• No results found

BOOT organiserend ingenieursburo bv. Alle opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd overeenkomstig de AV-BOOT 2018.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BOOT organiserend ingenieursburo bv. Alle opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd overeenkomstig de AV-BOOT 2018."

Copied!
183
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Verkennend bodemonderzoek incl.

asbest, conform NEN 5740 en NEN 5707

LOCATIE

Allardhof te Buren

KADASTRALE GEMEENTE

Buren

SECTIE C , NUMMER(S) 1049

BOOT organiserend ingenieursburo B.V.

Plesmanstraat 5 3905 KZ Veenendaal

WEBSITE www.buroboot.nl

E-MAIL info@buroboot.nl

OPDRACHTGEVER Pouderoyen Tonnaer

St. Stevenskerkhof 2 6511 VZ Nijmegen

DATUM 16 november 2020

DOCUMENTNUMMER P20-0434-037

OPGESTELD DOOR ing. R.P. Hardeman

GEAUTORISEERD ing. E.A. van Dam

PROJECTLEIDER ing. E.A. van Dam

GEZIEN

(3)

Titelpagina

SOORT ONDERZOEK Verkennend bodemonderzoek incl. asbest conform NEN 5740

Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5707

ONDERZOEKSLOCATIE Allardhof te Buren

OPDRACHTGEVER Pouderoyen Tonnaer

St. Stevenskerkhof 2 6511 VZ Nijmegen Telefoon: 024-3224579 Fax: 024-3241240

CONTACTPERSOON mevrouw L. Genefaas

UITGEVOERD DOOR BOOT organiserend ingenieursburo B.V.

Plesmanstraat 5 3905 KZ Veenendaal

CONTACTPERSOON

DATUM VOORONDERZOEK

Ing E.A. van Dam

9 september 2020

DATUM VELDWERK 8 en 9 oktober en 13 november 2020

DATUM PEILBUISBEMONSTERING 15 oktober 2020

VELDWERK DOOR Dhr. J.M.D. van Ameijde

Dhr. J. ten Dam

2001/2002/2018

(4)

Inhoudsopgave

1 INLEIDING ... 5

1.1 AANLEIDING... 5

1.2 DOELSTELLING ... 5

1.3 AFBAKENING ... 5

1.4 LEESWIJZER ... 6

2 MILIEUHYGIËNISCH VOORONDERZOEK ... 7

2.1 AANLEIDING EN ONDERZOEKSVRAGEN CONFORM NEN5725... 7

2.2 LOCATIEGEGEVENS ... 8

2.3 BODEM EN GEOHYDROLOGIE ... 8

2.4 BESCHIKBARE DOSSIERINFORMATIE ONDERZOEKSLOCATIE ... 9

2.5 CONCLUSIES VOORONDERZOEK EN HYPOTHESE ... 13

3 VELDWERKZAAMHEDEN ... 15

3.1 UITVOERING VELDWERK ... 15

3.2 LABORATORIUMONDERZOEK ... 16

3.3 NORMERING ... 17

3.4 KWALITEITSBORGING ... 18

4 ONDERZOEKSRESULTATEN VERKENNEND BODEMONDERZOEK ... 19

4.1 BODEMOPBOUW EN GRONDWATER ... 19

4.2 VELDONDERZOEK ... 19

4.3 LABORATORIUMONDERZOEK EN TOETSING ... 20

4.4 RESULTATEN LABORATORIUMONDERZOEK EN VELDWERKONDERZOEK EN TOETSING HYPOTHESE ... 23

5 ONDERZOEKSRESULTATEN VERKENNEND BODEMONDERZOEK ASBEST .... 25

5.1 VELDONDERZOEK ... 25

5.2 LABORATORIUMONDERZOEK EN TOETSING ... 26

5.3 BEPALING ASBESTCONCENTRATIE EN TOETSING ... 26

5.4 RESULTATEN LABORATORIUMONDERZOEK EN VELDONDERZOEK ... 27

5.5 TOETSING ONDERZOEKSHYPOTHESE ... 27

6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ... 28

6.1 CONCLUSIES ... 28

6.2 AANBEVELINGEN ... 28

BIJLAGEN

A : Topografische ligging : Situatietekening

B : Beschrijving bodemopbouw C : Bodemvreemde bijmengingen

D : Verklaring analysepakketten, analysecertificaten E : Analyse- en toetsresultaten

F : Normering en certificering G : Verklaring onafhankelijkheid

(5)

I : Topotijdreis

J : Toetstabel geactualiseerd tijdelijk handelingskader PFAS, d.d. 2 juli 2020

(6)

1 Inleiding

In opdracht van Pouderoyen Tonnaer is door BOOT organiserend ingenieursburo een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd aan een perceel gelegen aan de Ma- rijkelaan/Prins Willem-Alexanderstraat in Buren. De onderzoekslocatie heeft een grootte van circa 3.000 m². Een overzicht van de locatie is weergegeven in bijlage A, blad 2.

Het onderzoek is uitgevoerd in twee fasen. In de eerste fase is een vooronderzoek (con- form NEN 5725) uitgevoerd (BOOT, kenmerk P20-0434-003, d.d. 9 september 2020). Aan de hand hiervan is de onderzoeksstrategie bepaald. In de tweede fase is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740 en NEN 5707. Het veldwerk is uitgevoerd onder erkenning van de BRL SIKB 2000. De laboratoriumanalyses zijn uitgevoerd conform AS 3000.

1.1

Aanleiding

Aanleiding voor dit onderzoek vormt de voorgenomen nieuwbouw van grondgebonden woningen op de locatie.

1.2

Doelstelling

Doel van het verkennend bodemonderzoek is na te gaan of de bodem (met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit van de bodem) geschikt is voor het huidig en/of toekomstig gebruik of dat mogelijk een bedreiging van de volksgezondheid kan optreden.

Met het oog op de beoogde grondwerkzaamheden zijn grondmonsters genomen die aanvullend zijn geanalyseerd op Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) met als doel het indicatief bepalen van de bodemkwaliteitsklasse van de vrijkomende grond.

Doel van het verkennend bodemonderzoek asbest is om met een relatief geringe onder- zoeksinspanning vast te stellen of op de onderzoekslocatie een bodemverontreiniging met asbest aanwezig is. Op basis van de berekende asbestconcentratie kan een indicatie- ve uitspraak worden gedaan over het asbestgehalte in de bodem.

1.3

Afbakening

Het uitgevoerde onderzoek betreft een verkennend bodemonderzoek en verkennend bodemonderzoek asbest. Bij een verkennend onderzoek wordt middels vooronderzoek, bestaande uit een historisch onderzoek en terreininspectie, in beeld gebracht of en zo ja waar verontreinigingen worden verwacht. Op basis hiervan wordt een strategie opgesteld voor het veldwerk. Het veldwerk bestaat uit een aantal boringen en asbestinspectiegaten, waarbij de visuele waarnemingen worden vastgelegd en een aantal representatieve mengmonsters worden samengesteld. Op basis van de resultaten wordt geconcludeerd of de verwachting uit het vooronderzoek juist is. Indien daartoe aanleiding is, dient aanvul- lend onderzoek te worden gedaan om vast te stellen of daadwerkelijk sprake is van een verontreiniging en wat de omvang daarvan is.

(7)

Middels een verkennend onderzoek wordt beoordeeld of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik en/of een verontreiniging wordt verwacht. Het vaststellen van de bo- demkwaliteitsklasse van de bodem voor toepassing elders maakt hiervan geen onderdeel uit.

Het onderzoek is op een zorgvuldige wijze en door gekwalificeerd personeel uitgevoerd.

De betrouwbaarheid van het onderzoek wordt hierbij beïnvloed door:

Beschikbaarheid van historische informatie. Onvolledige historische informatie kan leiden tot een onjuiste onderzoeksstrategie;

Het onderzoek wordt uitgevoerd conform een gestandaardiseerde methode. Op basis hiervan worden middels een steekproef, boringen geplaatst en asbestinspectiegaten gegraven en monsters genomen. Doordat de steekproefomvang afgeleid is van de norm wordt een betrouwbaar beeld van de bodemkwaliteit verkregen. Lokale afwijkin- gen van de bodemkwaliteit kunnen niet volledig worden uitgesloten;

Het onderzoek betreft een momentopname. Eventuele toekomstige bodembedreigende activiteiten, calamiteiten (bijvoorbeeld brand of morsing van bodemvreemde vloeistof- fen), sloopwerkzaamheden of bouwrijp maken en aanvoer van grond van elders kun- nen de bodemkwaliteit (sterk) beïnvloeden.

1.4

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de resultaten van het vooronderzoek. De opzet van het veld- en laboratoriumonderzoek volgen in hoofdstuk 3. De resultaten van veldwerkzaamheden, laboratoriumonderzoek en de verontreinigingssituatie staan beschreven in hoofdstuk 4 en 5. In hoofdstuk 6 worden conclusies en eventuele aanbevelingen beschreven.

(8)

2 Milieuhygiënisch vooronderzoek

In dit hoofdstuk wordt het kader van het vooronderzoek vastgesteld en relevante onder- zoeksvragen voor zover als mogelijk beantwoord. Het vooronderzoek is uitgevoerd con- form de NEN 5725:2017.

Als eerste stap wordt de aanleiding van het vooronderzoek vastgesteld, Bij vervolgstappen volgt de afbakening van de onderzoekslocatie, het verzamelen van informatie en beant- woorden van relevante onderzoeksvragen en tot slot het trekken van conclusies en opstel- len van een hypothese.

Het vooronderzoek heeft betrekking op het gehele plangebied. Deze is weergegeven in figuur 1 (nieuwbouwplan) en figuur 2.

Figuur 1 Nieuwbouwplan

Figuur 2 Contour projectlocatie. Bron: Google Maps

2.1

Aanleiding en onderzoeksvragen conform NEN 5725

In de NEN 5725 is een aantal standaard aanleidingen en onderzoeksvragen geformuleerd.

De volgende aanleiding is voor onderhavig onderzoek van toepassing:

(9)

het opstellen van de hypothese over de bodemkwaliteit ten behoeve van het uitvoeren van een bodemonderzoek;

het opstellen van de hypothese over de bodemkwaliteit bij tijdelijke uitplaatsing en bij overig projectmatig grondverzet ten behoeve van het inschatten van de arbeidshygi- enische risico’s.

Op basis van de aanleiding van het vooronderzoek is voor deze aanleiding een aantal onderzoeksvragen vastgesteld, beschreven in de NEN 5725. Deze worden als leidraad gebruikt bij het vooronderzoek.

2.2

Locatiegegevens

De onderzoekslocatie is gelegen op een afstand van ca. 600 meter vanaf de kern van het dorp Buren. De X-coördinaat op de Topografische Kaart van Nederland is voor de onder- zoekslocatie 151.092 en de Y-coördinaat is 436.269.

Een topografisch overzicht en een weergave van de situatie is weergegeven in bijlage A.

Huidig en toekomstig gebruik

De onderzoekslocatie is in de huidige situatie braakliggend/grasveld en met daaromheen een woonwijk met grondgebonden woningen. In het openbaar gebied zijn groenstroken, trottoirs (tegels) en rijbanen (klinkers) aanwezig. Het toekomstige gebruik van de locatie wordt grondgebonden woningen met tuin en bijbehorende parkeerplaatsen en toegangs- weg.

Historisch kaartmateriaal

Op historisch kaartmateriaal is zichtbaar dat de kern Buren zich tot 1958 tot aan de onderzoekslocatie uitbreid. In deze periode wordt bouwland omgevormd tot boomgaar- den en bebouwing. In 1966 wordt de eerste bebouwing op de projectlocatie zichtbaar, dit betreft een appartementencomplex en tien seniorenwoningen. Medio 2013 wordt deze bebouwing gesloopt en wordt ruimte gemaakt voor nieuwe woningbouw zoals deze op het moment van schrijven aanwezig is. Een deel van de projectlocatie blijft onbebouwd en is nog braakliggend.

Locatiebezoek

Op 12 augustus is een locatiebezoek uitgevoerd. Hierbij is geconstateerd dat de gehele projectlocatie vrij toegankelijk is. Er zijn op en rondom de projectlocatie geen asbestver- dachte bronlocaties aangetroffen. Op het maaiveld is bodemvreemd materiaal aangetrof- fen in de vorm van sporen van baksteen en puin.

2.3

Bodem en geohydrologie

De onderzoekslocatie is gelegen in het rivierengebied. De bodem bestaat vanaf het maai- veld tot circa 2 meter afwisselend uit matige tot grof zand of humeuze klei. Vanaf circa 2,0 tot 3,5 meter beneden maaiveld is matig grof tot grof zand aanwezig. Op 3,2 á 3,5 meter bevindt zich een veenlaag welke tot 4,0 meter aanwezig is. Het freatisch grondwa- ter bevindt zich op circa 1,4 á 1,5 meter beneden maaiveld.

De regionale grondwaterstromingsrichting van het freatisch grondwater is westelijk ge- richt. De lokale grondwaterstroming kan worden beïnvloed door de aanwezigheid van watergangen, kabel-, leiding en/of rioolsleuven en grondwateronttrekkingen in de directe omgeving.

(10)

In onderstaande tabel is een weergave gegeven van de regionale bodemopbouw.

Tabel 2.1 Schematische weergave van de regionale bodemopbouw

PAKKET DIEPTE (M -MV) SAMENSTELLING

Formatie van Echteld 0 – 2,50 Klei, siltig

Formatie van Nieuwkoop 2,50 – 4,50 Veen, sterk kleiig, humeus

Formatie van Echteld 4,50 – 4,90 Klei, humeus

Formatie van Echteld 4,90 – 7,50 Zand, matig fijn tot matig grof

2.4

Beschikbare dossierinformatie onderzoekslocatie

Hieronder is dossierinformatie weergegeven welke betrekking heeft op de onderzoekslo- catie.

In onderstaande tabel is de beschikbare informatie uit het vooronderzoek weergegeven.

Ook wanneer geen informatie beschikbaar is, dient dit volgens NEN 5725 te worden aangegeven.

Tabel 2.2 Verzamelde informatie

Bron Bijzonderheden

Informatie opdrachtgever Vanuit de opdrachtgever is geen informatie van voorgaande bodemonderzoeken bekend.

Informatie gemeente Buren Omgevingsdienst Rivierenland voert de bodemtaken van meerdere gemeenten in uit, de gemeente Buren is een van deze gemeenten.

Provincie Gelderland en Omgevingsdienst Rivierenland

(Ondergrondse) brandstoftanks

Hbo-tank (ondergronds) (631242). Start: onbekend, eind: 1992

Bodemonderzoeken

Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn bij Omgevingsdienst Rivierenland en de provincie Gelderland.

Rapportage verkennend en actualiserend bodemonderzoek Appelgaard (ong.) te Buren

Locatie/adres: Appelgaard Door: IDDS bv.

Datum: 28-10-2010

Rapportnr.: 1008C268/GGE/rap1 Ter plaatse van: Appelgaard (ong.)

Resultaten bovengrond onverdacht deel: in de bovengrond overschrijden plaatselijk de gehalten kwik, lood, PAK en som DDD de achtergrondwaarden. Geen duidelijke oorzaak te geven

Resultaten ondergrond onverdacht deel: in de ondergrond overschrijdt plaatste het gehalte nikkel de achtergrondwaarde. Geen duidelijke oorzaak te geven.

Resultaten grondwater onverdacht deel: in het grondwater overschrijden de concentraties barium de desbetreffende streefwaarden.

Actualisatie olieverontreiniging: de olieverontreiniging in het grondwater is niet

(11)

Bron Bijzonderheden

niet is veranderd. Eveneens heeft de in de grond aanwezige olieverontreiniging geen nalevering veroorzaakt, de chemische grondwaterkwaliteit is niet

verslechterd. De omvang van de grondverontreiniging (diepte circa 1,0-2,25 m-mv) geraamd op ca. 300 m³, waarvan ca. 200 m³ sterk verontreinigd. De omvang van de grondwaterverontreiniging is geraamd op ca. 1.500 m³, waarvan ca. 200 m³ sterk verontreinigd.

Asbest: in voorgaand onderzoek in opgeboorde bodemmateriaal visueel geen asbestmaterialen zijn waargenomen. Tijdens het veldwerk zijn bijmengingen puin en baksteen waargenomen. Zintuigelijk zijn in boven- en ondergrond geen asbestverdachte materialen waargenomen.

De volgende bodemonderzoeken zijn in het verleden uitgevoerd, echter zijn deze bij zowel de provincie Gelderland als Omgevingsdienst Rivierenland niet in archief aanwezig:

- Asbestbodemonderzoek locatie Marijkelaan 21 te Buren, O.N. 203827, d.d. 11 april 2006;

- Verkennend bodemonderzoek drie inbreidingslocatie te Buren, documentnummer 12013540, d.d. 7 november 2005;

- Nader bodemonderzoek Appelgaard te Buren, documentnummer 130-141-139-

’05, d.d. 24 november 2005;

Saneringsplan

Locatie/adres: Appelgaard (ong.) Door: IDDS bv.

Datum: 22-02-2011

Rapportnr.: 1011C542/JKR/rap01

Ter plaatse van: Appelgaard, olieverontreiniging

Samenvatting: Aanleiding is de aangetroffen verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater, welke i.h.k.v. herontwikkeling gesaneerd zal worden.

Saneringswerkzaamheden zullen bestaan uit ontgraven van sterke verontreiniging in grond en sanering grondwaterverontreiniging door grondwateronttrekking cq bemaling. Na uitvoering zal sprake zijn van stabiele eindsituatie met beperkte restverontreiniging (trede 2).

Verontreinigingssituatie grond

Verontreinigingssituatie grondwater

(12)

Bron Bijzonderheden

Ontwerpbestemmingsplan Buren, Appelgaard – Croonen Adviseurs Locatie/adres: Appelgaard

Door: Croonen Adviseurs Datum: 16-07-2012

Rapportnr.: NL.IMRO.0214.BURBP20110001-on01 Ter plaatse van: Appelgaard (ong.)

In 2005 is een bodemonderzoek in het plangebied verricht, waarbij een

verontreiniging met olie is aangetroffen. Door IDDS is in het kader van voorliggend bestemmingsplan een verkennend en actualiserend bodemonderzoek verricht. Doel van het onderzoek is het verkrijgen van een beeld van de huidige chemische bodemkwaliteit, inclusief een actualisatie van de omvang van de bodemverontrei- niging met olie. De rapportage is als bijlage opgenomen. Hierna zijn de conclusies weergegeven.

In de bodem en het grondwater zijn lichte overschrijdingen van diverse stoffen aangetoond. Deze overschrijdingen zijn echter dusdanig gering dat geen belemmeringen voor het toekomstig gebruik bestaan. Wel is de olieverontreiniging duidelijk aanwezig. De omvang van de grondverontreiniging met olie wordt geraamd op circa 300 m³, waarvan 200 m³ sterk verontreinigd is. De omvang van de grondwaterverontreiniging met olie is circa 1.500 m³, waarvan circa 200 m³ sterk verontreinigd is. Voor het saneren van de sterke verontreiniging in de grond en het grondwater is door IDDS een saneringsplan opgesteld. De saneringswerk- zaamheden zullen bestaan uit het ontgraven van de sterke verontreiniging in de grond en grondwateronttrekking cq. bemaling.

Na uitvoering van de werkzaamheden zal sprake zijn van een stabiele eindsituatie met een beperkte restverontreiniging. Inmiddels heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland het besluit genomen in te stemmen met het saneringsplan.

Tevens heeft zij het besluit genomen dat het in dit geval gaat om een niet spoedeisend geval van ernstige bodemverontreiniging.

Conclusie: in het plangebied is een sterke bodemverontreiniging aanwezig. Het goedgekeurde saneringsplan voorziet echter in een sanering, waarna het plangebied geschikt is voor het toekomstig gebruik. Er bestaan daarom vanuit het oogpunt van bodemkwaliteit geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied.

(13)

Bron Bijzonderheden

Locatie/adres: Marijkelaan 2 te Buren Door: Milieutechnisch adviesbureau De Bruin Datum: 22-06-2013

Rapportnr.: SABSAN/13-2078

Conclusie: Op basis van de resultaten van de nabemonstering van de ontgraving kan worden gesteld dat de sanering van de minerale olievervuiling in de bodem is uitgevoerd conform de primaire eis bij de doelstelling in het saneringsplan nl. het oliegehalte dient lager liggen dan de tussenwaarde.

De grondwatersanering diende voor een groot deel te worden gerealiseerd middels de bemaling die noodzakelijk was voor de afgraving. Tijdens de bemaling gedurende de periode 4 juni t/m 7 juni is totaal 670 m³ grondwater onttrokken en geloosd via een olie/water-afscheider op naburig oppervlaktewater. De kwaliteit van het effluent van de bemaling voldoet zowel aan de streefwaarde als aan de lozingsnorm.

Asbestkansenkaart

Op de locatie zijn geen gebouwen aanwezig welke, op basis van de

asbestkansenkaart van de provincie Gelderland, asbestverdacht zijn. Aan de Irene- en Margrietstraat bevinden zich enkele schuurtjes welke mogelijk asbestverdacht zijn.

Boomgaard

Een deel van de locatie staat aangemerkt als voormalige boomgaard, op basis van de kaartlaag ‘boomgaarden/kassen’ van de Omgevingsdienst Rivierenland. Deze verdachte activiteit heeft plaatsgevonden van 1940 tot 1970.

Bodemloket (Ondergrondse) brandstoftanks Tank: Marijkelaan 21

Identificatiecode volgens bevoegd gezag: GE021409766 Bodemkwaliteitskaarten

Op basis van de bodemkwaliteitskaarten van deze regio blijkt dat de locatie zich bevindt in de zone Wonen 1950-1970 en de bovengrond (0 – 0,5 m-mv) wordt ingedeeld in klasse Achtergrondwaarde. De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) wordt ingedeeld in klasse Achtergrondwaarde.

Een deel van de projectlocatie, waar de historische boomgaard gelegen heeft,

(14)

Bron Bijzonderheden

bevindt zich in de zone ‘Boomgaarden/kas Stedelijk gebied en de bovengrond (0 – 0,5 m-mv) wordt ingedeeld in klasse Achtergrondwaarde. De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) wordt ingedeeld in klasse Achtergrondwaarde.

Ter plaatse van de onderzoekslocatie hebben geen activiteiten en/of calamiteiten plaatsgevonden die de bodem direct verdacht maken voor de aanwezigheid van PFAS. Het vermoeden is dat de bodem diffuus belast is met PFAS-verbindingen. De bodemkwaliteitskaart is hier nog niet op aangevuld.

Expertisecentrum PFAS Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens ten aanzien van PFAS bestaat het vermoeden dat Nederland grofweg in drie soorten gebieden aangeduid kunnen worden:

1. Niet belaste gebieden;

2. Diffuus belaste gebieden, bestaande uit stedelijk gebied, industriële gebieden, land- en tuinbouw;

3. Gebieden beïnvloed door bronnen PFAS, waaronder vliegvelden, brandweeroefenterreinen, PFAS-verwerkende bedrijven en hun directe omgeving.

Ter plaatse van de onderzoekslocatie hebben geen activiteiten en/of calamiteiten plaatsgevonden die de bodem direct verdacht maken voor de aanwezigheid van PFAS. Het vermoeden is dat de bodem diffuus belast is met PFAS-verbindingen. De bodemkwaliteitskaart is hier nog niet op aangevuld.

De Omgevingsdienst hanteert voor locaties waar sprake is van een diffuse belasting met PFAS de strategie VED-HO uit de NEN 5750 en volgt het advies van bodemplus t.a.v. het te hanteren analysepakket.

2.5

Conclusies vooronderzoek en hypothese

Middels het uitgevoerde vooronderzoek zijn de onderzoeksvragen zoals genoemd in paragraaf 2.1 zo goed mogelijk beantwoord. De informatie welke van invloed is op de bepaling van de hypothese wordt hieronder weergegeven.

Uit vooronderzoek blijkt dat ter plaatse van de locatie met name lichte verontreinigingen van kwik, lood, PAK, som DDD in de bovengrond en nikkel in de ondergrond aanwezig zijn.

Ter plaatse van de voormalige ondergrondse HBO-brandstoftank was in het verleden een sterke olieverontreiniging in de bodem en het grondwater aanwezig (zie contourlijnen op situatietekening), aangrenzend en deels overlappend met de projectlocatie. Deze veront- reiniging is in 2013 gesaneerd, waarbij de (boven)grond geschikt gemaakt is voor het gebruik wonen.

(15)

Voor het grondwater dient door middel van monitoring een stabiele eindsituatie aange- toond te worden, zoals beschreven in de instemming evaluatieverslag vanuit GS Gelder- land en de rapportage sanering (De Bruin, SABSAN/13-2078). Hier zijn geen gegevens van bekend of door zowel de provincie Gelderland en de Omgevingsdienst Rivierenland gege- vens van aangeleverd. Uit de gegevens van het bevoegde gezag is niet bevestigd dat een stabiele eindsituatie is bereik en/of de sanering formeel is afgerond. De uitgevoerde bodemsanering is in het licht van huidige ontwikkeling (gebruik Wonen) in een voldoende mate afgerond. Het eventueel ontbreken van een afgeronde stabiele eindsituatie is hierop niet van invloed, maar kan in het kader van overige procesvorming, bv. koop/verkoop, (grond)werkzaamheden onder/aan grondwater, waaronder grondwateronttrekking/lozing e.d., vragen om aanvullend onderzoek hieromtrent.

In voorgaande bodemonderzoeken zijn zintuigelijk in boven- en ondergrond geen asbest- verdachte materialen waargenomen en in 2006 heeft een asbest in bodemonderzoek plaatsgevonden aan de Marijkelaan, hierbij zijn zowel zintuigelijk als analytisch geen asbest waargenomen. Gezien het feit dat de sloop van de voormalige appartementencom- plexen en de seniorenwoningen na het asbestbodemonderzoek plaatsgevonden hebben, is de aanwezigheid van asbest in bodemvreemde bijmengingen niet uit te sluiten. Daar- naast is niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de (voormalige) bouw- blokken, waar de huidige projectlocatie grotendeels is gesitueerd. Tijdens de recente terreinverkenning op 12 augustus is op een deel van de locatie sporen van puin en bak- steen op het maaiveld aangetroffen.

Van de bodem op de projectlocatie zijn geen recente milieuhygiënische gegevens bekend.

De bekende onderzoeken zijn gedateerd, niet locatie dekkend geweest door de destijds aanwezige bebouwing, danwel door de uitgevoerde sloop- en grondwerkzaamheden achterhaald. In verband hiermee is aanbeveling de bodemkwaliteit ter plaatse te actualise- ren door middel van verkennend bodemonderzoek.

In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de (deel)locaties, bijbehorende hypothese en verdachte parameters.

Tabel 2.3 Deellocaties met hypothese onderzoeksstrategie

DEELLOCATIE OPPER- VLAKTE

(M²)

HYPOTHESE STRATEGIE¹ VERDACHTE PARAMETERS

A (Gedeelte) historische saneringslocatie m.o.

200 Verdacht grondwater VEP Minerale olie

B Gehele projectlocatie 3000 Verdachte boven- en ondergrond

VED-HE-NL Kwik, lood, PAK, nikkel en DDD

PFAS (aanvullende parameter) C Gehele projectlocatie 3000 Verdachte bovengrond VED-HE-AS Asbest

1)

VEP : verdacht, plaatselijke bodembelasting met duidelijke verontreinigingskern, conform NEN 5740 VED-HE-NL : verdacht, diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld, niet lijnvormig, conform NEN 5740 VED-HE-AS : verdacht, diffuus belast heterogeen verdeeld, asbest, conform NEN 5707

(16)

3 Veldwerkzaamheden

In dit hoofdstuk worden de veldwerk- en laboratoriumresultaten gepresenteerd.

3.1

Uitvoering veldwerk

Het veldwerk is uitgevoerd op 8 en 9 oktober en 13 november 2020. Tijdens de veldwerk- zaamheden zijn de volgende werkzaamheden verricht:

een visuele beoordeling van de situatie ter plaatse (terreinverkenning);

maaiveldinspectie (conform NEN 5707) op aanwezigheid asbestverdachte materialen;

verrichten van eenentwintig handboringen waarvan twee afgewerkt met een peilbuis;

graven van dertien asbestinspectiegaten van 0,3 x 0,3 meter tot minimaal 50 cm-mv (nrs. G102 t/m G104, G107, G109 t/m G116 en G202);

doorgraven of -boren vijf inspectiegaten (nrs. G101 t/m G104 en G204) met behulp van een grondboor met een diameter van 12 cm tot de ongeroerde bodem met een maximale diepte van 2,0 m-mv;

systematische inspectie ontgraven materiaal op aanwezigheid van asbest met behulp van een zeef of hark (>20 mm);

het zintuiglijk beoordelen van het bij de boringen vrijgekomen bodemmateriaal op eventuele aanwezigheid van verontreinigingen;

bemonstering van het opgeboorde bodemmateriaal;

samenstellen van grondmengmonsters van bodemmateriaal afkomstig van de verdach- te bodemlaag (0 – 0,5 m-mv) ten behoeve van asbestanalyses;

het inmeten van de bemonsteringslocaties GPS (RTK-GPS/dGPS).

Tabel 3.1 Deellocaties met boringen, gaten en peilbuizen

DL¹ ONDERZOEKSLOCATIE PEILBUIZEN² BORING DIEP

BORING ONDIEP

GATEN

A (Gedeelte) historische saneringslocatie m.o.

201 201-3,

202, 203, 204

201-1, 201-2 -

B Gehele projectlocatie chemisch

101 102, 103,

104, 107, 109, 111, 112, 113, 114

105, 106, 108, 109 110

-

C Gehele projectlocatie asbest - - - G102, G103, G104, G107,

G109, G110, G111, G112, G113, G114, G115, G116, G202

1)

Deellocatie A, (gedeelte) historische saneringslocatie m.o.

Deellocatie B, gehele locatie chemisch Deellocatie C, gehele locatie asbest

2)

a. Peilbuizen met bovenzijde filter vanaf 0,5 meter minus grondwater (standaard NEN/VEP).

b. Peilbuizen met een filterstelling, snijdend met het grondwater in verband met mogelijke drijflaag.

(17)

c. Peilbuizen met een filterstelling vanaf 0,5 meter minus verdachte bodemlaag, tenzij het grondwater dieper aanwezig is (VED-HE).

De boorlocaties zijn weergegeven in bijlage A, blad 2.

3.2

Laboratoriumonderzoek

Het laboratoriumonderzoek (chemisch onderzoek) is uitgevoerd door Eurofins Analytico B.V. Het laboratoriumonderzoek (asbest) is uitgevoerd door Eurofins Omegam B.V.

Een overzicht van de samenstelling van de verschillende grond(meng)monsters inclusief dieptes en de bemonsterde peilbuizen met bijbehorende chemische analyses is weergege- ven in tabel 3.2 en tabel 3.3.

Tabel 3.2 Overzicht samenstelling grondmonsters en analyseparameters

DL1 (MENG-)

MONSTER

BORINGNUMMER(S) DIEPTE

(CM-MV)

ANALYSE2 REDEN MONSTERSELECTIE

Chemisch

A MM201 202, 203 100 - 200 Minerale, olie,

os

Ondergrond rond vml.

minerale olie sanering, geen olie-water reactie

A M201-3 201-3 160 - 200 Minerale, olie,

os

Zwakke-olie water reactie, rond grondwater B MM101 101, 102, 104, 105 0 - 80 STAP incl., OCB Klei, sporen baksteen,

houtskool, leisteen, kolengruis B MM102 104, 111, 114, 202 50 - 110 STAP incl., OCB Klei, kolengruis

B MM103 103, 106, 114, 203 0 - 75 STAP incl., OCB Zand, zwak kleiig, sporen baksteen

B MM104 101, 109, 204 0 - 50 STAP incl. Menggranulaat houdende

laag Uitsplitsing MM102

B 104-4 104 70 - 100 PAK + os Uitsplitsing MM102

B 111-3 111 80 - 110 PAK + os Uitsplitsing MM102

B 114-3 114 75 - 100 PAK + os Uitsplitsing MM102

B 202-2 202 50 - 100 PAK + os Uitsplitsing MM102

Uitsplitsing MM103

B 103-1 103 0 – 50 Koper incl. Uitsplitsing MM103

B 106-1 106 0 – 50 Koper incl. Uitsplitsing MM103

B 114-1 114 30 – 75 Koper incl. Uitsplitsing MM103

B 203-1 203 0 – 50 Koper incl. Uitsplitsing MM103

PFAS

B MM101p 101, 102, 104, 105 0 - 80 PFAS, os Kleihoudende bovengrond

B MM102p 104, 111, 114, 202 50 - 110 PFAS, os Kleihoudende boven- en ondergrond

(18)

DL1 (MENG-)

MONSTER

BORINGNUMMER(S) DIEPTE

(CM-MV)

ANALYSE2 REDEN MONSTERSELECTIE

B MM103p 103, 106, 114, 203 0 - 75 PFAS, os Zand, bovengrond

Asbest C VE01 G107, G109, G110, G114,

G115

0 - 50 Asbest Puin NEN5898

Volledig menggranulaat

C VE02 G103, G109, G112 0 - 90 Asbest Grond

NEN5898

Zandige boven- en ondergrond , sporen beton, sporen baksteen

C VE03 G104, G110, G202 0 - 70 Asbest Grond

NEN5898 2016

Klei, sporen baksteen

1)

Deellocatie A, (gedeelte) historische saneringslocatie m.o.

Deellocatie B, gehele locatie chemisch Deellocatie C, gehele locatie asbest

2)

incl. = inclusief organisch stof- en lutumgehalte, os = inclusief organisch stof, STAP = standaardpakket grond, OCB

= Organochloorbestrijdingsmiddelen, PAK=polycyclische aromatische koolwaterstoffen, PFAS = poly- en perfluoral- kylstoffen. Zie bijlage C.

Tabel 3.3 Overzicht grondwatermonsters en analyseparameters

DL1 PEILBUIS/WATERMONSTER FILTERSTELLING (CM-MV) ANALYSE2

A 201-1-1 240 - 340 BTEXN + Minerale olie GC

B 101-1-1 245 - 345 Standaardpakket grondwater

1)

Deellocatie A, (gedeelte) historische saneringslocatie m.o.

Deellocatie B, gehele locatie chemisch

2)

BTEXN = benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen en naftaleen. Zie bijlage C

3.3

Normering

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform NEN 5740: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond.

Het verkennend onderzoek asbest is uitgevoerd conform NEN 5707: Bodem - Inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond.

Het veldwerk is uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 (beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek). De laboratorium- analyses (chemische parameters) zijn uitgevoerd conform de AS3000. De laboratorium- analyses (asbest) zijn uitgevoerd conform NEN 5898.

(19)

Afwijkingen

Monster MM104 van het menggranulaat overschrijdt de conserveringstermijn minerale olie (GC). Gezien de geringe duur van overschrijding van de conserveringstermijn, waarbij monsters geconditioneerd zijn bewaard, wordt derhalve geen significante afwijking ver- wacht. De resultaten worden representatief beschouwd.

Door de latere uitsplitsing van MM102 (monsters 104-4, 111-3, 114-3 en 202-2) wordt de conserveringstermijn PAK overschreden, waarbij de monsters geconditioneerd zijn be- waard, derhalve wordt geen significante afwijking verwacht. De resultaten worden repre- sentatief beschouwd.

Eveneens door de latere uitsplitsing van MM103 (monsters 103-1, 106-1, 114-1 en 203-1) wordt de conserveringstermijn voor de analyse organische stof overschreden. Aangezien de gehalten organische stof overeen komt met de gemeten gehalte organische stof in MM103, waarbij monsters geconditioneerd zijn bewaard, wordt gesteld dat dit representa- tief is en conclusies niet anders zijn.

Verder is tijdens het onderzoek niet afgeweken van de geldende normen.

3.4

Kwaliteitsborging

Het procescertificaat van BOOT organiserend ingenieursburo (nr. VB-007) en het hierbij behorende keurmerk (BRL SIKB 2000) zijn van toepassing op de activiteiten inzake het milieukundig veldwerk, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie, en de over- dracht van de monsters aan een erkend laboratorium of de opdrachtgever.

Het onderzoek is op een zorgvuldige werkwijze en door gekwalificeerd personeel uitge- voerd. Om de onafhankelijkheid van het onderzoek te waarborgen, verklaart BOOT organi- serend ingenieursburo onafhankelijk te zijn ten aanzien van opdrachtgever en projectloca- tie.

(20)

4 Onderzoeksresultaten verkennend bodemonderzoek

In dit hoofdstuk worden de resultaten voortvloeiend uit het veldwerk en chemische analy- se inclusief toetsing gepresenteerd. Voor een verdere uitwerking voor asbest wordt ver- wezen naar het volgende hoofdstuk.

4.1

Bodemopbouw en grondwater

Bodemgesteldheid

In tabel 4.1 is een overzicht van de aangetroffen bodemopbouw weergegeven. De bodem- beschrijving per boring is weergegeven in bijlage B.

Tabel 4.1 Bodemopbouw

BODEMLAAG

(CM-MV)

BODEMTYPE

0 – 20 Zand, matig grof, zwak humeus / uiterst tot volledig menggranulaat houdend 20 - 50 Zand, matig grof, zwak siltig

50 – 100 Klei, zwak siltig, zwak humeus

100 – 150 Zand, matig fijn, zwak siltig, brokken klei 150 – 190 Klei, sterk zandig

190 – 350 Zand, matig tot zeer grof, zwak siltig 350 – 360 Veen, sterk kleiig

Het grondwater bevindt zich op circa 150 cm-mv. De hoogte van het maaiveld op de onderzoekslocatie varieert als gevolg van gedeeltelijke ophoging.

4.2

Veldonderzoek

Grond

Tijdens uitvoering van de veldwerkzaamheden is op diverse plaatsen bodemvreemd materiaal in de bodem aangetroffen bestaande uit sporen/resten van baksteen, houtskool, leisteen, glas, beton en kolengruis. Daarnaast is een zwakke teergeur en een zwakke olie water reactie aangetroffen en een uiterst tot volledig menggranulaat-houdende toplaag is aangetroffen. Daarnaast zijn diverse boringen/proefgaten gestaakt op een harde laag (beton/leidingwerk).

Een overzicht hiervan is weergegeven in bijlage C.

Omdat in de bodem slechts lichte hoeveelheden puin zijn aangetroffen zijn de betreffende grondmonsters niet separaat geanalyseerd. Rekening is gehouden met het zintuiglijk aangetroffen bodemvreemd materiaal. De mengmonsters zijn samengesteld uit grond- monsters met gelijkwaardige bijmengingen. Een monster van de grond met olie- waterreactie is separaat geanalyseerd.

Grondwater

In tabel 4.2 zijn de gemeten grondwaterstanden en de tijdens peilbuisbemonstering gemeten waarden voor temperatuur, zuurgraad, elektrisch geleidingsvermogen, zuurstof en troebelheid weergegeven. De in het veld bepaalde pH, Ec en O2 wijken niet af van datgene wat van nature in de bodem voorkomt.

(21)

Bemonstering van het grondwater heeft plaatsgevonden na stabilisatie van de waarden opgelost zuurstofgehalte en elektrisch geleidingsvermogen.

Tabel 4.2 Gegevens grondwater tijdens bemonstering

PEILBUIS BKPB

CM TOV MV

GWS¹

(CM TOV BKPB)

TEMP¹ (°C)

PH¹ EC¹ (µS/CM)

NTU² BELUCHT³

101-1-1 45 143 13.4 7.07 940 1.33 nee

201-1-1 50 157 13.6 7.41 960 2.51 nee

1)

BKPB : bovenkant peilbuis GWS : grondwaterstand TEMP : temperatuur pH : zuurgraad

Ec : elektrisch geleidingsvermogen

NTU : troebelheid (Nephelometric Turbidity Units)

4.3

Laboratoriumonderzoek en toetsing

Toetsing Wet bodembescherming (Wbb)

De analysecertificaten van het laboratorium zijn weergegeven in bijlage D, evenals een verklaring van de analysepakketten.

De gemeten waarden worden gecorrigeerd op basis van het gehalte lutum en organische stof. De gecorrigeerde waarde wordt de gestandaardiseerde meetwaarden (=GSSD) ge- noemd. De gestandaardiseerde meetwaarde wordt getoetst aan de achtergrondwaarde grond (AW2000 grond), streefwaarde grondwater en interventiewaarden, zoals vermeld in de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De toetsingswaarden zijn als volgt gedefinieerd:

Tabel 4.3 Toetsingswaarden

TOETSINGSWAARDEN1 TOELICHTING

Achtergrondwaarde (AW) Bodem ijkpunt voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van verwaarloosbare risico’s voor het ecosysteem.

Streefwaarde (S) Grondwater ijkpunt voor milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van verwaarloosbare risico’s voor het ecosysteem.

Interventiewaarde (I) Het gehalte aan een stof waarbij de functionele eigenschappen voor de mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd.

1)

In de praktijk wordt vaak het rekenkundig gemiddelde van de achtergrondwaarde (of streefwaarde) en interventie- waarde gebruikt als toetswaarden waarvoor aanvullend en/of nader bodemonderzoek noodzakelijk wordt geacht.

Dit rekenkundig gemiddelde wordt de tussenwaarde genoemd.

(22)

Bij toetsing van de grond- en grondwatermonsters is voor sommige (som)parameters de streef- / achtergrondwaarde hoger dan de vereiste rapportagegrens AS3000. In voor- noemd geval wordt conform bijlage G van de Regeling bodemkwaliteit en conform bijlage 1 van de Circulaire bodemsanering de rapportagegrens als Achtergrondwaarde grond / Streefwaarde grondwater aangehouden. Bij somparameters geldt dit alleen als de waarden waarmee gerekend wordt lager zijn dan de rapportagegrens.

Toetsing PFAS

Voor PFAS zijn tijdelijke toepassingsnormen vastgesteld voor het toepassen van grond en baggerspecie. Deze normen staan opgenomen in het geactualiseerd tijdelijk handelings- kader voor hergebruik van PFAS houdende grond en bagger” (ministerie van I&W, 2 juli 2020) en is toegevoegd in bijlage J. De toepassingsnormen zijn vastgesteld voor de bo- demfunctieklassen Landbouw/natuur en Wonen/industrie. Voor locaties gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden geldt de gebiedskwaliteit. Indien deze niet bekend is bedraagt de ondergrens 0,1 µg/kg ds.

Toetsresultaten grond

In tabel 4.4 zijn de relevante en/of verhoogde parameters na toetsing van de geanalyseer- de grondmonsters weergegeven.

Tabel 4.4 Overzicht toetsresultaten grond(meng)monsters

DL1 (MENG-)

MONSTER

BORINGNUMMER(S) DIEPTE

(CM-MV)

TOETSING²

Chemisch

A MM201 202, 203 100 - 200 -

A M201-3 201-3 160 - 200 -

B MM101 101, 102, 104, 105 0 - 80 lood*, PAK*, DDD*

B MM102 104, 111, 114, 202 50 - 110 PAK***, minerale olie*, kobalt*, nikkel*, kwik*, lood*

B MM103 103, 106, 114, 203 0 - 75 koper**, kobalt*, zink*, molybdeen*, PAK*

B MM104 101, 109, 204 0 - 50 PCB*, minerale olie*, PAK*

Uitsplitsing MM102 (PAK)

B 104-4 104 70 - 100 -

B 111-3 111 80 - 110 PAK*

B 114-3 114 75 - 100 PAK*

B 202-2 202 50 - 100 -

Uitsplitsing MM103 (koper)

B 103-1 103 0 – 50 -

B 106-1 106 0 – 50 -

B 114-1 114 30 – 75 -

B 203-1 203 0 – 50 -

1)

Deellocatie A, (gedeelte) historische saneringslocatie m.o.

Deellocatie B, gehele locatie chemisch

(23)

2)

PAK=polycyclische aromatische koolwaterstoffen, PCB= polychloorbifenylen, DDD = Dichloordifenyldichloorethaan (zie ook bijlage D)

- : <= detectiegrens/achtergrondwaarde

* : > achtergrondwaarde

** : > tussenwaarde

*** : > interventiewaarde

Toetsresultaten PFAS

In tabel 4.5 zijn de parameters na toetsing van de geanalyseerde grondmonsters weerge- geven.

Tabel 4.5 Overzicht toetsresultaten grond(meng)monsters

DL1 (MENG-)

MONSTER

BORINGNUMMER(S) DIEPTE

(CM-MV)

GEHALTE PFAS EN

INDELING BODEMKWALITEITSKLASSE

B MM101p 102, 104, 105 0 – 80 PFOA (1.1): Landbouw/natuur

PFOS (0.5): Landbouw/natuur PFBA (0.2): Landbouw/natuur B MM102p 104, 111, 114, 202 50 -110 PFOA (0.9): Landbouw/natuur PFOS (1.2): Landbouw/natuur B MM103p 103, 106, 114, 203 0 - 75 PFOA (0.8): Landbouw/natuur PFOS (1.3): Landbouw/natuur

1)

Deellocatie B, gehele locatie chemisch

De overige parameters PFAS waarop de grondmonsters zijn onderzocht, zijn niet met verhoogde concentraties ten opzichte van de achtergrondwaarden en/of bodemkwaliteits- klasse landbouw/natuur aangetroffen.

Toetsresultaten grondwater

In tabel 4.6 zijn de verhoogde parameters na toetsing van de geanalyseerde grondwater- monsters weergegeven.

Tabel 4.6 Toetsresultaten grondwatermonsters

DL1 PEILBUIS/WATERMONSTER FILTERSTELLING (CM-MV) TOETSING2

A 201-1-1 240 - 340 -

B 101-1-1 245 - 345 barium*

1)

Deellocatie A, (gedeelte) historische saneringslocatie m.o.

Deellocatie B, gehele locatie chemisch

2)

(zie ook bijlage D)

- : <= detectiegrens/streefwaarde

* : > streefwaarde

** : > tussenwaarde

(24)

*** : > interventiewaarde

De overige parameters, waarop de grond- en grondwatermonsters zijn onderzocht, zijn niet met verhoogde concentraties ten opzichte van de achtergrondwaarden grond en streefwaarden grondwater aangetroffen.

In bijlage E zijn de gemeten concentraties, de toetswaarden en de toetsresultaten weerge- geven.

4.4

Resultaten laboratoriumonderzoek en veldwerkonderzoek en toetsing hypothese

Deellocatie A: (Gedeelte) historische saneringslocatie minerale olie Ondergrond

In de ondergrond ter plaatse van de historische saneringslocatie minerale olie overschrij- den geen van de onderzochte parameters de achtergrondwaarden. Ter plaatse van boring 201-3 is een zwakke olie-water reactie waargenomen, welke aanleiding geeft deze bodem- laag (M201-3) rondom grondwaterstand te analyseren op minerale olie. Er zijn geen verhoogde concentraties minerale olie in gemeten.

Grondwater

In het grondwater overschrijden geen van de onderzochte parameters de streefwaarden.

Toetsing hypothese

Ondanks dat er analytisch geen minerale olie aangetoond is, is zintuigelijk wel minerale olie aangetroffen. De gehanteerde onderzoekshypothese ‘verdachte locatie’ wordt hier- mee formeel aangenomen.

Deellocatie B: Gehele projectlocatie - chemisch Bovengrond

In de kleiige bovengrond (MM101) met bodemvreemde bijmengingen van sporen bak- steen, houtskool, leisteen en kolengruis zijn licht verhoogde concentraties lood, PAK en DDD vastgesteld.

In de zwak kleiige bovengrond bestaande uit zand (MM103) zijn sporen van baksteen aangetroffen. Hier overschrijden kobalt, zink, molydbeen en PAK de achtergrondwaarden.

Koper is matig verhoogd aangetroffen en overschrijdt de tussenwaarde. Hierop is een uitsplitsing uitgevoerd van mengmonster MM103. In geen van de separaat geanalyseerde monsters (103-1, 106-1, 114-1 en 203-1) is een verhoogde concentratie koper gemeten.

Het is onbekend waar de oorspronkelijk gemeten matig verhoogde concentratie koper haar oorsprong vindt, mogelijk is deze het gevolg van heterogeniteit in de bodem en de samengestelde grondmonsters en een bemonsterde/geanalyseerde “macroverontreini- ging”. De resultaten van de uitsplitsing en separate analyses op koper worden representa- tief beschouwd.

Ondergrond

Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de, in eerste instantie, onverdachte onder- grond in te brengen is een mengmonster (MM102) samengesteld van de kleiige onder-

(25)

In het geanalyseerde mengmonster zijn sterk verhoogde (>IW) concentraties PAK gemeten.

Daarnaast zijn licht verhoogde concentraties minerale olie, kobalt, nikkel, kwik en lood aangetroffen.

Om de sterke verontreiniging met PAK nader in beeld te brengen is dit monster uitge- splitst en is ieder van de bodemmonsters separaat geanalyseerd op de parameter PAK.

Hier komen slechts licht verhoogde concentraties PAK uit voort. Het is mogelijk dat de gemeten sterke verontreiniging veroorzaakt is door de heterogeniteit in de bodem en de samengestelde grondmonsters. Bij het samenstellen van het mengmonster is het mogelijk dat een brokje houtskool de meting (sterk) beïnvloed heeft.De resultaten van de uitsplit- sing en separate analyses op PAK worden representatief beschouwd.

PFAS

Zowel in de kleiige boven- en ondergrond (MM101p en MM102p) als de zandige boven- grond (MM103p) overschrijden PFOA en PFOS de detectiegrens. In mengmonster (MM103p) overschrijdt tevens de individuele parameter PFBA de detectiegrens.

De kleiige boven- en ondergrond en de zandige bovengrond voldoen aan de toetsings- waarden Landbouw/natuur.

Grondwater

Het licht verhoogd gehalte barium in het grondwater wordt vaker aangetroffen zonder dat sprake is van een duidelijk aanwijsbare bron. In deze gevallen wordt gesproken van een verhoogde waarden met een (semi) natuurlijke oorsprong1.

Menggranulaat

Om een beeld te krijgen van de sterk tot volledig menggranulaathoudende toplaag (MM104) is deze laag indicatief onderzocht en getoetst aan niet-vormgegeven bouwstof (samenstellingswaarden). Hieruit blijkt dat minerale olie, PCB en PAK kleiner of gelijk zijn aan de samenstellingswaarde.

Toetsing hypothese

De verwachte (lichte) verontreinigingen met kwik, lood, PAK, nikkel en DDD zijn nogmaals aangetroffen. Minerale olie is een nieuwe parameter welke gedurende voorgaande bo- demonderzoeken niet in de bodem is aangetroffen. Deze lichte verhoging is mogelijk te relateren aan de historische verontreiniging met minerale olie.

Het uitvoeren van een onderzoek met een opzet gericht op een verdachte locatie wordt weinig zinvol geacht. De resultaten van een dergelijk onderzoek zullen naar alle waar- schijnlijkheid geen belangrijke verschillen vertonen ten opzichte van de huidige resulta- ten.

De gehanteerde onderzoekshypothese ‘verdachte locatie’ wordt hiermee aangenomen.

1 Bron: Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SIKB); Cahier “zware metalen”.

(26)

5 Onderzoeksresultaten verkennend bodemonderzoek asbest

In dit hoofdstuk worden de resultaten voortvloeiend uit het veldwerk en asbestanalyses inclusief toetsing gepresenteerd.

In voorgaande bodemonderzoeken zijn zintuigelijk in boven- en ondergrond geen asbest- verdachte materialen waargenomen en in 2006 heeft een asbest in bodemonderzoek plaatsgevonden aan de Marijkelaan, hierbij zijn zowel zintuigelijk als analytisch geen asbest waargenomen. Gezien het feit dat de sloop van de voormalige appartementencom- plexen en de seniorenwoningen na het asbestbodemonderzoek plaatsgevonden hebben, is de aanwezigheid van asbest in bodemvreemde bijmengingen niet uit te sluiten. Daar- naast is niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de (voormalige) bouw- blokken, waar de huidige projectlocatie grotendeels is gesitueerd. Tijdens de recente terreinverkenning op 12 augustus is op een deel van de locatie sporen van puin en bak- steen op het maaiveld aangetroffen.

5.1

Veldonderzoek

Maaiveldinspectie

Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden is een maaiveldinspectie uitgevoerd. Op basis van de maaiveldinspectie wordt de onderzoeklocatie opgedeeld in homogene deellocaties, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen verdachte en onverdachte deellocaties. Doel van de maaiveldinspectie is om de oppervlakte van de verdachte locaties zoveel mogelijk in te perken.

Op basis van de maaiveldinspectie kan geen verdere opdeling worden gemaakt tussen verdachte en onverdachte deellocaties door de aanwezigheid van vegetatie (gras). De gehele locatie wordt als verdachte locatie beschouwd.

Vanwege begroeiing (bestaande uit gras) kon een deel van het maaiveld voor minder dan 50% worden geïnspecteerd. Uitgangspunt in de NEN 5707 is dat bij een inspectie- efficiëntie lager dan 50 % de waarde van een maaiveldinspectie onvoldoende is om een kwantitatieve uitspraak te doen over het asbestgehalte in de toplaag. Derhalve wordt dit deel van het maaiveld als verdachte deellocatie aangemerkt.

Op het te inspecteren terreindeel is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

Op het geïnspecteerde deel van het maaiveld is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

Inspectie en monsterneming bodem

De asbestinspectiegaten zijn gelijkmatig over de onderzoekslocatie verdeeld en zijn handmatig gegraven in de verdachte bodemlaag tot op de onverdachte ondergrond. Ter plaatse van de bebouwing zijn geen asbestinspectiegaten gegraven.

Tijdens uitvoering van de veldwerkzaamheden is in de bodem geen asbestverdacht mate- riaal aangetroffen.

(27)

5.2

Laboratoriumonderzoek en toetsing

De analysecertificaten van het laboratorium zijn weergegeven in bijlage C.

De landelijke norm voor asbest in grond, bodem en puingranulaat is vastgesteld op 100 mg/kg gewogen (serpentijnconcentratie vermeerderd met tienmaal de amfibool concen- tratie). De interventiewaarde voor asbest (100 mg/kg ds) is opgenomen in bijlage 1 van de Circulaire bodemsanering 2009, zoals gewijzigd per 1 juli 2013.

In NEN 5707 wordt onderscheidt gemaakt tussen asbest op maaiveld en asbest in de bodem. De gewogen waarden voor asbest op maaiveld en in de bodem worden separaat getoetst aan de interventiewaarde.

In het stadium van een verkennend bodemonderzoek wordt de berekende asbestconcen- tratie gezien als een indicatief gehalte per te onderscheiden (deel)locatie. Indien het gewogen gehalte aan asbest kleiner is dan de helft van de interventiewaarde is verder onderzoek niet noodzakelijk en is het statistisch aannemelijk dat de interventiewaarde ook in een nader onderzoekstraject niet zal worden overschreden.

In onderstaande tabel zijn de resultaten van het laboratoriumonderzoek weergegeven.

Zowel op maaiveld als in de vrijkomende grond is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Analytisch is geen asbesthoudend materiaal in de aangeleverde grond/puinmonsters aangetoond.

Tabel 5.1 Overzicht resultaten grondmonsters/puinmonsters

DL¹ (MENG-)

MONSTER

PROEFSLEUF DIEPTE

(CM-MV)

GEWOGEN

CONCENTRATIE (MG/KG)

C VE01 G109, G110, G114, G115, G107 0 - 50 <0,3

C VE02 G103, G109, G112 0 - 90 <0,3

C VE03 G104, G110, G202 0 - 70 <0,3

1)

Deellocatie C, gehele locatie asbest

De analysecertificaten met de bepaalde asbestconcentraties zijn weergegeven in bijlage D.

5.3

Bepaling asbestconcentratie en toetsing

Resultaten asbestberekening maaiveld

Op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Hierdoor is een berekening van het asbestgehalte van het maaiveld niet nodig.

Verdachte bodemlaag (0 – 0,50 m-mv)

In de verdachte bodemlagen is zowel visueel als analytisch geen asbestverdacht materiaal aangetoond. Een berekening van het asbestgehalte in de bodem is hierdoor niet nodig.

(28)

Tabel 5.2 Gewogen asbestconcentratie en toetsing in de bodem

(MENG-)

MONSTER

INSPECTIEGAT TRAJECT

(CM-MV)

GEWOGEN CONCENTRATIE

(MG/KG D.S.)

GEWOGEN GEHALTE

> GRENS-

WAARDE?2 FRACTIE

<20MM

FRACTIE

>20MM

TOTAAL¹

VE01 G109, G110, G114, G115, G107

0 - 50 - - <0,3 nee

VE02 G103, G109, G112 0 - 90 - - <0,3 nee

VE03 G104, G110, G202 0 - 70 - - <0,4 nee

1)

- : geen asbest gemeten

2)

grenswaarde : ½ interventiewaarde of ½ hergebruikswaarde

5.4

Resultaten laboratoriumonderzoek en veldonderzoek

Maaiveld

Op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Verdachte bodemlaag

In de verdachte bodemlagen is zowel visueel als analytisch geen asbestverdacht materiaal aangetoond.

Ongeroerde bodem

Van de ongeroerde en visueel schone bodem zijn geen grondmengmonsters ter analyse aangeboden.

5.5

Toetsing onderzoekshypothese

De gehanteerde onderzoekshypothese ‘verdachte locatie’ wordt hiermee verworpen.

(29)

6 Conclusies en aanbevelingen

In dit hoofdstuk zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.

6.1

Conclusies

Uit het uitgevoerd bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

De licht verhoogde concentraties lood, PAK, DDD, minerale olie, kobalt, nikkel, kwik, molydbeen en PCB in grond en barium in het grondwater geven vanuit de Wet bodem- bescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van sanerende maatregelen;

Ter plaatse van deellocatie A zijn in de ondergrond rond grondwater, als ook in het grondwater analytisch geen restanten van minerale olie gemeten;

In de boven- en ondergrond zijn licht verhoogde gehalten PFAS aangetroffen. De grond wordt op basis van PFAS indicatief ingedeeld in bodemkwaliteitsklasse Land- bouw/natuur;

Op het maaiveld is visueel en in de bodem is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetoond;

De aangetoonde concentraties in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmering voor het huidig of toekomstig gebruik wonen met tuin. Vervolgonder- zoek is niet noodzakelijk;

Ten aanzien van grondverzet op en van de onderzoekslocatie dient rekening te worden gehouden dat de vrijkomende grond op basis van PFOS en PFOA indicatief wordt inge- deeld in toepassingsklasse Landbouw/natuur.

6.2

Aanbevelingen

Het onderzoek kan ter indicatie worden gebruikt voor grondverzet binnen de onder- zoekslocatie. Indien het niet mogelijk is om bij de ontwikkeling van de onderzoekslo- catie met een gesloten grondbalans te werken, dient grond van de locatie afgevoerd te worden. Mogelijk kan in overleg met de gemeente een toepassing worden gezocht in het kader van actief bodembeheer (bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart);

Bij toepassingen buiten de onderzoekslocatie dient een partijkeuring te worden uitge- voerd, aangevuld met onderzoek naar PFAS. Dit bepaald de definitieve indeling in de bodemkwaliteitsklasse en mogelijkheden tot hergebruik.

(30)

Bijlage A

blad 1: Topografische ligging

blad 2: Situatietekening en monsterpunten

(31)

TOPOGRAFISCHE LIGGING

Bijlage: A Blad: 1 Van: 2

Opdrachtgever : Pouderoyen Tonnaer Projectnaam : Buren, Allardhof

(32)

Overzichtstekening projectlocatie

Bijlage: A Blad: 2 Van: 2

Opdrachtgever : Pouderoyen Tonnaer Projectnaam : Allardhof, Buren Projectnummer : P20-0434

Datum : 16 november 2020

(33)

Marijkelaan Prins Willem-Alexanderstraat

32

34

36 21-31

15

10-12

33-41

6-8

201

203

202 204

101 103

102

104

105

106

107

108

109 110

112

113

114 111

Bebouwing

Bebouwing

G111 G115

G102

G103 G104

G112

G116

G114 G110

G109

G113 G107

201-1 201-2

201-3

LEGENDA

G1 inspectiegat 30x30x50cm (LxBxD) diepe boring met peilbuis

boring dieper dan 0,50 meter minus maaiveld boring tot 0,5 meter minus maaiveld grens onderzoekslokatie 3

2 1

inspectiegat 30x30x50cm (LxBxD) + doorgeboord Ø12cm G1

>IW Grond - Minerale olie AW Grond - Minerale olie

>IW Grondwater - Minerale olie

(34)

Bijlage B

Beschrijving bodemopbouw

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kies dan voor “C4x+” bij Type. * Klik op het pijltje van veld Type en kies en klik op het gewenste type. In ons voorbeeld: “maandag 14 september”. Daaronder zie je een vak met

De samenstelling van deze grondwaterverontreiniging wordt bepaald door de samenstelling van de olie en oplosbaarheid in water van de individuele

- de puinhoudende bovengrond bestaande uit zand en klei is licht verontreinigd met Barium, kwik, Pb, PAK en minerale olie (&gt;AW-waarden);. - de slibhoudende ondergrond bestaande

001 * De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het &#34;S&#34;

Wij vergoeden geen kosten en verlenen geen hulp bij schade die ontstaat doordat de schipper zodanig onder invloed is van alcohol, bedwelmende, opwekkende of soortgelijke middelen,

De verzekerde is verplicht rekeningen van de Europeesche en/of SOS International terzake van diensten, kosten en dergelijke waarvoor krachtens deze verzekering geen dekking

20.1 Verzekerd is de wettelijke aansprakelijkheid van verzekerde, in zijn hoedanigheid van particulier, niet (mede) verband houdende met zijn beroep, bedrijf of betaalde functie,

In de overige separaat geanalyseerde grondmonsters zijn metalen (barium, cadmium, cobalt, koper, kwik, lood, nikkel, molybdeen en zink) in licht verhoogde gehalten ten