• No results found

Weergave van Bulletin KNOB 107 (2008) 4

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van Bulletin KNOB 107 (2008) 4"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond

Opgericht 7 januari 1899

B u l l e t i n

Tijdschrift van de K N O B , mede mogelijk gemaakt door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en M o n u m e n t e n en ®MIT, Faculteit B o u w k u n d e T U Delft Redactie

prof. dr. A.F.W. Bosman, prof. dr. W.F. Denslagen,

dr. R. Dettingmeijer (eindredacteur), prof. drs. H.L. Janssen,

prof. dr. M . C . Kuipers, prof. dr. K.A. Ottenheym, dr. F.H. Schmidt, dr. M.T.A. van Thoor,

prof. dr. D.J. de Vries (hoofdredacteur).

Kopij voor het Bulletin

Gaarne t.a.v. prof. dr. D.J. de Vries R A C M , Postbus 1001, 3700 BA Zeist

S u m m a r i e s mw. drs. U. Yland

A b o n n e m e n t e n Voorlopig kantooradres:

Penningmeester K N O B Postbus 6 7 , 4 8 5 0 A B Ulvenhout Tel.: 0 2 9 4 - 2 9 5 5 5 6

E-mail: info@knob.nl Web-site: www.knob.nl

Losse n u m m e r s voor zover n o g verkrijgbaar € 7 Abonnement en lidmaatschap K N O B : € 6 5 ;

€ 2 5 (studenten tot 27 jr) en € 5 0 (65+);

€ 125 (instelling e t c ) .

Opzeggingen schriftelijk voor 1 november van het jaar.

K N O B

Mr. W . M . N . E g g e n k a m p (voorzitter), mw . drs. D . H . H . Scheer- hout (vice-voorzitter), mr. dr. G. M e d e m a (secretaris), dhr. A.P.P. M e t (penningmeester), mw . drs. M . H a a k s m a n (studiedagen), m w. J.E. Oldenburge r (lid).

Druk en Lay-out Drukkerij Weevers

Postbus 22, 725 0 A A Vorden tel. 0575-55 10 10

ISSN 0166-047 0

INHOUD

N i e u w Erfgoed e n de n o o d z a a k tot revisie

( M . Kuipers en M.T. van T h o o r ) 129

John Veerman

De R o t t e r d a m s e villa Maaslus t en Berlage 130

Vincent van R o s s e m

M o d e r n e architectuur in de s c h a d u w van het m o d e r n i s m e 138

Marie-Thérèse van T h o o r

Een v e r d w e n e n m o n u m e n t van katholieke e m a n c i p a t i e :

de 'fraterfabriek' in Zeist 147

M a r i e k e Kuipers

N i e u w Erfgoed E r k e n d, reflecties op de recente

m o n u m e n t e n s e l e c t i e 155

P u b l i c a t i e s

W i m de Wagt, Piet Elling 1897-1962. Een s a m e n s t e m m e n d e

eenheid (recensie Dolf Broekhuizen) 167

H e r m a n van Bergeijk. Jan Wils. D e Stijl en verder

(recensie Dolf B r o e k h u i z e n ) 168

S u m m a r i e s 169

A u t e u r s 170

Richtlijnen voor a u t e u r s Bulletin K N O B

Afbeeldingen omslag:

Voorzijde: Keizersgracht 17-13 Amsterdam (foto Han van Gooi, BMA Amsterdam)

Achterzijde: A.J. van der Steur en G. Drexhage, TU Delft, Werktuigbouwkunde, 1953 (foto RACM)

B U L L E T I N K N O B

J a a r g a n g 107, 2008 , n u m m e r 4

(3)

Nieuw Erfgoed en de noodzaak tot revisie

Dit t h e m a n u m m e r van het Bulletin verschijnt mede ter gele- genheid van de K N O B / ® M I T werkconferentie ' N i e u w Erf- goed - N i e u w e O p g a v e ?' te Delft.

De vier bijdragen behandelen ieder vanuit een andere invals- hoek de noodzaak om nieuw onderzoek te doen naar de archi- tectuurontwikkeling en de monumentenzorg in de twintigste eeuw. De huidige geschiedschrijving vertoont nog vele lacu- nes door de sterke gerichtheid op architectuurvernieuwing en compleet nieuwe ontwerpen. In vergelijking met de 'moder- n e ' architectuur in Nederland komen verbouwingen en traditi- onele werken in de meeste overzichten veel minder aan bod, hoewel zij een belangrijk deel uitmaakten van de totale b o u w - productie en vaak heel moderne bouwwijzen en hulpmiddelen toepasten. Evenmin is tot nu toe veel aandacht besteed aan de omslag van voorheen nieuwe architectuur naar nieuw erfgoed en de culturele processen van waardering. Voor een revisie van zowel het historiografisch beeld als het architectonisch erfgoed ligt een e n o r m en veelzijdig werkterrein open dat voor grote verrassingen kan zorgen.

John Veerman beschrijft hoe zijn bouwhistorische speurtocht naar de b o u w- en ontwikkelingsgeschiedeni s van de in oor- sprong negentiende-eeuwse Villa Maaslust in de Rotterdamse Muizenpolder leidde tot de verrassende ontdekking dat archi- tect H.P. Berlage hiervoor in 1900 een sterk op modernisering gericht verbouwingsplan had ontworpen. Dit plan was nogal ingrijpend en is daarom in een c o m p r o m i s - v o r m uitgevoerd en door weer latere wijzigingen slechts ten dele herkenbaar gebleven. Een dergelijke casus biedt een goed inzicht hoe las- tig de architectonische opgave tot modificatie een eeuw gele- den al was.

Vincent van R o s s e m betoogt dat de ' m o d e r n e ' architectuur in de eerste helft van de twintigste eeuw een veel grotere veel- zijdigheid laat zien dan uit de latere historiografie naar voren komt, zoals diverse kantoorgebouwen en warenhuizen. Tevens beschrijft hij de wisselwerkin g tussen m o d e r n i s e r i n g, w e l - stand en monumentenzorg bij de herplaatsing van beeldbepa- lende b o u w f r a g e m e n t e n b o v e n o p v r o e g - t w i n t i g s t e - e e u w s e panden in de historische binnenstad van Amsterdam. Hierbij

speelde bouwinspecteur Eelke van Houten een zo belangrijke rol dat deze panden naar h e m zijn vernoemd. Het is een vorm van interventie die in het architectuurdebat tot grote menings- verschillen heeft geleid, maar die ook getuigt van een grote zorg om het stadsschoon en het stedelijk functioneren.

Marie-Thérèse van T h o o r behandelt aan de hand van de voor- malige St. Jozef-Kweekschool te Zeist (1932), aspecten uit het werk van architect Willem Maas en de rol van de gemeen- telijke monumentenzorg wanneer hergebruik aan de orde is.

Maas behoort tot de architecten die in de historiografie slechts een ondergeschikte plaats krijgen. Dat heeft zijn weerslag op de o m g a n g met zijn scheppingen, ook indien daar gerenom- m e e r d e kunstenaar s als Charles E y c k aan h e b b e n m e e g e - werkt. Voor een kantoorgebouw is de 'Fratersfabriek' ingrij- pend verbouwd en de kapel gesloopt. Dat kon relatief makke- lijk omdat de school indertijd te j o n g was voor een wettelijke monumentenstatus.

Marieke Kuipers tenslotte geeft een terugblik o p de recente selectie van honderd ' t o p m o n u m e n t e n ' uit de periode 1940- 1958. B e l e i d s m a t i g geldt dit als ' N i e u w E r f g o e d ' . Aan de n i e u w h e i d kleeft e c h t er ook een zekere d u b b e l z i n n i g h e i d zowel naar leeftijd als naar waardestelling. Het idee van een 'Top 100' blijkt in een lange traditie te staan van een behoefte aan kwalitatief onderscheid naar schoonheid en bijzonder- heid. Tegelijkertijd moet de huidige selectie breder worden opgevat en wel als een eerste urgentie-inventaris van het architectonisch erfgoed van het m i d d e n van de twintigst e eeuw in Nederland. De neiging o m kwantitatieve limieten te stellen aan monumentenselecties maakt het oordeel weliswaar scherper maar verhult dat de verhouding tussen oudbouw en n i e u w b o u w steeds onevenwichtiger is geworden. Dat maakt de n o o d z a a k tot v e r v o l g o n d e r z o e k , a a n v u l l e n d e bescher- mingsacties en een revisie van de architectonische o p g a ve alleen maar groter.

N a m e n s de redactie,

Marieke Kuipers en Marie-Thérèse van Thoor

(4)

De Rotterdamse villa Maaslust en Berlage

John Veerman

D e villa Maaslust

Het huis Maaslust, nu met het adres Parklaan 9, staat in de M u i z e n p o l d e r , w e l k e is gelegen tussen d e Parklaan en de Westzeedijk, westelijk van de o u d e stad. Sinds de aanleg tegen het eind van de 13de e e u w van de zeedijk - later d e Schielandsche Hoge Zeedijk genoem d - was dit buitendijks land. Het werd voornamelijk gebruikt als weidegrond met in de 17de eeuw hier en daar, m a a r in t o e n e m e n d e mate, een tuin met enige gebouwen. Bij een muizenplaag in 1633 kreeg het gebied zijn naam Muysverdriet. In 1702, na vele overstro- mingen, besloot de Vroedschap tot inpoldering waarna ook de naam veranderde. In de 18de eeuw werd de Muizenpolder een tuinenlandschap met buitenhuizen, theekoepels en oranjerie- en. Het landelijke karakter m a a k te in de loop van de 19de eeuw geleidelijk plaats voor de bedrijvigheid die kwam met de aanleg van het N i e u w e Werk, de Veer- en Zalmhaven en de later weer gedempte Westerhaven. Tegelijkertijd breidde een deel van de Rotterdamse elite zijn in de Muizenpolder gele- gen buitens uit.

Recente publicaties van Machteld van Limburg Stirum en van T h i m o de Nijs bieden waardevolle informatie over de Rotter- damse elite in deze periode.' Eerstgenoemde auteur geeft eni- ge details over Maaslust. Veel m e e r is er over de villa niet geschreven. Ter plaatse van Maaslust lagen aanvankelijk drie

Aft). 1. Rotterdam. Parklaan 9, villa Maaslust. de voorgevel nu (foto auteur) PAGINA'S 130-137

tuinen met vermoedelijk n o g bescheide n architectuur. Het eerste huis Maaslust werd omstreeks 1749 gebouwd. Dat huis is van enkele prenten bekend en staat in omtrek ook op de 19de-eeuwse kaarten. In het tweede kwart van de 19de eeuw is het huis aanzienlijk vergroot door de toenmalige eigenaar, j o n k h e e r mr. D.G. van Teylingen. Bankier Mr. Rudolph Adri- aan M e e s kocht het buiten in 1846 van k o o p m a n Richard Smith voor ƒ 28.500,--. D e zoon van genoemde bankier, ook met de naam Rudolph M e e s , gaf vier jaar na het door verer- ving in bezit krijgen opdracht tot afbraak en n i e u w b o u w van Maaslust. De herinneringssteen in de achtergevel vermeldt:

'DE EERSTE S T E E N G E L E G D DOOR J U S T I N E A D R I A N A M E E S , O u d

11 jaren 24 augustus 1874.'. De b o u w s o m was ƒ 107.828,—.

De plannen voor de nieuwe villa k w a m e n van de architecten J . M . van B i n s b e r g e n en J.C. Bellinghout. Ofschoo n g e e n illustere n a m e n , wisten de ontwerpers, zoals blijkt uit het gerealiseerde gebouw, wat er voor nodig was o m de rijke bur- gerij van een gepast decor te voorzien. Het werd een groot symmetrisch opgezet huis met souterrain, bel-étage, verdie- ping en zolder. Alle gevels kregen een middenrisaliet (afb.

1-2). H e t m i d d e n d e e l van het huis werd voorzien van een h o g e r dak. D e plattegronden waren streng g e o r d e n d , met g e s c h a k e l d e vertrekken aan voor- en achterzijde van een dwars gelegen middengang (afb. 3-6). In de details tekende zich de rijkdom van de opdrachtgever af: stucplafonds, betim-

AJb. 2. 'Maaslust', de achtergevel nu (foto auteur')

(5)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4

Afb. 3. 'Maaslust', plattegrond van het souterrain in de huidige toestand (Rijksgebouwendienst [RGD]. ¡979)

Afb. 4. 'Maaslust'. plattegrond van de bel-etage in de huidige toestand (RGD. ¡979)

m e r i n g e n , w a n d b e s p a n n i n g e n en m a r m e r e n platen binnen, grote ruiten in de vensters, allerhande ornamenten (waaronder 'Griekse') en hardsteen aan het exterieur. Vader en zoon Jan David en Louis Paul Zocher - wél vooraanstaande ontwerpers - kregen de opdracht voor de landschapstuin.

Aan het begin van de 20ste eeuw werd reeds een grote ver-

i" V e r - c t i o p i . n y

Afb. 5. 'Maaslust'. plattegrond van de eerste verdieping in de huidige toestand (RGD, 1979)

Afb. 6. 'Maaslust', plattegrond van de zolder in de huidige toestand (RGD, 1979)

bouwing uitgevoerd, welke we hieronder behandelen. Later, g e d u r e n d e het grootste deel van de 20ste eeuw, was het g e b o u w in handen van de staat der Nederlanden. Het diende o n d e r m e e r de directie van de Belastingdienst. Z o a l s vaker, hadden hier onder de regie van de Rijksgebouwendienst de bestemming van het gebouw enerzijds en de kunst- en archi- tectuurhistorische w a a r d e n anderzijds niet altijd hetzelfde gewicht; o n d a n ks de status van r i j k s m o n u m e nt schreed de kaalslag langzaam voort. In de laatste decennia was Maaslust weer particulier bezit. Ook dit deed het interieur weinig goed, hoewel behalve in de aankleding echt fundamentele ingrepen achterwege bleven.

(6)

132 B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4

Aft). 7. 'Maaslust', de uit 1900 stammende entree in de rechterzijgevel (foto auteur)

u E r u

F

Ë

j— j

r ! • i .

K —Xj'ytvll

Afb. 8. 'Maaslust', tekening van de rechterzijgevel in de huidige toestand (RGD, 1979)

Het onderzoek

Voorafgaand aan een volgende verbouwing is in november/

d e c e m b e r 2007 bo u w h i st ori sch o n d e r z o ek in opdracht van ProDelta uitgevoerd.2 Het pand was en bleef een kantoor. Tij- d e n s de o p n a m e van het g e b o u w tekende zich een handvol bouwfasen af. Een aanzienlijke wijziging van de entree en de aangrenzende vertrekken heeft omstreeks 1900 plaatsgevon- den. Deze datering is in de eerste plaats gebaseerd op materi- aalgebruik en vormgeving zoals bij de Jugendstilornamenten van het toegangshek en van de hoofdentree van het pand met de luifel, de relingen langs de toegangstrap en de voordeur (afb. 7-9). Later, nog v o o r de R i j k s g e b o u w e n d i e n s t zich manifesteerde, zijn relatief bescheiden wijzigingen aan de indeling en de aankleding doorgevoerd. Eens per ongeveer vijftien jaar vonden moderniseringen plaats. Deze fasen zijn te herkennen aan materiaal- en kleurgebruik, aan de inrichting en aankleding van keukentjes en toiletten, aan parketvloeren, dubbele beglazing op diverse plaatsen, installaties en systeem- plafonds.

Afb. 9. 'Maaslust'. de pui (uit 1900) tussen portaal en gang, gezien vanuit de gang. Merk op dat beide ruimten eenzelfde stucplafond (uit 1874) hebben (foto auteur)

Het archiefonderzoek gaf o n d e r b o u w i ng aan onze hypothe- sen. B o u w t e k e n i n g e n uit 1874 w e r d e n niet gevonden. Wel bleek het R o t t e r d a m s e g e m e e n t e a r c h i e f een b l a u w d r u k te bewaren waarop de 'nieuwe toestand' van de begane grond na de verbouwing van omstreeks 1900 is weergegeven (afb. 10).

H i e r m e e was ook de nieuwbouwsituatie van 1874 in grove trekken te reconstrueren. Zeker is, dat er in 1938 verbouwd is, m a a r d e planne n zijn o n s , v o o r a l s n o g , o n b e k e n d . Het gemeentearchief kent bij de bouwtekeningen een lacune voor de periode 1905-1940. Het archief van B o u w - en Woningtoe- zicht werd bewaard in het Stadstimmerhuis aan het Haring- vliet in het centrum. Het werd na het bombardemen t aan het begin van de Tweede Wereldoorlog door brand verwoest. De archieven geven verder een redelijk goed inzicht in hoe vanaf 1948 stapsgewijs de luxe verdween die Rudolph Mees zich had gepermitteerd.

(7)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4 133

Afb. 10. 'Maaslust'. de blauwdruk uit het gemeentearchief - hier in Afb. 11. 'Maaslust', het 'praatplaatje' dat aan de definitieve plannen negatief weergegeven - waarnaar de verbouwing van 1900 is uitgevoerd vooraf ging (Archief H.P Bertage, 0187-003. Nederlands

(Archief Bouw- en Woningtoezicht. 4-5-1900 BW636. Gemeentearchief Architectuurinstituut. Rotterdam [Nai]) Rotterdam)

D e verbouwing in 1900

In haar boek over de Muizenpolder maakt Van Limburg Sti- rum de opmerking dat Wijnand Mees, bewoner vanaf 1899, '"met de bekende architect Berlage enkele veranderingen in het huis [heeft] laten aanbrengen".' Aanvankelijk hebben we deze mededeling voor kennisgeving aangenomen. Nadat ech- ter bij een aantal details gebleken was hoezeer de auteur op de hoogte was van de feiten, werd het toch aantrekkelijk om de veronderstelde invloed van Berlage nader te onderzoeken.4 D e b l a u w d r u k in het R o t t e r d a m s e g e m e e n t e a r c h i e f geeft ontegenzeggelijk de bel-étage van Maaslust weer. Er is door de architect geen signatuur of stempel aangebracht, maar de tekenwijze en het handschrift horen thuis rond het begin van de 20ste eeuw. Vanwege de genoemde lacune in het gemeen- tearchief moet de tekening op zijn laatst in 1905 zijn gearchi- veerd. Het precieze jaartal blijkt opgesloten te zitten in het inventarisnummer: 4-5-1900 BW 636. D e stilistische kenmer- ken van sommige details van het gebouw (zie bijvoorbeeld de genoemde luifel boven de entree en het beslag op de deuren) komen met die datering overeen.

Hoe kan Hendrik Petrus Berlage hier mee verbonden w o r d e n ? De overzichtswerken en monografieën s o m m e n diens ontwik- keling en schetsen op, meestal in chronologische volgorde.5 Het gaat daarbij eigenlijk altijd over nieuw ontworpen gebou- wen en in de oeuvrelijsten vindt men Maaslust niet. Evenmin komt de villa voor temidden van de omstreeks 1900 ontstane

werken in de chronologisch geordende inventarislijst van het Archief H.P. Berlage, bewaard in het Nederland s Architec- tuurinstituut (NAi) te R o t t e r d a m . Tekeningen van het huis worden echter gevonden in een restcategorie in de Berlage- inventaris. Zij zijn g e n u m m e r d B E R L 0 1 8 7 . 0 0 1 t/m 0 0 4 : 'Woonhuis voor dhr. M e e s ' . Dit is een bijzonder interessante set. We treffen de calque aan waarnaar de hierboven behan- delde blauwdruk is vervaardigd en waarnaar de wijzigingen aan de bel-étage zijn uitgevoerd. Met grijs gevulde muren zijn op de plattegrond de reeds bestaande muren en de zwarte zijn de nieuwe. Goed is te zien waar de serre, de stookplaatsen, wanden, vensters en een wc moesten worden toegevoegd. De andere drie tekeningen tonen de voorafgaande ontwerpstadia.

Hiervan geven twee tekeningen grofweg hetzelfde weer. O p beide is uitsluitende de plattegrond van de bel-étage weerge- g e v e n . De m u r e n zijn met m a g e n t a ( b e s t a a n d ) en r o o d (nieuw) ingekleurd (afb. 11). Van s o m m i g e ruimten is de functie in geïnkte letters aangeduid. Met een grote hoeveel- heid potloodbijschriften in een vlotter handschrift worden ook gewenste veranderingen op het plan aangegeven. In enkele gevallen geven de bijschriften echter j u i s t aan wat op dat m o m e n t aanwezig is. D e z e b l a d e n zullen op tafel h e b b e n gelegen bij het overleg met Wijnand M e e s, die Maaslust in 1899 van zijn vader Rudolph erfde en meteen tot verbouwing wilde overgaan. De doorhalingen en bijschriften maken dui- delijk dat de ideeën van de architect niet altijd zijn aanvaard.

D e plannen betreffen vooral veranderingen aan de rechterzij-

(8)

134 B U L L E T I N K N O B 2008-4

de van het pand. D e hoofdentree had zich vanaf de nieuw- bouw in 1874 in de middenrisaliet van de rechtergevel bevon- den. Daarachter lag een vestibule die toegang gaf tot de in het midden van het pand dwars gelegen gang. In 1900 wilde men in dit deel van de bel-étage een keuken aanbrengen. Een nieu- we trap moest de verbinding met een andere keuken, eronder in het souterrain, gaan vormen. In samenhang hiermee werd de bestaande entree in de rechterzij gevel naar voren gehaald.

In het achterste of rechterdeel van de zijgevel werd (of was reeds) een toegang tot het souterrain geplaatst. Het vertrek rechtsvoor, dat aanvankelijk deel uitmaakte van een driedelige suite, werd door de ingreep gereduceerd tot een veel kleinere spreekkamer met garderobe.

Deze toestand bestaat vandaag de dag nog: in het voorste (of linker) deel van de rechterzijgevel bevindt zich de entreepartij met een trap van hardsteen. Deze trap begint buiten de rooi- lijn en loopt het portiek in. Het buitenste deel van de trap wordt geflankeerd door g e s m e d e balustrades en heeft een rijk versierde, deels ijzeren, deels glazen luifel. Het portiek wordt afgesloten door een blank gelakte deurpartij met siersmeed- werk. Hierachter ligt een vestibule die aan voor- en achterzij- de door eenvoudiger puien wordt begrensd. Vloer en lambri- sering bestaan uit marmerplaten. Opvallend is het stucplafond met omlopende bloklijsten. Dit plafond is van exact hetzelfde type als dat van de m o n u m e n t a le dwarsgang die aan de ach- terzijde o p de vestibule aansluit. Voor de vestibule ligt het bescheiden vertrek, dat als spreekkamer diende. D e tekenin- gen met magenta deelden dit nog verder op o m ruimte te bie- den aan een garderobe en een wc, maar dit is niet uitgevoerd.

In plaats daarvan k w a m er aan de linkerzijde van het huis een uitbouw met w c . O p tekening werd die uitbouw eerst achter

Afb. 12. 'Maaslust'. de plattegronden bij Berlages vroegste plannen (Archief H.P. Berlage, 0187-004, NAi)

de risaliet van de linker zijgevel geplaatst, maar hij ging met enkele potloodhale n naar de voorzijde. Hoewel de verdere opdeling van het vertrek rechtsvoor achterwege bleef, maakte het uitgevoerde plan een eind aan de heldere structuur van voorvertrek, gang (met entree) en achtervertrek. Dit blijkt uit de calque en de blauwdruk die de uiteindelijke plannen weer- geven én uit de tegenwoordig ter plaatse aanwezige indeling en bouwsporen.

Rigoureuze plannen

Het vierde blad in het NAi beeldt in plattegrond zowel souter- rain, bel-étage als eerste verdieping af (afb. 12 en 13). O p deze plattegronden zijn de bestaande muren zwart gekleurd en de nieuw e magenta . N a a s t de genikte opschriften staan nadere bepalingen in potlood. De keuken wordt in deze vari- ant linksvoor in het souterrain gesitueerd. Dit vertrek zou dan tegen zijn linkerwan d een stookplaats krijgen. Onderin het trappenhuis, achter de risaliet van de linkerzijgevel, moest een n i e u we toegang tot het souterrain k o m e n . Belangrijker zijn de voorgestelde wijzigingen in het rechterdeel van de plattegrond. Zij hebben betrekking o p alledrie de afgebeelde b o u w l a g e n . D e architect wilde het deel van M a a s l u s t dat rechts van de voorgevelrisaliet is gelegen grotendeels slopen en vervangen door nieuwbouw. D e rooilijn van de bestaande risaliet van de rechtergevel zou worden aangehouden. O p het niveau van het souterrain en van d e b e l - é t a ge w e r d e n de muren voor, achter en rechts van de gang gehandhaafd. Aan d e voorzijde zou een uitbouw worden gerealiseerd die even

Afb. 13. 'Maaslust', uitsnede uit de zelfde tekening. De bei-etage, waarvan het rechtse deel, als het aan Berlage had gelegen, geheel vernieuwd zou worden (Archief H.P. Berlage, uitsnede uit 0187-004, NAi)

(9)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4

breed was, maar half zo diep als het gesloopte stuk. In deze nieuwe strook moest de zijentree komen te liggen. Achter was een smalle maar hogere uitbouw voorzien met w c ' s o p bel- étage en eerste verdieping. De architect programmeerde tegen de voor- én achtergevel een serre - om de opgegeven ruimte te herwinnen en om de toekomstige b o u w m a s sa een nieuwe, meer gecentraliseerde compositie te geven.

De hier als laatste beschreven plannen staan duidelijk het meest ver af van wat uiteindelijk is gerealiseerd. Een schets geeft een indruk van wat de ruimtelijke gevolgen zouden zijn geweest (afb. 14). De plannen stammen uit het vroegste stadi- um, waarin de architect gewoon maar eens aan de gang is gegaan met een ' p r o g r a m m a van e i s e n ' . Dit p r o g r a m m a is bewaard gebleven. Het k w a m in de vorm van notities o p twee folioblaadjes tevoorschijn uit het Archief H.P. Berlage in het NAi (de tekst is hierachter opgenomen als bijlage). Niet alleen geeft het programma de wensen van Wijnand Mees weer, het biedt ook inzicht in wat in het jaar 1900 reeds bestond en/of toegevoegd was: de kamer links achter in het souterrain waarin een gedecoreerde stucplafond wordt aangetroffen, blijkt de biljartkamer; d e vaste kastenwand in een achtervertrek op de eerste verdieping werd door Berlage ontworpen (later opnieuw vertimmerd); het achterbalkon bestond in 1900 al, maar moest met ruiten worden dichtgemaakt en kreeg een tuintrap; een deur met een witje als bovendeurstuk werd uit de middensalon aan de voorzijde verwijderd; het witje verhuisde naar de ach- tersalon: e t c . Leuk zijn de v e r m e l d i n g e n van "Roepers' (spreekbuizen?), van 'Electrischlicht in eenige kamers' en van de 'Telephoon'. Het programma leert ook dat het schilderwerk serieus ter hand werd genomen. Misschien blijkt later uit kleu- ionderzoek wat Berlage liet wegwerken - zoals de wandschil- dering waarvan op de praatplaat sprake is ('beschilderd', afb.

11)? - en welke alternatieven hij voorstelde.

Afb. 14. 'Maaslust'. een indruk van het uiterlijk van de villa na realistatie van Berlages aanvankelijke plannen. De vorm van de vensters van het rechterdeel is uiteraard speculatief, uitgezonderd hun breedte (schets auteur)

De lijst met eisen en de reeks plattegronden maken duidelijk dat Wijnand Mees. toen hij in 1899 eigenaar werd, moderni- seringen verlangde. Afgaande o p de gevonde n o n t w e r p e n heeft de gekozen architect in eerste instantie de vrije hand gekregen. Maar deze bouwmeester ging kennelijk te ver; een compromis moest worden gezocht en werd gevonden.

Hendrik Petrus Berlage

Renovaties van bestaande gebouwen zijn in Berlages oeuvre uitermate schaars. Is het feit dat de tekeningen en de eisenlijst in het Berlage-archief van het NAi worden gevonden eigen- lijk wel voldoend e grond o m de verbouwing van Maaslust aan Berlage toe te schrijven? Bij de beantwoording van die vraag lijkt "grafologisch' onderzoek geen doorslag te kunnen gaan geven. Wat zegt het ons bijvoorbeeld dat o p Berlages schetsontwerpen de titel heel vaak in kapitalen tussen twee horizontale strepen staat? De hier besproken set tekeningen vertoont een tekentrant die omstreeks 1900 algemeen gang- baar was. Ook moet men zich bedenken dat Berlage in deze periode al beschikte over een bureau van een behoorlijke omvang en dat het uitwerken en inkten van tekeningen en het vervaardigen van opschriften door h e m aan anderen kon wor- den overgelaten (de vraag of de doorgehaalde S in 'Souster- rain' en 'Serre' typisch Berlage was, is daarom bijvoorbeeld weinig relevant).6

Van belang is dat we bij de Maaslustplannen het architectoni- sche handschrift van Berlage aantreffen. De architect wilde de strenge symmetrie van het g e b o u w doorbreken. Het nieuwe programma gaf hem aanleiding om met de indeling ook het uitwendige drastisch te wijzigen. Helaas zijn er geen schetsen van de beoogde opstand gemaakt (althans niet overgeleverd), maar men kan er zeker van zijn dat er onder Berlages handen van dat neoklassieke uiterlijk weinig over was gebleven. De bouwmassa die hem voor ogen stond kunnen we ons op grond van de eerste schetsen immers voorstellen (afb. 14).

Afb. 15. Den Haag, een min of meer gelijktijdig ontwerp (1898) van Berlage voor een huis aan de Stadhouderslaan (Archief H.P. Berlage, NAi)

(10)

136 B U L L E T I N KNOB 2 O O 8 - 4

Berlage wordt beschouwd als een van de belangrijkste weg- bereiders van de Nederlandse modernistische of functionalis- tische architectuur van de 20ste e e u w .7 In menig h a n d b o e k wordt hij onder het kopje Rationalisme behandeld. Hij kreeg een i n t e r n a t i o n a l e opleiding , waarbij k e n n i s kon w o r d e n gemaakt met zowel traditionele als vooruitstrevende opvattin- g e n .8 Toen M a a s l u s t werd g e b o u w d s t u d e e r d e B e r la ge in Zwitserland en hij zou pas in 1881 na zijn Grand Tour door Duitsland en Italië in Nederland terugkeren. Het architectuur- discours was hier, zoals in het buitenland, in die jaren leven- dig; de generaties of gezindten botsten. De j o n g e architect m e n g d e zich er volop in. Hij keerde zich tegen het neoclassi- cisme en, later, het eclecticisme en propageerde een eerlijker b o u w e n , waarin materiaal en constructie z o u d e n w o r d e n getoond zoals zij waren - in plaats van verbloemd, v e r m o m d en verfraaid. Hierin stond Berlage geenszins alleen, wel was hij snel een van de m ees t succesvolle architecten van zijn generatie door onder andere de alternatieven die hij bood.

Dit is niet de plaats om Berlages woorden en daden nog eens in hun context te b e s c h o u w e n .9 Met enkele ontwerpen die de architect tegen 1900 maakte, willen we slechts illustreren dat er in de voorafgaande decennia veel was veranderd (afb. 15 en 16). Ten goede, schreef hij zelf in 1900, doelend o p de N e d e r l a n d s e architectuur.1 0 M a a r de veranderinge n voltrok- ken zich ook in zijn persoonlijke ontwikkeling. De plannen met Maaslust passen goed in die ontwikkeling. Wanneer zijn v i l l a o n t w e r p e n w o r d en b e s c h o u w d (tot 1914 o n t s t a a n er ongeveer twintig), valt o p dat Berlage er vanaf 1892 naar streefde o m de plattegrond te rationaliseren. D e ontwerpen tonen dat steeds meer vanuit functie werd gedacht. De centra- le hal kreeg zijn plek in de plattegrond als gevolg van de logi- sche ordening van de vertrekken. De plaats van de vestibule en van het t r a p p e n h u i s werd op vergelijkbare manier een afgeleide, net als de positie van vensters en daar weer uit voortvloeiend de composities van gevels en b o u w m a s s a . D e asymmetrie die in de ontwerpen dominant werd, is zo ook te b e s c h o u w en als een gevolg.

B e w e r e n dat B e rla ge rigoureus de zaag wilde zetten in de naar o u d e r w e t s e maatstaven g e b o u w d e villa Maa s lust uit afkeer van klassieke elementen zoals het hoofdgestel, het tim- paan en d e symmetrie, gaat daarom wat te ver. Maar de wijze

Aft>. 16. Katwijk aan Zee. het eerste, niet uitgevoerde ontwerp (¡898) voor de villa van Jan Toorop (Archief H.P. Berlage, NAi)

Bijlage

Beschrijving

Staat van werkzaamheden voor de verbouwing van het huis van de Weledelgestr Heer Mr.

W. A. Mees aan de Parklaan te Rotterdam

Sousterrain

le Afsluiten der trappen naar de Bei-Etage.

2C Stookgelegenheid in de gang van het Souterrain.

3C Nieuwe kelder onder de dessertkamer.

4e Kolenhok onder de serre met raam « g e n w o o c d i g e a w p mei raam naar

buiten.

5C deur van de kluis veranderen.

6e glasdeuren tuin en biljartkamer met luiken binnen sluiten.

Bei-Etage

\e Voordeur met kozijn ">«•«& verplaatsen.

2e nieuwe spreekkamer met stookplaats en glasdeur in de vestibule.

3e nieuwe keuken met trap naar het sousterrain.

raam verplaatsen en schoorsteen.

4e in de serre een kast wegbreken en stookgelegen heid om een gaskachel te maken, lift wegbreken.

5e Zaal verven, behangen enz.

balkon gedeeltelijk met glas bezetten aan vier kanten en boven afdekken met glasramen.

6* trap van het balkon naar den tuin.

7e Alle raamkozijnen aan de achterkant van rolluiken te voorzien

8C In den hall : schoorsteen voor vulkachel en het verven der muren.

9C Middensalon : een deur met witje wegnemen ('t witje naar achtersalon overbrengen.

Ï O bordes bij de kamer trekken en inrichten voor serre

1 le tuimelraam of ventilator 12e jalouziën

13e schoorsteen in de middensalon van vulkachel.

14c Nieuwe W.C. aan de Westzijde van het huis le Verdieping

le badkamer in slaapkamer uitkomend van houtenb cschotten in aangrenzende voorkamer.

2C een der deuren van slaapkamer naar gang dichtmaken 3e tuimelraam of ventilator in slaapkamer.

4e kastbetimmering in slaapkamer.

5C achterkamer lift wegbreken. [pagina-einde]

Zolderverdieping lc voorkamer

Diverse werken

lc alle trappen en gangen verven.

2e tuin ophogen tot balkontrap (zand) 3C ijzeren spijlen sousterrainramen (voor) 4C " hekken tot afsluiting tuin.

5C het huis van buiten verven (in 't najaar) [8 of ?]

Alle ramen en deuren met sluitingen nazien 7e Roepers

8e Telephoon.

9= Electrischlicht in eenige kamers.

(11)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4

v/aarop de architect het n e o c l a s s i c i s m e van Van Binsbergen en Bellinghout wilde uitvlakken en tegelijkertijd a s y m m e t r i e w i l d e d o o r v o e r e n ( h o e f u n c t i o n e e l w a s dit e i g e n l i j k geweest?), k o m t uit Berlages vroegste plannen met Maaslust wel als tamelijk agressief naar voren. Wijnand Mees heeft het niet goed gevonden. O p d r a c h t g e v er en architect zijn tot een misschien v o o r b e i d en o n b e v r e d i g e n d c o m p r o m i s g e k o m e n . J a m m e r g e n o e g is van dat vergelijk, door de v o o r t g a a n de ver- sobering in de afgelopen e e u w van M a a s l u s t s aankleding, niet veel m e e r te zien: in die a a n k l e d i n g b e s t o n d na B e r l a g e s ingreep het laat-19de-eeuws e discours eigenlijk nog voort.

Noten

1 M. van Limburg Stirum, De Muizenpolder in Rotterdam met zijn buitens en bewoners in de 18e en 19e eeuw, Rotterdam 2001: T. de Nijs, In veilige haven. Het familieleven van de Rotterdamse gegoede burgerij 1815-1890. Nijmegen 2001 en P. van de Laar; M. van Jaarsveld, Historische Atlas van Rotterdam, Amsterdam 2004.

Een van de oudste gevonden bronnen over de Muizenpolder is nota bene geschreven door Rudolph Mees: 'De Muizenpolder door R. Mees' in het Rotterdams Jaarboekje 1917, 114-126. Driejaar later verscheen R. Mees, Gedenkschrift van de firma R. Mees en Zoonen ter gelegen- heid van haar tweehonderdjarig bestaan 1720-1920, Rotterdam 1920.

Dit geeft geen relevante informatie over de villa Maaslust.

: Uitgevoerd door Droge, Bureau voor Bouwhistorie, Leiden.

3 Van Limburg Stirum 2001, 141.

4 Van Limburg Stirum is uiterst terughoudend met het prijsgeven van de bronnen. Terwijl sommige 19de-eeuwse brieven integraal worden afgedrukt, is de enige bronverantwoording een opsomming van bezochte archieven en instituten op het achterste schutblad.

5 Relevante Berlageliteratuur: S. Polano, Hendrik Petrus Berlage. Het complete werk / Opera Completa, Alphen aan de Rijn 1988/Milano 1987 en C.H.A. Broos, P. Singelenberg en E.R.M. Taverne (red.), H.

P. Berlage, ¡856-1934. Een bouwmeester en zijn tijd, Bussum 1975 (Nederlandsch Kunsthistorisch Jaarboek 25 [1974]), p.IX.

6 Als argument voor de toeschrijving aan Berlage mag ook niet wor- den aangevoerd dat de fa. Mees en de architect later nog contacten onderhielden. Het Berlage-archief in het NAi bevat brieven van 15 en 17 mei 1924, 5 en 7 december 1927 en 13 mei 1933. Er is sinds de renovatie van Maaslust te veel tijd verstreken. De briefjes uit 1924 en 1933 hebben bovendien betrekking op bankzaken.

De brief van mr. W.A. Mees. gedateerd 5 december 1927, is interes- sant. Hierin wordt uiteengezet dat men het kantoorpand aan het (Rotterdamse) Beursplein wil verbouwen. Het naastgelegen Poolsch Koffiehuis is aangekocht en daar moet een uitbouw van het kantoor verrijzen. Mees vertelt dat Van der Heyden en Van Nieuwenhuyzen al plannen hebben gemaakt. Men wil echter dat een andere architect het gevelontwerp bekijkt, om te zien of het nieuwe goed op het oude aansluit en voldoet aan 'aesthetische eischen'. Berlages antwoord (op 7 december) is kort: maandagochtend zal hij komen praten. Ver- dere correspondentie ontbreekt. Hoe het komt dat de fa. Mees in de periode 1930-'34 ter plaatse een nieuw kantoor liet bouwen naar plannen van A.J. Kropholler en A.A. van Nieuwenhuyzen, zou nog eens uitgezocht kunnen worden.

Die status geniet Berlage al zeer lang. Als enige architect werd hij hoog genoeg geacht door Jan en Annie Romein om in hun beroemde 'Erflaters' uit 1938 te worden geportretteerd. J. en A. Romein, Erf- laters van onze beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen.

Geïllustreerd met 198 afbeeldingen. Amsterdam 1977 [1938], 'H.P.

Berlage. Bouwmeester der beurs', 841-864.

8 M. Bock, Anfänge einer neuen Architektur. Berlages Beitrag zur architektonischen Kultur der Niederlande im ausgehenden 19. Jahr- hundert, 's-Gravenhage/Wiesbaden 1983, met name 139.

9 Zie voor de achtergronden A. van der Woud, Waarheid en karakter.

Het debat over de bouwkunst, 1840-1900, Rotterdam 1997 en C R Krabbe, Ambacht Kunst Wetenschap. Bevordering van de bouwkunst in Nederland (1775-1880), Zwolle 1998.

m Drie van Berlages lezingen of opstellen publiceerde en becommen- tarieerde H. van Bergeijk, De steen van Berlage. Theorie en praktijk van de architectuur rond 1895, Rotterdam 2003.

(12)

Moderne architectuur in de schaduw van het modernisme

Vincent van Rossem

Inleiding

Hoewel Giovanni Fanelli in 1968 met Architettura Moderna in Olanda 1900-1940 een voor die tijd ruimhartige keuze h a d gemaakt, domineerde ook in zijn pionierswerk het modernis- m e . ' D e Amsterdamse School, J.F. Staal en W.M. D u d ok kre- gen aandacht, maar de grote lijn was toch H.P. Berlage en het functionalisme. Dit beeld van de bouwkunst in de twintigste e e u w was al in 1941 vastgelegd door Sigfried Giedion in zijn befaamde Space, Time and Architecture. Henry-Russell Hitch- cock heeft geprobeerd nuances aan te brengen met zijn hand- boek Architecture Nineteenth & Twentieth Centuries. dat in 1958 verscheen, maar zijn overzicht was beduidend m i n d e r toegankelijk voor de gemiddelde lezer dan het boek van Gie- dion. Z o verdween een groot deel van de historische werke- lijkheid uit de architectuurgeschiedenis. Ook in Nederland.

Door de eenzijdige definitie van moderne architectuur werd het onmogelijk om tal van moderne gebouwen als zodanig te herkennen. De Amsterdamse Bijenkorf, om maar een voor- beeld te noemen, was een heel modern warenhuis, voltooid in

1913, maar het gebouw schittert door afwezigheid in Archi- tettura Moderna. Ook talloze Amsterdamse kantoorgebouwen zijn op deze wijze onttrokken aan het blikveld van architec- tuurhistorici. De banvloek die Berlage in 1900 had uitgespro- ken over de neostijlen heeft de toonaangevende architecten van de negentiende eeuw lange tijd onzichtbaar gemaakt. In feite ontstond een volledig vertekend beeld van de Nederland- se bouwkunst in de negentiende en de twintigste eeuw.

I n m i d d e l s heeft P.J.H. C u y p e r s een werkelijk g r a n d i o z e comeback gemaakt en ook over andere negentiende-eeuwse architecten wordt gepubliceerd. Maar er is nog veel werk te doen om enig reliëf aan te brengen. Met name het begin van de twintigste eeuw is een duistere periode. Of beter geformu- leerd: de Beurs van Berlage verspreidt hier nog altijd een pro- fetisch licht, waardoor het lijkt alsof een nieuw hoofdstuk was a a n g e b r o k e n in de hoofdstedelijke architectuur. Niets was echter minder waar. De Bijenkorf is in het bovenstaande reeds genoemd, en aan het Beursplein staat nog een gebouw- dat helemaal niet past in het officiële verhaal over moderne architectuur in Nederland: de Effectenbeurs van Jos. Cuypers, ook voltooid in 1913. In feite was 1913 een rampjaar voor modern gezinde architecten.2 Het is niet moeilijk o m nog

honderden andere voorbeelden te noemen. Dankzij het M o n u - menten Selectie Project zijn vele van deze ontwerpen, met name moderne kantoorgebouwen, zij het niet in de geest van Fanelli, op de rijksmonumentenlijst geplaatst.3 Een groot aan- tal minder prominente bouwwerken is vervolgens tot gemeen- telijk monument verklaard.4

D e vraag rijst wat er eigenlijk aan de hand was in Amster- dam. De Beurs van Berlage werd in kleine kring bewonderd, maar het was voor velen, onder wie belangrijke opdrachtge- vers, een volkomen onbegrijpelijk gebouw. In de financiële wereld had men een uitgesproken voorkeur voor classicisti- s c h e v o r m e n t a a l . O o k k u n s t e n a a r s , intellectuelen en he t Amsterdamse patriciaat waren niet vernieuwingsgezind. M e n had de modernisering van de stad sinds de opening van het Noordzeekanaal in 1876 met t o e n e m e n d e wrevel aangezien en rond 1900 was de maat vol.

A m s t e r d a m rond 1900

De nieuwe e e u w begon in de hoofdstad met een eclatante nederlaag voor de profeten van de vooruitgang. Het plan van het g e m e e n t e b e s t u u r om de Reguliersgracht te d e m p e n ten behoeve van de aanleg van een tramlijn stuitte op breed verzet onder de burgerij. De kunstenaar Jan Veth roerde in oktober 1901 de trom met zijn lezing Stedenschennis en al snel bleek dat hij niet alleen stond.5 Het Koninklijk O u d h e i d k u n d i g Genootschap richtte zich met een adres tot de gemeenteraad, de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae liet van zich horen en ook het G e n o o t s c h a p A m s t e l o d a m u m , opgericht in april 1900, leverde een bijdrage aan deze deftige vorm van burger- lijke ongehoorzaamheid.

De Reguliersgracht bestaat gelukkig nog, maar de actie van Veth kon natuurlijk geen einde maken aan de voortgaand e v e r n i e u w i n g van het stedelijk b o u w w e r k . Voor de n i e u w e kantoorgebouwen aan de grachten moesten oude grachtenhui- zen wijken en met de Woningwet van 1901 kreeg het gemeen- tebestuur de mogelijkheid, en misschien zelfs de plicht, o m actief aan 'krotopruiming ' te doen. De z o g e n o e m d e krotten waren uitgewoonde huizen uit de zeventiende en de achttien- de eeuw, d o o r g a a ns voorzien van fraaie gevelbekroningen.

S o m s , maar lang niet altijd, waren deze oude huizen ook bouwvallig. D e Woningwet had geen oog voor wat wij tegen-

P A G I N A ' S 138-146

(13)

B U L L E T I N K N O B 2008-4

woordig monumental e waarden noemen en het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht aarzelde niet o m de wet toe te pas- sen: w o n i n g e n w e r d e n o n b e w o o n b a a r v e r k l a a r d .0 O u d e r e lezers kunnen zich dat bordje op de gevel misschien nog her- inneren.

De ijver van de volkshuisvesters richtte al snel grote schade aan en huisjesmelkers begrepen ook wel dat een nieuw tijd- perk was a a n g e b r o k e n , vaak n a m e n ze zelf initiatief tot nieuwbouw. Zo verdween in rap tempo een groot deel van het stedelijk b o u w w e r k in de puinschuit, inclusief het beeldhouw- werk in zandsteen dat de gevels bekroonde. Deze aanslag op de oude stad werd al in 1909 gesignaleerd door het Genoot- schap A m s t e l o d a m u m. Men richtte zich met een schrijven tot J.W.C. Tellegen, de eerste directeur van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, om te wijzen op de teloorgang van het erfgoed. D e NV Stadsherstel bestond toen nog niet en de mogelijkheden, zowel technisch als financieel, om dergelijke 'krotten' te b e h o u d e n waren non-existent. A m s t e l o d a m u m drong erop aan o m bij sloop in elk geval de gebeeldhouwde gevelbekroningen te documenteren of veilig te stellen. Teile- gen was geen doorsnee ambtenaar, daarom werd hij ook bur- gemeester van Amsterdam in 1915, en gaf zijn inspecteurs op 26 april 1909 een instructie, een 'aanschrijving aan het perso- neel'. Hij steunde het initiatief van het genootschap en gaf opdracht om bedreigde " o n d e r d e d e n van kunst- of althans historische w a a r d e " te melden, "schriftelijk of per telefoon", bij de architect G. van Arkel, die A m s t e l o d a m u m vertegen- woordigde. Van Arkel was een bekende Amsterdamse archi- :ect met grote belangstelling voor het erfgoed.

O p 21 maart 1911 volgde een nieuwe instructie. "Hier ter ste- d e " , aldus Tellegen, "heeft zich gevormd eene commissie zich

noemende De Commissie voor het Stadsschoon wier doel o.m. is door teekeningen en fotografiën een beeld te bewaren van merkwaardige of mooie perceelen, perceelsgedeelten of nterieurs wanneer deze door slooping of verbouwing verlo- ren zullen gaan". De inspecteurs kregen opdracht om derge- ijke gevallen te melden aan Jan de Meijer. Zijn restauratie van het Huis aan de drie grachten, waarbij het historische huis ingrijpend werd gereconstrueerd, had in 1909 de toon gezet voor veel toekomstige restauraties in A m s t e r d a m .7

De Commissie voor het Stadsschoon

In Architectura van 18 maart 1911 stond een korte medede- ling over het ontstaan van de commissie. O p initiatief van het Genootschap A m s t e l o d a m u m waren afgevaardigden van een aantal verenigingen bijeen g e k o m e n "in het belang van het stadsschoon". Vertegenwoordigd waren: het Koninklijk Oud- heidkundig G e n o o t s c h a p , de Maatschappij ter Bevordering van B o u w k u n s t , de k u n s t e n a a r s v e r e n i g i n g Sint L u c a s , de architectenvereniging Architectur a et Amicitia, de kunste- naarsvereniging Arti et Amicitiae, de Katholieke Kunstkring 'De Violier', en, uiteraard, Amstelodamum . De doelstelling, was o m in n a u w e samenwerking met B o u w - en Woningtoe- zicht te redden wat er te redden viel, zoals Tellegen enkele dagen later aan zijn personeel schreef, maar in Architectura

volgde een belangrijke toevoeging. "De commissie", aldus de mededeling in het vakblad, "zal zich hiertoe intusschen niet beperken, maar ook invloed trachten te krijgen op de uitvoe- ring van nieuwe werken, zonder daarbij echter o p het terrein te k o m e n van d e r e e d s b e s t a a n d e S t e d e l i j k e S c h o o n - heidscommissie".8

Er was een goede reden om het werkterrein van de Schoon- heidscommissie zorgvuldig te mijden. Deze commissie werd namelijk door de architectenverenigingen beschouwd als een essentieel instrument in de strijd om werkgelegenheid. Ont- werpen die niet gemaakt waren door gediplomeerde architec- ten, van de A c a d e m i e voor Bouwkuns t of uit Delft, keurde men systematisch af. Vele bouwwerken werden toen nog ont- worpen door eenvoudige bouwkundigen, metselaars en tim- merlui, zoals eeuwenlang de praktijk was geweest. De gedi- plomeerde architecten spraken in dit verband van 'onbevoeg- d e n ' en streefden ernaar o m een einde te m a k e n aan het bestaan van deze concurrerende beroepsgroep. Het werkter- rein van de Stedelijke S c h o o n h e i d s c o m m i s s i e w a s e c h t e r beperkt tot bouwterreinen die d o o r de g e m e e n t e verkocht werden of in erfpacht uitgegeven. Althans na 1914, daarvoor waren de bevoegdheden van de commissie beperkt tot de def- tige buurt rond het Museumplein. Pas na 1924 zou de c o m - missie alle bouwaanvragen in de stad gaan beoordelen.9 In de oude binnenstad, waar de grond overwegend in particu- lier e i g e n d o m was, had de S c h o o n h e i d s c o m m i s s i e dus niet veel werk, maar het voornemen van de C o m m i s s i e voor het Stadsschoon o m de "onbevoegden' te gaan assisteren bij hun werk. in goed overleg, geheel gratis en in het belang van het stadsbeeld, viel toch in slechte aarde. De architectenvereni- gingen wensten niet meer officieel vertegenwoordigd te zijn in de door A m s t e l o d a m u m geconstitueerde c o m m i s s i e . Zij voorzagen, met vooruitziende blik, zo kan achteraf vastge- steld worden, dat het bestaan van de ' o n b e v o e g d e n' met de adviezen van b e k w a m e architecten nog langer zou voortdu- ren. Er ontstond een gangbare en acceptabele oplossing voor nieuwe woningbouw in de binnenstad, die de Schoonheids- commissie na 1924 niet meer met goed fatsoen kon afkeuren.

Deze moderne architectuur was zo goed als onzichtbaar, en heeft daarom ook geen plaats gekregen in de architectuurge- schiedenis van de twintigste eeuw.

De g e s c h i e d e n is van d e C o m m i s s i e voor het Stadsschoon moet nog geschreven worden. In het A m s t e r d a m s e Stadsar- chief wordt enig archiefmateriaal bewaard. Er heeft ooit een omvangrijk archief bestaan, met tekeningen, foto's, en andere documentatie, maar of en waar dit materiaal wordt bewaard is vooralsnog onbekend. J . P Mieras beschreef in het Bouwkun- dig Weekblad van 1917 een "tentoonstelling van fotografiën en teekeningen uit het werkarchief' van de c o m m i s s i e .1 0 De foto's worden niet vermeld in de inventaris van het Stadsar- chief.

Het eerste jaarverslag, over 1915, geeft een goed beeld van de werkzaamheden. O p 10 februari 1914 werden statuten en een huishoudelijk reglement vastgesteld. De weigering van de architectenverenigingen o m officieel leden af te vaardigen kon omzeild worden met 'vrije leden'. Verschillende architec-

(14)

I 4 Q

ten waren bereid o m op die wijze bij te dragen aan het werk van de commissie. Jan de Meijer participeerde in het dage- lijks bestuur, G. van Arkel, K.P.C. de Bazel, J.C. van Epen, J.W. Hanrath, A.J. Joling en B.J. Ouëndag waren lid. Bepaald geen kinderachtig gezelschap.

H e t verslag meldt dat B o u w - en Woningtoezicht 167 ' s l o o- p i n g e n ' rapporteerde . Na onderzoek ter plaatse werd in 13 gevallen actie ondernomen door de commissie. De resultaten waren niet bemoedigend, maar het was toch een begin. Een belangrijk begin zelfs. M e n kon niet voorkomen dat de gevel van Keizersgrach t 328 uit 1642, "een eenvoudig type van Vingboons-stijl", werd vervangen door een m o d i e u s geval.

Het huis bleef ongewijzigd. Waterlooplein 90 en 92, g e b o u w d d o o r " Z o n e n van het O u d e Volk" in 5 4 2 0 (1657), w e r d e n afgebroken. D e schade aan Amstelveld 21 kon beperkt wor- den. D e eigenaar van Herengracht 59, uit 1659, bleek bereid o m af te zien van het plan o m een nieuwe gevel te b o u w e n.

Het huis behoort tot de eerste aankopen van de Vereniging H e n d r i c k de Keyser. Rokin 2, 6 en 9 0 v e r d w e n e n uit het stadsbeeld, net als Begijnehof 30 en 31 en Overtoom 595. De nieuwbouwplannen voor Noordermarkt 35 en 36 konden ver- beterd worden, maar het kwam niet tot uitvoering. Over Prin- sengracht 749 en Dijkstraat 2 was de commissie nog in onder- handeling. Prinsengracht 749 zou in de j a r e n vijftig "in oude trant" herbouwd worden. Dijkstraat 2 bestaat niet meer. Zelfs het adres is van de kaart geveegd.

De 'Van Houten p a n d e n '

Het meest opmerkelijk van de 'gevallen' die de C o m m i s s i e voor het Stadsschoon in 1915 behandelde, is echter Haarlem- merdijk 142. Hier verrees het prototype van een noodgreep die later nog veel meer toegepast zou worden. Na lang aan- dringen waren de opdrachtgever en zijn ontwerper bereid o m de bouwaanvraag, gedateerd 16 augustus 1915, aan te passen.

D e eerste aanzet daartoe werd gegeven door E. van Houten, adjunct-inspecteur Bouw- en Woningtoezicht. O p 22 septem- ber noteerde hij: "Er was nog geen werk van gemaakt de oude gevel te behouden. Door mij hiervoor bij den eigenaar aange- drongen". Hij informeerde ook de C o m m i s s i e. "Met zeer veel moeite", aldus het jaarverslag, "is hier een gedeeltelijk succes bereikt. D e topgevel is namelijk behouden, er zijn verschil- lende wijzigingen in het door onbevoegde handen gemaakte ontwerp door den eigenaar en den b o u w k u n d i g e aanvaard.

Hierbij zijn wij in de gelegenheid geweest, op te merken hoe door taktisch optreden het inzicht van den leek kan worden gewijzigd, en enig architectonisch begrip h e m kan worden bijgebracht. Elk succes op dit gebied, hoe klein ook, is daar- o m verheugend".

Het ligt voor de hand dat Jan de Meijer als bezoldigd secreta- ris van het dagelijks bestuur de nodige tijd aan dit geval heeft besteed. In het jaarverslag wordt uitdrukkelijk gesteld: "de Commissie kan niet optreden als architect, dus zelf niet ont- werpen", maar De Meijer kon natuurlijk ook mondeling ont- werpen. Het advies o m de oorspronkelijke Lodewijk X I V halsgevel te reconstrueren is duidelijk. Ook kreeg de ontwer-

B U L L E T I N K N O B 2008~4

Afb. 1. P.A.J. Scheelbeek, twee ontwerpen voor Haarlemmerdijk ¡42.

¡915. Links Plan A

per, P.A.J. Scheelbeek, een b e k e n d e ' o n b e v o e g d e ' , de raad o m een andere baksteen te kiezen: niet een hardgele nage- perste steen maar een goed kleurige waalsteen. Liever nog had d e C o m m i s s ie een Leidsche of Utrechtsche steen gezien, m a a r dat was waarschijnlijk te duur. O o k details w e r d e n gewijzigd. De sierlateien moesten plaats maken voor eenvou- dige gemetselde strekken, en de brede vensteropeningen met Franse balkons o p de middenas verdwenen. De opdrachtgever voelde niets voor het gewijzigde ontwerp. "Eigenaar verlangt plan A". vermeldt de achterzijde van de tekening (afb. 1). Ver- volgens is een compromis tot stand gekomen, de Franse bal- kons zijn uitgevoerd, m a a r De Meijer heeft toch in veel opzichten zijn zin gekregen. De eigentijdse pui van de parter- re b e s c h o u w d e hij waarschijnlijk als een onvermijdelijk kwaad. De ironie van de geschiedenis wil dat de balkons later verwijderd zijn. Dat was waarschijnlijk goedkope r dan her- stel.

De krotopruiming in de binnenstad werd met harde hand voort- gezet en zo kwamen er meer en meer toppen beschikbaar. Toch duurde het enige tijd voordat het voorbeeld van Haarlemmer- dijk 142 populair werd. Dit had waarschijnlijk te maken met het beleid van de Schoonheidscommissie. Vanaf 1924 oordeel-

(15)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4 H I

III

mali

1

3

' « H M ^ _

wJrn

P T I L

Ëll IB

4/6- Egelantiersgracht 191-193-195, ongedateerd, vermoedelijk 1931 (foto E. van Houten)

de men over alle bouwaanvragen in de binnenstad. De C o m - missie voor het Stadsschoon fuseerde toen met de Schoon- heidscommissie en kon dus een zekere dwang uitoefenen om het ver- en herplaatsen van toppen te bevorderen. De samen- stelling van de Schoonheidscommissie kreeg ook een meer behoudend karakter. Jan de Meijer en Jan Gratama werden in 1933 door het avant-garde tijdschrift de 8 en Opbouw genoemd als de geestelijke vaders van een reactionair architectuurbe- leid.1 1 Maar ook voor andere leden was het moeilijk, zo niet onmogelijk, om het herplaatsen van toppen af te keuren. Dat radicale standpunt werd alleen ingenomen door de hardcore modernisten die in 'de 8' verenigd waren, zij weigerden conse- quent o m "uitsluitend met lippenstift en poederdoos te wer- ken", zoals Ben Merkelbach het uitdrukte.1 2

D e nieuwe koers van de Schoonheidscommissi e werd mani- fest in 1930 toen het ontwerp voor de Arbeiderspers aan het Hekelveld werd afgekeurd. J.W.E. Buys en Joan B . Lürssen h a d d e n een min of m e e r modernistisch plan gemaakt. D e Commissie was van mening dat "een gebouw van zóó uitge- sproken rationalistische allure een dissonant zou beteekenen in de atmosfeer van Amsterdam". Alleen J.F. Staal had geen

bezwaar. Het advies werd niet overgenomen door het gemeen- t e b e s t u u r .1 3 Tegelijkertijd startte een actief beleid o m m e e r oude toppen te herplaatsen. Van Houten, inmiddels bevorderd tot hoofdinspecteur, speelde hierbij een sleutelrol. In zijn bij- d r a g e aan de ' H e e m s c h u t s e r i e ' , getiteld Amsterdamsche Merkwaardigheden, m e m o r e e r t Van H o u t e n dat het eerste succes van deze c a m p a g n e voltooid werd in 1933: Laurier- gracht 62 , hoek Eerste L a u r i e r d w a r s s t r a a t . '4 D e voorberei- ding: o n b e w o o n b a a r v e r k l a r i n g , sloop , n i e u w b o u w p l a n n e n , moet dus jaren eerder van start zijn gegaan. Bovendien k w a m vrijwel tegelijkertijd ook andere nieuwbouw met oude toppen gereed. Het tijdschrift de 8 en Opbouw signaleerde begin 1933 nog twee voorbeelden: aan de Reguliersgracht en op de hoek van de Korte en de Lang e Houtstraat. Beide Houtstraten zijn reeds lang verdwenen, net als de Haarlemmerhouttuinen en een deel van het Haarlemmerplein, maar Reguliersgracht 16 bestaat nog. "Gij zoudt het niet willen geloven", scham- perde de Amsterdams e avant-garde, "maar achter deze nieuw- antieke gevel schuilt een staalskeletje".1 5 De bouwvergunning voor Egelantiersgracht 191-195 was al verleend in december

1931 (afb. 2 en 3).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het project dat de thesaurieren ordinaris namens het stads- bestuur selecteerden, werden niet alleen het aantal zitplaatsen in de duurdere rangen vergroot. In

zondering van het interieur van de sacristie, dat van meet af aan wit is gepleisterd. Waar de gewelfvelden bij Cuypers dikwijls in gele baksteen zijn

Het is van groot belang dal hoogwaardige zwart/wil afdrukken van il- lustraties worden aangeleverd, bij voorkeur in afdrukken op formaat 18 x 24 cm. Het is in de

Afwijkend voor het stichtingsjaar van de eigen school (nl. Voor zover bekend zijn deze tekeningen niet bewaard gebleven. Dictionary of Art. Charles-Louis Clé-

De verticale sleuven onder de vensters op de eerste verdieping in dezelfde gevel zijn ook geen schietgaten, maar zijn het restant van een balkon aan deze

De haanhouten in de koorsluiting en in de aansluitende kap op de middenbeuk bevinden zich op dezelfde hoogte, terwijl die in het westelijke deel duidelijk lager

Bij onderzoek naar dag- gelderswoningen en keuterboerderijen dat mo- menteel door ondergetekende wordt uitgevoerd, is gebleken dat een ovenmond die niet meer als zodanig dienst

Door het recente bouwhisto- risch onderzoek is onder meer vast komen te staan dat de walmuren van de ruïne vrij- wel geen middeleeuws muurwerk bevatten maar