• No results found

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek · dbnl"

Copied!
259
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

politiek

Frits Bolkestein

bron

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek. Bert Bakker, Amsterdam 2008

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/bolk008over01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

Voor Madelon

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(3)

Woord vooraf

Deze bundel bestaat uit artikelen, toespraken, debatten, interviews en een

briefwisseling die elk zijn geschreven of gehouden tussen december 2004 - niet lang nadat ik de Europese Commissie heb verlaten - en oktober 2008.

Van de debatten heb ik alleen mijn inleidingen kunnen opnemen, omdat mijn tegenstanders geen tekst op papier hadden gezet. Alleen Tariq Ramadan heeft op schrift in de Volkskrant gereageerd. Helaas heeft hij geen toestemming gegeven dat artikel in deze bundel te laten verschijnen.

Frits Bolkestein, 10 oktober 2008

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(4)

I De economie

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(5)

De uitdagingen van de 21ste eeuw

Europa is verslaafd aan olie als de junkie aan de naald.

Op het ogenblik moet de

EU

50 procent van haar energiebehoefte invoeren; 45 procent van de olie komt uit het Midden-Oosten, 40 procent van het gas uit Rusland.

Als er niets wordt gedaan, stijgt onze afhankelijkheid van energiebronnen buiten de

EU

tot 70 procent in 2030.

Daarmee maakt de

EU

zich tot gijzelaar van twee grote, niet-democratische gebieden: Rusland en het Midden-Oosten. Is dat verstandig? De vraag stellen is haar beantwoorden.

De prijs van de olie kan niet anders dan oplopen, zeker op de langere termijn.

Daardoor krijgen de olieproducerende landen in het Midden-Oosten kolossale bedragen ter beschikking, zoals ook in het verleden wel is gebeurd.

Wat, indien Saudi-Arabië grote sommen gelds spendeert om het gedrag van hier wonende islamieten te beïnvloeden? Is dat aanvaardbaar? Zo ja, wat zullen de gevolgen daarvan zijn? Zo neen, waarom niet?

Kernenergie kan een cruciale bijdrage leveren aan een Europees energiebeleid voor de langere termijn. Zij vermindert de afhankelijkheid van energie-invoer, brengt meer verscheidenheid in energiebronnen en draagt ertoe bij de verplichtingen van het Kyoto-protocol uit te voeren.

Maar sommige lidstaten van de

EU

willen kernenergie afschaffen. Die trend moet worden gekeerd. Hopelijk is het besluit van de Finse regering van enkele jaren geleden een kerncentrale te bouwen een eerste signaal van nieuw denken.

Afgezien hiervan is het belang van normale betrekkingen

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(6)

met Rusland en met de landen in het Midden-Oosten in dit verband duidelijk. Wij moeten ons inspannen die betrekkingen zo goed mogelijk te laten zijn, zonder natuurlijk iets essentieels te loochenen. Dit nu wordt ons door de Amerikaanse buitenlandse politiek moeilijk gemaakt, althans wat betreft het Midden-Oosten.

Op een conferentie in december 2002, vlak voor het begin van de oorlog in Irak, heb ik mij tegen die oorlog gekeerd. Volgens mijn informatie, zei ik toen, had Irak noch splijtstof noch de kennis om een atoombom te maken. De band die Irak met Al Qaida zou hebben was niet aangetoond. En wat betreft het voornemen het Midden-Oosten in het algemeen en Irak in het bijzonder te democratiseren citeerde ik het Engelse gezegde: ‘Fools rush in where angels fear to tread.’ Wij weten inmiddels waartoe de oorlog heeft geleid.

Wij moeten een les uit deze tragedie trekken. De Amerikaanse regering heeft zich duidelijk bekend tot het unilateralisme. Zie de Nationale Veiligheidsstrategie van september 2002. Hier volg ik Peter van Walsum, onze voormalige vertegenwoordiger in de Veiligheidsraad, die in november 2004 de Cleveringa-lezing in Leiden heeft uitgesproken. In die toespraak zei hij: ‘Ik zou graag zien dat Nederland ophield te ambiëren het meest

NAVO

-gezinde land van West-Europa te zijn. Dan zou het eindelijk ook op buitenlandspolitiek gebied een actief en ongereserveerd lid van de

EU

kunnen worden.’ Ik ben het daarmee eens.

Van Walsum zei verder dat het streven naar eenstemmigheid in de Europese buitenlandse politiek onze prioriteit zou moeten krijgen. Ik ben ook dat met hem eens maar verwacht niet dat de

EU

die eenstemmigheid meer dan incidenteel zal weten te bereiken.

Dat streven was moeilijk à six, zeer moeilijk à quinze en nagenoeg onmogelijk à vingt-cinq. Geen illusies dus. Dit is een van de redenen waarom ik nooit heb geloofd in de mogelijkheid van een Europese federatie.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(7)

In de jaren zestig en zeventig hebben wij geijverd voor lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Europese Gemeenschap. Met de toetreding van dat land was alle hoop op een Europese federatie vervlogen.

Zeker, de

EU

heeft federale kenmerken, zoals het Hof van Justitie, het Europees Parlement en de Commissie. Maar het is geen federatie en zal dat ook nooit worden.

Dit is geen academische zaak. Sommigen willen een Europese belasting. Ik zie daar niets in, onder andere omdat de

EU

de legitimiteit daartoe niet bezit.

Eurorealisme is nodig, nu meer dan ooit. De Europese Commissie wil tot 2013 meer, veel meer geld. Dit terwijl zij het gevoteerde geld niet kan opmaken en alle lidstaten krom moeten liggen om hun begrotingen op orde te krijgen.

Bovendien moeten het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid en het Regionale Fonds ingrijpend worden hervormd. Delen daarvan kunnen worden gerepatrieerd.

Waarom moeten Duitse burgers meebetalen aan het Franse landschap? De Europese Unie moet niet meer doen maar minder.

Als dit niet gebeurt, als de

EU

steeds meer taken tot zich trekt, als na de meest recente uitbreiding - die ik altijd heb ondersteund - er lidstaten bij komen die daar onvoldoende toe zijn voorbereid, dreigt verstarring. Dan zou het wel eens kunnen zijn dat wij nu het hoogtepunt van de Europese integratie beleven.

Wij moeten ons geen kern-Europa wensen maar een Europa van kerntaken. Het devies van de voormalige Commissie-president Santer was: minder maar beter. Zo is het net.

Dat is ook altijd het devies van de

VVD

geweest.

Minder maar beter. En ons houden aan afspraken. Pacta sunt servanda. Aan het begin van de muntunie staat het Stabiliteits- en Groeipact. In een plechtige verklaring was te lezen dat de lidstaten daar strikt de hand aan zouden houden.

Hebben de lidstaten dat gedaan? Ik ga nu voorbij aan het Griekse gerommel met de cijfers. Ook aan de twijfel die is gerezen aan de Italiaanse cijfers. De toestand in Duitsland is

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(8)

ernstiger. De Duitsers hebben dat Pact zelf verzonnen maar handelen er niet naar.

Ze spreken water maar drinken wijn.

Hier valt de Commissie weinig te verwijten want het is zij die de Ecofin, dat wil zeggen de Raad van Ministers van Financiën, hierom voor het Hof van Justitie heeft gedaagd.

Als een plechtige internationale overeenkomst die strikt zou worden nagekomen zo met voeten wordt getreden, aan welke overeenkomst kan men dan nog geloof hechten?

Bij dit alles moet men bedenken dat wij voor een demografische crisis staan.

In alle 42 landen van Europa zijn de vruchtbaarheidspercentages lager dan het vervangingsniveau van 2,1 kind per vrouw. In 24 landen is de vruchtbaarheidsgraad zelfs lager dan 1,5. In landen als Italië, Spanje, Duitsland en Oostenrijk zal de bevolking in omvang dalen.

De gevolgen daarvan zijn binnenkort voelbaar. Het aantal burgers dat ouder is dan 60 bedraagt nu 20 procent. In 2030 zal dat 34 procent zijn.

Deze demografische ontwikkeling heeft een economisch gevolg. Volgens de Europese Commissie zal de te verwachten economische groei dalen van 2,25 procent naar 1,75 procent per jaar. Als de vergrijzing ook negatieve gevolgen heeft voor de productiviteit, zal de groei niet verder komen dan 1 procent.

In het pensioenstelsel is het gevolg al snel merkbaar. Nu zijn er drie werkenden voor elke burger ouder dan 60. In 2018 zullen er nog maar twee werkenden zijn. Dat heeft enorme gevolgen voor de samenstelling van de bevolking, voor de ontvolking van landelijke gebieden, voor de dynamiek van de arbeidsmarkt en de betaalbaarheid van de pensioenen.

Alle lidstaten van de Europese Unie komen daarmee voor lastige keuzen te staan.

Moeten zij de bevolkingsgroei stimuleren met een fiscaal gunstig gezinsbeleid?

Moeten zij de pensioengerechtigde leeftijd verhogen? Moeten zij het pensioenstelsel hervormen, waarbij de staat steeds minder doet en

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(9)

burgers steeds meer zelf voor hun oudedagsvoorziening moeten zorgen?

Nederland heeft naast de

AOW

een sterk ontwikkelde tweede pijler met krachtige pensioenfondsen, maar in sommige grote Europese staten (Frankrijk, Duitsland en Italië) kijkt de burger voor zijn pensioen naar de staat.

In Italië zal het deel van de bevolking dat ouder is dan 65 tussen nu en 2050 toenemen met 44 procent terwijl het werkzame deel van de bevolking zal afnemen met 30 procent.

Om pensioenen te betalen, zal Italië zich genoopt voelen zijn begrotingstekort te laten oplopen. Dat zou kunnen leiden tot een hogere rente en dus - op termijn - een hogere inflatie dan anders het geval zou zijn geweest. Nederland heeft een opgespaard pensioenkapitaal van zo'n €500 miljard. Eén procent meer inflatie betekent een jaarlijks waardeverlies van €5 miljard.

De Europese Commissie verwacht dat de economische groei op langere termijn zal dalen tot 1,75 procent. Dat komt overeen met een van de vier scenario's die het

CPB

in 2004 voor de tijd tot 2040 heeft beschreven. Die scenario's zijn gebaseerd op een hoge en een lage variant van twee parameters: de bereidheid tot internationale samenwerking en de hervorming van de collectieve sector. Deze vier scenario's leiden tot grote verschillen in economische groei.

In het scenario dat mij het meest waarschijnlijk lijkt, wordt de uitbreiding van de

EU

geen politiek succes omdat lidstaten te veel aan hun soevereiniteit hechten en problemen liefst op nationaal niveau willen oplossen. Wel heeft er een vergaande handelsliberalisatie plaats tussen de

VS

en Europa, waardoor er op termijn een nieuwe en grotere interne markt ontstaat.

De overheid zal de eigen verantwoordelijkheid van de burger benadrukken. De verzorgingsstaat zal worden ingeperkt en publieke voorzieningen zullen worden versoberd. Daardoor neemt de inkomensongelijkheid toe, zodat studeren

aantrekkelijker wordt. Onder die voorwaarden wordt de gemiddelde economische groei geraamd op 1,7 procent.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(10)

Dat het die kant opgaat, wordt ook voorvoeld door de Nederlanders die zijn

geënquêteerd in verband met een ander rapport, ditmaal van het Sociaal en Cultureel Planbureau, getiteld In het zicht van de toekomst. Volgens dat rapport verwachten de Nederlandse burgers in het algemeen een samenleving in de toekomst die harder is en minder gelijkheid garandeert.

Tussen 1945 en 1973 hebben wij een fantastische tijd gehad - en niet alleen wij.

De Fransen noemen die periode ‘les trente glorieuses’. Joop den Uyl had gelijk toen hij zei: Die tijd komt nooit meer terug. Het was ook niet zo moeilijk dat toen te raden.

Maar velen wilden het niet zien. Vandaar de politieke problemen waarmee het eerste kabinet-Lubbers te kampen had. Eén voor één moesten de illusies worden losgelaten waar velen zich aan vastklampten. Ik heb dat proces ondersteund toen ik in de formaties van 1994 en 1998 samen met Wim Kok de sociale zekerheid regel voor regel heb uitgevlooid. Het is de historische betekenis van Wim Kok dat hij dat voor zijn kap heeft genomen.

En nu staan wij naakt in de kille wind en moeten wij ons beschermen tegen een jaloerse buitenwereld. Op de ranglijst van het Global Competitiveness Report bekleedden wij in 2004 plaats 12. Dat is beter dan Duitsland, Australië en Canada op plaatsen 13, 14 en 15 maar een stuk minder goed dan de Scandinavische landen:

Finland op plaats 1, Zweden op 3, Denemarken en Noorwegen op 5 en 6. Hoe doen de Scandinaviërs dat, in weerwil van hun hoge belastingen?

In Lissabon in maart 2000 heeft de

EU

besloten dat zij een knowledge-based economy wil hebben. Mij dunkt dat de Scandinavische landen dat ideaal dichter benaderen dan Nederland. De

EU

heeft de lidstaten ten doel gesteld 3 procent van hun bnp te besteden aan onderzoek. Alleen Finland en Zweden hebben die doelstelling bereikt. In Italië zijn de openbare uitgaven voor onderzoek de laatste tien jaar gedaald.

Ook Nederland haalt de Europese doelstelling bij lange na niet.

Ondertussen vertrekken veelbelovende wetenschappers naar de

VS

. Daar wonen nu 400.000 van hen en de Europese Commissie schat dat slechts 13 procent wil terugkeren.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(11)

Europa is arm aan grondstoffen. Als wij ons menselijk kapitaal niet op peil houden, ja verbeteren, dan ziet het er somber voor ons uit. Meer geld voor onderzoek en onderwijs moet beschikbaar komen en dat kan alleen als de sector van de

overdrachtsuitgaven verder wordt hervormd. Alleen dan wordt de economische groei hier voldoende ondersteund.

Die groei is nodig om de werkgelegenheid op peil te houden zodat ook de integratie van minderheden wordt vergemakkelijkt.

Medio jaren negentig was het thema van culturele minderheden een taboe, hoewel hun integratie onvoldoende succes had. Intussen is de situatie er niet veel beter op geworden, hoewel het taboe is verdwenen.

Etnische minderheden vormen nu 9 procent van de Nederlandse bevolking. In 2015 is dat 14 procent, één op zeven. De omvang van de immigratie en het gebrek aan integratie overstijgen de absorptiecapaciteit van de stedelijke gebieden. Als gevolg daarvan neemt het ongenoegen bij de autochtone bevolking toe. Er moet altijd ruimte zijn voor echte politieke vluchtelingen, maar verreweg de meeste asielzoekers zijn economische migranten.

Integratie moet voorts plaatshebben binnen een staatsrechtelijk geheel dat de waarden van de liberale democratie (zoals vrijheid van meningsuiting, gelijkheid van man en vrouw en de leerplicht) laat prevaleren boven gewoontes van migranten die daar haaks op staan.

Veel immigranten in Amerika zijn trots op hun nieuwe nationaliteit. Van veel immigranten naar Nederland kan men dat niet zeggen. Een aantal van hen kijkt zelfs neer op onze cultuur. Zou het verschil komen doordat de Amerikanen meer appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid terwijl in Nederland het slachtofferschap gerede ingang vindt?

En dan de rechtsstaat. Die dreigt in de verdrukking te komen. Straatcriminaliteit en verstoringen van de openbare orde geven overlast en leiden tot een gevoel van onveiligheid. Burge-

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(12)

meesters mogen de politie er dan ook niet van weerhouden daartegen op te treden.

De ernstige, vaak georganiseerde misdaad kan alleen door een afdoende

rechercheapparaat worden bestreden. Terrorisme vraagt om veel en nauwkeurige internationale samenwerking. De overheid kan de criminaliteit onmogelijk op haar beloop laten want de rechtsstaat is de basis van alles. Daarom verdient

rechtshandhaving prioriteit bij het verdelen van geld.

Het is niet moeilijk een worst case scenario te schetsen.

Jongeren die in opstand komen tegen de stijgende lasten die zij moeten dragen om de ouderen van de toekomst dezelfde welvaart te geven als wat de ouderen van nu ontvangen. Tegenvallende arbeidsparticipatie gepaard met matige

productiviteitstoename en dus een lage economische groei en veel werkloosheid.

Een hoge olieprijs die islamitische productielanden in staat stelt de culturele eigenheid van minderheden hier ruimhartig te subsidiëren. Slecht geïntegreerde islamitische meerderheden in stedelijke gebieden die de weinige joden die hier nog wonen het voortbestaan onmogelijk maken. Een maffia die lak heeft aan politie en justitie. En een Europese Unie die ten prooi valt aan atavistisch nationalisme en

sociaaleconomische verstarring. Het is een grimmig beeld van een mogelijke toekomst.

Veel kabinetten zullen koelbloedig en daadkrachtig deze problemen te lijf moeten gaan. Veel aardige mensen zullen noodzakelijke maar pijnlijke hervormingen willen uitstellen. Veel onaardige mensen zullen hun gelijk bevestigd zien. Dat is de ironie van de politiek.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(13)

Afscheid van Keynes

In 1982 bereikte de Nederlandse economie een dieptepunt. Per maand steeg het aantal werklozen met vele duizenden. De overheidsuitgaven waren volledig uit de hand gelopen. In november van dat jaar ontstond het Akkoord van Wassenaar onder de dreiging van een looningreep door de Regering. Dat Akkoord kwam neer op een uitruil tussen loonmatiging en arbeidstijdverkorting. Het Akkoord deed daarmee een beroep op het vertrouwen van de vakbonden. Want of arbeidstijdverkorting ook inderdaad meer banen zou opleveren, was nog geheel de vraag. Maar er was geen alternatief. Loonmatiging werd als beleidsinstrument officieel aanvaard.

In 1983 bereikte de collectieve sector zijn hoogtepunt met 67 procent van het bruto binnenlands product. Maar sinds het Akkoord van Wassenaar is nergens in Europa de loonontwikkeling zo gematigd geweest als hier. De omslag kwam in 1985/1986.

De export trok aan en de werkgelegenheid groeide weer. Mede daardoor konden de uitgaven aan sociale zekerheid slechts half zo snel stijgen als in de rest van Europa.

Loonmatiging was essentieel maar zij moest worden ondersteund door

lastenverlichting. Die zorgt er namelijk voor dat werknemers aan koopkracht winnen wat zij door loonmatiging moeten ontberen. Maar lastenverlichting kan het niet stellen zonder bezuinigingen in de collectieve sector. Want anders zou het

financieringstekort van de overheid en dus de schuldenlast op ontoelaatbare wijze stijgen met als gevolg meer rentebetalingen in de toekomst.

Bezuinigingen in de collectieve sector gingen niet van een leien dakje. Bert de Vries, destijds fractievoorzitter van het

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(14)

CDA

, zei: ‘Ook na “Wassenaar” was het oorlog tussen de vakbeweging en het kabinet.’

Dat gold voor de bezuiniging van 3 procent op de lonen van ambtenaren en

trendvolgers en voor alle andere die tot diep in de jaren negentig die ingreep zouden volgen. De gouden formule ‘bezuinigingen plus loonmatiging’ is dus niet zozeer te danken aan het zogenaamde poldermodel als wel aan harde politieke strijd.

Daar komt nog iets bij. Het Akkoord van Wassenaar betekende dat de sociale partners afstand van hun centralistische en sturende rol in de loonvorming deden.

Daardoor kon op decentraal niveau meer marktwerking plaatshebben. Meer decentralisatie en meer marktwerking, dus meer liberalisme.

De makke van het Rijnlandse model

In feite werd afscheid genomen van het keynesiaanse model, dat in de jaren zeventig in zwang was. Dit probeerde door een stimulering van de vraag de economische groei te versnellen. Het daarvoor benodigde geld zou de overheid in tijden van voorspoed kunnen innen. Den Uyl noemde dit het inverdieneffect. Maar er is nooit iets inverdiend. Het keynesiaanse model heeft in Nederland de schuld van de overheid vergroot, de inflatie versneld en de groei doen stagneren. Het resultaat was stagflatie.

Het keynesiaanse model werd pijnloos geacht. Daarom was het ook zo populair.

Het perspectief was macro-economisch. Stelde de economische groei teleur, de regering behoefde de geldkraan slechts open te zetten. Daardoor konden pijnlijke en omstreden aanpassingen in de microsfeer achterwege blijven. Maar het recept werkte niet. Het beleid diende dus te worden gewijzigd. Op macro-economisch gebied diende het monetair beleid te worden gericht op een bestrijding van de inflatie in plaats van het gedogen daarvan en het begrotingsbeleid op evenwicht in plaats van op tekorten.

Op micro-economisch gebied diende het te worden aangevuld met een versterking

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(15)

van de aanbodkant van de economie door grotere financiële prikkels, vooral op de arbeidsmarkt.

Dit alles betekende dat wij het Rijnlandse model goeddeels verlieten. De term

‘Rijnlands model’ - ‘économie rhénane’ - komt uit een boek van Michel Albert, destijds Commissaire Général au Plan, dus te vergelijken met onze directeur van het Planbureau. Het boek heet Capitalisme contre capitalisme. Het dateert uit 1991.

Sindsdien is er veel veranderd. Niettemin blijft het onderscheid dat hij maakt tussen het Rijnlandse en het Angelsaksische kapitalisme van belang omdat het de

economische ontwikkeling van de laatste twintig jaar verheldert.

Michel Albert geeft ideaaltypische beschrijvingen. Het Angelsaksische model is gebaseerd op concurrentie en individueel succes. De onderneming wordt beschouwd als eigendom van de aandeelhouders. Ter financiering geeft men de voorkeur aan de beurs boven de bank. De sociale zekerheid en de herverdeling van inkomens krijgen weinig aandacht. Hij noemt dit de casino-economie.

Het Rijnlandse model zou volgens Albert meer gebaseerd zijn op samenwerking dan op concurrentie. De rol van collectief succes, van maatschappelijke consensus en de zorg voor de lange termijn zouden centraal staan. Niet de shareholder maar de stakeholder. Niet financiering door de kapitaalmarkt maar door de bank.

Overmatige inkomensverschillen worden beperkt.

Deze korte samenvatting is ongenuanceerd en doet misschien geen recht aan de analyse van Michel Albert, die een open oog had voor de tekortkomingen van het Rijnlandse model. Zo wijst hij zelf op de ervaringen met het Zweedse model (van de jaren tachtig), waar te veel solidariteit tot een verlies aan verantwoordelijkheid had geleid en het absenteïsme in sommige ondernemingen een niveau van 20 procent had bereikt.

De grote makke van het Rijnlandse model is de werkloosheid die zowel in Frankrijk als in Duitsland veel hoger is dan in Ne-

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(16)

derland. Dit betekent dat de arbeidsmarkt daar slecht functioneert doordat de prikkels te zwak zijn. Prikkels op de arbeidsmarkt doen pijn. Daarom zijn politici huiverachtig ertoe over te gaan.

Het Rijnlandse model heeft de ideologische leegte gevuld die het socialisme heeft achtergelaten. Maar daarom mag men de ogen nog niet sluiten voor de feiten: er bestaat een natuurlijke spanning tussen solidariteit en motivatie. Wat wij in Europa vooral nodig hebben, is motivatie. Zowel de opkomende industrielanden als Amerika hebben die in overvloed. Dus zullen wij het moeten stellen met minder solidariteit.

De Nederlandse economische inhaalslag is er vooral aan te danken dat we minder Rijnland zijn geworden en dat daarmee de aandacht is verschoven van de macro- naar de micro-economie en van de vraag- naar de aanbodzijde ervan.

The proof of the pudding is in the eating. De collectieve uitgaven daalden van 67 procent van het bruto binnenlands product in 1983 tot 54 procent in 1996, dus met gemiddeld 1 procentpunt per jaar. De werkgelegenheid groeide gedurende die tijd dubbel zo snel als de Amerikaanse banenmachine. De versobering van de Nederlandse verzorgingsstaat sinds 1982 heeft dus zowel economisch als sociaal goede resultaten afgeworpen.

Dit debat is meer dan tien jaar oud. Sindsdien is Nederland toegetreden tot de

EMU

, dat wil zeggen tot het eurogebied. Dit is de tweede oorzaak van onze afstand tot het Rijnlandse model. Lidmaatschap van de

EMU

legt ons immers verplichtingen op. Die vindt men in het zgn. Stabiliteits- en Groeipact, dat de basis van de euro vormt. Geen pact, geen euro. Wat zegt het pact? Overheidstekorten moeten tenderen naar een evenwicht of een klein overschot en mogen in geen geval groter zijn dan 3 procent van het bbp.

Dit betekent dat regeringen van het eurogebied weinig ruimte hebben om de economie te stimuleren. Het fiscale beleid ligt aan banden. Het monetaire beleid is gecentraliseerd in Frankfurt. Van de twee klassieke middelen die overheden hadden om

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(17)

de economie te beïnvloeden is dus weinig over. Wat resteert? Micro-economische, aanbodgerichte, structurele hervormingen. In het Brusselse jargon: de

Lissabon-agenda. En die agenda - sterk gestimuleerd door de Britten - is onderdeel van het Angelsaksische economische model.

Tijdens de Europese Top van Lissabon van maart 2000 formuleerden de

regeringsleiders een ambitieus doel: ‘Europa moet de meest dynamische, competitieve en op kennis gebaseerde economie van de wereld hebben binnen tien jaar.’

Ik ben een fervent voorstander van dit doel. Het betekent dat wij de Verenigde Staten moeten inhalen en daarvoor is een optimaal werkende Interne Markt vereist.

Liberalisering van verschillende Europese nutssectoren is noodzakelijk omdat prikkels tot concurrentie een optimale verhouding bewerkstelligen tussen prijs, kwaliteit en dienstverlening. De Top van Lissabon riep daarom op tot een versnelde liberalisering van de spoorwegen, de elektriciteits- en gasmarkt, en de posterijen. De Europese Top in Stockholm moest het momentum van Lissabon vasthouden en enkele concrete data stellen. Want er dreigt altijd een zekere schizofrenie in het besluitvormingsproces.

Regeringsleiders formuleren een prachtig doel maar tijdens Europese Raden van vakministers loopt de uitvoering toch wat stroever omdat allerhande gevestigde belangen zich beroepen op verworven rechten. Zoals ik wel eens heb gezegd: ‘Er is veel poëzie maar niet genoeg beweging.’

Het brede proces van liberalisering dat vanuit de Europese Unie wordt aangestuurd, heeft natuurlijk gevolgen in de lidstaten, ook voor Nederland. Een van die gevolgen is dat de rol van de overheid in de economie verandert. Van oudsher meende de overheid dat publieke belangen het best konden worden behartigd door middel van overheidsbedrijven. De overheid trad op als ondernemer en zou op die manier het belang van de burger het best dienen. Dit denken paste in de collectieve benadering die in de jaren zeventig leidde tot pleidooien voor nationalisatie.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(18)

Maar in de praktijk bleek de overheid niet altijd een goede ondernemer te zijn.

Bovendien bleek dat een bedrijf niet per definitie een staatsbedrijf behoefde te zijn om publieke belangen te behartigen.

De overschatting van de overheid-ondernemer leidde in de jaren tachtig tot het begrip van de ‘terugtredende overheid’. De overheid op de stoel van de bedrijfsleider leidde tot verliezen en tot het te lang subsidiëren van bedrijven zonder toekomst. Nederland en andere lidstaten betaalden daardoor een financiële tol. Het bleek in de praktijk beter dat een bedrijf werd geleid door een ondernemer en niet door een minister die de hete lucht van een parlement en een publieke opinie in de nek voelde.

De liberalisering die in de jaren negentig plaatshad, heeft deze ontwikkeling versterkt. Door de totstandkoming van de Europese Interne Markt kunnen bedrijven zich niet tot hun lidstaat beperken. Ze moeten Europees en grootschalig denken. Ze moeten allianties met andere ondernemingen sluiten, nieuw kapitaal aantrekken of acquisities doen. Dat is het werk van ondernemer en bankier. Een politicus is op dit terrein een gevaarlijke amateur.

Deze Europese ontwikkeling heeft ertoe geleid dat steeds meer overheden bedrijven privatiseerden, dat wil zeggen de juridische eigendom van de onderneming afstootten.

Op zichzelf waren zij daartoe niet verplicht. Privatisering wordt niet voorgeschreven door de Europese Verdragen. De Europese Unie dwong liberalisering af - dat wil zeggen het toelaten van concurrentie - maar staat neutraal ten aanzien van eigendomsverhoudingen. Privatisering werd in de meeste lidstaten een praktisch gevolg van liberalisering.

Daarom moet er een heldere scheiding zijn tussen de taken van de overheid en die van de toezichthouder. Liberalisering en privatisering zijn geen doelen op zich. Ze zijn slechts instrumenten: mechanismen om een optimale allocatie van

productiefactoren tot stand te brengen. Daarbij is concurrentie

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(19)

noodzakelijk omdat die de beste prikkel is om marktpartijen te dwingen tot zo'n optimale allocatie. De overheid moet de publieke belangen formuleren. De

toezichthouder moet kwalitatief sterk zijn en voldoende onafhankelijk om die belangen te behartigen en eerlijke concurrentie te bewaken. Alles draait om de juiste rol en positie van de toezichthouder.

Men moet voorkomen dat de overheid privatiseert maar via de achterdeur toch de macht over het bedrijf in handen houdt. Dit kan gebeuren via een golden share. Dat is een aandeel met bepaalde vergaande bevoegdheden die de overheid behoudt. Zo kan de overheid via een golden share het laatste woord hebben bij strategische beslissingen van het bedrijf. In dat geval beslist niet het bedrijf over een alliantie, fusie of acquisitie, maar de staat.

Wie uitspraken van onze oud-minister-president Willem Drees herleest en ze tegen het licht van de toenmalige tijdgeest houdt, merkt dat hij zijn tijdgenoten ver vooruit was. Dat was zo in de jaren vijftig en dat bleef zo toen de '68'ers de macht in de PvdA overnamen. Die generatie vond Drees eigenlijk een lastige oude man: Nieuw Links rekende Drees tot de ‘oude garde’.

In de jaren zeventig waren er op partijcongressen van de PvdA vurige pleidooien voor de ‘nationalisatie’ van economische sleutelsectoren zoals banken en

verzekeringsbedrijven. Drees, die in 1971 de PvdA had verlaten, keerde zich daar heftig tegen. In zijn boek Herinneringen en opvattingen schreef hij: ‘Een nationalisatie van alle banken zou de staat te zeer betrekken in een net van zeer ingewikkelde verhoudingen in heel het bedrijfsleven, niet alleen nationaal maar ook internationaal.’

Drees vond dat de overheid een sturende politieke rol had, maar dat haar economische rol in ondernemingen beperkt moest blijven.

In dat boek schreef Drees: ‘Mij gaat de uitdrukking “verzorgingsstaat” te ver. Ik voel voor de uitdrukking die de Franse utopische socialist Fourier gebruikte: le garantisme, dus de

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(20)

waarborgende staat. Men moet niet door de uitdrukking “verzorgingsstaat” de indruk wekken dat de staat in het algemeen voor de verzorging verantwoordelijk is, hetgeen de mensen in het algemeen in onderlinge verhoudingen moeten zijn, maar dat de staat de bestaanszekerheid waarborgt indien die tekort gaat schieten, terwijl geen particulieren de verantwoordelijkheid voor de zorg kunnen dragen.’

Verstandige oude man, die heer Willem Drees. Ik ben blij dat ik nog op hem heb kunnen stemmen.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(21)

Ondernemen in het Europa van morgen Opkomende landen

In 2005 namen de opkomende landen - ‘emerging economies’, waaronder India en China - meer dan de helft van het bbp van de wereld (tegen koopkrachtpariteiten) voor hun rekening. Zij consumeren nu meer dan de helft van de energie van de wereld en waren over de periode 2000-2005 verantwoordelijk voor 80 procent van de groei van de vraag naar olie.

In zekere zin hernemen China en India hiermee hun historische plaats, want tot het einde van de negentiende eeuw waren zij de grootste economieën. Ik geef toe:

het is even wennen. Maar deze ontwikkeling is onafwendbaar en voor honderden miljoenen mensen positief.

Het

IMF

voorspelt dat tot 2012 de economische groei van de opkomende landen gemiddeld 6,8 procent zal bedragen tegen 2,7 procent voor ontwikkelde landen. The Economist noteert dat de eerste tien jaar van de 21ste eeuw de snelste groei van het gemiddelde wereldinkomen van de geschiedenis zullen laten zien.

1

Het is duidelijk dat de opkomende landen een krachtige motor van de economische groei zijn want de helft van de uitvoer van de

VS

, de

EU

en Japan gaat ernaartoe. Die impuls is dubbel welkom in de

EU

waar de demografische omslag de neiging heeft de groei te vertragen.

Twee aspecten van deze historische ontwikkeling vragen om bijzondere aandacht.

Het eerste betreft de voorraad vreemde valuta van de opkomende landen - 70 procent van het totaal in de wereld. Tot nog toe heeft een aantal Aziatische tresorieën

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(22)

het Amerikaanse tekort op de lopende rekening met kolossale bedragen gedekt. De vraag is hoe lang zij daarmee door zullen gaan. In het geval van China zal een beter functionerende bancaire sector steeds meer liquiditeit naar de binnenlandse economie kunnen sluizen. Daarnaast is het niet aantrekkelijk geld te beleggen in een

depreciërende valuta, zodat naar verwachting steeds meer geld in euro's zal worden geplaatst. Voor de

EU

is dat ongunstig want volgens

DNB

leidt een stijging van de effectieve koers van de euro met 10 procent in het eerste jaar tot een daling van de economische groei met 0,4 procent.

2

Voor de

VS

lijkt dit ook ongunstig want een dergelijke ontwikkeling zou tot een zich versnellende daling van de koers van de dollar kunnen leiden, totdat een nieuw evenwicht is bereikt. Dat zal de wereldeconomie verstoren. Aan de andere kant kan de huidige situatie ook niet voortduren, waarbij honderden miljoenen arme mensen de rijkste consumenten ter wereld subsidiëren.

Het tweede aspect is de arbeidsinkomensquote (

AIQ

), dat wil zeggen het aandeel van lonen en salarissen in de totale toegevoegde waarde. Dat is nu lager dan het in de afgelopen dertig jaar is geweest. Hoe komt dat?

AIQ

De mogelijkheid voor werkgevers productie naar lagelonenlanden te verplaatsen, betekent dat werknemersorganisaties minder onderhandelingskracht hebben. Ten tweede zorgt immigratie in bepaalde sectoren voor een neerwaartse druk. Ik vermoed dat in de restaurants van Londen nauwelijks een autochtone Brit bedient.

Meer in het algemeen heeft de entree van Rusland, China en India in de

markteconomie het gevolg dat het aantal beschikbare werknemers in de wereld is verdubbeld van 1,5 tot 3 miljard. Dat omvat niet alleen handwerkslieden maar ook wetenschappers en ingenieurs. Daarvan produceren India en China

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(23)

nu meer dan de

VS

, de

EU

en Japan tezamen.

Ook moet worden vermeld dat hooggeplaatste ondernemers een groot deel van de inkomensgroei in beslag nemen. Dat is onwenselijk. De top 1 procent van

Amerikaanse verdieners ontvangt nu 16 procent van alle inkomens, tegen 8 procent in 1980. Maar zolang aandeelhouders daar akkoord mee gaan, is het moeilijk er wat aan te doen. Wij kennen immers ook de ‘freedom to contract’. Het is belangrijk dat deze toestand wordt verbeterd want, zo niet, zal de politieke druk tot protectionisme steeds verder groeien. En protectionisme is het laatste wat wij nodig hebben, wat mij brengt op de Europese Unie.

De Europese Unie

De Doha-ronde, begonnen in 2001 met als doel de handelsbarrières in de wereld grotendeels op te heffen, is mislukt. Dat komt onder andere door de Europese landbouwpolitiek. Door een onderonsje van de toenmalige kanselier Schröder en president Chirac is die tot 2013 vastgenageld, hoewel Duitsland eerst vrijhandelaar inzake landbouw was. Mijn ervaring is dat wanneer Frankrijk en Duitsland ruzie hebben, de Fransen altijd winnen. De neiging van commissaris Mandelson om bilaterale handelsovereenkomsten te sluiten, mag overigens niet worden ondersteund want zij doorbreekt twee grondbeginselen van de

WTO

: de non-discriminatie- en de most-favoured-nation-clausules.

Laat ik iets zeggen over de interne markt, waarvoor ik vijf jaar als Europees Commissaris verantwoordelijk ben geweest.

Ik meen dat er in die tijd het een en ander is bereikt, zeker wat betreft de financiële dienstverlening. Maar ik heb ook nederlagen moeten incasseren, vooral in het Europees Parlement. Een daarvan was mijn voorstel om grensoverschrijdende overnames van ondernemingen gemakkelijker te maken.

Helaas, ik kwam één stem tekort. Dat was jammer. Aan de ene kant vraagt men naar een Europese industriepolitiek, aan

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(24)

de andere kant verwerpt men een belangrijk instrument daarvan.

Met mijn voorstel voor een richtlijn over diensten is het beter afgelopen, maar niet veel beter. Ook dat is jammer, want 70 procent van de Europese economieën bestaat uit diensten en marktopenende maatregelen hebben altijd een positief effect op economische groei en werkgelegenheid gehad.

De dienstenrichtlijn

Daarbij komt dat de richtlijn slecht is begrepen. Zij betreft geen liberalisering, geen privatisering, geen werknemers, geen gedetacheerd personeel. Art. 49 en 50 van het Verdrag van Rome leggen de vrijheid van dienstenverkeer vast. Die vrijheid wordt gefrustreerd door tal van bureaucratische obstakels. Slechts 20 procent van de diensten wordt over de grens verhandeld. De richtlijn wilde een eind aan die obstakels maken.

Het debat over die richtlijn was zeer gepolitiseerd, vooral in Frankrijk. Volgens sommigen was zij verantwoordelijk voor het Franse ‘non’ tegen het grondwettelijk Verdrag van 2005. Dat lijkt mij te veel eer. Dat ‘non’ stoelt op de Franse argwaan tegen concurrentie. Het officiële Frankrijk houdt daar niet van. Daar wil men het liefst dat de staat de taken verdeelt. Veel Fransen hebben nog steeds moeite met de markteconomie. Het particuliere bedrijfsleven kijkt daar natuurlijk anders tegenaan.

Dit verklaart ook waarom de Fransen zo ongerust zijn over de uitbreiding van de

EU

. Wat is de plaats van Frankrijk in het uitdijende Europa? Vroeger werd Brussel beschouwd als een voorstad van Parijs. Dat is niet langer zo.

En de Franse taal wordt door de laatste tien toetreders niet begrepen, misschien met uitzondering van Roemenië.

In de jaren vijftig zei Dean Acheson: ‘Britain has lost an empire and not yet found a role.’ Iets dergelijks zou men nu over Frankrijk kunnen zeggen.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(25)

Te luisteren naar Laurent Fabius, voormalig minister-president en ex-kandidaat voor de presidentiële verkiezingen, is links Frankrijk nog niet klaar voor de 21ste eeuw.

Wat hij voorstaat, is renationalisatie, meer overheidsuitgaven en een veel hoger minimumloon. Nu heb ik Laurent Fabius in de Ecofin-raad leren waarderen als een uitermate schrander en behendig politicus. Blijkbaar vindt hij deze ouderwetse retorica nodig om aanhang te verwerven. Maar of het nationalisme van Sarkozy beter zal blijken te zijn, is geheel en al onzeker.

Europees sociaal model

Er wordt wel eens gesproken over een Europees Sociaal Model dat een contrast zou vormen met een Angelsaksisch model. Ik zou niet weten hoe dat Europees Sociaal Model eruitziet want Zweden, Frankrijk en Polen zijn te verschillend voor één model.

Een nadere precisering is het Rijnlandse model. Dat zou dan manifest zijn in de Franse en Duitse economieën. Maar wat zien we daar? Hoge werkloosheid en lage groei. Het is maar goed dat Nederland sinds 1982 geleidelijk afstand heeft genomen tot dat Rijnlandse model zodat de werkloosheid hier relatief laag kan zijn.

In feite heeft Nederland drie zaken weten te verlagen: werkloosheid, het

financieringstekort (nu een overschot) en de lastendruk. Een voorbeeld voor Europa.

Jean-Claude Juncker, de minister-president van Luxemburg, zei eens: we weten allemaal wat ons te doen staat; wat we niet weten, is hoe we daarna herkozen worden.

Alleen sterke regeringen kunnen hervormingen doorvoeren. Maar daaraan ontbreekt het juist. En denk niet dat die hervormingen uit Brussel zullen komen. Zij zijn en blijven een nationale taak - een nationale verantwoordelijkheid. Vandaar dat de werkloosheid in Nederland 5 procent bedraagt en in Duitsland het dubbele. Het is dus niet zo dat natiestaten in

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(26)

Europa geen rol meer zouden spelen, zoals soms wordt beweerd.

Het belang van Brussel is reëel. Denk aan de overnamerichtlijn, de dienstenrichtlijn en het hele actieplan voor de financiële dienstverlening met zijn 41 maatregelen.

Maar dat belang moet ook niet worden overschat. De belangrijkste sociaaleconomische parameters blijven afhankelijk van nationaal beleid.

Het constitutionele verdrag

Verkeert de

EU

in een crisis? Ik zou niet weten waarom. Ik was voorstander van het constitutioneel verdrag, want het is beter dan het Verdrag van Nice. Maar de

EU

functioneert gewoon door, met tekortkomingen en al.

Er is nog steeds geen gemeenschapsoctrooi en dat komt niet door de afwijzing van dat verdrag.

Er is nog steeds geen Europese politiek inzake Irak en dat komt niet doordat er geen Europese minister van Buitenlandse Zaken is.

In de tijd van de Nederlandse Gouden Eeuw hadden de Zeven Provinciën een staatsinrichting die te krakkemikkig voor woorden was. Zij heeft onze eminente positie op het gebied van handel, zeevaart, wetenschap en cultuur niet kunnen schaden.

Vroeg of laat moest een Nederlands ‘nee’ komen, waartegen ook. In de jaren zeventig en tachtig leefden wij in de illusie van het eurofederalisme, hoewel iedereen had kunnen begrijpen dat sinds de toetreding van het Verenigd Koninkrijk in 1973 die illusie voos was. Die zeepbel van overspannen verwachtingen moest eens barsten en dat is met het referendum van juni 2005 gebeurd. Wat nodig is, is een

dedramatisering van de Europese Unie. En wat de mensen in Brussel moeten doen, is ophouden de zaken mooier voor te stellen dan ze zijn.

Eindnoten:

1 ‘The New Titans. A Survey of the world economy’, The Economist, 16 september 2006.

2 DNB, Kwartaalbericht maart 2004: ‘Nederland in het eurogebied’, p. 19.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(27)

Protectionisme en nationalisme

De economie globaliseert in hoog tempo. Overheden proberen zich daartegen te wapenen door hun markten te beschermen met protectionistische en nationalistische maatregelen. Verstandig is dat allerminst.

In Nederland hebben onze Nuons en Essents zich met hand en tand verzet tegen de splitsing van hun bedrijf in het energienet, dat wil zeggen de infrastructuur, en de energielevering, dat wil zeggen het commerciële product. De opdeling is echter een verstandig voornemen. De energiebedrijven mogen zichzelf bewijzen op de markt.

Zelf wierpen zij steeds op dat ze zonder hun netten een te gemakkelijke overnameprooi voor grote buitenlandse concurrenten zouden worden. Maar afgezien van de vraag of dit een bedreiging is, wijst de praktijk uit dat ze mét hun netten geen minder grote prooi vormen. De oorlogskassen van de Europese energiereuzen zijn toereikend. Het miljardenbod van het Duitse Eon op het Spaanse Endesa in 2006 zegt in dat opzicht voldoende.

Eon wilde Endesa kopen. Het bedrijf in het ene land steekt zijn geld in een bedrijf in het andere land. Een zakelijk voorstel, dat op het eerste gezicht normaal is binnen een globaliserende wereld. Dat bleek ook. De leiding van Endesa was tevreden met het bod, maar de Spaanse regering schoot in het defensief met een pleidooi voor een overnamekandidaat met een Spaans paspoort. Iets dergelijks zagen we eind februari 2006 in Frankrijk. De nationale overheid dwong daar binnen 48 uur een fusie tussen Suez en Gaz de France af. Aanleiding was de dreigende overname van Suez door het Italiaanse Enel. Italië heeft zich terecht beklaagd bij de Europese Commissie over deze gang van zaken.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(28)

Protectionisme is van alle tijden. Maar inmiddels zouden we moeten weten dat het een verkeerde reflex is. Het leidt onmiskenbaar tot verzwakking. In de jaren tachtig en negentig bleek dit duidelijk in de Verenigde Staten. De Amerikaanse overheid nam de eigen staalindustrie toen in bescherming met hoge importheffingen op buitenlands staal, maar verzuimde een termijn aan die beschermde positie te verbinden. Daarmee werd het middel erger dan de kwaal.

Protectionisme is bedoeld als adempauze. Dankzij enige bescherming kunnen bedrijven betere resultaten boeken, de winst investeren in de eigen onderneming en zichzelf zo klaarstomen voor een concurrerende rol op de wereldmarkt. Dat gebeurt in de praktijk te zelden. De adempauze wordt dan een mond-op-mondbeademing.

Industrieën kunnen vanuit hun beschermde status meer geld voor hun product vragen en ontpoppen zich zo als luie, gemakzuchtige ondernemingen. Ze schieten zichzelf daarmee in de voet. Misschien nog wel erger is de negatieve weerslag van hun houding op niet-beschermde, exporterende industrieën. De Amerikaanse staalindustrie kon bij gebrek aan concurrentie de prijzen laten oplopen. De auto-industrie in de Verenigde Staten kreeg daardoor te maken met hogere staalprijzen en ondervond de negatieve gevolgen op de wereldmarkt.

In tegenstelling tot wat wel wordt gedacht, is protectionisme ook geen goede methode om onze nationale iconen te beschermen of de ‘uitverkoop’ van onze nationale industrieën aan het buitenland te voorkomen. Dat moeten we in het huidige economische krachtenveld ook niet langer willen. Buitenlandse bedrijven of

investeerders nemen Nederlandse ondernemingen over, net zoals Nederlandse dat doen met buitenlandse. Nederland staat mede door bedrijven als Philips, Unilever en Shell in de top vijf van buitenlandse investeerders in de Verenigde Staten. Europese ondernemers steken viermaal zoveel kapitaal in Amerikaanse bedrijven als andersom.

Wij kopen die op. Zij kopen de onze veel minder op. En als het gebeurt, zijn wij verontrust.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(29)

Nederlanders reageren selectief als het om ‘nationale trots’ gaat. Ik verbaas mij daar vaak over, want de praktijk rechtvaardigt die houding niet.

KLM

werd onderdeel van Air France en het gaat uitstekend met het bedrijf. Thales nam Hollandse Signaal over en ik kan er niets op tegen hebben. Behoud van onze nationale iconen is geen garantie voor behoud van hoogwaardige werkgelegenheid. Ook voor deze bedrijven gelden de wetten van de markt. En als de belastingdruk in Nederland te hoog is, het opleidingsniveau te laag of de kennisinfrastructuur van onvoldoende kwaliteit, dan verplaatsen zij hun activiteiten naar elders. Daarbij is geen plaats voor sentiment.

Fokker bestaat niet meer en Nederland bouwt geen eigen vliegtuigen meer. Dat is aan de ene kant jammer. Aan de andere kant is de voorspelling dat de faculteit voor Lucht- en Ruimtevaarttechniek aan de

TU

Delft ten onder zou gaan niet uitgekomen.

De faculteit is nog nooit zo groot geweest als nu en heeft een geweldige reputatie over de hele wereld. Afgestudeerden van die faculteit krijgen zó een baan. De gehele luchtvaartcluster floreert.

Sentiment over onze nationale iconen vind ik een beetje bekrompen. Alsof anderen met hun handen aan onze spullen zitten en we dat eigenlijk niet willen, maar niet goed weten wat we eraan moeten doen. Als het gaat om overnames van oer-Hollandse ondernemingen als

KLM

en

KPN

zijn dergelijke opwellingen van ‘Oranjegevoel’

misschien te plaatsen. Maar we moeten ons er niet te veel door laten afleiden. De emoties mogen niet overheersen. Uiteindelijk telt de ratio. Wat was er tegen een overname van

ABN

Amro? Er zijn hoe dan ook te veel banken in Europa.

In Europa hebben vooral de Fransen nog altijd moeite met deze zaken. De Franse overheid is zeer volhardend in het afschermen van de eigen industrie. Het land helpt daar zichzelf noch de Franse bedrijven mee maar lijkt dat niet te willen inzien.

Frankrijk volgt een eigen, heilloze koers. Het heeft verschillende sectoren aangewezen die vanwege hun cruciale positie zijn gesloten voor buitenlandse overnames. Op zichzelf

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(30)

passen daarbij al vraagtekens. Maar toen het gerucht kwam dat PepsiCo in de markt was voor een overname van Danone, werden de Franse yoghurtmakers snel aan het rijtje toegevoegd. Zo veranderde bedenkelijke in belachelijke besluitvorming, die voor de bedrijven negatief uitpakt.

De Fransen pareren de kritiek op zulke schoolvoorbeelden van protectionisme en nationalisme door te zeggen: wij willen nationale kampioenen. Ik ben voor

kampioenen, maar dan vooral voor Europese kampioenen. Geen kampioenen door overheidssubsidies, maar kampioenen die zich op eigen kracht naar de top werken en op de wereldmarkt de concurrentie verslaan. Dat betekent dat wij ons in Nederland en Europa veel meer dan nu moeten blootstellen aan de harde wind van de

concurrentie, ook al is die uitgesproken kil zoals thans de wind uit Azië.

Protectionisme biedt daartegen uiteindelijk geen beschutting.

Industriebeleid

Nederland heeft sinds het najaar van 2004 weer een industriebeleid. Dat staat in de Industriebrief van Economische Zaken. De laatste industrienota daarvoor dateerde uit de jaren zeventig en was van de hand van de toenmalige minister van Economische Zaken Ruud Lubbers. Hij ontwikkelde een tamelijk interventionistisch beleid ter behoud van werkgelegenheid. Het bekendste voorbeeld, Rijn-Schelde-Verolme, mondde uit in een parlementaire enquête. Het was een beleid van verliesfinanciering, dat een premie stelde op slecht ondernemerschap. Het liet feilloos zien hoe het niet moet.

Nu staan we door de toenemende globalisering op een nieuwe tweesprong en zuchten bedrijven onder groeiende internationale concurrentiedruk. Toch is een interventionistisch of protectionistisch industriebeleid nog steeds uit den boze. De Nederlandse overheid moet de lessen uit het verleden ter harte nemen en op afstand blijven. Dat betekent niet dat de regering

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(31)

passief moet toekijken. De overheid moet de eigen industrie terzijde staan met een goede invulling van de randvoorwaarden: gezond financieel macrobeleid dat leidt tot lage inflatie en lage rente, arbeidsrust, kwaliteitsopleidingen en het bevorderen van innovatie. Zo schept de overheid een speelveld waarop ondernemingen op basis van eerlijke verhoudingen en eigen kracht optimaal internationaal kunnen concurreren.

De dynamiek van de wereldmarkt vraagt van ondernemingen meer dan ooit dat ze razendsnel inspelen en anticiperen op ontwikkelingen.

De Nederlandse overheid kan binnen de grenzen die Brussel aangeeft, inzetten op een goed sectorbeleid. Ik ben voor stimuleringsmaatregelen, zolang ze zijn toegestaan en niet diep ingrijpen op de sector. Verder moet de overheid zorgen dat ze bedrijven de juiste instrumenten aanbiedt. Een flexibele arbeidsmarkt is van groot belang. Ook de fysieke infrastructuur, de kennis- en onderzoeksinfrastructuur die voortdurende vernieuwing van producten en processen oplevert, het onderwijs- en

opleidingenapparaat en efficiënte politieke besluitvorming spelen een doorslaggevende rol. De politiek mag hierbij een groter besef tonen van de noodzaak daartoe en moet haar besluitvorming versnellen.

Dienstenverkeer

Het Verdrag van Rome, de basis van de Europese Unie, kent vier fundamentele vrijheden: vrijheid van verkeer van goederen, personen, kapitaal en diensten. Dat de diensten hierbij worden genoemd, is belangrijk. Onze economieën bestaan nu voor 70 procent uit diensten. Maar door allerlei bureaucratische obstakels wordt slechts 20 procent over de grenzen verhandeld. Zeer veel diensten worden door kleinere bedrijven geleverd. Daar kan veel werkgelegenheid ontstaan. Tussen 2000 en 2004 zijn acht miljoen dienstenbanen in de

EU

-25 ontstaan terwijl de werkgelegenheid in de industrie met 1,7 mil-

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(32)

joen banen daalde en in de landbouw met 1,1 miljoen. Vandaar het belang van de dienstenrichtlijn, waarvoor ik als commissaris verantwoordelijk was en die begin 2004 unaniem door de Europese Commissie is aanvaard.

Het is belangrijk te zeggen op wie de dienstenrichtlijn níet slaat. Om te beginnen op zwarte arbeid. Dat is een zaak voor de politie. Alle werknemers vallen er ook buiten. Poolse slagers die voor een Duits abattoir gaan werken, moeten volgens de vigerende

CAO

worden betaald. Is er een vestiging van een buitenlands bedrijf in het ontvangende land, dan moet die vestiging ook de lokale

CAO

volgen. Uitgezonden personeel moet volgens de normen van het ontvangende bedrijf worden betaald. De dienstenrichtlijn slaat dus eigenlijk alleen op vrije beroepsbeoefenaren en

onafhankelijk werkende ambachtslieden zoals de befaamde Poolse loodgieter. De Franse hysterie over de ‘dumping social’ is dus schromelijk overdreven. Meer concurrentie is juist wat we nodig hebben.

De dienstenrichtlijn slaat voorts niet op enigerlei privatisering. Het Verdrag van Rome verbiedt de

EU

zelfs zich te bemoeien met zaken betreffende eigendom (art.

295). Ook liberalisering is niet aan de orde, behalve als de regering van het land in kwestie dat toestaat.

Martin Schultz, president van de Europese Socialistische Partij in het Europees Parlement in Straatsburg, heeft gezegd dat als de dienstenrichtlijn ongewijzigd wordt aanvaard, het de vernietiging van het Europese sociale model zou betekenen. Hoe sociaal is een model dat 12 procent werkloosheid veroorzaakt als in Duitsland of 9 procent als in Frankrijk?

Nationale sentimententen en identiteiten moeten in het belang van de economie en het behoud van onze welvaart geen rol spelen. Is de

KLM

minder nationaal geworden sinds de overname? Het antwoord is nee. Nationalisme past niet in een vrije en open markt. De Franse protectionistische houding, en ook die van

verschillende andere landen in de Europese Unie, laat zich duiden als

kortebaanpolitiek. Vasthouden aan nationale identiteit, nationaal eigendom en

‘nationale kampioenen’ geeft be-

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(33)

drijven misschien een korte adempauze omdat dat tijdelijk de scherpte van de harde wind van de buitenlandse concurrentie vermindert. Maar op de lange termijn werkt het contraproductief, omdat de globalisering bedrijven dwingt zich te bewijzen op de wereldmarkt. Bescherming leidt tot verzwakking.

In het belang van een krachtige, vrije en open Europese economie moet de Europese Unie daarom krachtig optreden tegen schendingen van de spelregels door de lidstaten.

Vooral het Nederlandse bedrijfsleven zal daar wel bij varen want als de voorwaarden gelijk zijn, komen Nederlandse ondernemingen meestal als winnaar uit de strijd tevoorschijn.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(34)

Waarom houden intellectuelen niet van het kapitalisme?

Het gaat mij hier om de onafhankelijkheid van geest van intellectuelen, vooral ten aanzien van het kapitalisme. Ik zal eerst iets zeggen over het belang van ideeën, dan over intellectuelen, vervolgens over het kapitalisme om te eindigen met de visie van veel intellectuelen op dat kapitalisme.

Het belang van ideeën

Het citaat van de grote Britse econoom John Maynard Keynes is welbekend: ‘De ideeën van economen en politieke filosofen zijn krachtiger dan meestal wordt verondersteld. De wereld wordt er bij uitstek door beheerst.’ Het gedachtegoed van Keynes zelf is daar een voorbeeld van. Een jaar of twintig lang was het in Nederland en elders oppermachtig. Maar toen het leidde tot stagflatie, de combinatie van stagnatie en inflatie, kwam de tegenkracht op gang.

Wie in de Nederlandse context de macht van ideeën wil zien, kan niet beter doen dan te kijken naar de ontkerkelijking. Hoogtepunt daarvan viel in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Zij maakte dat gevoelens van persoonlijke schuld werden veralgemeniseerd tot sociale tekortkomingen en structureel geweld. Of, zoals de Amerikaanse socioloog Daniel Patrick Moynihan stelde: de maatschappij werd schuldig bevonden zolang haar onschuld niet was bewezen. Men kon dit verschijnsel het beste waarnemen bij de Universiteiten van Tilburg en Nijmegen en aan de Vrije Universiteit. De schuld-

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(35)

gevoelens van het individu werden geprojecteerd op zijn omgeving. Daarmee werd de mens zelf goed. Een tijd lang was dit de hoofdstelling van de Nederlandse politiek.

Als hij niet goed bleek te zijn, moest dat wel aan zijn verleden (Freud) of aan de omstandigheden (Marx) liggen. Deze hoofdstelling is natuurlijk in duidelijke tegenspraak met de Heidelberger catechismus, basis van het Nederlandse

protestantisme, volgens welke de mens tot geen goed in staat is en tot alle kwaad geneigd. Nog niemand heeft verklaard wanneer en waarom de omslag van het pessimisme van de Heidelberger catechismus naar het marxistische

vooruitgangsoptimisme binnen het

CDA

heeft plaatsgehad. Niettemin heeft de stelling

‘De mens is goed’ diepe voren getrokken in de Nederlandse politiek, vooral ter zake van de sociale zekerheid en de criminologie. En om die diepe voren is het mij nu te doen, maar dan ten aanzien van het kapitalisme.

Intellectuelen

Van intellectuelen bestaan vele definities. Vijftien jaar geleden heeft de begaafde journalist Gerry van der List in een artikel waarin hij Joop den Uyl in intellectueel opzicht de maat nam, de intellectuelen gekenschetst met de sleutelbegrippen eruditie, generalisme, fundamentalisme, elitisme en onafhankelijkheid. Hij expliciteerde dit als volgt: ‘Een intellectueel is (...) iemand die onder andere over een grote belezenheid beschikt, kennis heeft van vele onderwerpen (...), zich interesseert voor fundamentele vraagstukken, tot een geestelijke voorhoede behoort en tot een zelfstandig oordeel wenst te komen.’

1

Hij concludeerde dat het haast van zelf spreekt dat een intellectueel zich niet thuis voelt in het politieke bedrijf zoals wij dat in Nederland kennen. Ik concludeer dat hij de lat erg hoog legt, dat niet veel intellectuelen aan zijn criteria zullen voldoen en dat ook elders intellectuelen zich niet aangetrokken voelen tot de politiek.

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(36)

Van der Lists schets is ideaaltypisch. Men kan ook een functionele karakteristiek geven. Zo zei Jean-Paul Sartre: ‘Intellectuelen zijn mensen die zich bemoeien met zaken die hun niet aangaan.’ Deze definitie lijkt wat al te ruim, want tal van mensen bemoeien zich met andermans zaken zonder zelf intellectueel te zijn. Liever ga ik te rade bij die andere Fransman, Alexis de Tocqueville.

In het eerste hoofdstuk van het derde deel van zijn boek over het Ancien Régime en de Revolutie gaat hij in op de politieke invloed van de ‘hommes de lettres’, dat wil zeggen van hen die wij nu intellectuelen zouden noemen. Deze mensen, schrijft Tocqueville, kenmerkten zich door het feit dat zij geen enkele openbare functie bekleedden. Toch bemoeiden zij zich voortdurend met zaken van bestuur. Zij stonden een abstracte en literaire politiek voor. Allen wilden traditionele gewoontes vervangen door eenvoudige regels die berustten op de rede en de natuur. Zij wilden de

samenleving van hun tijd verbouwen volgens een geheel nieuw plan, waar zij zich blind op verlieten. Geen enkele ervaring matigde hun enthousiasme. Niets

waarschuwde hen voor de obstakels die hun hervormingen in de weg stonden. Het was alsof alles in de constitutie van het land zou moeten worden vernietigd. Aldus bestond de politieke wereld in Frankrijk uit twee gescheiden provincies: in de eerste handelde men de zaken af, in de tweede hield men zich bezig met abstracte beginselen.

In deze tweede provincie interesseerde men zich niet voor wat bestond om te dromen van wat zou kunnen bestaan. Het was een schrikbarend schouwspel want wat een goede eigenschap was in een schrijver, was vaak een slechte in een staatsman, zo besloot Tocqueville.

Twee eigenschappen kenmerkten dus de intellectueel in het Frankrijk van vóór de Revolutie: een gebrek aan ervaring en een overmatig enthousiasme voor abstracte beginselen. Deze eigenschappen kan men heden ten dage bij veel intellectuelen ook aantreffen. Maar daarbij komt een derde eigenschap, namelijk de drang tot

communicatie. Vandaar dat men ook wel spreekt van public intellectuals. In de wetenschap werken veel

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(37)

begaafde onderzoekers. Bij grote ondernemingen werken veel slimme mensen. Maar zij beperken hun bevindingen tot de onderneming waarvoor zij werken. Zij

communiceren niet, althans niet naar buiten. Zij mogen een uitstekend intellect hebben maar zij zijn geen echte public intellectuals. Ik wil het niet over hen hebben maar over de vele schrijvers, dichters, literaire critici, cartoonisten, professoren, journalisten en overige vertegenwoordigers van de media die geen ervaring hebben met besturen, aan de hand van algemene beginselen oordelen over bijzondere onderwerpen en de wereld kond willen doen van wat zij vinden.

Een van de kenmerken die Van der List noemt, is onafhankelijkheid. Zijn intellectuelen onafhankelijk? Laat ik hier ingaan op de Sokal-affaire.

Alan Sokal is een Amerikaanse mathematische fysicus die zich lang heeft geërgerd aan de dikdoenerij van vooral Franse filosofen die quasiwetenschappelijke termen benutten zonder te beseffen wat die termen inhouden. Zo schreef Jean Baudrillard naar aanleiding van de eerste Golfoorlog (1990/1991): ‘De ruimte van de oorlog is nu definitief niet-euclidisch geworden.’ In zijn ergernis kon Sokal twee dingen doen:

in een argumenterend artikel deze onzin weerleggen of een parodie publiceren. Hij koos voor het laatste, waarschijnlijk denkend aan het Franse ‘c'est le ridicule qui tue’. Zo schreef hij een artikel met de zwaarwichtige titel ‘De grenzen overschrijden.

Naar een transformatieve hermeneutiek van de zwaartekracht’. Hij reeg in dit artikel een verzameling onzinnige citaten van postmoderne filosofen met behulp van even onzinnige opmerkingen aaneen, voorzag het geheel van indrukwekkende voetnoten en stuurde het naar het Amerikaanse tijdschrift Social Text. Zijn artikel kon

onveranderd mee in een speciaal nummer dat verscheen om de kritiek van

wetenschappers op het postmodernisme te pareren. Het was te mooi om waar te zijn.

Toen de parodie bekend werd, lachten velen zich een ongeluk. In Frankrijk bleef het lang stil, totdat Le Monde een serie artikelen aan de Sokal-affaire wijdde. Er ontstond grote commotie

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(38)

omdat het artikel van Sokal niet ten onrechte als een Amerikaanse aanval op Franse schrijvers werd gezien.

De Sokal-affaire is een voorbeeld van de wijze waarop intellectuelen zich op sleeptouw laten nemen door een mode, in dit geval het postmodernisme. Er zijn ook andere voorbeelden, in het bijzonder ten aanzien van het communisme. Het is kenmerkend dat de bewondering van westerse intellectuelen voor de Sovjet-Unie het hoogst was toen de repressie daar haar dieptepunt had bereikt, namelijk tijdens de zuiveringen van de jaren dertig. Toch waren de misdaden van het stalinisme ook toen al bekend. Het was alsof velen dachten: ‘I have made up my mind, so please do not confuse me with the facts.’ Zo ook aangaande China. Het hoogtepunt van het maoïsme hier viel samen met de culturele revolutie daar, die een tragisch dieptepunt in de geschiedenis van dat grote land vormde. In ons land zagen wij hetzelfde verschijnsel in de jaren zeventig, toen velen die zeiden tot de zogenaamde ‘kritische generatie’ te behoren, zich tot het communisme bekeerden, daarmee aangevend allesbehalve kritisch te zijn. Velen deinden mee op de golven van de Volkskrant, zich behaaglijk warmend aan een Wir-Gefühl.

Natuurlijk zijn er ook onafhankelijke denkers, zoals André Gide, Frans

Nobelprijswinnaar voor de literatuur, die zich eerst tot communist bekeerde maar na een bezoek aan de Sovjet-Unie van zijn geloof afviel en daar een boek over

publiceerde tegen het advies van anderen in. Bijgevolg werd hij uit de linkse kudde gestoten. Maar in het algemeen mag men zeggen dat intellectuelen grote moeite hebben zich niet te conformeren aan de heersende ideeën. Het doet denken aan Goethes uitspraak: ‘Een idee waarvan de tijd gekomen is, bezit een onoverwinnelijke kracht.’

Wat dat betreft, lijkt dit verschijnsel op de mode in de kleren. Veel meisjes en jonge vrouwen dragen naveltruitjes. Waarom? ‘Omdat iedereen het doet.’ Niemand wil achterblijven. Zo zei men indertijd in Parijs: ‘Comment peut-on être

anticommunist?’

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(39)

Het kapitalisme

Men spreekt vaak over het kapitalisme als stelsel. Maar is het dat ook? Het heeft in de loop van zijn lange geschiedenis immers vele vormen aangenomen, van de Romeinse eigenaar van de geprivatiseerde riolering die ‘pecunia non olet’ uitriep, via de Naamloze Vennootschap van de

VOC

, tot de sociale markteconomie van Ludwig Erhard. Maar een paar zaken lijken essentieel. In de eerste plaats de particuliere eigendom die Marx wilde afschaffen. In de tweede plaats vrije in- en verkoop op vrije markten voor goederen, diensten, kapitaal en arbeid. Dus vrije concurrentie en een prijsvorming die wordt bepaald door vraag en aanbod.

In zijn zuivere vorm heeft dit kapitalisme nooit bestaan. Grote delen van de wereldmarkt zijn ook nu allesbehalve vrij. Denk maar aan de

OPEC

of aan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie. Toch blijven vrije keuze, vrije concurrentie en eigen verantwoordelijkheid essentiële kenmerken.

Hoe heeft het kapitalisme zich ontwikkeld? Afgezien van voorlopers als de zojuist genoemde

VOC

was er de beginfase van het rauwe kapitalisme dat zo indringend door Dickens is beschreven. Denk aan ‘the dark satanic mills’ van de dichter William Blake (1757-1827) of aan de roman De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon over de textielarbeiders in het Vlaamse Aalst. Een overgangsfase kenmerkte zich door een zich ontwikkelende sociale zekerheid, in Nederland zeg tot ongeveer 1970, met de Tweede Wereldoorlog als hiaat. Ten derde het moderne kapitalisme in zijn twee varianten: de Rijnlandse met veel ronde tafels en overleg en de Angelsaksische met meer concurrentie en dus meer risico's.

Wat de gevolgen van het kapitalisme betreft, is mijn stelling dat het de grootste mate van welvaart én van vrijheid heeft gegeven die de wereld ooit heeft gezien.

Laat ik de Zweed Johan Norberg citeren:

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

(40)

Tussen 1965 en 1998 is het inkomen van de gemiddelde wereldburger zo goed als verdubbeld (rekening houdend met inflatie en

koopkrachtpariteiten). In die periode steeg het gemiddelde inkomen van de rijkste 20 procent van de wereldbevolking met ongeveer 75 procent.

Voor het armste deel van de wereldbevolking ging het sneller want voor hen werd in die periode het gemiddeld inkomen meer dan verdubbeld.

2

Volgens het United Nations Development Programme (

UNDP

) is de armoede in de wereld alles bij elkaar in de laatste vijftig jaar meer gedaald dan in de voorgaande vijfhonderd jaar. Dat is voornamelijk te danken aan de vrije, ondernemingsgewijze productie.

Wat heeft het kapitalisme betekend voor ontwikkelingslanden? Of men nu kijkt naar de levensverwachting, de ondervoeding, het analfabetisme of de beschikbaarheid van schoon water, overal ziet men grote vooruitgang.

Ik ken geen democratisch geregeerd land waarvan de economie niet op basis van de een of andere vorm van kapitalisme functioneert. Alle landen met een

bevelseconomie daarentegen zijn zowel ondemocratisch als arm. De

Amerikaans-Indiase econoom Amartya Sen heeft terecht opgemerkt dat er nog nooit een hongersnood in een democratisch geregeerd land is geweest.

De grote uitzondering is natuurlijk Afrika maar daar is dan ook weinig democratie en dus weinig kapitalisme. Ook in Latijns-Amerika is veel armoede maar dat komt eerder door een te weinig aan kapitalisme dan aan een teveel daarvan.

De analyses van

UNDP

en de Wereldbank laten zien dat de ongelijkheid tussen landen (in koopkrachtpariteiten) sinds het begin van de jaren zeventig onophoudelijk is gedaald, vooral tussen 1993 en 1998 toen de globalisering pas goed op gang kwam.

Het verschil in inkomen tussen de armste en de rijkste 20 procent van de ontwikkelingslanden is inderdaad groot maar daalt in alle werelddelen.

Zijn er dan nooit misstanden geweest? Natuurlijk. Aller-

Frits Bolkestein, Overmoed en onverstand. Beschouwingen over politiek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is geen reden waarom meer dan 20 miljoen Nederlandstaligen zich in het culturele verdomhoekje zouden laten drukken, maar dan moeten ze wel opkomen voor de eigen cultuur. Ik

Ik heb er in mijn toespraak, net als Giscard d'Estaing, voor gepleit dat die bepaling in de Grondwet - de staatshoofden en regeringsleiders schuiven een kandidaat-voorzitter van

Niet alleen de politicus heeft de twee lampen van de rede en de geschiedenis nodig: voor ieder die in vrijheid wil leven en handelen zijn zij onmisbaar.. Met hen kan men zijn

Frits Bolkestein, Floris, Count of Holland (onder ps. Niels Kobet)... brengt, wordt door zijn succes overmoedig, roept tegenkrachten op die hij niet meer de baas kan en valt daaraan

Rita zei toen tegen Femke: ‘Heeft Frits daar nog steeds zin in?’ En Wim zei tegen mij dat ik maar een afspraak met hem moest maken voor het nieuwe jaar.. Toen ging er een rood

De opstelling van de PvdA ergert hem zichtbaar, maar: ‘Ik neem het Wallage niet kwalijk, die doet ook maar wat zijn fractie hem opdraagt.’ Als er eind van de week geen

Kiezers zouden op deze manier niet meer door de partij worden betutteld maar zouden hun eigen fractie kunnen samenstellen.. Volksvertegenwoordigers en bestuurders hadden

The European Commission has never been able to define an industrial policy, a certain number of ad hoc arrangements excepted, because the very idea that an industrial policy proper