• No results found

reflecties op de recente monumentenselectie Marieke Kuipers

CD o c

3

CD 13 CD N CD 13 CD § CD < ZL Q Q =5 C L

Afb. 1. Cover van het publieksboekje Monumenten van Herrezen Nederland (2007). met betonreliëf naar ontwerp van Harry Op de Laak bij de voormalige Patrimoniumschool te Amsterdam (nu in gebruik bij ROC/ASA Oost).

Afb. 2. Amersfoort, Constantinianum. J.C.A. Schijvens 1954 (nu in gebruik bij ROC/ASA. het Klooster)

O p 15 o k t o b e r 2 0 0 7 p r e s e n t e e r d e C u l t u u r m i n i s t e r Plasterk de lijst van 100 Monumenten van Herrezen Nederland die hij v o o r b e s c h e r m i n g w i l de a a n w i j z e n (afb. 1). De b e k e n d -m a k i n g ging g e p a a r d -met veel -m e d i a - a a n d a c h t o -m d a t het de e e r s t e keer w a s dat het e r f g o e d van de W e d e r o p b o u w als e e n s a m e n h a n g e n d e b e s c h e r m i n g s o p g a v e w e r d b e n a derd. Plaats van h a n d e l i n g was het A m e r s f o o r t s e C o n s t a n -t i n i a n u m , één van de g e s e l e c -t e e r d e ' -t o p m o n u m e n -t e n ' ui-t d e p e r i o d e 1 9 4 0 1 9 5 8 . D e t r a d i t i o n a l i s t i s c h e b a k s t e e n a r c h i t e c t u u r van dit m o n u m e n t a l e klooster en s c h o l e n c o m -plex van J . C . A . S c h i j v e ns (afb. 2) lijkt o p het eerste o o g niet direct nieuw e r f g o e d , m a a r het is e v e n m i n a l s , bij voorbeeld, het m o d e r n i s t i s c h e G r o o t h a n d e l s g e b o u w te Rot-t e r d a m , o n Rot-t k o m e n aan de n o o d z a a k van h e r b e s Rot-t e m m i n g o m te blijven v o o r t b e s t a a n. In b e i d e gevallen is w a a r d e s t e l l i n g v a n u i t a r c h i t e c t u u r - en c u l t u u r h i s t o r i s c h e i n v a l s h o e k o n o n t b e e r l i j k v o o r een p a s s e n d e i n t e r v e n t i e . Dit artikel gaat n a d e r in o p de a c h t e r g r o n d e n van de b e s t u u r l i j k e i n t e r v e n t i e - d e w e t t e l i j k e b e s c h e r m i n g - en de d a a r a a n v o o r a f g a a n d e s e l e c t i e p r o b l e m a t i e k ten a a n z i e n van h e t ' N i e u w e E r f g o e d ' .1

Dubbelzinnige nieuwheid

Het concept ' N i e u w Erfgoed' klinkt heel aantrekkelijk maar het behelst verschillende d u b be lz in n ig h ed en, zoniet tegen-strijdigheden. Dat begint al met de chronologisch e afbake-ning van het tijdvak van 1940-'65 dat kortheidshalve als 'het W e d e r o p b o u w t i j d p e r k ' wordt a a n g e d u i d : d a a r i n zijn o m b e l e i d s m a t i g e r e d e n e n de t e g e n p o l e n van de oorlogstijd (schade) en de vroegnaoorlogse decennia (herstel) samenge -bracht om zo direct te kunnen aansluiten bij de al afgeronde beschermingsronde voor de 'jongere bouwkunst ' uit de perio-de 1 8 5 0 - 1 9 4 0 .2

D e historische scheidslijn van d e T w e e d e Wereldoorlog is hierdoor verschoven van eindpunt naar start-punt. Voor de Nederlandse monumentenzor g ligt het eindpunt van het nieuw te onderzoeken monumentenpotentiee l nu hal-verwege de roerige jaren ' 6 0 . Wat toen nieuw en experimen-teel was in d e architectuur en volkshuisvesting is nu oud en afgeschreven in technisch en economisch opzicht. De cultuur-historische waardestelling van het (steden)bouwkundi g erf-goed uit het midde n van d e twintigste e e u w is echter nog maar net op gang gekome n in de monumentenwerel d en moet

156 B U L L E T I N KNOB 2008-4

soms nog een zekere weerstand overwinnen ten opzichte van de 'kanjers en knoerten' die zich ten koste van kleinschalige historische bebouwing een plaats in het stadsbeeld verover-d e n .3

In d e discussies over kwaliteit in de g e b o u w d e o m g e -ving treden soms scherpe contrasten o p terwijl de tijdsdruk toeneemt om snel tot een waarde-oordeel te komen.

De nadruk op het nieuwe van het erfgoed der wederopbouw-monumenten maskeert het fysieke feit dat deze bouwwerke n al enkele decennia oud zijn en vaak een totaal ander gebruik hebben gekregen dan waarvoor zij oorspronkelijk ontworpen waren. Toch moet het nieuw e erfgoed zich jeugdi g voordoen o m zich teweer te stellen tegen het negatieve imago van slij-tage en veroudering en tegen de navenante handelwijze van investeerders, politici en volkshuisvesters, waarvan een groot aantal in de greep lijkt te zijn van de vernieuwingsdrang der wegwerpmaatschappij. Door de werken van de w e d e r o p b o u w als j o n g e monumente n te bestempelen krijgen zij in cultureel en beleidsmatig opzicht weer een overlevingskans. M a ar het nadeel blijft dat de vanuit de overheid beschikbare budgetten v o o r instandhouding ( O C W ) veel kleiner zijn dan die voor sloop en nieuwbouw (VROM) en dat in de bouwwereld het particuliere initiatief de overhand heeft. Ook de nieuwe nor-m e n voor w o o n- en werkgebouwe n pakken ongunstig uit voor de ' o u d b o u w ' . D a a r e n t e g en m o e t volgen s d e N e d e r l a n d s e M o n u m e n t e n w e t een m o n u m e n t ten minste vijftig j a a r oud zijn om voor wettelijke bescherming in aanmerking te kunnen komen. De tijdsmarge van een halve eeuw is rond 1900 inge-voerd o m de historici de nodige distantie te verschaffen voor een o n b e v o o r o o r d e e l de waarderin g van het g e b o u w d e erfgoed. Argument daarvoor was dat dan 'tenminste een m e n -schenleeftijd' zou zijn verlopen alvorens over de artistieke en historische waarde van een potentieel m o n u m e n t werd geoor-deeld en zoveel werd voorkomen dat over het werk van nog levende architecten door tijdgenoten zou worden beslist wat wel en niet de moeite van het b e h o u d e n waard w a s . D a t onderscheid ten opzichte van beeldend kunstenaars leek des-tijds v e r d e d i g b a a r o m d a t o v e r h e i d s m u s e a voor eigendes-tijdse kunst toen nog maar net in opkomst waren en het behoud van monumenten voornamelijk werd gezien als een zaak van res-tauratie dan wel reconstructie. Inmiddels is deze chronologi-sche limiet in de meeste andere Europese landen verminderd of afgeschaft omdat de omloopsnelheid der gebouwen steeds korter is geworden en sneller verminking of afbraak dreigt. Ook op de Werelderfgoedlij st prijken al naoorlogse meester-werken die bij hun voordracht iets meer dan dertig j a a r oud waren: Brasilia en het Opera House in Sydney; en de onder supervisie van Auguste Perret w e d e r o p g e b o u w d e kern van Le Havre is daar recentelijk bijgekomen. In vergelijking daarmee is Nederland dus laat begonnen met de nieuwe opgaven die het n i e u w e erfgoed stelt aan w a a r d e s t e l l i n g , selectie en instandhouding. O n s land loopt achter in de herziening van het leeftijdscriterium, terwijl de ' G r o t e V e r b o u w i n g ' zorgt voor een ongekend grote transformatie in aanzien en behan-deling van de naoorlogse woningbouw.4

D e vraag is gerechtvaardigd of de wettelijk vereiste minimu m leeftijd van vijftig j a a r nog van deze tijd is, m e d e gelet op het

feit dat ook bij andere erfgoedsectoren een kortere distantie in de tijd in acht g e n o m e n wordt bij selectie (bijvoorbeeld archieven, bibliotheken, musea). In de 21e eeuw, met een aan-merkelijk intensiever bebouwd oppervlak dan in 1940, is d e e c o n o m i s c h e en p l a n o l o g i s c h e druk o m in de g e b o u w d e omgeving te vernieuwen vele malen groter dan bij de eerste d i s c u s s i e s over m o n u m e n t e n b e s c h e r m i n g het geval w a s . Gebouwen worden al binnen dertig jaar afgeschreven, hoewel zij constructief nog sterk genoeg zijn o m enkele decennia lan-ger mee te gaan.

Het avantgardistische adagium 'Form Follows Function' heeft samen met de kapitalistische praktijk van 'form follows finan-ce' geleid tot een dominante nieuwheidscultus die steeds min-der ruimte lijkt te laten voor de reeds bestaande architectuur en voor de monumentenzorg in het bijzonder. In dat opzicht is de radicale retoriek van de architecten van het N i e u w e B o u w e n te ver doorgeschoten. D e N i e u w e B o u w e r s kenden echter hun klassieken en pleitten óók voor selectief behoud van m o n u m e n t e n .5

Die interesse wordt nu vaak vergeten, o m nog maar te zwijgen van het massale geheugenverlies dat na 1968 door gebrekkig onderwijs in de ( a r c h i t e c t u u r g e s c h i e d e -nis is ontstaan. Wel kan m e n achteraf zeggen dat zij een ouderwetse opvatting hadden van de monumentenzorg (door uit te gaan van vrijlegging, reconstructie of ' b e v r i e z i n g ' in plaats van harmonische ingepaste veranderingen) en dat zij dubbelzinnig waren omtrent de culturele en technische duur-zaamheid van hun eigen scheppingen. Juist die spanning tus-sen v o r m en functie, tustus-sen g e b r u i k s - en t o e k o m s t w a a r d e beïnvloedt, samen met de nieuwheidscultus, de actuele attitu-de tegenover het vroeg-naoorlogse erfgoed.

De optimistische 'wijkgedachte' van de Wederopbouwwijken, met twee miljoen woningen in totaal, is inmiddels achterhaald door p o s t m o d e r n e opvattingen en een andere bevolkingssamenstelling (onder andere d o o r vergrijzing der ' b a b y b o o m e r s ' , gezinsverdunning, toestroom van nietEuropese i m m i -granten), waardoor de vooruitgang van toen - niet meer inwo-n e inwo-n bij o u d e r s of v r e e m d e inwo-n - is o m g e s l a g e inwo-n iinwo-n eeinwo-n achterstand ten opzichte van de luxere standaard der Vinex-wijken van nu. Hetzelfde geldt voor de buurtvoorzieningen. Met name kerken en scholen verdwijnen steeds sneller uit het wijkbeeld ten gevolge van ontzuiling en onderwijsvernieu-wing. Zij krijgen nauwelijks de kans om een 'erfgoed-status' te verwerven en worden zelden gezien als een symbool van een gedeeld verleden. D a a r o m is het zinvol o m de wettelijke criteria en de top 100-idee nog eens kritisch te beschouwen.

T o p 100-idee

D e N e d e r l a n d s e M o n u m e n t e n w e t maakt in beginsel g e e n onderscheid tussen ' t o p - m o n u m e n t e n ' en ander e bescher-m e n s w a a r d i g e g e b o u w e n . Zij bescher-m a a k t alleen verschil tussen wel en niet wettelijk b e s c h e r m de m o n u m e n t e n . Anders dan bij voorbeeld het Engelse stelsel hanteert zij geen klassering naar kwaliteit of (inter)nationale betekenis. Dat wil niet zeg-gen dat er geen notie is van een 'klasse-verschil'. M a ar het past niet in onze egalitaire en tot voor kort verzuilde

maat-B U L L E T I N K N O maat-B 2008~4 157

schappij o m het ene monument als belangrijker aan te merken dan het andere en een beleid te ontwikkelen dat openlijk een voorkeursbehandeling voorstaat voor een bepaalde 'top-klas-s e ' .

Wie de historische praktijk van de monumentenzorg en -waar-dering onderzoekt, komt al snel tot de ontdekking dat indirect een culturele hiërarchie van invloed is geweest bij de uitvoe-ring van inventarisatie, selectie en subsidiëuitvoe-ring, maar dat het beginsel van een 'open lijsten-systeem' heeft belet o m op voorhand uit te gaan van een maximerin g van het aantal te beschermen m o n u m e n t e n .6

Toch kan een kwantitatieve beper-king behulpzaa m zijn bij een kritische beoordeling van het erfgoed, al moet het m a x i m u m niet te smal en niet te star worden toegepast. In het besef dat het huidige bouwareaal meer dan acht miljoen gebouwen omvat, waarvan bijna drie miljoen uit de volle Wederopbouwperiod e m a a r het meren-deel j o n g e r is dan twintig jaar, is een aantal van h o n d e r d 'nieuwe m o n u m e n t e n ' uit de vroegste fase (tot en met 1958) natuurlijk uiterst bescheiden, maar het is een goed begin.7

Dat aantal van honderd heeft een grote aantrekkingskracht voor managers en uitgevers, die niet altijd gedeeld wordt door d e meer op kwalitatieve aspecten gerichte monumentenbescher-mers.

D e 'top 100-idee' blijkt letterlijk al zo oud als de weg naar R o m e , zoals onder andere blijkt uit het Kunst Kabinet der Aldervermaerdste. Statuen of Antique Beelden staende binnen Romen* Deze geïllustreerde beschrijving uit 1638 toont een honderdtal klassieke beelden die op grond van hun reputatie als 'voorbeeldige werken' zijn uitgekozen vanwege hun per-fecte proporties en grote schoonheid. Een e e u w later ver-scheen een heruitgave van deze bezienswaardigheden met een aanvullende toelichting op de mythologische en historische achtergrond van elke sculptuur. Deze kunstreisgids, 'dienstig en vermakelijk', is te beschouwen als een verlengstuk van de klassieke Canon die in de Oudheid onder kunstkenners werd gehanteerd als maatstaf voor de esthetische oordeelsvorming en kennisbron van goede kunst. De klassieke canon had geen maximum, in tegenstelling tot de recentelijk uitgebrachte his-torische canon van de commissie-Van O o s t r o m die vijftig 'vensters' op de vaderlandse geschiedenis laat openen door middel van historische gebeurtenissen, personen, thema's en objecten die ieder schoolkind in Nederland weten moet vanaf de Prehistorie tot de m i l l e n n i u m w i s s e l i n g .9

Daarbij valt op dat het aantal vensters per periode ongelijk verdeeld is en dat de laatste eeuw met vijftien vensters ruimer is bedeeld dan de 'Gouden E e u w ' . Hier lijkt geen noodzaak te bestaan voor een grote historische afstand o m uit het recente (en verre) verle-den de belangrijkste wetenswaardigheverle-den te onderscheiden. Hoe anders gaat het toe bij de selectie van de Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Al is er (nog?) geen N e d e r l a n d s e ' m o n u m e n t e n c a n o n ' van de mooiste, beste of historisch belangrijkste b o u w w e r k e n in ons land die iedere beschaafde burger zou m o e t e n k e n n e n , er is in 1 9 3 8 - ' 3 9 onder leiding van Jan Kalf, een lijst opgesteld van 108 monumenten die met het oog op het dreigende oorlogsgevaar -'speciale b e s c h e r m i n g ' verdienden v a n w e g e hun culturele

kostbaarheid.1 0

De twee jongste monumenten op die lijst van meest bijzondere 'beschermenswaardigheden', de Vondelkerk van P.J.H. Cuypers te Amsterdam en de Sint Bavokathedraal te Haarlem van zoon Jos Cuypers, vormden vreemde eenden in de bijt van veel oudere stadspoorten, paleizen, stadhuizen en middeleeuwse kerken. Het ging hierbij om de uitvoering van fysieke v o o r z o r g s m a a t r e g e l e n , niet o m w e t t e l i j k e bescherming in een ' n o r m a l e ' situatie (een monumentenwet zou pas in 1961 worden ingevoerd).

Met hetzelfde oogmerk werd in de loop van de jaren ' 8 0 voor Unesco een 'Top 100-lijst' samengesteld voor de cultuurbe-scherming in buitengewone o m s t a n d i g h e d e n . " Dat intussen de aandacht was verbreed waardoor ook andere gebouwtypen en andere bouwperioden (zoals industrieel erfgoed en c o m -plexen van sociale woningbouw) tot de ' t o p ' van het bouw-kunstig erfgoed konden doordringen blijkt wel uit het feit dat slechts 29 van d e 117 i t e m s al eerder v o o r k w a m e n op d e Kunstbeschermingslijst van Kalf. Toch is ook dan het aandeel van twintigste-eeuwse monumenten gering (14).

D e s te opmerkelijker was het dat vrijwel tezelfdertijd - en met aanzienlijk meer publiciteit - een eerste systematische aanpak plaatsvond van de inventarisatie, selectie en bescher-ming van de z o g e n a a m d e 'jongere b o u w k u n s t ' na eerdere 'thematische vingeroefeningen'. Als opmaat voor een lande-lijke projectmatige aanpak diende de samenstelling van een lijst van ' e v i d e n t e ' of 'bijzondere m o n u m e n t e n ' , aangevuld met een lijst van zogenaamd e 'witte v i l l a ' s ' .1 2

Het architecto-nisch erfgoed van het Nieuwe Bouwen werd ondubbelzinnig naar voren geschoven als belangrijkste bijdrage aan de ont-wikkeling van de architectuur en stedenbouw. Het markeert de omslag naar een voorkeur voor de innovatieve kwaliteiten van de 'Machine A g e ' en een zekere nostalgie naar de toen-malige nieuwheid van de M o d e r n e Beweging, waarvan het radicale gedachtegoed meer onder vuur k w a m te liggen door de opkomst van postmoderne opvattingen. Desondanks is de waardering voor hoge ouderdom nog steeds een belangrijke wegingsfactor in de cultuurhistorische rangschikkin g naar prioriteit - en terecht, naar mijn mening, want de oude monu-menten zijn als tastbare uitdrukking van anciënniteit en Alterswert zeldzaam en onvervangbaar, al mag dit geen belet-sel vormen o m ook jongere monumenten te beschermen van-w e g e hun specifieke kvan-waliteiten. Vandaar de voorzichtige aanpak om in o m t r e k k e n d e beweginge n een concrete uit-spraak te doen over 'topkwaliteit'.

De behoefte aan een kwantitatieve beperking van het aantal 'noodgevallen' van meest bedreigde monumenten tot 100, die bijvoorbeeld blijkt uit de tweejaarlijkse rapporten van het Worlds Monuments Fund, is op pragmatische gronden (verde-ling van beperkt beschikbare budgetten en capaciteit) wel te begrijpen, maar gaat voorbij aan de culturele complexiteit van de selectieproblematiek en de onderliggende waardestelling van het omvangrijke en vaak nog vogelvrije erfgoed uit de twintigste e e u w .1 3

Het is, kortom, veel moeilijker om op vak-inhoudelijk verantwoorde wijze honderd of duizend ' b e s t e ' , ' b e l a n g r i j k s t e ' , ' m e e s t b i j z o n d e r e ' j o n g e m o n u m e n t e n te selecteren uit een paar miljoen gebouwen dan het geval was

158

bij de oudere bouwkunst. Dat besef is inmiddels doorgedron-g e n o p national e en i n t e r n a t i o n a l e schaal en e v e n z o de behoefte aan heldere parameters en kennisuitwisseling.1 4 D e 'Top 100' van w e d e r o p b o u w m o n u m e n t e n sluit op geheel eigen wijze aan bij deze verschillende op bescherming toege-sneden selectietradities. Daarbij zijn ook enkele noties ver-werkt uit het selectiebeleid andere erfgoedsectoren, waarop ik hieronder nog terugkom. Van belang is hier om te vermelden dat d o o r het a a n t r e d e n van C u l t u u r m i n i s t e r Plasterk een o m m e z w a a i in het politieke klimaat is gekomen die een open-lijke uitspraak ten gunste van een 'top-lijst' stimuleerde, een kwestie die in eerdere jaren veel meer omstreden was en er onder andere voor zorgde dat in 2002 een algemeen overzicht werd g e p u b l i c e e r d waarin 101 t y p e r e n d e w e r k e n uit de w e d e r o p b o u w p e r i o d e b i j e e n g e b r a c h t zijn bij wijze van ' s m a a k m a k e r ' .1 5

Hierbij ging het overigens nog niet o m een selectie ten behoeve van bescherming.

Dat was wel het geval bij de opstelling van de Tijdelijke beleidsregel 2007, waarin voor het eerst een formulering van het begrip ' t o p m o n u m e n t ' was opgenomen voor de uitverkie-zing van die m o n u m e n t e n "die met voorrang b e s c h e r m i n g verdienen en als 'meest waardevol' zijn te beschouwen. Hierbij is het volgende maatgevend:

a. het monument is een evidente mijlpaal in de ontwikkeling van de architectuur, stedenbouw, landinrichting, bouwtech -niek of ruimtegebonden kunst in Nederland, wat onder meer blijkt uit een vooraanstaande positie en duiding in de nationa-le en internationanationa-le vakliteratuur; of

b. het monument is een essentieel toonbeeld van de belang-rijkste cultuurhistorische of sociaalhistorische ontwikkelingen van de wederopbouwperiode in Nederland.

D e z e begrippen verwijzen naar bouwwerken met een uitzon-derlijke en onvervangbare monumentwaarde vanwege de

ont-Afb. 3. Amsterdam, lange gevel van de voormalige technische school Patrimonium, ontworpen door B. Ingewersen en C. de Geus als een staalkaart van beton-afwerkingen in 1956.

B U L L E T I N KNOB 2008-4

Afb. 4. Bloemendaal, erebegraafplaats, A. Komter, G.H.M. Holt en J.T.P. Bijhouwer. 1947.

werpkwaliteiten (als ' i c o n e n ' ) , de verankering in een speci-fieke locatie (als sleutelstuk in de biografie van een belangrij-ke plek), en/of d e specifiebelangrij-ke h e r i n n e r i n g s w a a r d e aan een belangrijke historische gebeurtenis die verbonden is met de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse wederopbou w (sym-boolfunctie)". (De cursivering is door mij aangebracht omdat dit de kernbegrippen zijn w a a r om het onderscheid draait). Typerend voor de eerstgenoemde categorie zijn zonder twijfel de ' i c o n e n ' van de modernistische w e d e r o p b o u w te Rotter-dam: het Lijnbaan-ensemble van J.H. van den Broek en J.B. Bakema en anderen en het al genoemde Groothandelsgebouw, evenals het Corbusiaanse schoolgebouw dat Ben Ingwersen bouwde voor de LTS Patrimonium aan de nieuwe doorbraak van de Wibautstraat te Amsterdam , met - in oorsprong onge-kleurde - betonreliëfs naar ontwer p van Harry O p de Laak (afb. 1 en 3). Kenmerkend voor de tweede groep zijn bij voor-beeld de nationale gedenkplaatsen voor de oorlogsslachtof-fers: de Erebegraafplaats te Bloemendaal (afb. 4) en de Her-denkingshof te Putten, waarbij in beide gevallen J.T.P. Bij-h o u w e r de g r o e n a a n l e g Bij-h a d o n t w o r p e n in 1947. M e e s t a l lopen beide aspecten door elkaar en dat maakt monumenten nu juist zo interessant en beschermenswaardig, zoals in het geval van het G e b o u w voor Werktuig- en Scheepsbouwkunde , dat gefaseerd tot stand gekomen is in de nieuwe TH-wijk van Delft tussen 1950 en 1957 naar ontwer p van A.J. van der Steur en G. Drexhage, met toegepaste kunst van L. Blom, D. Bus, B. Roth, C. van Kralingen, W. E l e n b a a s, K. Appel, J. Brons en H.A. Bal (afb. 5).

D e Top 100-lijst moet zeker niet w o r d e n opgevat als een ' c a n o n ' van de midden-twintigste-eeuwse architectuur, maar

B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4

Afb. 5. Delft, Gebouw voor Scheepvaart- en Werktuigbouwkunde, A.J. van der Steur en G. Drexhage (i'950-53-gedeelte).

eerder als een urgentie-inventaris van honderd beschermens-waardige topmonumenten. S o m m i g e 'evidente' monumente n ontbreken hierin, hetzij o m d a t zij al in een eerder stadium zijn beschermd (bijvoorbeeld het Nationaal Luchtvaartlabora-torium van W. van Tijen en H.A. M a a s k a n t te A m s t e r d a m , bekend als het voorbeeld van het 'huwelijk van baksteen en b e t o n ' , oftewel de 'shake-hands-architectuur') , hetzij omdat andere belangrijke werken al tijdens hun minderjarigheid zijn gesloopt, zoals de Jozefkerk van J.H.A. H u y s m a n s te Vaals en het rijkelijk van decoratieve aankleding voorziene Ministerie van Onderwijs, Kunsten en W e t e n s c h a p p e n aan de N i e u w e Uitleg te D e n Haag (afb. 6). Dit was naar o n t w e rp van de toenmalige rijksbouwmeester G.W. Friedhoff en zijn assistent M. Bolten opgetrokken als een toonbeeld van culturele weer-baarheid en gouvernementele waardigheid ter plaatse van Pie-ter Posts KanongiePie-terij die was weggevaagd bij het bombar-d e m e n t op het B e z u i bombar-d e n h o u t . Hoe goebombar-d ook bebombar-doel bombar-d als model voor een samengaan van kunsten en een cultuurbewus-te rijksoverheid, het miniscultuurbewus-teriegebouw moest wijken voor een efficiënter k a n t o o r g e b o u w .1 6

Het verlies is voor de m o n u m e n -tenzorg des te pijnlijker omdat hier de Monumentenraad

bij-Afb. 6. Verdwenen hal van het ministerie van OKW aan de Nieuwe Uitleg te Den Haag, 1953.

e e n k w a m en de b a s i s w e r d gelegd voor de uiteindelijke M o n u m e n t e n w e t die in 1961 van kracht werd.

Waardebepaling als toegepaste wetenscha p

Vanouds is er sprake van een intensieve interactie tussen de ambtelijke m o n u m e n t e n z o r g e r s en de ' o u d h e i d m i n n e n d e ' leden van de K N O B voor de verzameling en verspreiding van kennis van het g e b o u w d e erfgoed. Aan de m o n u m e n t e n b e -schrijving is in 2006 nog een speciaal t h e m a n u m m e r (nr. 6) gewijd naar aanleiding van de voltooiing van de serie Monu-menten in Nederland, die door een particulier bureau is uitge-voerd en per provincie g e o r d e n d .1 7

D e ze professionalisering en uitbesteding van kennisintensief werk - zoals de inventari-satie, beschrijving en selectie van waardevoll e historische gebouwen - hangt samen met de politieke voorkeur voor een terugtredende overheid. D e wettelijke b e s c h e r m i n g s t a a k is e c h t e r nog steeds een regeringszaak, die via k o r t l o p e n d e beleidsregels en diverse projecten wordt uitgevoerd door of onder supervisie van de Rijksdienst voor de Monumentenzor g (RDMZ)/Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en

l60 B U L L E T I N K N O B 2 O O 8 - 4

M o n u m e n t e n ( R A C M ) . D e z e situatie zorgt vaak voor tijds-druk en weglekkende kennis tengevolge van personeelswisse-lingen en nieuw e beleidsmatige accenten (nog afgezien van de reorganisaties), wat zijn weerslag heeft op een consistente en kritische waardebepaling van het immens e potentieel aan bouwkunstig erfgoed uit eerst het 'Stoomtijdperk' en nu het midden van de twintigste eeuw. Hiervoor is immers tijd, capa-citeit en continuïteit nodig. Bij voorkeur vindt ook de nodige bezinning plaats o p de grondslagen van het waardenstelsel van de m o n u m e n t e n s e l e c t i e en - b e s c h e r m i n g , m a a r in de praktijk komt het daar zelden van.

W e l i s w a a r h e b b e n d e M S P - c r i t e r i a zoals verwoord in de Handleiding Monumenten Selectie Project (1991) zich bewe-zen als bruikbare - en zelfs robuuste - toetsingsinstrumenten, die ook voor het erfgoed van na 1940 toepasbaar zijn, voor de oudere b o u w k u n st is slechts voor enkele subcategorieën een verfijningskader ontwikkeld en blijken eventuele herijkings-operaties veel te ingewikkeld in verband met verworven rech-ten en - opnieuw - tijd- en capaciteitsgebrek van deskundige waardestellers. Bovendien heeft het tot nu toe bij de Neder-landse monumentenselectie aan diepgang ontbroken bij een verdere analyse van de wijze waarop de diverse cultuurwaar-den zijn geïnterpreteerd en de daarbij leicultuurwaar-dende p a r a d i g m a ' s