te meten, en erover te rapporteren. Door middel van EMAS en verdere interinstitutionele samenwerking zullen instellingen tot een geharmoniseerde aanpak van de berekening van hun BKG-uitstoot kunnen komen.

(a) Er is momenteel een uitgebreide test gaande met de OEF-methode, zoals aanbevolen door de Commissie, die tot eind 2016 duurt. De doelstellingen van de testfase omvatten de definiëring van een aantal technische vereisten die als basis zullen dienen voor een brede uitvoering van de methode in een complex bestuurssysteem zoals dat van de Commissie. Bovendien zullen de resultaten van de testfase waarschijnlijk leiden tot een herziening/verbetering van de OEF-methode.

Gedurende deze testfase heeft de Commissie voorrang gegeven aan de ontwikkeling van sectorale regels voor OEF (OEFSR's) voor de sectoren met de meeste impact op het milieu. Het is duidelijk dat de sector van het openbaar bestuur daar niet onder valt. Na evaluatie van de resultaten van de testfase, zodra de herziene OEF-methode beschikbaar is, zal de Commissie de mogelijkheid overwegen om een interne testfase te starten om specifieke sectorale regels te ontwikkelen voor de berekening en verslaglegging van de milieuvoetafdruk van de Commissie of vergelijkbare overheidsinstellingen.

110. Het EU-klimaatbeleid of de EU-wetgeving voorziet inderdaad niet in verplichte regelingen om de uitstoot te compenseren. De Commissie heeft gestreefd naar daadwerkelijke uitstootreducties door middel van bestaand beleid, met inbegrip van EMAS.

Aanbevelingen

Gezamenlijke aanpak voor vrijwillige verrekening

3. De Commissie gaat akkoord met deze aanbeveling, waarbij zij de vrijwillige benadering en de autonomie van iedere EU-instelling en ieder EU-orgaan om te beslissen over de toepasselijkheid van een dergelijke verrekening onderstreept.

Het EU-klimaatbeleid of de EU-wetgeving voorziet inderdaad niet in verplichte regelingen om de uitstoot te compenseren. De Commissie zal blijven streven naar daadwerkelijke uitstootreducties door middel van bestaand beleid, met inbegrip van EMAS.

In een dergelijke gezamenlijke aanpak moet ook rekening worden gehouden met: i) de noodzaak om te voorkomen dat verdere inspanningen om werkelijke uitstootreducties te behalen ontmoedigd worden, ii) de bestaande mechanismen, met inbegrip van de handel in emissierechten, en iii) de beschikbaarheid van systemen voor verslaglegging en voldoende hoogwaardige verrekeningsmechanismen. Ook zal een beoordeling vereist zijn van de effecten op de EU-middelen en het gebruik van overheidsgeld.

4. De Commissie gaat akkoord met deze aanbeveling. Er is een zeer grote keuze aan mogelijke compenserende kredieten van heel wisselende kwaliteit.

Er bestaan regels voor het gebruik van compensaties binnen de EU-milieuwetgeving, die omwille van eenduidigheid altijd in aanmerking zouden moeten worden genomen als EU-instellingen gebruik maken van verrekening. Deze regels hebben zowel betrekking op de kwantiteit in verhouding tot de eigen actie als op het soort compensatie dat van voldoende kwaliteit wordt geacht. Zo is het bijvoorbeeld essentieel om ervoor te zorgen dat acties voor verrekening additioneel zijn, onderworpen zijn aan deugdelijke monitoring, verslaglegging en controle om

(12)

fraudemogelijkheden te minimaliseren, en voldoen aan boekhoudkundige regels die mogelijke dubbeltellingen voorkomen.

De Commissie zal de hoogste prioriteit blijven geven aan het nastreven van daadwerkelijke uitstootreducties door middel van bestaand beleid, met inbegrip van EMAS, terwijl zij tevens andere opties zoals verrekening in aanmerking neemt.

5. De Commissie gaat akkoord met deze aanbeveling, waarbij zij erkent dat het voordeel voor de lokale bevolking slechts één afweging is waarmee rekening moet worden gehouden bij de evaluatie van de kwaliteit van de compensaties.

111. De Commissie is het eens met de opmerking van de Rekenkamer dat de instellingen zich bij het EMAS-systeem moeten aansluiten en/of er beter gebruik van moeten maken.

112. EMAS is een krachtig en veeleisend beheersinstrument en een snelle invoering is niet verenigbaar met de financiële beperkingen van de meeste EU-instellingen. De beperkingen in de reikwijdte van EMAS maken deel uit van het EMAS-systeem zelf. EMAS moet worden ingevoerd op kostenefficiënte en zo alomvattend mogelijke wijze.

113. Over het geheel genomen is in de meeste gevallen enige vorm van GPP gebruikt, hoewel veel processen niet geheel groen zijn. Slechts in een kwart van de contracten zijn geen groene criteria opgenomen. Met dit resultaat doen de instellingen het beter dan het gemiddelde van de overheidsinstellingen in Europa. Volgens een studie (zie voetnoot 1 van het antwoord van de Commissie) die is gebaseerd op een in de gehele EU gehouden enquête, hield gemiddeld 54 % van de overheidsinstellingen rekening met enige vorm van groene criteria bij hun laatste aanbesteding voor tien belangrijke productgroepen (bouw, elektriciteit, schoonmaakproducten en -diensten, textiel, maaltijd- en cateringverzorging, meubilair, kantoorautomatiseringsapparatuur, papier, groenvoorzieningsproducten en -apparatuur, vervoer) in de periode 2009-2010.

Voor de meeste renovatieprojecten en/of nieuwbouwprojecten maakt de Commissie doorgaans gebruik van BREEAM-norm "excellent", die niet uitsluitend beperkt is tot energieprestaties.

114. De Commissie buigt zich verder over de vraag of deelname aan de Europese gedragscode inzake energie-efficiëntie in gegevenscentra verenigbaar is met de financiële vooruitzichten, in het bijzonder wat de administratieve kredieten betreft.

Aanbevelingen

Volledige uitvoering van EMAS en groene aanbestedingen

6. De Commissie gaat akkoord met deze aanbeveling en ondersteunt de bevordering van het EMAS-systeem volledig. Beperkingen in de reikwijdte maken deel uit van het EMAS-systeem om iedere organisatie in staat te stellen zich te richten op de belangrijkste milieuaspecten.

De Commissie zal het ondertekenen van de Europese gedragscode inzake energie-efficiëntie in gegevenscentra overwegen nadat verder is geëvalueerd of een en ander verenigbaar is met de financiële vooruitzichten, in het bijzonder wat de administratieve kredieten betreft.

7. De Commissie gaat akkoord met deze aanbeveling. De huidige herziening van het FR/RAP schept het regulerende kader dat meer groene overheidsopdrachten met inbegrip van levenscycluskosten zal bevorderen, overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU.

De Commissie zal doorgaan met het ontwikkelen van leidraden voor GPP en het gebruik van deze documenten aanmoedigen in de GIME-groep.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat de draaideuren tussen de EU-instellingen en de financiële sector onverminderd doordraaien, merkte Guillaume Prache, algemeen directeur van BETTER FINANCE, op

Op vraag van de minister van pensioenen de dato 11 juni 2020 heeft de commissie het onderzoek van de FSMA alsook haar feedback statement over de financiering van

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

De mogelijkheid om te variëren in modellen voor de rekenkamerfunctie is zowel tijdens de behandeling in het Parlement als in de jaren daarna bepleit met het argument dat

Er dient aandacht te zijn voor een voldoende hoog authenticatie-niveau; het moet onomstreden duidelijk zijn dat alleen de burger inzage heeft in zijn eigen gegevens en dat

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,