• No results found

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER WARMING-UP. Datum: Naam: Klas: Aantal leerlingen: Lesopdracht: Welke bronnen heb je gebruikt?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LESVOORBEREIDINGSFORMULIER WARMING-UP. Datum: Naam: Klas: Aantal leerlingen: Lesopdracht: Welke bronnen heb je gebruikt?"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER WARMING-UP

Naam:

Datum:

Klas:

Aantal leerlingen:

Lesopdracht:

Beginsituatie: Lesdoel: (SMART geformuleerd)

Welke bronnen heb je gebruikt?

Organisatietekening:

Maak een tekening waar alle materialen staan bij aanvang van de les en ook de bewegingsbanen (routing) en de plaats van leerkracht, leerlingen

Materialenlijst:

Wat heb je aan

materialen

nodig?

(2)

Lesfase/tijd Lesstof Instructie/uitleg Organisatietekening Materialen

Verdeling van de les/de tijd die je voor elk onderdeel hebt

WAT wil je gaan doen?

HOE wil je dat doen?

WELKE werkvorm kies je?

Welke aanwijzingen/instructies geef je?

Praatje: Welke uitleg geef je, waar moeten de leerlingen op letten, welke regels hanteer je?

Plaatje: Wie geeft het voorbeeld en hoe?

Daadje: Waar let je bijzonder op, waar moeten de leerlingen op letten?

Gebruik de 5 ‘w’s:

Wie, Wat, Waar, Wanneer en Wat daarna?

Wat doe je als het te moeilijk of te makkelijk is?

Waar staan de materialen?

Waar staan de leerlingen?

Waar sta jij?

Welke materialen gebruik je voor dit onderdeel?

Lesfase/tijd Lesstof Instructie/uitleg Organisatietekening Materialen

Lesfase/tijd Lesstof Instructie/uitleg Organisatietekening Materialen

(3)

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER WARMING-UP

VOORBEELD

Naam: Alexander de Groot

Datum: 9-9-2012 Klas: 4 havo

Aantal leerlingen: 22 (12 jongens en 10 meisjes)

Lesopdracht:

Het geven van een specifieke warming-up voor voetbal aan de hele klas.

Beginsituatie:

Les 2 voetbal, BSM. Ik verzorg de warming-up en doe in het sportspecifieke gedeelte twee inleidende oefeningen. De leerlingen kennen het principe van een speciale warming-up. De klas werkt over het algemeen goed mee. Er zijn voldoende pylonen en voetballen aanwezig. Voor de warming-up heb ik een half voetbalveld nodig. Na de warming-up neemt juffrouw Schneijder de les weer over.

Lesdoel:

Na de warming-up moeten alle leerlingen klaar zijn voor de intensieve voetballes zodat de kans op blessures afneemt. Ook moeten de leerlingen in de sfeer van het voetballen komen. De oefeningen zijn simpel en bij iedereen bekend zodat iedereen ze kan uitvoeren.

Welke bronnen heb je gebruikt?

Lesbrief voetbal BSM, www.knvb.nl, B. Baasje (trainer B1).

Organisatietekening:

half voetbalveld

20 m 8 m

1. circulatiewarming-up 4. voorbeeld lummelen

3. kaatsoefening

=

bal

=

pylon = lesgever

2.stretching (dynamisch) = leerling

Materialenlijst:

20 pylonen, 5 voetballen.

Bijzonderheden:

Annemijn heeft een enkelblessure, 21 leerlingen, 9 meisjes, 12 jongens, 7 leerlingen zitten op voetbal (deze ga ik verdelen over de oefeningen en gebruik ik in mijn voorbeelden).

(4)

Lesfase/tijd Lesstof Instructie/uitleg Organisatietekening Materialen

8.35-8.40 Circulatiewarming-up Opdracht:

3 x rustig looppasje heen en weer 1 x huppelen heen, looppas terug 1 x huppelen met armzwaai naar voren, looppas terug

1 x huppelen met armzwaai naar achteren, looppas terug

2 x zijsluitpas heen, looppas terug (wissel van kant)

2 x hakkenopgooien vanaf de pylon tot de achterste pylon, tweede keer de frequentie en tempo omhoog 2 x knieheffen vanaf de pylon tot de achterste pylon, tweede keer de frequentie en tempo omhoog 1 x Steigerung, probeer met een geleidelijke snelheidstoename het parcours te lopen

1 x korte versnelling vanaf de pylon.

Organisatievorm: 5 rijtjes van 4 à 5 leerlingen, parcours van 20 meter heen en terug.

Praatje:

“Ik maak vijf rijtjes van 4 à 5 personen door iedereen een nummer te geven van 1 t/m 4. De nummers 1 gaan achter pylon 1 staan enzovoort.

Ga achter elkaar achter de pylon staan.

De eerste van elke groep loopt naar de achterste pylon en gaat linksom weer terug.

De tweede start als de eerste bij de eerste pylon komt enzovoort.

Ik geef steeds aan wat je twee of drie ronden moet doen en dan mag je wachten op nieuwe instructie.”

Plaatje:

Ik laat zelf de voorbeelden van een zijaanzicht zien waarbij ik elke keer de techniek van de oefening benadruk.

Daadje:

Hebben ze de organisatievorm allemaal gesnapt?

Aanwijzingen:

Ik let steeds op de technische uitvoering van de oefeningen.

Bijvoorbeeld, knieheffen: korte pasjes, hoge frequentie, romp rechtop, knieën hoog en armen meenemen.

NB: tempo en intensiteit nemen geleidelijk toe.

5x

20 m

De leerlingen zijn verdeeld in vijf groepjes. Zij staan in rijtjes en lopen achter elkaar het parcours.

Ik loop om en tussen het parcours.

De voorbeelden geef ik zelf als zijaanzicht.

8 pylonen

(5)

Lesfase/tijd Lesstof Instructie/uitleg Organisatietekening Materialen

8.40-8.45 Stretching (dynamisch) Opdracht:

dribbel op de plaats, versnel, rustig, naar binnen en achteruit terug 2x, naar de overkant van plek wisselen, hakkenheffen, dribbel, knieheffen, hakkenheffen (iets sneller), dribbel, knieheffen (sneller en hoger), rustig dribbelen

dribbel en beenopzwaai: op het klapsignaal raak je met je teen de tegenovergestelde hoog opgestoken hand aan, afwisselen links en rechts dribbel, ‘liezen’ op het klapsignaal, de knie heffen en rustig naar buiten draaien en bijzetten, afwisselen links en rechts

dribbel, liezen

knie zijwaarts omhoog steken, naar binnen draaien en bijzetten, afwisselen links en rechts

dribbel, op klapsignaal: kopsprong, omdraaien en 10 meter sprinten, vervolgens weer rustig terug in de kring komen.

Organisatievorm: kring

Praatje:

“Maak een kring waarbij je voldoende tussenruimte hebt.

Ik laat steeds een voorbeeld zien van een dynamische stretchoefening en jullie doen me na.”

Plaatje:

Ik laat zelf de voorbeelden in het midden van de kring zien, waarbij ik elke keer de techniek van de oefening benadruk.

Daadje:

Aanwijzingen:

Ik let steeds op de technische uitvoering van de oefeningen.

Bijvoorbeeld, de beenopzwaai: zwaai het been gestrekt op en raak de tegenovergestelde uitgestoken hand zo hoog mogelijk aan.

NB: tempo en intensiteit nemen geleidelijk toe.

Leerlingen staan in een kring.

Zelf sta ik in het midden van de kring zodat iedereen mij goed kan zien.

Ik zorg dat ik steeds draai zodat ik de hele kring kan bedienen.

(6)

Lesfase/tijd Lesstof Instructie/uitleg Organisatietekening Materialen

8.45-8.53 Sportspecifieke oefening 1 Opdracht:

kaatsoefening Organisatievorm:

- vijf groepjes van vier à vijf leerlingen - afstand 20 meter.

Praatje:

Hetzelfde vier- of vijftal als tijdens de circulatiewarming-up

“Daniël speelt de bal in op Dennis, Dennis legt/kaatst de bal terug op de inlopende Daniël, Daniël speelt de bal door naar Sharon, Sharon speelt de bal weer in op Daniël die in het midden blijft staan, ondertussen sluit Dennis achter aan bij Leroy enzovoort …”

Aanwijzingen:

Bij het spelen/kaatsen van de bal moet je je standbeen naast de bal zetten, speel de bal met de binnenkant van je ‘strakke’

voet en wijs de bal na met deze voet.

Bij het aannemen van de bal ontspan je je voet en beweeg je iets mee met de bal. Je legt de bal klaar om te spelen.

Plaatje:

De leerlingen zien het voorbeeld met een zijaanzicht.

Voorbeeld door Daniël, Dennis, Leroy en Sharon.

Daadje:

Snappen de leerlingen de organisatievorm?

Activiteit aanpassen:

makkelijker: - afstand kleiner

- eerst de bal controleren - laag tempo.

moeilijker: - afstand groter - kaatsen - hoog tempo

- verkeerde voet spelen.

Sharon 5X

20 m Dennis

Daniël Leroy

De leerlingen zien het voorbeeld met een zijaanzicht.

Ik sta zelf tegenover de groep.

10 pylonen 5 ballen

(7)

Lesfase/

tijd

Lesstof Instructie/uitleg Organisatietekening Materialen

8.53-9.00 Sportspecifieke oefening 2 Opdracht:

Lummelen: 3 v 1 op balbezit spelen en het onderscheppen van de bal.

Organisatievorm:

Vijf groepjes van vier à vijf leerlingen. In een vak van 8 x 8 meter.

Praatje:

“Zelfde vier- of vijftal als in de vorige oefening. Je speelt in een vierkant van ongeveer 8 x 8 m drie tegen een. Jullie zetten straks zelf een vierkant uit.

De oudste begint als lummel. Functiewissel als de lummel de bal verovert of de balbezitters de bal buiten het vak spelen.

Degene die de bal verspeelt, moet als lummel in het midden.”

“Ben je met een vijftal, dan mag de lummel na het onderscheppen rusten, de speler die rust had, komt op de opengevallen plek en degene die de bal verspeelde, wordt lummel.”

Plaatje:

Voorbeeld samen met Karwan, Carmen en Mark.

Daadje:

Balbezitters: passlijnen openen = steeds uit de rug van de lummel komen, vrije hoek opzoeken zodat je aangespeeld kunt worden.

Activiteit aanpassen:

makkelijker: - wanneer je de voet op de bal hebt, mag de lummel de bal niet afpakken

- vak groter maken.

moeilijker: - maximaal twee keer de bal raken - vak kleiner maken.

Lummel: passlijnen afschermen, of juist een passlijn weggeven en dan jagen op de bal.

Activiteit aanpassen:

makkelijker: - vak kleiner moeilijker: - vak groter.

5x

lummel 8 x 8 m

De leerlingen staan tijdens het voorbeeld op twee kanten.

Ik speel zelf mee in het voorbeeld om het extra sturing te kunnen geven.

20 pylonen 5 ballen

(8)

Beoordelingscriteria lesvoorbereiding

Onvoldoende (<5,5) Voldoende (5,5 – 7,0) Goed (7,0 – 8,5) Uitstekend (8,5 – 10)

1. Voorbereiden (overleg, LVF + organisatietekening)

Lesvoorbereiding is onvolledig en slordig.

Benoemt activiteiten die aan bod komen in een logische volgorde en vermeldt enkele

aandachtspunten en heeft overleg met de docent.

Beschrijft in logische volgorde wat hij gaat doen en noemt de tijd en de belangrijke aandachtspunten.

Beschrijft in logische volgorde wat hij gaat doen (inclusief tijd), hoe hij dat gaat doen en wat hij daarbij als lesgever doet en zegt.

2. Organiseren (incl. opstelling)

Weet welk materiaal hij nodig heeft.

Weet welk materiaal hij nodig heeft, hoe het bevestigd wordt en waar het staat en creëert daarbij een veilige situatie.

Regelt zonder oponthoud het klaarzetten van het materiaal.

Regelt zonder oponthoud dat materialen op tijd zijn, controleert duidelijk het klaarzetten en heeft klein materiaal direct voorhanden.

3. Opstarten van de activiteit/les

(praatje – plaatje – daadje)

Zoekt naar juiste woorden om leerlingen aan het werk te krijgen.

Geeft geen voorbeeld.

Zet de leerlingen aan het werk met een uitleg en/of voorbeeld en behoudt daarbij het overzicht.

Gebruikt duidelijke volgorde in instructie (p-p-d) om leerlingen vlot aan het werk te zetten, heeft overzicht en grijpt in waar nodig.

Geeft duidelijke instructie (p-p-d) om activiteit vlot op te starten, controleert daarbij de uitkomst en corrigeert waar nodig.

4. Op gang houden van de activiteit/les

Bevindt zich te veel tussen de leerlingen, geeft weinig aanwijzingen en/of zorgt voor weinig vaart in de les.

Stimuleert leerlingen, geeft eenvoudige aanwijzigen en houdt de vaart in de les.

Stimuleert leerlingen, geeft relevante aanwijzigen, controleert de uitkomst in een vlot tempo, bewaakt de intensiteit.

Stimuleert leerlingen, geeft relevante aanwijzigen gericht op het leerdoel en controleert de uitkomst, bewaakt intensiteit.

5. Presenteren

(non-verbale communicatie en stemgebruik)

Staat ongemakkelijk voor de groep, kijkt de groep nauwelijks aan, spreekt te zacht en de stem blijft monotoon.

Maakt contact met de groep of individuele leerlingen, staat nog wat ongemakkelijk voor de groep, spreekt niet altijd even luid genoeg, articuleert goed, maar nog te monotoon.

Maakt contact met de groep en individuele leerlingen, staat redelijk ontspannen voor de groep, spreekt luid genoeg, articuleert goed.

Maakt makkelijk contact met de groep en individuele leerlingen, staat ontspannen voor de groep, spreekt luid genoeg, brengt variatie in toonhoogte aan en articuleert goed.

6. Veiligheid en gedragscorrecties (*waardoor niet iedereen kan meedoen)

Signaleert onveilige situaties en spreekt leerlingen niet aan op onveilig gedrag.

Signaleert en grijpt in bij (fysiek) onveilige situaties. Bijvoorbeeld ook sieraden af, kauwgom uit.

Signaleert fysieke en sociaal- emotioneel onveilige situaties* en corrigeert direct bij fysiek

onveilige situaties.

Signaleert en grijpt direct in bij fysiek en sociaal-emotioneel onveilige situaties*.

7. Aansluiten bij de doelgroep

(begeleiden in de les)

Kiest oefeningen die (veel) te moeilijk of te makkelijk zijn voor de doelgroep.

Kiest oefeningen en

organisatievormen die passend zijn bij de doelgroep.

Kiest oefeningen en

organisatievormen die passend zijn bij de doelgroep en stuurt daarop.

Kiest oefeningen en organisatie- vormen die goed aansluiten bij de doelgroep en kan ze aanpassen als het nodig is.

8. Evalueren (reflectie op rol van lesgever)

Herkent met hulp verbeterpunten.

Benoemt enkele (voornamelijk praktische) verbeterpunten.

Beschrijft duidelijke

verbeterpunten en benoemt daarbij ook gedragsverandering.

Beschrijft duidelijke verbeter- punten, geeft daarbij samenhang aan tussen oorzaak en gevolg van zijn (lesgeef) gedrag.

(9)

Beoordeling lesgeven

Naam organisator: Klas: Datum: Mede-

organisatoren:

Accommodatie: Tijd: Aantal deelnemers:

Lesopdracht:

Beoordeling Opmerkingen Weging

Criteria O V G U

1. Lesvoorbereiding 2. Organiseren

3. Op gang brengen (pr-pl-d) 4. Op gang houden

5. Veiligheid

6. Aansluiten bij doelgroep 7. Evalueren

Totaal oordeel:

Onvoldoende (tot 5,5); voldoende (tot 7,0); goed (tot 8,5); uitstekend (t/m 10)

Beoordeeld door: Datum: Paraaf docent: Cijfer:

Opmerkingen:

(10)

Zelfevaluatie ‘Lesgeven’

Alle antwoorden moeten worden uitgelegd (ja- en nee-antwoorden tellen niet)

Naam: Lesgegeven met:

Lesgegeven aan klas: Aantal leerlingen: Datum:

Lesopdracht:

Voorbereiding

1. Waarom heb je voor deze activiteit gekozen?

2. Hoe heb jij je voorbereid op jouw rol van instructeur/lesgever?

3. Welke informatiebronnen heb je gebruikt?

Uitvoering

4. Hoe verliep de instructie? (materiaal, organisatie, uitleg, variatie)

5. Hoe vond je het om voor een groep te staan?

6. Wat vond je van de deelnemers?

7. Met wie heb je samengewerkt en hoe is dat verlopen?

(11)

Reflectie:

8. Wat heb je ervan geleerd?

9. Wat zou je volgende keer anders doen?

10. Zou je het leuk vinden om een instructietaak uit te voeren bij een sportvereniging of -instelling (denk aan vrijwilligerswerk)? Wat zou je willen doen? (Als je al iets doet op een vereniging, geef dan aan wat je doet en wat je daar leuk aan vindt.)

11. Geef jezelf een beoordeling. (Cijfer)

Leg uit waarom je dat vindt.

Toelichting beoordeling door docent: (Cijfer) zie formulier

Datum: Paraaf docent:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een van de dingen die je bij economie gaat leren is kijken hoe mensen aan geld komen en welke keuzes ze maken bij het uitgeven van geld.. In deze opdracht gaan jullie hier zelf al

Om onderwijs passend bij de leerbehoeften van individuele leerlingen te kunnen bieden, moeten leraren per leerling een goede analyse over de onderwijs- en zorgbehoeften kunnen

Het introduceren van controlevoorschriften (paragraaf 1.5) heeft geen gevolgen voor de eenmalige en structurele administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten voor burgers.

De vrouw kan een symbool zijn van de ziel van de mens die zijn innerlijke kern is kwijtgeraakt en nu op zoek is naar zijn ware Zelf. Maar de vrouw kan ook een symbool zijn van

Ze gaan de compositie bepalen, door te schuiven met de gemaakte dieren/voorwerpen.. Daarna kunnen ze

slaaptijden en wat het kind prettig vindt om zo de wenperiode voor zowel ouder als kind prettig te laten verlopen op de locatie. Hierbij wordt altijd gekeken naar het aantal

De gemeente Diemen is ge ïnteresseerd in een inventarisatie van de overwegingen van ouders en leerlingen in groep 8 die dit schooljaar een keuze hebben gemaakt voor een school

voornamelijk in de klas zelf voor. Bijvoorbeeld tijdens het zelfstandig werken, als kinderen door een overprikkeling, of verminderde concentratie niet meer tot werken komen.