• No results found

Notitie Evaluatie verordening en beleid individuele voorzieningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Notitie Evaluatie verordening en beleid individuele voorzieningen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo

Asten, oktober 2010 Marleen Rutten

Maatschappelijke Ontwikkeling

(2)

Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Samenvatting

Vanwege vergrijzing en het feit dat mensen langer thuis blijven wonen neemt het beroep op Wmo voorzieningen in de toekomst alleen maar toe. Daarnaast stijgen de kostprijzen van de individuele voorzieningen en neemt de rijksbijdrage voor deze regeling de komende jaren fors af. Aanpassing van het huidige beleid is dan ook noodzakelijk. Uitgangspunt hierbij is dat de burgers uit Asten ook in de toekomst de beperkingen die zij ondervinden kunnen blijven compenseren, waardoor zij kunnen blijven participeren in de samenleving. Een beroep op de eigen capaciteiten is echter noodzakelijk.

De noodzakelijk geachte aanpassingen in de uitvoering en in het beleid individuele voorzieningen op een rij:

1. Een gewijzigde werkwijze in onze uitvoeringspraktijk met ingang van 2011.

Invoering werkwijze de Kanteling binnen het Wmo loket;

2. Een gekantelde verordening, beleidsregels en besluit met ingang van 1-1-2011;

3. Invoering van een eigen bijdrage aan belanghebbenden van 18 jaar en ouder voor alle individuele voorzieningen (uitgezonderd rolstoelen);

4. Maximering van de financiële tegemoetkoming voor grote woningaanpassingen op

€ 30.000,=;

5. Invoering van richtbedrag van € 10.000,= voor toepassing van het verhuisprimaat;

6. Invoering van een vermogensdrempel bij overwaarde in de eigen woning van meer dan

€ 69.300,= voor woningaanpassingen boven € 10.000,=;

7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen niet meer vergoeden in het kader van de Wmo;

8. (Door)ontwikkelen van algemene voorzieningen en daarmee de uitvoeringskosten omlaag brengen;

9. Invoering van legeskosten voor een Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en voor een Gehandicaptenparkeerplaats (GPP) ter hoogte van:

o GPK met medisch advies € 177,50 o GPK zonder medische advies € 12,50

o Aanleg GPP € 160,--

(3)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 3

1. Inleiding en doel

1.1 Inleiding

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is met ingang van 1-1-2007 ingevoerd. De voorbereidingstijd voorafgaand aan de invoering van deze nieuwe wet was uitermate kort. Met de Wmo kwam ook de individuele voorziening hulp bij het huishouden naar de gemeente.

Samen met rolstoelen, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen (de oud-Wvg voorzieningen) vormt dit het individuele voorzieningen pakket.

Met betrekking tot individuele voorzieningen is door het merendeel van de gemeenten in Nederland het voorheen geldende Wvg beleid nagenoeg ongewijzigd omgezet in een Wmo verordening. Dit sluit niet aan bij de bedoeling van de Wmo.

In het kader van de Wmo wordt gestreefd naar een kanteling in het denken en doen van

burgers, maar ook een kanteling in de werkwijze van de gemeente. Eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht, algemene voorzieningen, vrijwillige inzet, denken in resultaten zijn

sleutelbegrippen die in de huidige verordening onvoldoende gepositioneerd zijn. Er zijn dan ook hiaten tussen de huidige verordening en de uitvoeringspraktijk. Middels deze evaluatie willen we deze hiaten herstellen.

Daarnaast is er sprake van een toenemend beroep op de individuele Wmo voorzieningen en stijgende kostprijzen van de voorzieningen.

De rijksbijdrage voor deze regeling neemt echter de komende jaren af. Hierdoor ontstaat een financiële spagaat. Aanpassing van het beleid is ook vanuit dit oogpunt noodzakelijk.

In regionaal verband wordt dit vaak besproken en tussen de diverse gemeenten wordt veel informatie uitgewisseld. De aanbevelingen die gepresenteerd worden in deze notitie zijn afgestemd in regionaal verband.

1.2 Doel van de evaluatie en de aanpassing van verordening/beleid

Het doel van de evaluatie en aanpassing van de verordening, besluit en beleidsregels is vierledig, namelijk:

- Het aanpassen van hiaten in de huidige verordening en een betere aansluiting op de uitvoeringspraktijk;

- Het aanpassen van de verordening, besluit en beleidsregels aan de nieuwe werkwijze (de Kanteling);

- Het aanpassen van het verstrekkingenbeleid individuele voorzieningen vanwege de forse daling van rijksmiddelen met ingang van 2011;

- De kosten van het verstrekkingenbeleid individuele voorzieningen ook op langere termijn beheersbaar houden, streven naar stabilisatie van kosten en waar mogelijk zelfs verlaging van kosten.

(4)

2. Ontwikkelingen

In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen in beeld gebracht die van invloed zijn op het verstrekkingenbeleid individuele voorzieningen Wmo.

2.1 Demografische ontwikkelingen

Toenemende vergrijzing.

Het aandeel 65+ in Asten neemt gestaag toe, volgens berekeningen van het CBS stijgt het aandeel 65+ in de Astense bevolking tot 2035. Daarna zal het aandeel 65+ weer licht gaan dalen. In Asten is de vergrijzing hoger dan het landelijke vergrijzingscijfer (zie de tabel in bijlage 1). De vergrijzing (aandeel 65+) loopt in Asten op van 15,5% in 2010 naar 27,4% in 2035. Een toename van het aantal 65+ wil niet automatisch zeggen dat ook het aantal mensen met beperkingen met hetzelfde percentage toeneemt. Het is echter wel aannemelijk dat er sprake is van een absolute toename van het aantal mensen met beperkingen die

gecompenseerd willen worden.

Mensen blijven langer zelfstandig wonen.

Het overheidsbeleid is erop gericht dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen.

Hierdoor zal het beroep op voorzieningen en diensten in het kader van de Wmo alleen maar toenemen. Ook het serviceniveau van 2e en 3e lijn neemt af (snel ontslag na ziekenhuisopname, criteria voor opname in verzorgings- of verpleeghuis zijn fors aangescherpt, wachtlijsten voor zorg etc.).

2.2 Economische en innovatieve ontwikkelingen

Financieel perspectief

Het financieel perspectief van een deel van de toekomstige ouderen stijgt o.a. door een betere pensioenopbouw, tweeverdienersituaties, vermogensopbouw in de eigen woning etc.

Daarmee stijgt de levensstandaard en worden bepaalde zaken algemeen gebruikelijk (denk aan particuliere hulp).

De financiële capaciteit van de toekomstige ouderen met beperkingen om zelf te voorzien in compenserende maatregelen zal in de toekomst dan ook toenemen. Ook de financiële capaciteit maakt onderdeel uit van de eigen kracht om tot een oplossing te komen voor beperkingen.

Innovatieve ontwikkelingen

Ontwikkelingen op het gebied van slimme zorg (ICT ontwikkelingen die ingezet worden in thuissituatie o.a. domotica) zullen in de toekomst naast de huidige voorzieningen ingezet worden om zelfstandig wonen in de thuissituatie mogelijk te maken.

Deze ontwikkelingen dienen nauwgezet gevolgd te worden en waar mogelijk dient de

infrastructuur voor deze ontwikkelingen al gerealiseerd te worden (bijvoorbeeld bij nieuwbouw).

2.3 Maatschappelijke ontwikkelingen

Arbeid, vrijwilligerswerk en mantelzorg

De verwachting is dat in de toekomst het aantal mantelzorgers en vrijwilligers afneemt mede door ontwikkelingen op de arbeidsmarkt (o.a. een toenemend aantal vrouwen dat betaalde arbeid gaat verrichten, een verhoging van de pensioenleeftijd, afname van de

beroepsbevolking).

Ook kleinere gezinnen en geografische spreiding (kinderen wonen vaak verder weg) is van invloed op het aantal mantelzorgers. Het sociale netwerk vanuit familieverband rondom een belanghebbende wordt in de toekomst zodoende kleiner.

Individualisering van de samenleving

Haaks op de basisgedachte van de Wmo betreffende de civil society (een samenleving waarin mensen voor elkaar opkomen en elkaar waar mogelijk steunen), staat de individualisering van

(5)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 5

de samenleving. Door ontkerkelijking, toenemende welvaart, opvoeding gericht op individu heeft de afgelopen decennia een verschuiving plaatsgevonden in de samenleving. Daarbij wordt de onderlinge solidariteit steeds meer vervangen door het eigenbelang en eigen individu.

2.4 Gemeentelijke financiën

Inkomsten

Er is op korte termijn al sprake van afnemende rijksmiddelen voor de Wmo (bron:

septembercirculaire 2010). Het totale landelijke Wmo budget wordt in 2011 fors gekort. Als reden daarvoor wordt aangevoerd dat landelijk de gemeentelijke Wmo uitgaven voor hulp bij het huishouden in 2009 fors achterbleven bij het beschikbaar gestelde budget. Bovenop dit sterk verlaagde landelijke Wmo budget komt ook nog een nieuw verdeelmodel dat zeer

ongunstig uitpakt voor Asten. Het gevolg van het nieuwe verdeelmodel is een verlaging van het budget met € 115.340,=. Dit bedrag wordt in 2011 voor 50% gecompenseerd door een

eenmalige suppletie-uitkering. In 2012 is dit niet meer het geval.

Bovengenoemde gevolgen zijn in de onderstaande tabel verwerkt.

Wmo budget

Eenmalige suppletie 2011

Verschil tov 2010

2010 € 1.376.829 -- --

2011 € 1.179.832 +€ 57.670 - € 139.327

2012* € 1.179.832 -- - € 196.997

* Cijfers 2012 zijn onder voorbehoud en gebaseerd op gelijkblijvend landelijk Wmo budget. In 2012 wordt naast het bovenstaande ook nog de algemene korting op het gemeentefonds verwacht.

Bovenstaand Wmo budget is bedoeld voor de bekostiging van regelingen die met de komst van de Wmo naar de gemeenten zijn gekomen.

De bekostiging van de hulpmiddelen en reguliere woningaanpassingen vallen bijvoorbeeld buiten deze financieringsstroom, aangezien deze voorheen al via de Wvg werden bekostigd en hiervoor dus al een financieringsstroom richting gemeentefonds bestond vóór de komst van de Wmo. Het Wmo budget als genoemd in bovenstaande tabel is opgebouwd uit:

- huishoudelijke verzorging;

- subsidieregeling die voorheen onder de AWBZ vielen (zoals vrijwillige thuiszorg, GGZ preventie etc.);

- specifieke uitkeringen Wvg (zoals compensatie voor dure woningaanpassingen);

- uitvoeringskosten Wmo.

In 2011 is 80,3% van het Wmo budget volgens de landelijke opbouw bedoeld voor

huishoudelijk verzorging. Voor Asten zou dit dus gaan om een bedrag van € 947.405,= dat we ontvangen voor de financiering van de hulp bij het huishouden (excl. uitvoeringskosten). Voor berekening van de kosten van uitvoering Wmo individuele voorzieningen zie bijlage 3.

Uitgaven

In 2009 hebben we een bedrag van € 950.084,= uitgegeven aan hulp bij het huishouden. Voor 2010 hebben we een bedrag van € 1.026.750,= begroot voor hulp bij het huishouden (i.v.m. de nieuwe uurprijzen).

Kortom de financiële middelen die wij ontvangen vanuit het Rijk voor de financiering van het product hulp bij het huishouden zijn ontoereikend.

2009 2010

Hbh 1 uurprijs (80% van de uren) € 18,-- tot € 20,36 € 20,45 tot € 20,95 Hbh2 uurprijs (20% van de uren) € 19,50 tot € 23,40 € 21,75 tot € 23,90 Tabel: gestegen kostprijzen hulp bij het huishouden (Hbh)

(6)

Er is sprake van toenemende uitgaven op het gebied van individuele voorzieningen Wmo.

Hieronder vallen de uitgaven met betrekking tot verstrekking van hulp bij het huishouden, hulpmiddelen, collectief vervoer, woningaanpassingen etc.

De stijging van de uitgaven heeft te maken met verschillende factoren. De kostprijs van voorzieningen zijn gestegen (denk aan hulp bij het huishouden, collectief vervoer) en het beroep op voorzieningen is gestegen (zie onderstaande tabel).

2008

gerealiseerd

2009

gerealiseerd

2010 begroot

Oud Wvg voorzieningen

€ 467.017 € 479.685 € 488.450

Hulp bij het huishouden

€ 826.330 € 950.084 € 1.026.750

CVV € 221.333 € 172.588 € 196.424

Tabel Wmo uitgaven 2008-2010

De aantallen uitstaande hulpmiddelen zijn fors gestegen zoals blijkt uit onderstaande tabel. In 2006 werden alle hulpmiddelen nog geleverd via Welzorg. In de periode 2007-2010 hebben we echter te maken gehad met een nieuwe leverancier (Doove). Deze leverde de hulpmiddelen tegen een veel gunstiger tarief (gemiddeld 10% goedkoper). Hierdoor is de kostenstijging voor de verstrekking van hulpmiddelen nog enigszins beperkt gebleven.

Het prijstechnisch gunstige effect van de nieuwe contractpartij is echter niet volledig ten gelde gemaakt, aangezien de uitstaande hulpmiddelen slechts ten dele zijn omgezet van Welzorg naar Doove.

Momenteel loopt er weer een nieuwe aanbesteding voor de hulpmiddelen, aangezien het huidige contract met Doove de maximale contractduur heeft bereikt en per 1-1-2011 eindigt.

Januari 2006

April 2010

rolstoelen 122 153

Vervoer hulpmiddelen* 88 155

woonhulpmiddelen 52 42

Totaal 262 350

Tabel: uitstaande hulpmiddelen

de stijging bij de vervoersvoorzieningen is met name te wijten aan het toegenomen aantal verstrekte scootmobielen van 64 in januari 2006 naar 115 in april 2010. Dit is bijna een verdubbeling!

Naast de hulp bij het huishouden, CVV en hulpmiddelen hebben we nog de uitgaven inzake woningaanpassingen. Het aantal aanvragen en de kosten per aanvraag verschillen enorm, ook de termijn tussen aanvraag en uitbetaling is sterk wisselend. Daardoor is het niet mogelijk om aantallen aanvragen te koppelen aan jaarlijkse uitgaven, onze administratie is hierop niet ingericht. Wel is bekend dat er sprake is van zeer wisselende uitgaven. In onderstaande tabel wordt dit weergegeven.

2008

gerealiseerd

2009

gerealiseerd

2010 begroot

2010 (tot 15-10) Gerealiseerd Betalingen t.bv. woning-

aanpassingen (incl. verhuis- kosten, excl. hulpmiddelen)

203.000 61.100 135.000 155.500

Indien zich een grote woningaanpassing voordoet dan leidt dit onmiddellijk tot een forse aanslag op het budget voor woonvoorzieningen. In 2007-2008 hebben we bijvoorbeeld één grote woningaanpassing gehad van ruim € 70.000,= die volledig gefinancierd is door de gemeente. Dit soort grote aanpassingen komen gelukkig niet veel voor.

(7)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 7

Aangezien de verstrekking van individuele voorzieningen een wettelijke taak is en bovendien een open eind regeling, kan er geen limiet gesteld worden aan de jaarlijkse uitgaven. Er kan dus geen aanvraagstop ingevoerd worden op het moment dat het budget ontoereikend blijkt te zijn. Alle individuele aanvragen moeten in behandeling genomen worden en binnen de

wettelijke termijn afgehandeld worden op basis van het vastgestelde beleid. Bijstelling van het huidige beleid is derhalve de enige mogelijkheid om de kosten ook op termijn beheersbaar te houden.

(8)

3. Het Wmo kader

Bij de invoering van de Wmo zijn er een aantal kaders geformuleerd waar de Wmo op is gebaseerd. Dit kader is essentieel voor de vorming van beleid.

In dit hoofdstuk worden de basisbeginselen en uitgangsprincipes nogmaals toegelicht ter onderbouwing van de aanbevelingen voor aanpassing van het beleid.

3.1 De Basisbeginselen in de Wmo zijn:

1. Iedereen moet mee kunnen doen in de samenleving

2. Het “recht op een individuele voorziening” is vervangen door “de plicht tot het compenseren van beperkingen”.

3. Iedereen wordt geacht gebruik te maken van eigen kracht en eigen netwerk, waarbij er oog is voor dreigende overbelasting. Mogelijk kan er ook een netwerk opgebouwd worden.

4. Algemene voorzieningen gaan voor op individuele voorzieningen.

5. Voor algemeen gebruikelijke zaken kan geen beroep gedaan worden op de Wmo. Algemeen gebruikelijke zaken kunnen o.a. gerelateerd worden aan iemands levensstandaard,

levensfase, inkomenspositie, voorzienbaarheid, verkrijgbaarheid in de handel etc. Het handelt hier dus om algemeen gangbare en sociaal geaccepteerde zaken.

6. Bij alle afwegingen is er sprake van maatwerk met oog voor de individuele situatie en persoonskenmerken van de hulpvrager.

7. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.

3.2 Uitgangsprincipes

Onderstaande uitgangsprincipes vloeien voort uit de bovenstaande basisbeginselen Wmo en de in hoofdstuk 2 beschreven ontwikkelingen.

Deze uitgangsprincipes zijn de basis voor de aanbevelingen in deze notitie en de uitvoering van de Wmo. Ook zullen deze uitgangsprincipes meegenomen worden in de opzet van het

beleidsplan Wmo 2012-2015 waarin beleid voor alle prestatievelden wordt uitgezet.

- We moeten werken aan de civil society maar wel met oog voor de gewijzigde samenleving.

Mensen willen nog steeds een vrijwillige bijdrage leveren aan de samenleving en hebben zorg voor elkaar (benchmark Wmo: Asten scoort zeer hoog op vrijwilligerswerk). Maar de condities zijn sterk gewijzigd ten opzichte van bijvoorbeeld 20 jaar geleden (werk, minder vrije tijd, verdwijnen van de diaconie van kerken etc).

- We moeten werken aan de bewustwording van onze burgers dat er een kanteling plaatsvindt en dat eerst gekeken wordt naar eigen mogelijkheden en eigen

verantwoordelijkheid. In dit bewustwordingsproces speelt communicatie een belangrijke rol, maar ook een instrument zoals eigen bijdrage helpt hierbij.

- Bij de afweging voor inzet van eigen kracht en eigen netwerk wordt maatwerk verricht. Er wordt gelet op:

 De aard van de gevraagde zorginzet (duur, frequentie, zwaarte).

 De mate van daadwerkelijke beschikbaarheid van de zorginzet vanuit het eigen netwerk afgezet tegen de persoonlijke situatie van de mantelzorger (voorkomen c.q.

vroegtijdig signaleren van mogelijk overbelasting).

- Een dubbeltje welzijn is een euro zorg. Om de kanteling te laten slagen zullen een aantal zaken gefaciliteerd moeten worden.

 Ontwikkeling en in stand houden van algemene welzijnsdiensten waardoor het beroep op individuele voorzieningen af kan nemen.

 Ondersteuning van mantelzorg (blijven) faciliteren

 Ondersteuning van vrijwilligers (blijven) faciliteren

 Ondersteuning en/of opbouwen van een sociaal netwerk faciliteren

(9)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 9

- Bij de afweging voor inzet van een algemene voorziening wordt meegewogen of deze voorziening voldoende compenserend en adequaat is. Niet elke situatie is geschikt voor het inzetten van een algemene voorziening.

- Het principe van wederkerigheid. Ook aan hulpvragende burgers mag in een aantal situaties gevraagd worden of zij iets kunnen en willen betekenen voor een ander zogenaamde

vrijwillige inzet. Vrijwillige inzet kan echter nooit afgedwongen worden. Middels vrijwillige inzet wordt ook geparticipeerd in de samenleving.

- Algemeen gebruikelijk is een term die ook binnen de Wmo gangbaar is. Op basis hiervan kunnen inkomens- en in beperkte mate ook vermogensgrenzen gehanteerd worden.

 het is algemeen gebruikelijk dat men bij een inkomen boven 1,5 x Wwb norm in het bezit is van een auto of kosten van een taxi zelf kan betalen, waardoor geen beroep kan worden gedaan op collectief vervoer.

 Het is algemeen gebruikelijk dat een grote woningaanpassing die leidt tot een

waardevermeerdering van de woning of een verhoogd woongenot door burgers wordt betaald uit de overwaarde van de eigen woning.

 Het is algemeen gebruikelijk dat men bij een hoog inkomen een particuliere hulp heeft voor het doen van huishoudelijke taken en dat deze zelf bekostigd wordt.

- Nazorg in de vorm van een regelmatig informeren naar de gang van zaken is met name bij de inzet van eigen kracht en eigen netwerk een middel om overbelasting van mantelzorg te voorkomen. Tevens kan middels deze nazorg gecheckt worden of de gekozen oplossing daadwerkelijk leidt tot de gewenste compensatie van de beperkingen.

- Bewust gebruik en hergebruik van voorzieningen.

Investeringen die gedaan worden in woningen en in hulpmiddelen moeten zo goed mogelijk benut worden. Dit wordt o.a. vorm gegeven door:

 De bruikleenconstructie hulpmiddelen; bij ondergebruik of niet meer nodig zijn van de voorziening wordt deze ingenomen en elders weer herverstrekt.

 Afspraken met Bergopwaarts@bow en WoCom (middels een convenant) inzake melding van vrijkomen van aangepaste woningen en deze beschikbaar stellen voor mensen met een beperking.

- Preventie bespaart op termijn veel zorgkosten en komt het welzijn van onze burgers ten goede. Een goede fysieke en geestelijke gezondheid is de grootste besparing op de Wmo.

Preventie op gemeentelijke niveau kan o.a. bestaan uit activiteiten voortkomend uit lokaal gezondheidsbeleid, welzijnsvoorzieningen. Preventie kan zich ook richten op het vroegtijdig rekening houden met mogelijke beperkingen (aangepast bouwen, infrastructuur slimme zorg etc). Belangrijk hierbij is dat op alle beleidsterreinen aandacht bestaat voor kwetsbare groepen en waar mogelijk verbindingen gelegd worden (inclusief beleid/ agenda 22).

(10)

4. Wijziging werkwijze (de kanteling)

De wet bepaalt dat gemeenten hun burgers moeten compenseren op een aantal domeinen, maar schrijft niet voor hoe ze dat moeten doen. Het gaat om het resultaat dat bereikt moet worden. In het gesprek met de burger wordt de situatie in kaart gebracht en wordt in gezamenlijkheid vastgesteld wat het resultaat is dat bereikt moet worden. Niet alleen de beperking staat hierbij centraal, maar ook de context waarin de beperking wordt ervaren.

We stappen af van het denken in voorzieningen, zoals voorheen gebruikelijk was. Voorop staat nu het resultaat, dat ter compensatie van de problemen die iemand ondervindt bereikt moet worden, zodat de burger zichzelf kan redden en kan participeren. De oplossingen moeten passen bij de specifieke situatie van de individuele burger.

In het kader van De Kanteling onderscheiden we vier typen oplossingen:

1. eigen kracht;

2. sociale omgeving;

3. algemene voorzieningen;

4. individuele voorzieningen.

Bij het bespreken van mogelijke oplossingen voor de beperking van de burger komen deze achtereenvolgens aan bod. In onderstaande afbeelding is dit weergegeven als een aantal cirkels, waarbij de kern dus de eigen kracht van de burger is.

Afbeelding: opbouw van ondersteuningsarrangementen: van binnenuit

Door in eerste instantie te kijken naar wat de burger wel kan en naar wat hij in zijn eigen directe omgeving aan ondersteuning kan organiseren blijft hij beter betrokken bij de

samenleving. Ook wordt door deze volgorde gestimuleerd om naar vermogen actief te blijven en mogelijk zelf ook een (vrijwillige) bijdrage te leveren aan de ondersteuning van anderen.

In de visie op hulp bij het huishouden die in 2009 is vastgesteld in het kader van de

gezamenlijke regionale aanbesteding is al aangegeven dat deze werkwijze toegepast moet gaan worden. Nu wordt dit uitgebreid naar alle individuele voorzieningen.

De gekantelde werkwijze moet medio 2011 geïmplementeerd zijn in onze uitvoeringspraktijk.

Het najaar van 2010 en voorjaar 2011 wordt gebruikt om een start te maken en de noodzakelijke cursussen/opleidingen te volgen.

Ook de pilot Zorgsteunpunt Heusden is gebaseerd op deze gekantelde werkwijze. Onder leiding van een vaste coördinator wordt door vrijwilligers op basis van de kantelinggedachte het

(11)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 11

gesprek met de hulpvrager gevoerd. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van de capaciteiten van cliënt en zijn sociaal netwerk of wordt een sociaal netwerk opgebouwd.

Om in de uitvoeringspraktijk de werkwijze aan te kunnen passen moet ook de onderliggende regelgeving (verordening, beleidsregels etc.) aangepast zijn. De VNG heeft inmiddels een concept modelverordening verspreid en is momenteel volop bezig met het opzetten van

gekantelde beleidsregels. Deze worden in najaar 2010 verwacht. In de gekantelde verordening worden de kaders betreffende de melding, het gesprek en de resultaten opgenomen.

De gekantelde verordening is aangepast aan de situatie in Asten en de beleidsvoorstellen zoals deze worden gedaan in deze notitie.

In de gekantelde beleidsregels worden vervolgens de gemeentelijke regels betreffende de individuele voorzieningen opgenomen en uitgewerkt. De mogelijke wijzigingen in het

gemeentelijk beleid zoals omschreven in de volgende paragraaf zullen dus in de gemeentelijke verordening, beleidsregels en het gemeentelijke besluit opgenomen en uitgewerkt worden.

Belangrijk aspect in de gekantelde werkwijze is dat er ook aandacht is voor nazorg.

Zijn de oplossingen zoals deze zijn afgesproken voldoende compenserend?

Worden eventueel toegekende voorzieningen daadwerkelijk gebruikt?

Nazorg kan bestaan uit periodieke heronderzoeken, maar kan ook gezocht worden in

ondersteunende faciliteiten (denk bijvoorbeeld aan frequente scootmobielcursus waarmee de veiligheid van de gebruiker en het tegengaan van ondergebruik geborgd worden).

(12)

5. Aanpassingen in het beleid individuele voorzieningen

Uitgangspunt bij alle maatregelen die we nemen moet zijn dat de burgers uit Asten de

beperkingen die zij ondervinden kunnen blijven compenseren, waardoor zij kunnen participeren in de samenleving. Dat we daarbij waar mogelijk een beroep doen op hun eigen capaciteiten is onontkoombaar. Het motto “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten” is hierbij dan ook zeker aan de orde. We zijn gebonden aan een aantal wettelijke kaders. Deze zullen hieronder duidelijk worden aangegeven.

De maatregelen die mogelijk zijn om de regeling beheersbaar te houden zijn:

1. Maximaal gebruik maken van de mogelijkheden die de Wmo biedt om een eigen bijdrage voor voorzieningen te vragen en voorzieningen als algemeen gebruikelijk te bestempelen;

2. Investeren in de civil society (opbouwen van sociale netwerken, vrijwillige zorg);

3. Het opzetten van algemene voorzieningen waardoor het beroep op individuele voorzieningen kan afnemen;

4. Het beperken van de uitvoeringskosten.

Bovenstaande mogelijke maatregelen worden hieronder nader uitgewerkt.

In 2009 hebben we al enkele maatregelen genomen die in 2010 zijn ingevoerd. Deze staan in paragraaf 5.4 kort benoemd.

5.1 Eigen bijdrage en algemeen gebruikelijk

5.1.1 Eigen bijdrage

De eigen bijdrage is een instrument waarmee de gemeente beperkte inkomsten genereert als tegemoetkoming in de kosten die gemaakt worden. Daarnaast is het echter ook een instrument dat dient als bewustwording voor de cliënten dat het verstrekken van voorzieningen behoorlijke kosten met zich meebrengt voor de gemeente. Met name bij cliënten die incidenteel gebruik maken van een toegekende voorziening kan een eigen bijdrage leiden tot het teruggeven van de voorziening of het afzien van de voorziening. Cliënten maken op deze wijze zelf ook een kosten-baten afweging. Dit effect is echter beperkt en geldt maar voor een kleine groep cliënten. Zodra cliënten de voor hen geldende maximale eigen bijdrage betalen is dit effect overigens niet meer aanwezig.

Bij de vraag of een eigen bijdrage voor alle Wmo-voorzieningen (uitgezonderd de rolstoelen) wenselijk dan wel noodzakelijk is, willen wij twee overwegingen betrekken:

 Ten eerste achten wij een principiële keuze voor een uniforme toepassing van de eigen bijdrage voor alle individuele Wmo-voorzieningen noodzakelijk. Het is naar onze optiek niet verdedigbaar om de huidige situatie, waarin alleen voor hulp bij het huishouden een eigen bijdrage wordt gehanteerd, te laten voortbestaan.

 Daarnaast laten verstrekkingen in verband met individuele Wmo-voorzieningen de laatste 4 jaar een flinke stijging zien. Hoewel het hanteren van de eigen bijdrage niet uitsluitend wordt ingegeven door financiële argumenten, kan het financiële belang hiervan niet worden ontkend. Onze ambitie is om Wmo-voorzieningen ook op de lange termijn in stand te houden. De kostenontwikkeling zet de instandhouding van voorzieningen op de lange duur echter onder druk. De financiële effecten van de komende vergrijzing in relatie tot stijgende kostprijzen en teruglopende rijksfinanciering laten een zorgwekkend beeld zien.

De Wmo biedt de mogelijkheid tot het opleggen van een eigen bijdrage voor alle individuele Wmo voorzieningen (uitgezonderd rolstoelen) aan belanghebbenden van 18 jaar en ouder. In Asten wordt momenteel alleen een eigen bijdrage gevraagd voor hulp bij het huishouden en voor woning aanpassingen in geval van eigenaar-bewoners.

Wettelijk kader

Het Centraal Administratiekantoor (CAK) is bij wet aangewezen als instantie die

verantwoordelijk is voor zowel het bepalen van de hoogte als het innen van de eigen bijdrage.

(13)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 13

Aangezien door deze organisatie ook de eigen bijdrage in het kader van de AWBZ wordt geïncasseerd vindt hier de bewaking plaats van de hoogte van de totale eigen bijdrage die een cliënt in het kader van Wmo én AWBZ betaalt (anticumulatie). De cliënt betaalt dus nooit meer dan het op basis van zijn inkomen vastgestelde maximum. Indien er sprake is van een

samenloop van Wmo en AWBZ voorzieningen, dan gaat de eigen bijdrage Wmo voor op de AWBZ.

De eigen bijdrage is wettelijk geregeld in artikel 15 van de Wmo en het hierop gebaseerde (landelijk geldende) Besluit maatschappelijke ondersteuning. Het toepassen van de eigen bijdrage is een bevoegdheid en daarom niet verplicht. De eigen bijdrage mag voor alle individuele voorzieningen worden toegepast, met uitzondering van de rolstoel. Voor de wijze van berekening van de eigen bijdrage en enkele rekenvoorbeelden zie bijlage 3.

De eigen bijdrage mag alleen opgelegd worden aan personen van 18 jaar en ouder. Voor kindvoorzieningen kan dus geen eigen bijdrage opgelegd worden.

Korting voor klant

Op de eigen bijdrage die bij de klant in rekening word gebracht, wordt sinds 1 januari 2009 door het CAK een wettelijke korting toegepast van 33%. Deze korting houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten. Overigens merkt de gemeente hier niets van aangezien het CAK toch een afdracht aan de gemeente doet van 100%. Ter compensatie ontvangt het CAK hiervoor een vergoeding van het rijk. Cliënten betalen uiteindelijk nooit meer dan 67% van de voor hen geldende maximale bijdrage.

Duur van de eigen bijdrage

Voor woningaanpassingen en voorzieningen die in eigendom worden verstrekt is de periode waarin een eigen bijdrage kan worden gevraagd gemaximeerd op 3 jaar.

Voor de overige voorzieningen geldt geen maximumperiode waarover een eigen bijdrage kan worden gevraagd. De totale eigen bijdrage mag echter nooit meer zijn dan de kostprijs van de voorziening.

Eigen bijdrage/eigen aandeel

Hoewel in de wet van zowel eigen bijdrage als eigen aandeel wordt gesproken, is de berekening en inning van beiden identiek. De eigen bijdrage is van toepassing bij het verlenen van

voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het eigen aandeel kan alleen worden toegepast bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming.

5.1.2 algemeen gebruikelijk en financiële drempels

Een andere manier om het inkomen in aanmerking te nemen, is de bevoegdheid om het verlenen van een voorziening afhankelijk te maken van de hoogte van het inkomen. Bij een bepaald inkomen zijn een aantal zaken als algemeen gebruikelijk aan te merken, waardoor deze niet middels een voorziening gecompenseerd behoeven te worden. Het handelt hier dus om het opwerpen van een financiële drempel en heeft niets te maken met een eigen bijdrage.

Overschrijdt het inkomen een bepaalde grens dan wordt geen voorziening verleend. Zo’n financiële drempel wordt op dit moment toegepast bij het collectief vraagafhankelijke vervoer (CVV). Wanneer de aanvrager een inkomen heeft dat hoger is dan 1,5 maal het sociaal

minimum bestaat geen recht op een taxipas voor CVV. De gedachte hierbij is dat het bezit van een auto of het gebruik van een taxi bij dit inkomen algemeen gebruikelijk wordt geacht.

In het kader van algemeen gebruikelijk komt ook de vraag op of het hebben van eigen

vermogen, bijvoorbeeld in de vorm van overwaarde in de woning, mag worden betrokken bij de afweging of een woningaanpassing krachtens de Wmo wordt gecompenseerd. De wet maakt de eigen bijdrage uitsluitend afhankelijk van het inkomen. Er is echter in de Wmo niets geregeld over het in aanmerking nemen van eigen vermogen als financiële drempel. Gemeente Heumen heeft hier nader onderzoek naar gedaan en naar haar oordeel is hier sprake van gemeentelijke beleidsruimte om vermogen te betrekken bij de vraag in hoeverre de persoon in financiële zin zelfredzaam is. Zij hebben de vermogensdrempel voor grote woningaanpassingen opgenomen in hun beleid op basis van de systematiek die wordt uitgewerkt onder het kopje

“vermogensdrempel woningaanpassing”.

(14)

Naast deze vermogensdrempel die mogelijk opgenomen kan worden in de beleidsregels zijn er ook nog financiële richtlijnen/drempels die opgenomen kunnen worden om de uitvoering te vergemakkelijken. Deze richtlijnen betreffen allemaal woningaanpassing en werden onder de Wvg nog gehanteerd, maar zijn met de komst van de Wmo uit de verordening verdwenen. Het betreft hier het richtbedrag waarboven verhuisprimaat toegepast moet worden en het

plafondbedrag voor grote woningaanpassingen.

Grensbedrag toepassing verhuisprimaat

Bij een woningaanpassing met een middelgroot tot groot kostenplaatje is het reëel dat de gemeente bekijkt of er een alternatief is voor de woningaanpassing. Dit alternatief betreft dan het verhuizen naar een aangepaste of gemakkelijk aan te passen woning, tenzij er

zwaarwegende redenen zijn waardoor verhuizen niet mogelijk is. Expliciete voorwaarde voor toepassing van het verhuisprimaat is dat er een geschikte woning binnen reële termijn beschikbaar moet zijn. Voorafgaand aan toepassing van het verhuisprimaat vindt altijd een onderzoek plaats naar aspecten die hiermee samenhangen (aanwezige mantelzorg in directe woonomgeving, sociale en medische factoren, woonlasten etc.). In de praktijk blijkt dat toepassing van het verhuisprimaat met name bij eigenaarbewoners moeilijk toepasbaar is.

Aangezien de woningvoorraad van beschikbare aangepaste woningen beperkt, is het raadzaam om de beschikbare woningen in te zetten ter voorkoming van middelgrote tot grote

woningaanpassingen. Tevens is verhuizen naar een andere woning voor veel mensen een ingrijpende ervaring.

Het is dan ook reëel om het verhuisprimaat pas toe te passen vanaf een bepaalde financiële grens. Voorstel is om deze financiële grens vast te stellen op € 10.000,=.

Plafondbedrag grote woningaanpassingen (2 opties)

Grote bouwtechnische woningaanpassingen brengen hoge kosten met zich mee.

In het huidige besluit voorzieningen gehandicapten gemeente Asten is geen plafond

opgenomen. Voorheen werd in de Wvg een plafond van € 45.000,= gehanteerd. Dit plafond was vastgesteld door het Rijk. De gemeente verstrekte een financiële tegemoetkoming tot maximaal € 45.000,= en kon de kosten boven € 20.400,= gedeeltelijk declareren bij het Rijk.

Met de komst van de Wmo is het plafondbedrag en de declaratieregeling bij het Rijk

verdwenen. Wel is in het Wmo budget een beperkt bedrag opgenomen als tegemoetkoming voor de extra kosten voor grote woningaanpassingen. Landelijk is 21 miljoen en voor Asten betekent dit dus circa € 20.000,-- per jaar als tegemoetkoming in de extra kosten van grote woningaanpassingen die niet meer gedeclareerd kunnen worden bij het Rijk.

Momenteel hebben we dus geen plafond ingebouwd in het verstrekkingenbeleid

woningaanpassingen. Er zijn 2 opties mogelijk om toch een begrenzing aan te brengen, waardoor het financiële risico voor de gemeente enigszins beperkt wordt.

Optie 1

Het oude plafondbedrag zoals dit tot 1-1-2007 werd gehanteerd door het Rijk weer opnemen in de verordening. In principe komen woningaanpassingen boven € 45.000,- dan niet meer in aanmerking voor vergoeding in het kader van de Wmo. Het ligt dan op de weg van de aanvrager om de aanpassing zelf volledig te financieren, ingeval van een eigen woning deze eventueel hypothecair te bezwaren of te verhuizen.

Optie 2

De financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing maximeren op € 30.000,=*.

Bij aanvragen voor woningaanpassing die duurder zijn dan € 30.000,= wordt in het kader van de Wmo een tegemoetkoming verstrekt van € 30.000,= en moet belanghebbende zelf de overige kosten financieren. Overigens moet wel duidelijkheid bestaan over financiering van de niet subsidiabele kosten als voorwaarde voor toekenning tegemoetkoming gemeente van € 30.000,=

*het bedrag van € 30.000,= is gekozen uit oogpunt van financiële beheersbaarheid. De hoogte van dit bedrag is verder nergens op gebaseerd.

(15)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 15

Vermogensdrempel woningaanpassing

Ook wij vinden de vraag gerechtvaardigd of in de woning aanwezig vermogen bij het realiseren van een verbouwing altijd buiten beschouwing moet blijven. Het is algemeen gebruikelijk om overwaarde in een woning aan te wenden voor woningverbetering.

Het toepassen van een financiële vermogensdrempel, waarboven een woonvoorziening niet meer wordt verleend is qua karakter vergelijkbaar met de bepaling dat woonvoorzieningen duurder dan € 45.000,- niet worden verleend. Het ligt dan op de weg van de aanvrager om de aanpassing zelf te financieren, de woning eventueel hypothecair te bezwaren of te verhuizen.

Om te voorkomen dat een klant voor hele kleine woningaanpassingen per definitie de woning met hypotheek zou moeten belasten kan de financiële drempel worden gehanteerd voor woningaanpassingen die een bepaald bedrag overschrijden. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij de financiële grens waarboven het primaat van verhuizen wordt toegepast. Wanneer als gevolg van beperkingen van de persoon de woning moet worden aangepast, dan worden deze aanpassingen alleen aangebracht als de kosten lager zijn dan € 10.000,=. Zijn de kosten hoger dan dit bedrag dan wordt de belanghebbende geacht te verhuizen. Het ligt in de rede om deze grens eveneens te hanteren bij het wel of niet toepassen van een financiële

vermogensdrempel. In het besef dat elke financiële vermogensdrempel voor discussie vatbaar is, willen wij aansluiting zoeken bij de bepaling inzake vermogensvrijlating bij eigen woning in de Wet werk en bijstand. De meest voor de hand liggende variant is aan te sluiten bij de methodiek van de drempel voor de vervoerskostenvergoeding. Deze bedraagt 1,5 x het sociaal minimum ingevolge de bijstandswetgeving (WWB). Deze factor van 1,5 willen we ook voor de vermogensdrempel hanteren. In de WWB wordt van vermogen in de eigen woning € 46.200,- vrijgelaten (bedrag 2010). De financiële drempel voor grote woningaanpassingen komt dan op 1,5 x € 46.200,- = € 69.300,-.

Bedraagt de overwaarde in de woning meer dan dit bedrag, dan wordt de aanvraag afgewezen.

Overigens kan het vermogen alleen een grond voor afwijzing zijn als de aanvrager hierover daadwerkelijk kan beschikken. Wanneer de aanvrager aantoont dat op basis van bijvoorbeeld leeftijd of een te laag inkomen geen hypothecaire lening kan worden verkregen, dan vormt het vermogen in de woning geen beletsel voor de toekenning van een woonvoorziening. Ter

bepaling van de verkoopwaarde stellen we voor om deze te baseren op de actuele WOZ-waarde van de woning.

5.1.3 algemeen gebruikelijke voorzieningen

In het kader van de Wvg en nu ook de Wmo worden een aantal voorzieningen als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Deze voorziening kunnen vervolgens niet verstrekt worden in het kader van de Wmo. Een voorziening is algemeen gebruikelijk indien deze vrij verkrijgbaar is in de handel en algemeen aanvaard/gangbaar is.

Steeds meer voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk aangemerkt en komen dus niet meer voor vergoeding in aanmerking (zie bijlage 4). Als aandachtspunt bij het toepassen van algemeen gebruikelijkheid wordt aangegeven dat dit ook gekoppeld is aan de inkomenspositie die iemand heeft. Zo kan een elektrische fiets aangemerkt worden als algemeen gebruikelijk, maar voor iemand met een minimuminkomen is dit niet het geval.

Dit kan ondervangen worden door bij vaststelling van noodzaak van een voorziening die algemeen gebruikelijk is, de klant met een laag inkomen te wijzen op de mogelijkheid van bijzondere bijstand. Sommige gemeenten kiezen ervoor om in deze situaties toch over te gaan tot verstrekking van het algemeen gebruikelijke middel in het kader van de Wmo. Op dat moment treedt echter ook de eigen bijdrage systematiek in werking en kan iemand met een laag inkomen voor deze eigen bijdrage vervolgens bijzondere bijstand aanvragen.

Het is zuiverder om deze component van inkomensondersteuning voor de noodzakelijke verstrekking van een algemene voorziening buiten de Wmo te laten en rechtstreeks in de bijzondere bijstand onder te brengen (voorbeeld zie bijlage 4).

(16)

5.2 Civil society, mantelzorg en vrijwillige zorg

5.2.1 Civil society

Duidelijk is dat het systeem van uitsluitend individuele voorzieningen op de lange termijn onbetaalbaar is. Daarom zullen we nu moeten investeren in de wederopbouw van de civil society en de opbouw van algemene voorzieningen. De opbouw van de civil society in brede zin kan vormgegeven worden door een brede communicatie richting de samenleving, waarin we een beroep doen op ieders steun (heb oog voor elkaar). In 2011 wordt gestart met de voorbereiding van het beleidsplan Wmo 2012-2015. We zitten dan met vele partijen uit het maatschappelijk middenveld aan tafel in diverse bijeenkomsten. Ook de opbouw van de civil society zal in deze bijeenkomsten besproken worden.

Daarnaast start de civil society ook bij de cliënt zelf. In elke cliënt situatie zal besproken moeten worden of eigen kracht aanwezig is of opgebouwd kan worden. Daarna moet bezien worden of er een steunsysteem rondom de cliënt gevormd kan worden middels evt. mantelzorg of zorgvrijwilligers. Deze mantelzorgers en zorgvrijwilligers moeten ook ondersteund en

gefaciliteerd worden. Dit gebeurt door professionals en door (respijt)voorzieningen. Dit vergt een investering die zich echter op termijn terug verdiend vanwege een minder groot beroep op individuele voorzieningen.

Rondom mantelzorg en vrijwillige zorg volgt medio 2011 een integrale beleidsnotitie.

5.2.2 Compensatie en wederkerigheid

Het kantelingsgesprek moet leiden tot een arrangement waarmee de beperkingen van de hulpvrager worden gecompenseerd. Daarnaast zal bij het kantelingsgesprek oog moeten zijn voor de capaciteiten van de hulpvrager en of deze mogelijk zelf een rol wil én kan spelen binnen de informele vrijwilligerszorg. Heeft de hulpvrager de capaciteit en mogelijkheid om zelf iemand anders van dienst te zijn als vrijwilliger? Deze vorm van wederkerigheid moet

besproken worden indien de situatie zich daarvoor leent en dit kan ingebouwd worden binnen

“het gesprek”. Dus naast iemands beperkingen worden dan ook iemands capaciteiten in beeld gebracht. De wederkerigheid is altijd op vrijwillige basis. Er mag nooit sprake zijn van

gedwongen inzet.

Deze wederkerigheid heeft diverse voordelen:

- Het zelfbeeld van de “hulpvrager” krijgt een positieve impuls aangezien hij/zij een maatschappelijke bijdrage levert;

- Er is sprake van participatie en (nieuwe) sociale contacten;

- Er wordt een nieuw potentieel van vrijwilligers aangeboord. Dit is noodzakelijk om het totale systeem op termijn in stand te houden.

5.3 Algemene voorzieningen en uitvoeringskosten

Het ontwikkelen van algemene voorzieningen is een ander instrument om de kosten beheersbaar te houden. Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig en hebben lage

uitvoeringskosten aangezien er nagenoeg geen administratieve afhandeling mee gemoeid is.

Daardoor is een algemene voorziening een goed toegankelijk en goedkoop alternatief.

Hulpvragers kunnen geen beroep doen op een individuele voorziening indien er een voldoende compenserende algemene voorziening aangeboden wordt.

Een algemene/collectieve voorziening moet:

- gemakkelijk toegankelijk zijn (lichte toegangstoetsing);

- nagenoeg gratis zijn (kleine eigen betaling is wel mogelijk en deze valt dan buiten de eigen bijdrage systematiek van de Wmo).

De algemene voorzieningen die we in Asten kennen zijn voor een groot deel bij Onis

ondergebracht en worden vaak door vrijwilligers bemenst. Het handelt hier onder andere om de volgende voorzieningen/diensten:

 maaltijdvoorziening

 klussendienst

 sociale alarmering

(17)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 17

 activerend huisbezoek

 administratieve ondersteuning

 maatjesproject

Deze individuele vrijwilligersdiensten worden door Onis geleverd onder de noemer “Voor Elkaar”. Ook voor vragen die niet onder te brengen zijn in bovenstaande diensten wordt bezien of een vrijwilliger gevonden kan worden. Er is dus sprake van een groeimodel in diensten, waarbij een vraaggestuurde doorontwikkeling plaats vindt.

Daarnaast kennen we natuurlijk ook de initiatieven vanuit het Rode Kruis, de Zonnebloem en de Kerk. Dit betreft met name bezoekregelingen en activiteiten die participatie bevorderen.

5.3.1 Algemene voorziening Was-en strijkservice

Momenteel zijn we bezig met opzetten van was- en strijkservice via Amaliazorg. De

verwachting is dat hierdoor minder uren hulp bij het huishouden ingezet hoeven te worden.

Amaliazorg heeft in het Hof van Bluijssen een volwaardige was-en strijkservice voor de eigen bewoners en voor de bewoners van een andere zorglocatie. Zij hebben derhalve ervaring met een centrale was-en strijkservice. Aangezien zij nog capaciteit hebben om ook voor externen de was-en strijk te doen is met hen de mogelijkheid van een algemene voorziening besproken.

Middels een haal en brengservice wordt de was van de cliënt naar Amaliazorg gebracht en vice versa. Nadere uitwerking van de was- en strijkservice wordt in 2011 in gang gezet.

5.3.2 Algemene voorziening Hulp bij het huishouden

Ook voor het totale product hulp bij het huishouden willen we op termijn gaan bezien of het opzetten van een algemene voorziening mogelijk is. Met ingang van 1-1-2010 hebben we nieuwe contracten lopen met de huidige aanbieders met een looptijd van minimaal 3 jaar.

De huidige contracten lopen dus tenminste tot en met 2012.

Landelijk loopt momenteel de discussie of aanbesteding voor het product hulp bij het

huishouden wettelijk verplicht is. Het standpunt van de Tweede kamer is dat aanbesteden geen wettelijke verplichting is en dat volstaan kan worden met een subsidierelatie.

Het omzetten van de huidige individuele voorziening hulp bij het huishouden naar een

algemene voorziening is mede hierdoor een optie die nader onderzocht moet worden. Net zoals we een subsidierelatie hebben met het algemeen maatschappelijk werk en de

welzijnsorganisatie zouden we dit ook met een zorgaanbieder kunnen afsluiten. Basis hiervoor is wederzijds vertrouwen en goede subsidieafspraken.

Uitvoeringskosten

Aan de huidige systematiek van de individuele voorziening hulp bij het huishouden zijn hoge uitvoeringskosten verbonden die niet direct de zorg raken, zowel bij de gemeente als bij de zorgaanbieder.

Bij de gemeente betreft dit de uitvoeringskosten voor de indicatiestelling, rapportage, beschikking, opdracht naar de zorgaanbieder etc.

Bij de zorgaanbieder betreft dit de intake, opstellen zorgplan/map, urenverantwoording en facturatie naar CAK en gemeente. Deze uitvoeringskosten van de zorgaanbieder worden doorberekend aan de gemeente via de kostprijs. Een besparing op deze uitvoeringskosten kan dus leiden tot een lagere kostprijs.

Globale opzet

Indien de hulp bij het huishouden wordt omgezet naar een algemene voorziening, dan kunnen bovengenoemde uitvoeringstaken drastisch herzien worden en waar mogelijk in elkaar

geschoven worden.

Uitgangspunt is dat de burger zich meldt bij het Wmo loket en vervolgens een gesprek krijgt (in het kader van de kanteling). Indien daaruit blijkt dat er noodzaak is voor ondersteuning bij het doen van het huishouden dan vindt een warme doorgeleiding plaats naar de zorgaanbieder voor de algemene voorziening hulp bij het huishouden.

De zorgaanbieder heeft een intakegesprek met belanghebbende en bepaalt de noodzakelijke inzet en stelt tegelijkertijd het zorgplan en de voorwaarden vast.

(18)

Vervolgens start de zorg. Aangezien het een algemene voorziening betreft zijn de

administratieve uitvoeringskosten voor de gemeente op deze manier drastisch verlaagd (geen indicatiestelling, geen rapportage, geen beschikking meer). Middels steekproeven zou de gemeente kunnen controleren of de zorgaanbieder juiste indicaties stelt en voldoet aan de subsidieafspraken.

Voor een algemene voorziening kan geen eigen bijdrage in de zin van de Wmo gevraagd worden. Wel is het mogelijk om een reële eigen betaling aan de gebruikers te vragen die rechtstreeks voldaan kan worden aan de zorgaanbieder.

Indien binnen de subsidierelatie ook nog een vereenvoudigde financiële afrekening kan worden geregeld, dan kunnen de uitvoeringskosten bij de zorgaanbieder ook omlaag wat zich kan vertalen in een lagere kostprijs.

In 2011/2012 zullen de mogelijkheden van het opzetten van een algemene voorziening hulp bij het huishouden nader onderzocht worden.

5.4 Maatregelen die in 2009 al zijn genomen en per 2010 zijn ingevoerd

Om een totaalbeeld betreffende beleidswijzigingen individuele voorzieningen te verkrijgen worden hier nog kort even de maatregelen benoemd die per 1-1-2010 zijn ingevoerd.

1. Aanpassing van de persoonsgebonden budget (Pgb) bedragen voor hulp bij het huishouden.

Met ingang van 1-1-2010 zijn de Pgb bedragen voor particuliere hulp gerelateerd aan het minimumloon en niet meer aan de kostprijs die voortvloeit uit de aanbesteding voor zorg in natura. Indien met het Pgb hulp wordt ingekocht bij een zorginstelling dan is het Pgb bedrag gebaseerd op het laagste tarief dat is voortgekomen uit de aanbesteding.

Aanpassing van de Pgb bedragen heeft ertoe geleid dat de uitgaven in het kader van Pgb hulp bij het huishouden in 2010 beheersbaar zijn gebleven.

2. Aanpassing van de uitvoeringsrichtlijnen voor het collectief vervoer:

 Verlagen inkomensgrens van 2 naar 1,5 x Wwb norm;

 Invoering uniforme eigen betaling van € 0,50 per zone;

 Invoering zonebudget van 700 zones of 350 zones per jaar.

5.5 Wmo gerelateerde voorzieningen en legeskosten.

De verstrekking van gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats (GPP) is gebaseerd op het Verkeersbesluit.

Aangezien het een specifieke regeling is voor mensen met een beperking is de uitvoering van deze regeling in het verleden aangehaakt aan de Wvg en vervolgens de Wmo.

In de verordening en beleidsregels staat momenteel niets opgenomen betreffende de

voorwaarden voor verstrekking van een GPK/GPP. Bij het opstellen van de nieuwe beleidsregels Wmo zullen ook de uitvoeringsregels voor GPK en GPP meegenomen worden met een aparte vermelding naar het Verkeersbesluit. Aangezien de GPK en GPP feitelijk niet onder de Wmo vallen is de eigen bijdrage systematiek niet van toepassing. Het vragen van legeskosten voor deze voorzieningen is toegestaan en wordt landelijk regelmatig toegepast.

Een GPK is 5 jaar geldig en kan gebruikt worden in heel Europa. Met de GPK kunnen mensen gebruik maken van de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en zij mogen langere tijd parkeren in een blauwe zone. Ook zijn er diverse gemeenten in Nederland waar mensen met een GPK vrijgesteld zijn van het betalen van parkeergeld. Dit is lokaal bepaald en kan dus per gemeente verschillen. Voor de (her)verstrekking van de GPK is een verplicht medisch advies noodzakelijk. Dit wordt door de gemeente aangevraagd bij het CIZ.

De kosten die gemoeid zijn met verstrekken van een GPK (exclusief uitvoeringskosten):

- advieskosten CIZ € 165,-- - kostprijs GPK-document € 12,50

€ 177,50

(19)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 19

Een GPP wordt in principe voor onbepaalde tijd aangelegd (totdat men geen auto meer rijdt).

Om in aanmerking te komen voor een GPP moet men in ieder geval in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Tevens moet er een parkeerprobleem zijn binnen een loopafstand van 100 meter van de woning. Indien dit aan de orde is, kan besloten worden om een individuele GPP aan te leggen (eigen gehandicaptenparkeerplaats met bord en

kentekenplaat). De kosten die gemoeid zijn met de aanleg van een GPP zijn afhankelijk van de situatie. Soms kan het binnen bestaande parkeervakken gerealiseerd worden en kan volstaan worden met plaatsing van verkeersbord met kentekenplaat. Soms moet een complete

parkeervoorziening aangelegd worden (inclusief. bestrating etc.).

- kosten verkeersbord GPP € 100,-- - plaatsingskosten € 60,--

€ 160,--

In Asten heeft de Raad besloten dat legeskosten kostendekkend moeten zijn.

Derhalve zouden de volgende legeskosten voor het aanvragen van een GPK of GPP gehanteerd moeten worden:

 GPK met medisch advies € 177,50

 GPK zonder medische advies € 12,50

 Aanleg GPP € 160,--

Aangetekend moet worden dat mensen met een minimuminkomen deze legeskosten vergoed kunnen krijgen via de bijzondere bijstand.

(20)

6. Gevolgen voor de uitvoering

Aangezien er al een aantal aanpassingen in het beleid zijn doorgevoerd per 1-1-2010 (zie paragraaf 5.4) is er sprake van een gefaseerde uitvoering van beleidswijzigingen.

De wijziging in de werkwijze zal voor de uitvoeringspraktijk het meest ingrijpend.

Ook de invoering van de eigen bijdrage voor alle individuele voorzieningen (uitgezonderd rolstoelen) heeft consequenties.

6.1 Werkwijze de Kanteling

De wijziging van de werkwijze brengt met zich mee dat het accent in de uitvoering wordt verlegd van claimbeoordeling naar een vraaggestuurde oplossing waarin de cliënt centraal staat maar waarin deze ook een nadrukkelijke rol krijgt.

Dit vraagt om een geheel andere benaderingswijze van de cliënt en zijn hulpvraag.

Deze nieuwe werkwijze “de Kanteling” wordt opgebouwd rondom het gesprek.

Binnen ons Wmo loket wordt al sinds 10 jaar nauw samengewerkt met onze welzijnsorganisatie Onis. De nieuwe werkwijze is dan ook met hen besproken en zij staan hier zeer positief

tegenover. In de nieuwe werkwijze wordt vanuit de klant bezien welke belemmeringen opgelost moeten worden en wordt van daaruit gezocht naar mogelijke oplossingen.

Het principe ‘een dubbeltje welzijn is een euro zorg’ is hierbij zeker aan de orde.

Er zal dan ook een zeer belangrijke rol voor Onis zijn binnen de nieuwe werkwijze.

De uren die hun medewerkers nu invullen binnen het Wmo loket zullen ingezet gaan worden in

“het gesprek”.

De rol van de medewerkers van de gemeente zal zich met name toespitsen op de regiefunctie in het Wmo loket en de afhandeling van aanvragen in de back-office.

De hulpvragers melden zich bij het Wmo-loket waar een quickscan plaats vindt en van waaruit vervolgens de warme doorgeleiding plaats zal vinden naar “het gesprek” of naar directe afhandeling via back-office (zie bijlage 6).

Middels herschikking van bestaande formatie moet dit proces in het najaar van 2010 ingezet gaan worden om in 2011 volledig ingevoerd te zijn.

6.2 Invoering eigen bijdrage

De invoering van een eigen bijdrage voor alle individuele voorzieningen brengt extra administratieve werkzaamheden met zich mee. Al deze cliënten en de kostprijs van de

voorziening moeten namelijk gemeld worden bij het CAK. Vanuit het CAK wordt vervolgens de eigen bijdrage vastgesteld, geïncasseerd en afgedragen aan de gemeente.

Hiervoor is een koppeling mogelijk tussen het administratieve systeem dat wij hebben (Civision Zorg) en het CAK. Dat betekent echter wel dat alle voorzieningen met de huurprijs die wij betalen op cliëntniveau ingevoerd moeten worden in dit systeem. Dit is nu niet het geval, aangezien in het verleden is gekozen om de huurprijzen via verzamelnota’s aan de leverancier te voldoen. Er is dus incidenteel extra administratieve inzet nodig om dit te realiseren voor het uitstaande hulpmiddelenbestand. Het bijhouden van de nieuwe aanvragen zal administratief niet veel meerwerk opleveren, mits de koppeling tussen Civision Zorg en het CAK gerealiseerd wordt.

Bijkomend voordeel van vulling van het systeem op cliëntniveau is wel dat de factuurcontrole veel sneller uitgevoerd kan worden en dat er veel nauwkeurigere managementgegevens beschikbaar zijn.

Bovendien is in het kader van rechtmatigheid een betere sturing en controle mogelijk als het systeem op cliëntniveau is gevuld met de toegekende voorziening en bijbehorende uitgaven.

(21)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 21

7. Prognose financiële gevolgen beleidswijzigingen Individuele Voorzieningen Wmo

7.1 Invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor alle individuele Wmo-voorzieningen (behalve voor rolstoelen)

Samenloop/ overlapeffect

We kunnen uit onze financiële administratie niet herleiden hoeveel personen die momenteel al een eigen bijdrage betalen (inzake hulp bij het huishouden of aanpassing eigen woning) ook nog een andere individuele voorziening ontvangen. Bij samenloop van hulp bij het huishouden met een andere individuele voorziening is naar verwachting geen extra eigen bijdrage

verschuldigd aangezien nagenoeg alle cliënten de voor hen geldende maximale bijdrage al betalen ten behoeve van het product hulp bij het huishouden.

Aantal potentiële cliënten voor eigen bijdrage

Voor voorzieningen aan kinderen mag geen eigen bijdrage gevraagd worden. Via Doove en Welzorg hebben wij momenteel circa 200 hulpmiddelen uitstaan (exclusief rolstoelen). Deze voorzieningen zijn verstrekt aan 155 personen die ouder zijn dan 18 jaar. Daarnaast hebben we jaarlijks ongeveer 30 aanvragen voor woningaanpassingen voor huurwoningen, waarvoor een eigen bijdrage zal gaan gelden. Potentiële extra cliënten voor inning eigen bijdrage: 185 cliënten

gemiddelde eigen bijdrage

Aangezien de eigen bijdrage inkomensafhankelijk is, is de hoogte van de eigen bijdrage dus individueel bepaald. Bij het CAK kunnen per gemeente digitaal de gegevens van de opbouw van de eigen bijdrage ingezien worden.

Uit de gegevens van het CAK blijkt dat er in 2009 een bedrag van € 182.053,= aan eigen bijdrage is opgelegd aan 453 cliënten. Dat is gemiddeld een eigen bijdrage van € 401,88 per cliënt per jaar.

Prognose

Uitgangspunt is dat minimaal een derde van de potentiële extra cliënten en maximaal de helft van de potentiële cliënten geen samenloop heeft met een voorziening waar nu al een eigen bijdrage voor wordt betaald.

Geen samenloop geen samenloop gemiddelde eigen bijdrage per persoon per jaar

Extra opbrengst uit eigen bijdrage per jaar

percentage absoluut

33% van 185 61 klanten € 400,-- € 24.400,=

50% van 185 93 klanten € 400,-- € 37.200,=

Indien een aantal cliënten besluiten om de voorziening terug te geven of afzien van een voorziening vanwege de invoering van de eigen bijdrage, dan is het financiële voordeel groter, aangezien de kostprijs van bruikleenverstrekking van een voorziening gemiddeld hoger is dan de gemiddelde eigen bijdrage.

Overgangstermijn

Voor nieuwe verstrekkingen kan met ingang van 1-1-2011 de eigen bijdrage onmiddellijk toegepast worden. Voor de uitstaande hulpmiddelen kan echter niet onmiddellijk een eigen bijdrage opgelegd worden. Hiervoor moet een overgangstermijn van 6 maanden gehanteerd worden. De opbrengsten uit eigen bijdrage zullen in 2011 derhalve nog zeer beperkt zijn.

Pas in 2012 zal de volledige opbrengst uit extra eigen bijdrage ingeboekt kunnen worden.

(22)

7.2 Invoering plafondbedrag grote woningaanpassingen

Met de invoering van het plafondbedrag voor grote woningaanpassingen wordt een grens gesteld aan hetgeen de gemeente kan vergoeden in het kader van de Wmo.

Deze begrenzing was ook in het kader van de Wvg en voorheen de RGSHG aan de orde.

Gemeenten zijn door het Rijk slechts in beperkte mate financieel niet gecompenseerd voor de kosten van extreme woningaanpassingen.

Met de komst van de Wmo (2007) hebben we tot heden 1x te maken gehad met een extreem grote woningaanpassing. Een extreem grote woningaanpassing komt dus zeer incidenteel voor 1x per 4 a 5 jaar. Invoering van het plafondbedrag leidt derhalve tot het voorkomen van een incidentele extreme piek in de uitgaven en niet zozeer tot een structurele kostenbesparing.

7.3 Invoering vermogensdrempel grote woningaanpassing bij overwaarde eigen woning (algemeen gebruikelijk)

Het is algemeen gebruikelijk om de overwaarde in een woning aan te wenden voor woningverbetering. In dit kader is deze bepaling geformuleerd.

De vermogensdrempel is ruim geformuleerd, zodat belanghebbende niet de volledige ruimte hoeft aan te wenden voor het financieren van de woningaanpassing.

Jaarlijks komen er circa 10-15 aanvragen binnen voor woningaanpassing van de eigen woning.

Indien van deze aanvragen gemiddeld 2 aanvragen voldoen aan de criteria om de

vermogensdrempel toe te passen (aanpassingskosten zijn hoger dan € 10.000,- én er is sprake van overwaarde van meer dan € 69.300), dan levert dit jaarlijks een bezuiniging op van minimaal € 20.000,--

7.4 Legeskosten

GPK

Aanvragen GPK met medisch advies 2009-2010 : Toegekende en verstrekte GPK

2009:48

2010:34 (t/m 1 augustus)

Vanuit het Wmo loket wordt gesignaleerd dat er sprake is van een stijgende lijn in het aantal aanvragen voor een GPK. Derhalve zal een gemiddelde van 50 verstrekkingen per jaar worden aangehouden.

Het aantal aanvragen met medisch advies is hoger vanwege het feit dat er ook een aantal aanvragen worden afgewezen vanwege het ontbreken van een indicatie.

Inkomsten uit legeskosten op basis van aantal toegekende GPK’s per jaar:

50 x € 177,50 = € 8.875

GPP

In de periode 2004-2006 is er een piek geweest in het aantal individuele gehandicaptenparkeerplaatsen dat is aangelegd (6 tot 12 per jaar).

In de laatste jaren is dit aantal fors afgenomen (2 tot 5 per jaar).

Gemiddeld zullen we derhalve uitgaan van 4 aan te leggen plaatsen per jaar.

Legeskosten 4 x € 160,- = € 640,- per jaar.

7.5 Werkwijze de kanteling

Deze werkwijze moet leiden tot minder groot beroep op individuele voorzieningen vanwege het feit dat cliënten zelf tot een oplossing komen of gebruik kunnen maken van een algemene voorziening.

(23)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 23

Tevens moet door het beter organiseren van nazorg het niet of minimaal gebruik van hulpmiddelen beter gemonitord worden.

Door een herschikking van taken binnen de uitvoering moet deze werkwijze uitgevoerd kunnen worden binnen de bestaande formatie (inclusief de uren van ONIS die middels de BCF

gefinancierd worden).

De totale uitgaven voor individuele voorzieningen (excl. uitvoeringskosten) bedragen ruim

€ 1.600.000 per jaar. Een terugdringing van 5% tot 10% beroep op individuele voorzieningen moet mogelijk zijn en leidt derhalve tot een besparing van € 80.000 tot € 160.000.

2011 zal gebruikt worden om de nieuwe werkwijze volledig te implementeren en zullen er mogelijk ook tijdelijke extra investeringen nodig zijn.

In dit jaar zullen de eerste resultaten zichtbaar worden, maar pas vanaf 2012 zal het effect ook financieel duidelijk merkbaar moeten zijn.

7.6 Resumé prognose

Maatregel Minimale opbrengst Maximale opbrengst

Eigen bijdrage € 24.400 € 37.200

Plafondbedrag grote wap -- --

Vermogensdrempel Wap € 20.000 € 20.000

Legeskosten GPK/GPP € 9.515 € 9.515

Werkwijze de kanteling € 80.000 € 160.000

Totaal € 133.915 € 226.715

Opmerking: genoemde opbrengsten kunnen pas per 2012 gerealiseerd worden.

7.7 Uitvoeringskosten

Administratieve inzet

Zoals reeds geschetst in de nota zal er in ieder geval een (incidenteel) grote inzet gepleegd moeten worden om alle voorzieningen in het administratieve systeem in te brengen, waardoor een automatische koppeling mogelijk is met het CAK. Dit levert op meerdere fronten voordelen op, waaronder ook op termijn de mogelijke samenwerking met de gemeente Someren.

Volgens de laatste ontwikkelingen stapt de gemeente Someren binnenkort ook over naar hetzelfde Wmo systeem als wij hanteren. Met het oog op een mogelijke toekomstige samenwerking is het essentieel om bij de vulling van dit systeem dezelfde werkwijze te hanteren, zodat een eventuele toekomstige koppeling zonder problemen kan plaatsvinden.

Aangezien er momenteel een aantal verschuivingen plaatsvinden bij het Wmo loket waarbij ook de verschillende taken opnieuw onder de loep genomen worden, is het niet duidelijk of hier extra formatie voor ingezet moet worden.

Indien extra inzet nodig is, dan zal dit tijdelijk zijn.

Uiteindelijk leidt dit echter op lange termijn tot structurele kostenbesparing (kosten gaan voor de baat).

Inzet consulenten

Middels een verschuiving in de taken moet het overschakelen naar de nieuwe werkwijze “de Kanteling” zonder uitbreiding van formatie gerealiseerd kunnen worden.

Daarbij is het wel essentieel dat de formatie die Onis tot heden in het Wmo loket inbrengt gehandhaafd blijft voor de nieuwe werkwijze “de Kanteling”. Deze uren zijn opgenomen in de bestaande BCF afspraken met Onis.

(24)
(25)

Nota: Aanbevelingen voor aanpassing van het beleid individuele voorzieningen Wmo

Evaluatie Individuele Voorzieningen Wmo, oktober 2010 25

Bijlage 2.

Voorzieningen gerelateerd aan leeftijd

Hulpmiddelen

leeftijd

totaal

%

Totaal

absoluut rolstoelen vervoer wonen

75+ 44,57 156 71 63 22

65-74 jr 14,86 52 22 25 5

18-64 jr 32,57 114 51 51 12

0-17 jr 8,00 28 9 16 3

100% 350 153 155 42

Collectief vervoer

leeftijd

totaal

%

Totaal absoluut

75+ 64,4% 195 65-74 jr 16,1% 49 18-64 jr 19,5% 59

0-17 jr

100% 303

(26)

Bijlage 3.

Uitvoeringskosten

In het Wmo budget dat wij ontvangen voor 2011 is een component van 10,4% opgenomen voor uitvoeringskosten. Dit betreft een bedrag van € 122.702,= dat is bedoeld voor de extra uitvoeringskosten die gemeenten hebben met de komst van de Wmo (bron:

septembercirculaire).

In deze middelen zijn dus niet de uitvoeringskosten opgenomen die de gemeente al had met het uitvoeren van de gemeentelijke regelingen die zijn opgegaan in de Wmo, zoals de uitvoering van Wvg, welzijnswet, mantelzorg etc.

Personele inzet gemeente in het kader van Wmo individuele voorzieningen:

 Bij het Wmo loket wordt 4,7 fte formatie ingezet vanuit de gemeente:

o Inkomensondersteuning 1 fte o Wmo (inclusief informatie en advies) 3,7 fte

 Daarnaast bedraagt de beleidsmatige inzet Wmo voorzieningen 0,5 fte (aanbestedingen, beleidsontwikkeling)

 In totaal handelt het derhalve om 4,2 fte uitvoering Wmo.

 Berekening van de uitvoeringskosten kan op 2 manieren. Bij de berekening met de integrale kostprijs wordt de totale overhead van de gemeente Asten (personeel, gebouwen,

middelen, bedrijfsvoering) omgerekend in het uurtarief.

Bij de berekening met uitsluitend de loonkosten worden alleen de kosten van de personele inzet in beeld gebracht.

Berekening op basis van*: Loonkosten Integrale kostprijs

Kostprijs per fte € 53.000,= € 119.000,=

Aantal fte 4,2 4,2

Uitvoeringskosten gemeente € 222.600,= € 499.800,=

*In de begroting 2010 wordt uitgegaan van 1.152 productieve uren per medewerker.

Het uurtarief op basis van integrale kostprijs is € 103,42. Dit betekent dat de kosten (inclusief overhead) voor een fte ongeveer € 119.000,= zijn.

Bij de loonkostenberekening is gerekend met uurtarief op basis van max. schaal 8. Deze schaal vormt een goed gemiddelde voor de medewerkers die zich bezighouden met de uitvoering Wmo individuele

voorzieningen.

Personele inzet Onis:

Binnen het Wmo loket zijn ook 2 medewerkers van Onis werkzaam (totaal 940 uur per jaar effectieve inzet). Deze uren worden via de BCF gefinancierd. Met deze inzet is een bedrag van

€ 77.418,- gemoeid. Inzet van deze medewerkers is deels gericht op Wmo en deels op inkomensondersteuning en welzijnsvoorzieningen.

De uren van deze medewerkers worden volledig ingezet op:

o informatie en advies,

o inname van aanvragen Wmo én inkomensondersteuning,

o afhandeling van verzoeken om welzijnsvoorzieningen (maaltijdservice, alarmering, klussendienst, participatie, mantelzorgondersteuning etc.).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon

Door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet kan een verzoek om een individuele studietoeslag schriftelijk worden ingediend. Onder aanvraag

Uit hoofde daarvan zijn aanbieders verplicht om huishoudelijke hulp aan te bieden van zodanige kwaliteit, dat wordt voldaan aan de eisen van verantwoorde zorg zoals omschreven in

Dienstverlener levert aan Inwoners de Hulp bij het huishouden als opgenomen in bijlage 2A Diensten en Tarieven.. Dienstverlener levert de Hulp bij het huishouden aan Inwoners op

De Wmo 2015 laat, bij de beoordeling of een inwoner van een gemeente in aanmerking komt voor hulp en ondersteuning op grond van deze wet, geen ruimte om de eigen financiële

drs. Welten is korpschef van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland... macht en de politie voor een deel met dezelfde ontwikkelingen hebben te maken en dat de

Dit houdt daarmee ook in dat er voor de groep personen die de (fictieve) kostprijs in 2017 betaalt (± 15%), er niets verandert in de hoogte van de eigen bijdrage tenzij zij door de

De gemeente Woerden beschikt niet over de inkomensgegevens van onze inwoners, maar naar schatting ligt bij 15-20% van de aanvragers voor huishoudelijke hulp het inkomen boven