• No results found

Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1998, Partiële herziening Nieuwe Schulpweg 18 Toelichting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1998, Partiële herziening Nieuwe Schulpweg 18 Toelichting"

Copied!
162
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1998, Partiële herziening Nieuwe Schulpweg 18 Toelichting

Status ontwerp januari 2011

NL.IMRO.0373.BPG09002NWSCHLPW18-B001

Opgesteld door:

John Dekker A&O Zinnia-Advies AMA-design

(2)

2

(3)

3

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING blz. 4

1.1. Aanleiding van het plan

1.2. Begrenzing van het plangebied 1.3. Bestaande en toekomstige situatie 1.4. Vigerende bestemmingsplannen

2. BELEIDSKADER blz. 8

2.1. Rijksbeleid 2.2. Provinciaal beleid 2.3. Gemeentelijk beleid 2.4. Water beleid

3. ASPECTEN VAN FUNCTIE EN BEELDKWALITEIT blz. 13 3.1. Ruimtelijke beschrijving

3.2. Verkeersaspecten.

4. OMGEVINGSASPECTEN blz. 14

4.1. Bedrijven in de directe omgeving, milieuzonering 4.2. Wegverkeergeluid

4.3. Bodem

4.4. Cultuurhistorie en archeologie 4.5. Ecologie

4.6. Luchtkwaliteit 4.7. Externe veiligheid 4.8. Waterparagraaf

5. JURIDISCHE PLANOPZET blz. 20

5.1. Inleiding

5.2. Inleidende bepalingen 5.3. Bestemmingsbepalingen 5.4. Algemene bepalingen

6. UITVOERBAARHEID blz. 22

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan 6.2. Economische uitvoerbaarheid van het plan

Bijlagen:

Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ARC juni 2010 Verkennend bodemonderzoek oktober 2008

Oriënterend bodemonderzoek februari 2010 Advies Cultureel Erfgoed d.d. 14 juli 2010

Quickscan natuurwaarden d.d. 1 september 2010 Akoestisch onderzoek ASP d.d. 27 augustus 2010

(4)

4

1. INLEIDING

1.1. Aanleiding van het plan

Het perceel Nieuwe Schulpweg 18 te Egmond Binnen is een voormalig agrarisch perceel waar op kleine schaal bloembollen werden geteeld. In 2008 is het bedrijf beëindigd en het perceel aangekocht en vanaf dat moment particulier bewoond door de huidige eigenaar.

Van enig agrarisch gebruik is sedert 2008 geen sprake meer. De eigenaar heeft de wens de huidige woning te verbouwen en een gedeelte van de woning hobbymatig in gebruik te nemen als atelier. Op 17 juli 2009 is de gemeente Bergen met een principeverzoek verzocht om planologische medewerking aan het bouwvoornemen. Bij brief van 4 maart 2010 heeft de gemeente aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het bouwvoornemen. Vanwege de strijdigheid met het geldende bestemmingsplan dient planologische medewerking te worden verleend middels een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied 1998, (een zogenaamd postzegelbestemmingsplan).

1.2. Begrenzing van het plangebied

De begrenzing van het plangebied is gelijk aan de eigendomsgrens van het perceel Nieuwe Schulpweg 18 te Egmond Binnen. Dit perceel is kadastraal bekend: gemeente Egmond Binnen Sectie C. nummer 2306 en is circa 2000 m2 groot. Het perceel wordt aan de oostzijde begrensd door enkele woningen in het landelijke bebouwingslint van de Nieuwe Schulpweg. Aan de westzijde grenst het perceel aan een verblijfsrecreatieterrein met kleine zomerhuisjes. Het achtererf grenst aan het open agrarische gebied. De voorzijde van het perceel is direct aan de openbare weg gelegen.

(5)

5

1.3. Bestaande en toekomstige situatie

Bestaande situatie

Op het perceel Nieuwe Schulpweg staat thans een woonhuis van 106 m2 met aan de westzijde een aangebouwde schuur/garage van 98,5 m2. Aan de oostzijde van de woning staat een opslagruimte van 232 m2 en een berging/garage van 36 m2. Verder staat er een vrijstaand bijgebouw van 130 m2.

boven: situatie bestaand onder: voorgevel bestaand

(6)

6

Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie wordt het bestaande bijgebouw van 130 m2 en de berging/garage van 36 m2 gesloopt. De bestaande aanbouw van 98,5 m2 wordt vervangen door een nieuwe aanbouw en woningvergroting. De woning wordt vergroot met een slaapkamer of kantoor en badkamer. In de nieuwe aanbouw wordt een atelier/werkruimte gecreëerd voor hobbymatig gebruik. De bestaande woning krijgt verder een gedeeltelijk nieuw dak richting de bestaande schuur. Het atelier (de nieuwe aanbouw) krijgt een maximale oppervlakte van 50 m2 en een nokhoogte van 4 meter. Deze nokhoogte is conform de in het vooroverleg door de gemeente voorgeschreven maximale nokhoogte van 4 meter. Met de woninguitbreiding blijven de bestaande nokhoogte van 7 meter en goothoogte van 2.80 meter ongewijzigd en blijft de inhoud van de woning binnen de maximale inhoudsmaat van 650 m3.

boven: nieuw situatie onder: nieuwe voorgevel

(7)

7

1.4. Vigerende bestemmingsplannen

Thans vigeert het bestemmingsplan Landelijk gebied 1998 (Raad; 26 oktober 1998, Provincie; 8 juni 1999, Kroon; 26 oktober 1999)

Volgens het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied 1998” heeft het perceel Nieuwe Schulpweg 18 de bestemming “Woondoeleinden” met een aanduiding “hobbyboer”. Binnen deze bestemming is het huidige woongebruik inclusief het hobbymatige gebruik van een ondergeschikt de van de woning als atelier toegestaan. Het beoogde bouwvoornemen is in strijd met het geldende bestemmingsplan vanwege de overschrijding van de maximaal toegestane inhoud van een woning (600 m3) en een overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen bij een woning (40 m2).

Vanwege de bovengenoemde strijdigheid met het geldende bestemmingsplan wordt het bouwvoornemen planologisch mogelijk gemaakt met dit postzegelbestemmingsplan.

Fragment plankaart bestemmingsplan landelijk gebied 1998

(8)

8

2. BELEIDSKADER

2.1. Rijksbeleid

Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Daarbij kiest het rijk voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Bundeling van economie, infrastructuur en verstedelijking staat daarbij centraal als de ruimtelijke uitwerking van deze doelen. In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat een goede koppeling tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, waterhuishouding, milieu en veiligheid wordt gelegd. Samenwerking tussen gemeenten bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid staat voorop. De provincie is verantwoordelijk voor de bovenregionale samenhang.

Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om daarin verlichting te brengen, wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en vernieuwing in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid.

Er is, gelet op de ondergeschikte aard en relatief zeer beperkte omvang van het bouwvoornemen (het aantal woningen blijft gelijk) en de voorgenomen wijziging van de planologische regeling geen strijdigheid met het geldende rijksbeleid.

2.2. Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Provinciale Staten van Noord-Holland heeft in juni 2010 de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. In deze visie wordt aangegeven dat globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor de provincie. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben grote ruimtelijke impact. In de structuurvisie worden de ruimtelijke opgaven en keuzes aangegeven en wordt geschetst hoer de provincie Noord-Holland er in 2040 uit moet komen te zien. Er worden drie belangrijke provinciale ruimtelijke belangen genoemd, te weten de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden vervolgens nader uitgewerkt.

In relatie tot het bouwvoornemen aan de Nieuwe Schulpweg (perceelsniveau) is de Structuurvisie voor de gehele provincie Noord-Holland van een veel hoger abstractieniveau. De toetsing aan de drie provinciale belangen is daarom bondig en op hoofdlijnen.

(9)

9

Het provinciaal ruimtelijk belang van de ruimtelijke kwaliteit wordt in dit geval op perceelsniveau gediend. Het bouwvoornemen dat met deze partiële herziening planologisch mogelijk wordt gemaakt voorziet in de verbouwing/vernieuwing van de woning en gelijktijdige sloop van 166 m2 aan bijgebouwen. Met deze sloop wordt een aanzienlijke oppervlakte aan ruimtelijk storende bebouwing opgeruimd en ontstaat een ruimtelijk en stedenbouwkundig optimalere compositie van bebouwing op het perceel en in relatie tot de naastliggende percelen.

Onder het provinciaal ruimtelijk belang van duurzaam ruimtegebruik verstaat de Provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek en een efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte. Het bestaande hoofdgebruik als wonen blijft ongewijzigd.

Bovendien blijft het aantal woningen (één) bij realisatie van het bouwvoornemen gelijk. Het woongebruik past ruimtelijk prima binnen het bestaande bebouwingslint van de Nieuwe Schulpweg. Met de verbouw van de woning zal deze beter worden geïsoleerd en daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam gebruik van de ruimte en de bebouwing. Het bouwplan past derhalve binnen dit provinciaal belang

Het provinciaal ruimtelijk belang van klimaatbestendigheid richt zich met name op bescherming tegen wateroverlast, voldoende schoon drinkwater en oppervlaktewater en voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie. Op grond van de in deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen watertoets kan worden geconcludeerd dat het bouwplan niet strijdig is met de relevante wateraspecten, waaronder het aspect waterkwaliteit en bescherming tegen wateroverlast. Het bouwplan is verder van zodanig beperkte aard en omvang dat de provinciale belangen op het gebied van klimaatbestendigheid niet worden geschaad.

Op de verbeelding valt het perceel Nieuwe Schulpweg 18 in het aangewezen Bollenconcentratiegebied. Het bouwvoornemen dat met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt is, gelet op de beperkte aard en omvang niet strijdig met de doelstellingen van de Structuurvisie.

Fragment verbeelding SV2040,

(10)

10

Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Deze verordening is van toepassing op nieuwe bestemmingsplannen. De PRVS maakt een duidelijk onderscheid tussen het bestaand bebouwd gebied en het landelijk gebied. Er vanuit gaande dat het perceel Nieuwe schulpweg op de verbeelding van de Structuurvisie binnen het bestaand bebouwd gebied valt, zijn uitsluitend de regels voor het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2) en de regels voor het bestaand bebouwd gebied (hoofdstuk 3) van toepassing.

Op de verbeelding van de PVRS valt het perceel Nieuwe Schulpweg 18 binnen het bestaande stedelijke gebied.

Het huidige en toekomstige woongebruik is in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. De overschrijding van de maximale inhoud van de woning van 600 m3 met maximaal 50 m3 is van zodanig beperkte aard en omvang dat er van strijdigheid met Verordening, geen sprake is. Bovendien wordt de totale oppervlakte aan bebouwing met de sloop van 166 m2 aan verouderde bebouwing aanzienlijk teruggebracht en wordt de ruimtelijke situatie ter plekke verbeterd.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het bouwvoornemen dat met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt niet in strijd is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie en dat er geen ontheffing op grond van deze verordening nodig is.

Fragment kaart PVRS: Bestaand Bebouwd Gebied

Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie (concept december 2009)

In deze nota wordt per landschapstype aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie Noord-Holland belangrijk vinden en hoe zij hierop wil sturen. Verder zijn structuurdragers van provinciaal belang aangegeven. De nota is een toetsingskader voor het verlenen van ontheffing op grond van de PRVS. Aangezien is geconcludeerd dat er geen ontheffing op grond van de PRVS nodig is wordt deze beleidsnota verder buiten beschouwing gelaten.

(11)

11

2.3. Gemeentelijk beleid

Welstandsnota (2004)

De gemeenteraad heeft voor het gehele grondgebied van de gemeente Bergen een welstandsnota vastgesteld. In deze nota zijn de criteria beschreven die ten grondslag liggen aan de welstandsbeoordeling bij het beoordelen van bouwplannen. In de nota komen, na een hoofdstuk over het ruimtelijke welstandsbeleid in Bergen, de welstandscriteria aan de orde. Allereerst komen daarbij de algemene welstandscriteria aan de orde, vervolgens de 'relatieve' welstandscriteria voor specifieke gebieden en objecten.

Tot slot komen de 'absolute' criteria aan bod voor de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwerken.

De Nieuwe Schulpweg valt in het welstandsgebied “Landelijk gebied”. Voor dit gebied geldt geen streng conserverend ruimtelijk beleid. Er wordt gewerkt vanuit de filosofie ‘behoud door ontwikkeling’. Het landelijke gebied gaat niet op slot voor nieuwe ontwikkelingen, maar nieuwe (agrarische) bebouwing dient de aanwezige karakteristieken wel te respecteren. Nieuwe agrarische bebouwing wordt echter sporadisch toegestaan.

Burgerbebouwing moet worden tegengegaan. Agrarische nieuwbouw moet wel op een goede manier in het landschap worden ingepast en moet zich voegen naar de karakteristiek van het landschap. Het open landschap dient tevens een open architectuur te bezitten. Grote gesloten bouwmassa’s moeten daarom worden tegengegaan. Dit geldt ook voor de bijgebouwen. Uit de plaatsing van de bijgebouwen moet blijken dat deze bij één bedrijf horen: een compacte situering op het achtererf. Bovendien is het van belang dat de oorspronkelijke verkavelingsvormen, paden en waterwegen blijven behouden. Met de keuze van de nokrichting moet rekening worden gehouden met zichtlijnen en doorkijken. Er dient ten alle tijden te worden voorkomen dat het open landelijk gebied dichtslibt door bebouwing.

De onderstaande criteria zijn relevant voor het bouwvoornemen.

Ruimte

• de bepalende eenheid van het gebied is een op zichzelf staand gebouw op een erf

• de bebouwing dient op grote afstand van de weg te staan

• de bebouwing dient op grote afstand van elkaar te staan

• waar dat aan de orde is, dient het doorzicht naar het achterliggende landschap gehandhaafd te blijven

• het gebouw moet zich binnen de clusterstructuur van een erf schikken

• de hoofdgevel van het pand dient aan de hoofdstraat te liggen en daaraan evenwijdig te lopen

• de nokrichting dient óf haaks op, óf parallel aan de straat te zijn, waarbij de richting zodanig gekozen dient te worden dat het straat- en bebouwingsbeeld wordt versterkt

Bebouwing

• de bebouwing bestaat uit één of twee lagen met kap

• platte daken zijn niet toegestaan

• een wolfseind is niet toegestaan

• wanneer wordt gerefereerd aan een stolpboerderij, dient te worden voldaan aan de specifieke criteria die voor een stolpboerderij gelden

• aan-, op- en uitbouwen dienen ondergeschikt te zijn toegevoegd aan of opgenomen te zijn in de hoofdmassa

• uitbreidingen op reeds bestaande aan-, op- en uitbouwen zijn niet toegestaan

• aan-, op- en uitbouwen dienen niet verbonden te zijn aan de hoofdmassa en daar een architectonisch geheel mee te vormen

(12)

12

• aan-, op-, uitbouwen en bijgebouwen grenzend aan het openbaar gebied behoeven ontwerptechnisch bijzondere aandacht, zowel qua vormentaal als materialisatie

• bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw

• uitbreidingen op reeds bestaande bijgebouwen zijn niet toegestaan

• bijgebouwen dienen zich bij voorkeur achter het hoofdgebouw te bevinden

De verwachting is dat het bouwvoornemen past binnen het bovengenoemde beleid en de gestelde criteria. De uiteindelijke toetsing van de concrete bouwaanvraag zal deze tezijnertijd moeten bevestigen.

2.4. Waterbeleid

Op 14 oktober 2009 heeft het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) het 'Waterbeheersplan 2010-2015 - Van veilige dijken tot schoon water' (WBP4) vastgesteld. Op 9 maart 2010 heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland het plan goedgekeurd. Het WBP4 geeft een overzicht van de doelen en maatregelen om het watersysteem in deze periode op orde te brengen en te houden. Het plan gaat in op beheer en onderhoud van dijken en watergangen, de afvalwaterzuiveringen, lozingen, uitvoeringsprogramma’s en calamiteitenbestrijding. De komende jaren worden veel dijken langs de Noordzee, Waddenzee, IJssel- en Markermeer en kades langs vaarten en kanalen versterkt. Ook wordt extra ruimte voor water gerealiseerd en worden gemalen aangepast en stuwen verbreedt en geautomatiseerd.

Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat het werkgebied, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, voorbereid is op zeespiegelstijging en meer extreme regenval. Bovendien bereid het Hoogheemraadschap zich voor op periodes van watertekort. Een andere grote uitdaging is het uitvoeren van de maatregelen die de waterkwaliteit moeten verbeteren, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages. Deze maatregelen volgen uit de Europese Kaderrichtlijn Water.

Het bouwvoornemen dat met dit bestemmingsplan planologisch wordt mogelijk gemaakt is van zodanige ligging, aard en beperkte omvang dat het Waterbeheersplan 2010-2015 hiervoor geen beleidsmatige belemmering vormt.

(13)

13

3. ASPECTEN VAN FUNCTIE EN BEELDKWALITEIT

3.1. Ruimtelijke beschrijving

Met de sloop van de twee bijgebouwen en de verbouw van de woning ontstaat een uit stedenbouwkundig oogpunt gunstigere compositie van de gebouwen op het perceel en ten opzichte van het naastliggend perceel. Met name de sloop van de schuur van 130 m2 zet de woning op het perceel Nieuwe Schulpweg 16 in een vrijere ruimte. Deze sloop beperkt tevens de schaduwwerking op het naastliggend perceel.

Door de relatief lage goot- en nokoogte van het nieuwe atelier en de ligging aan de oostzijde van het zomerhuisjesterrein, zal deze hierop nagenoeg geen extra schaduwwerking veroorzaken. In de westelijke zijgevel bevinden zich geen raampartijen die een beperking in de privacy van het naastgelegen zomerhuisjesterrein kunnen veroorzaken.

Het voorgenomen bouwplan betekent resumerend een verbetering van de beeldkwaliteit van het bebouwingslint van de Nieuwe Schulpweg.

3.2. Verkeersaspecten

Het perceel Nieuwe Schulpweg is zodanig groot dat in de bestaande situatie in de gehele parkeerbehoefte van het woongebruik op eigen terrein kan worden voorzien. Na realisatie van het bouwplan is dit eveneens het geval omdat weliswaar de woning wordt vergroot maar het aantal woningen (1) en huishoudens (1) op het perceel gelijk blijft.

De bestaande inrit blijft ongewijzigd. Deze is veilig en overzichtelijk, mede vanwege het feit dat de inrit aan een doodlopende weg ligt met een zeer lage verkeersintensiteit.

(14)

14

4. OMGEVINGSASPECTEN

4.1. Bedrijvigheid in de directe omgeving, milieuzonering

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”.

Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde ‘groene boekje’, een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen of uitbreiding van bestaande woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft richtafstanden waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dAt geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.

Het toetsen van het plan bestaat uit:

Het toetsen van de afstanden van de milieubelastende activiteit ten opzichte van woningen van derden. Bij het planologisch mogelijk maken van een uitbreiding van een woonfunctie op de Nieuwe Schulpweg 18 is nagegaan of in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen en actief zijn die vanwege de uitbreiding van deze woonfunctie mogelijk worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Uit onderzoek ter plekke en na consultatie van de Milieudienst Regio Alkmaar is gebleken dat aan de westzijde, grenzend aan huisnummer 18 een verblijfsrecreatief bedrijf is gelegen. Dit betreft een kleinschalig recreatief zomerhuisjesterrein zonder enige centrale voorzieningen. Dit terrein heeft geen relevante milieuzonering. Verder bevinden zich in de nabijheid van Nieuwe Schulpweg 18 geen relevante bedrijven bevinden.

Geconcludeerd kan worden dat het bouwvoornemen geen belemmering of beperking betekent voor bedrijvigheid in de directe omgeving.

(15)

15

4.2. Wegverkeergeluid

Het bouwvoornemen betreft de uitbreiding van een woning langs de Nieuwe Schulpweg.

Deze weg is doodlopend en is gelegen in een aangewezen zone met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur. De provinciale weg N512 heeft ter plekke van de Nieuwe Schulpweg een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur. De provinciale weg N512 heeft ter plekke van de Nieuwe Schulpweg een zone van 250 meter. De woning ligt op circa 200 meter vanaf de provinciale weg. Omdat de woning in deze zone ligt is akoestisch onderzoek noodzakelijk.

Middels een akoestisch onderzoek (ASP 2010026v1.0 VL Nieuwe Schulpweg 18 Egmond- Binnen) is onderzocht of ter plaatse van de woning een goede akoestische kwaliteit aanwezig is. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de voorgevel van de te verbouwen woning Nieuwe Schulpweg 18 ten gevolge van het wegverkeer op de N512 maximaal 45 dB Lden bedraagt. De aftrek van 2 dB op grond van artikel 110g is hierbij in rekening gebracht. Hiermee wordt ruim voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. De gevelisolatie van de woning wordt berekend voor een geluidbelasting van 47 dB Lden. De benodigde gevelisolatie volgens het bouwbesluit bedraagt 20 dB. Hieraan kan met de moderne bouwmethoden zonder aanvullende maatregelen (suskasten, akoestisch glas e.d.) worden voldaan.

Het bouwplan heeft, gelet op het bovenstaande geen relevante consequenties voor het wegverkeerslawaai zoals genoemd in de Wet geluidhinder. Er is derhalve geen ontheffingsprocedure op grond van de Wet Geluidhinder noodzakelijk.

4.3. Bodem

In oktober 2008 is, in het kader van de aankoop, door het onderzoeksbureau Elementair Water & Bodem een verkennend bodemonderzoek verricht op het perceel Nieuwe Schulpweg 18. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport

“Verkennend bodemonderzoek Nieuwe Schulpweg 18, d.d. oktober 2008 kenmerk 080917”.

In januari 2010 is in opdracht van de Milieudienst regio Alkmaar een oriënterend bodemonderzoek op de locatie Nieuwe Schulpweg 18 verricht. De onderzoeksresultaten zijn verwerkt in het rapport “Oriënterend bodemonderzoek Nieuwe Schulpweg 18 te Egmond Binnen, d.d. 12 februari 2010, kenmerk BO9G0159-55”.

Op basis van de bovengenoemde rapporten wordt geconcludeerd dat de bodem geschikt is voor het huidige woongebruik en dat de bodemgesteldheid geen belemmering vormt voor realisatie van het bouwvoornemen.

(16)

16

4.4. Cultuurhistorie en archeologie

Raadpleging van de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart leert dat het perceel Nieuwe Schulpweg 18 niet in een gebied ligt dat van historisch bouwkundige, historisch geografische of archeologische waarde wordt aangemerkt. Ten zuiden van het perceel ligt een gebied van historisch geografische waarde. Ten zuidoosten van het perceel ligt een gebied van zeer hoge archeologische waarde. Dit is aanleiding geweest voor het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in het rapport “Een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Nieuwe Schulpweg te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH), d.d. 9 juni 2010”. Op grond van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat gezien de diepteligging van de archeologisch interessante niveaus de bouwplannen geen bedreiging vormen voor het archeologisch erfgoed. Geadviseerd wordt om de onderzoekslocatie vrij te geven. Mochten er nu of in de toekomst graafwerkzaamheden plaatsvinden beneden 170 cm –mv, dan zal verder onderzoek noodzakelijk zijn. Het is aan de gemeente als bevoegd gezag om op basis van de onderzoeksresultaten en het in het rapport opgenomen advies een selectiebesluit te nemen. Het archeologisch onderzoek is in de bijlagen van deze toelichting opgenomen.

Fragment Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Noord-Holland Verder heeft Cultureel Erfgoed op 14 juli 2010 advies uitgebracht over het

bouwvoornemen. Dit advies is in de bijlagen opgenomen. Zij adviseren de bouwlocatie vrij te geven voor bodemingrepen tot maximaal 1.30 – 2 meter onder het maaiveld. Voor diepere bodemingrepen wordt nader onderzoek geadviseerd. Omdat in het

bouwvoornemen geen kelder is opgenomen zullen er in dit kader geen bodemingrepen dieper dan 1.30 – 2 meter plaatsvinden.

Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de aanwezige archeologische en cultuurhistorische situatie geen belemmering vormt voor het bouwvoornemen.

(17)

17

4.5. Ecologie

Natuurbeschermingswet

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op circa 350 meter ten westen van Nieuwe Schulpweg 18. Het betreft het duingebied van de gemeente Bergen. Het bouwvoornemen dat met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt betreft een verbouwing/uitbreiding van de bestaande woning en het slopen van enkele bijgebouwen in het bestaande bebouwingslint van de Nieuwe Schulpweg. Dit bouwvoornemen is van zodanig beperkte aard en omvang en ligt op zodanig grote afstand van het Natura 2000- gebied dat op voorhand kan worden geconcludeerd dat dit van geen significante invloed zal zijn op dit nabij gelegen Natura 2000-gebied.

Ecologische hoofdstructuur

Het perceel Nieuwe Schulpweg 18 is niet gelegen in een gebied dat is aangewezen als rijks- of provinciale ecologische hoofdstructuur. De dichtstbijzijnde gebieden met deze status liggen rond het bebouwingslint van de Nieuwe Schulpweg. Deze gebieden vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. In tegenstelling tot Natura-2000 gebieden hebben de gebieden met de status van ecologische hoofdstructuur geen externe werking op aangrenzende percelen. Hoewel rond het perceel enkele EHS-gebieden liggen, zal het bouwvoornemen, gelet op de aard en beperkte omvang, ook feitelijk niet van invloed zijn op de omliggende ecologische hoofdstructuur.

Flora en faunawet

Het gehele perceel Nieuwe schulpweg 18 worden thans intensief gebruikt ten behoeve van de woonfunctie. De tuin is deels verhard en ingericht als siertuin en alle gebouwen worden gebruikt. Ook de te slopen bijgebouwen blijven tot het moment van sloop in gebruik. Op of in de nabijheid van het perceel bevinden zich geen omvangrijke bossages die als gevolg van het bouwvoornemen zullen moeten worden gekapt. Gelet op het intensieve woongebruik is de verwachting gerechtvaardigd dat zich op het perceel thans geen beschermde soorten bevinden. Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat voor het bouwvoornemen dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt geen ontheffing op grond van de Flora en faunawet noodzakelijk is.

Op basis van een quickscan van de natuurwaarden op het perceel Nieuwe Schulpweg 18 bevestigt ook de gemeentelijke ecoloog de eindconclusie dat er geen verstoring plaatsvindt van beschermde soorten of beschermde natuurgebieden. De quickscan is in de bijlagen opgenomen.

4.6. Luchtkwaliteit

Gezien de lage verkeersintensiteit op de maatgevende (doodlopende) weg Nieuwe Schulpweg, de afstand van circa 200 meter vanaf de provinciale weg N512, de ter plaatse aanwezige lage achtergrondconcentraties van de in het kader van de 'Wet luchtkwaliteit' te toetsen stoffen, en vanwege heft feit dat het aantal woningen gelijk blijft, kan worden geconcludeerd dat in de huidige situatie 2010 en de toekomstige situaties 2011 en 2021 aan de in de 'Wet luchtkwaliteit' opgenomen normen wordt voldaan. Het bouwvoornemen (verbouw van één woning) valt binnen de grenzen van de regeling NIBM. Op basis hiervan kan worden gesteld dat het bouwplan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat er wordt voldaan aan de Wet luchtkwaliteit. Gezien het vorenstaande zijn er vanuit het oogpunt van de luchtkwaliteit geen belemmeringen om met dit bestemmingsplan het bouwvoornemen in dit gebied planologisch mogelijk te maken.

(18)

18

4.7. Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico’s van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat er te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden.

Raadpleging van de Risicokaart van de provincie Noord-Holland leert dat het perceel Nieuwe Schulpweg 18 niet in een risicocontour van een Bevi-inrichting ligt. Aspecten als externe veiligheid op grond van het Bevi zijn derhalve niet aan de orde. Er is ook gekeken naar eventuele routes van gevaarlijke stoffen. De provinciale weg N512 is geen aangewezen route voor gevaarlijke stoffen. Er liggen verder ook geen andere aangewezen routes voor gevaarlijke stoffen in de nabijheid van het perceel.

In de nabijheid van het perceel liggen ook geen bovenlokale buisleidingen.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat aspecten van externe veiligheid geen belemmering vormen voor het bouwvoornemen.

Fragment Risicokaart Noord-Holland

(19)

19

4.8. Waterparagraaf Waterkwaliteit

Het vuilwater van het perceel Nieuwe Schulpweg 18 is in de bestaande situatie aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel. Het hemelwater vanaf de bebouwing wordt in de bestaande situatie op het oppervlakte water van de naastliggende sloot afgevoerd.

Het hemelwater vanaf de verharding infiltreert in de naastliggende grond. In de nieuwe situatie, na realisatie van het bouwvoornemen, verandert deze situatie niet. Omdat het hemelwater vanaf de bebouwing op het oppervlaktewater wordt geloosd zal voor de goten en dakbedekking van de nieuwe bebouwing geen uitlogende materiaal worden toegepast.

Watercompensatie.

Na realisatie van het bouwvoornemen, met de bijbehorende sloop van 166 m2 aan bijgebouwen, zal de totale oppervlakte aan bebouwing en verharding aanzienlijk afnemen.

Er wordt, in verband met het bouwplan geen oppervlaktewater op of nabij het perceel gedempt. Vanwege deze afname van het verhard oppervlak hoeft er geen compenserend water te worden gerealiseerd.

Waterkering

Het perceel Nieuwe Schulpweg 18 ligt niet in de invloedssfeer van een door het Hoogheemraadschap aangewezen waterkering. Op dit aspect is de keur derhalve niet van toepassing.

Grondwater

Voor de sloop van de bijgebouwen en verbouw van de woning hoeft geen bronbemaling te worden toegepast. Er worden geen kelders gebouwd of gesloopt en er wordt in verband met het bouwplan niet dieper dan 60 á 80 cm gegraven. Het bouwvoornemen is derhalve niet van invloed op het grondwater.

Geconcludeerd kan worden dat het bouwvoornemen gelet op de aard en beperkte schaal niet van invloed is op de relevante wateraspecten.

(20)

20

5. JURIDISCHE PLANOPZET

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de stedenbouwkundig gewenste ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Het bestemmingsplan is, naast deze toelichting, vervat in een verbeelding en in de regels. Er is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling.

5.2 Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen

In het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een aantal begrippen waarbij gevoelsmatig wel een beeld aanwezig is wat bedoeld wordt. Omdat het bestemmingsplan vooral een juridisch instrument is, is het van belang om begrippen exact af te bakenen.

Daar waar een begrip niet juridisch genoeg bekend is in het algemeen spraakgebruik, bijvoorbeeld via de omschrijving in een woordenboek als Van Dale, wordt het begrip in dit artikel nader omschreven.

Artikel 2 Wijze van meten

Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen.

Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat dus geen verschil van mening.

5.3 Bestemmingsbepalingen

Tuin

De bestemming Tuin kent een zeer beperkte bouwmogelijkheid om het karakter van de hoofdbebouwing in relatie tot het straatbeeld te behouden. Deze gronden mogen niet in gebruik worden genomen als erf. Alleen erf- en perceelafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 1 m, zijn hier toegestaan.

Paardenbakken zijn uitgesloten. Wel zijn er mogelijkheden voor hogere erf- en terreinafscheidingen (tot 2 m). Bovendien is er een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor aan- en uitbouwen binnen de bestemming Tuin (bijvoorbeeld in de vorm van erkers en serres).

Wonen

De woning met de daarbij behorende aan/uit- en bijgebouwen dient binnen het op de bestemmingsverbeelding aangegeven bouwvlak of op het erf te worden gerealiseerd. De maximale goot en bouwhoogten voor de hoofdgebouwen zijn aangegeven op de verbeelding. Erven komen voor bij alle woningtypes maar zijn niet als zodanig meer bestemd. Het erf zijn alle gronden behorende bij de woning voor zover bestemd als W. Het erf mag worden bebouwd tot een maximum van 50 m². De inhoud van de woning is maximaal 650 m3.

(21)

21

Gebruik

De hoofdfunctie van woningen en woongebouwen is de bewoning door één gezin per eenheid. Daarnaast worden woningen in toenemende mate gebruikt als bakermat voor de vestiging en of de uitoefening van een beroep of bedrijf. Traditioneel zijn het de zogenaamde vrije beroepen waarbij een aangepast gedeelte van de woning voor de uitoefening van dat beroep wordt gebruikt.

De praktijk leert evenwel dat woningen ook worden gebruikt voor een bonte verzameling van andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zoals opticiens, verzekeringsagentschappen, kap- en schoonheidssalons, hondentrimsalons en dergelijke.

Uit de jurisprudentie blijkt dat de Raad van State een strikte scheiding aanbrengt tussen vrije beroepen en andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Vrije beroepen worden, omdat ze van oudsher vanuit de woning worden beoefend, geacht onder de bestemming wonen te vallen. De overige beroepen worden doorgaans uitgeoefend op specifiek daarvoor aangewezen locaties. Deze specifieke vestigingsomstandigheden maken dat de vestiging van overige beroepen en bedrijven in woningen in strijd is met de bestemming wonen. De vestiging van overige beroepen en bedrijven in woningen is toegestaan, zolang er geen sprake van overlast is en de woning in overwegende mate als woning wordt gebruikt. In de gebruiksregels zijn de voorwaarden waaronder vestiging van een beroep en of bedrijf in een woning is toestaan, opgenomen.

Per bestemming is het strijdig gebruik geregeld. Dit is gedaan, omdat de voorschriften gekoppeld zijn aan het bestemmingsvlak op de digitale verbeelding. Door het aanklikken van het vlak krijgt de gebruiker het hele op het vlak betrekking hebbende voorschrift te zien.

5.4 Algemene bepalingen

Anti-Dubbeltelbepaling

In de voorschriften is een juridisch waterdichte definitie opgenomen, waarvan bij het lezen ervan niet meteen duidelijk is wat de achtergrond van die definitie is. In 'gewoon' Nederlands wordt bedoeld, dat er na het volledig benutten van bouwmogelijkheden van een erf, er niet door het vervolgens verkleinen van de erfoppervlakte, vanwege de verschuiving van de erfgrens, daarop een nieuwe c.q. grotere bouwmogelijkheid voor een naburig erf ontstaat. Met de dubbeltelbepaling wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.

Overgangsbepalingen

Overgangsbepalingen zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige bouwvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking. Dus de bestaande afwijking qua gebruik mag niet vergroot worden en het bouwwerk mag alleen maar goed onderhouden worden en niet volledig worden herbouwd.

Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

Het is onmogelijk om alle eventuele strijdigheden tijdig te ontdekken. Om die strijdigheden uit te sluiten van het legaliserende effect van de overgangsbepalingen, wordt deze categorie nadrukkelijk uitgesloten van overgangsrecht.

Ten behoeve van de bestuurlijke zorgvuldigheid en om in te kunnen spelen op praktische situaties, kennen de overgangsbepalingen ook een ontheffingmogelijkheid.

Slotbepaling

Dit artikel geeft aan op welke wijze dit bestemmingsplan kan worden aangehaald

(22)

22

6. UITVOERBAARHEID

6.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan

De initiatiefnemer heeft zijn bouwvoornemen besproken met de direct betrokkenen en aanwonenden. Zij hebben in dit vooroverleg geen bezwaar geuit tegen het

bouwvoornemen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 25 november 2010 tot 23 december 2010 ter inzage gelegen in het kader van de inspraak. Er zijn geen reacties ingekomen.

Het voorontwerp is tevens voorgelegd aan de Provincie Noord-Holland, de inspectie VROM, landschap Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Er is alleen een reactie ontvangen van de inspectie VROM. Daarin geven zij aan geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen. Andere instanties hebben niet gereageerd waarmee mag worden aangenomen dat zij geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen.

6.2. Economische uitvoerbaarheid van het plan

De huidige eigenaar zal voor eigen rekening en risico de bijgebouwen slopen en de verbouwing van de woning realiseren. Het bouwplan is voor de gemeente Bergen economisch uitvoerbaar omdat bij de realisering van dit bouwplan geen gemeentelijke gronden of eigendommen rechtsreeks betrokken zijn, zij geen financieel risico loopt en, behoudens de behandeling van de vergunningaanvragen waar legeskosten voor worden betaald, geen voor verhaal in aanmerking komende kosten maakt. Verder zal de gemeente, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, een planschadeverhaalsovereenkomst sluiten met de initiatiefnemer waarmee het planschaderisico voor de gemeente is afgedekt..

(23)

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door

middel van boringen aan de Nieuwe Schulpweg te Egmond-Binnen, gemeente

Bergen (NH)

M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink

ARC-Rapporten 2010-133

Geldermalsen 2010 ISSN 1574-6887

-Rapporten

(24)
(25)

Colofon

Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Nieuwe Schulpweg te

Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH) ARC-Rapporten 2010-133

ARC-Projectcode 2010/209 Tekst

M. Verboom-Jansen & A.J. Wullink Afbeeldingen

M. Verboom-Jansen Redactie

K. Otten

Beheer en plaats van documentatie Archaeological Research & Consultancy Versie 1.1 (Concept), 9 juni 2010

Autorisatie — A. Ufkes Uitgegeven door

ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2010

Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl

(26)

Rapport 2010-133 ARC bv

Projectgegevens

Projectnaam Egmond-Binnen, Nieuwe Schulpweg Projectcode 2010/209

Archisnummer 41.041 Projectleider A.J. Wullink

Contact 0345–620101, a.j.wullink@arcbv.nl

Opdrachtgever Architectenburo Admiraal-Stoute, dhr. L.P. Stoute Contact 072–5895745, info@admiraalstoute.nl

Bevoegd gezag Gemeente Bergen, mw. B. Detmar Contact 072–8880000, b.detmar@bergen-nh.nl

Toetsing Cultureel Erfgoed Noord-Holland, mw. C. Nyst Contact 023–5307424, cecielnyst@cultureelerfgoednh.nl

Locatiegegevens

Toponiem Nieuwe Schulpweg 18

Plaats Egmond-Binnen

Gemeente Bergen

Provincie Noord–Holland

Kaartblad 19C

RD-co¨ordinaten NW: 104.920/512.199 NO: 104.933/512.206 ZO: 104.954/512.163 ZW: 104.940/512.155 Oppervlakte Circa. 700 m2

Beschrijving onderzoekslocatie

Geologie Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Schoorl/Zandvoort.

Geomorfologie Bebouwing, in de buurt van afgegraven/ge¨egaliseerde duinen/strandwallen.

Bodem Kalkhoudende vlakvaaggronden.

Historische situatie In 1832 was de onderzoekslocatie in gebruik als weiland, in 1900 als bouwland. De huidige bebouwing stamt waarschijnlijk uit 1951.

Archeologische verwachting

De onderzoekslocatie heeft een middelhoge trefkans op archeologische resten en/of sporen vanaf het Neolithicum.

1

(27)

• Egmond-Binnen

103 104 105 106 511

512 513 514

Afbeelding 1 Topografische kaart van de onderzoekslocatie en omgeving (omcirkeld), voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.

Legenda

Onderzoekslocatie

(28)

Rapport 2010-133 ARC bv

1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het onderzoek

In opdracht van Architectenburo Admiraal-Stoute heeft Archaeological Research

& Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd aan de Nieuwe Schulp- weg te Egmond-Binnen. Aanleiding tot dit onderzoek vormt de voorgenomen ver- bouwing/uitbreiding van de woning op de locatie, waarvoor een postzegelbestem- mingsplan moet worden ontwikkeld. Door deze werkzaamheden worden moge- lijk archeologische resten bedreigd. Conform de Wet op de archeologische mo- numentenzorg

1

dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwe- zigheid van archeologische waarden. Het veldwerk is uitgevoerd op 2 juni 2010 door drs. K.A. Hebinck en M. Verboom-Jansen MSc. Voorafgaand hieraan is een bureau-onderzoek uitgevoerd door M. Verboom-Jansen MSc. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1).

2

1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied

De onderzoekslocatie ligt binnen de bebouwde kom van Egmond-Binnen, aan de Nieuwe Schulpweg 18; dit ligt ten westen van de historische dorpskern. De ligging van de onderzoekslocatie is weergegeven in afbeelding 1. De onderzoekslocatie is deels bebouwd en verhard; de rest van de onderzoekslocatie is in gebruik als tuin.

De onderzoekslocatie beslaat ongeveer 700 m

2

en de maaiveldhoogte varieert van 3,8 tot 4,5 m +NAP (zie afb. 2). De bestaande bebouwing staat op het hoogste deel van het perceel.

1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden

De geplande werkzaamheden bestaan uit het slopen van de bestaande schuren ten westen van de woning en de uitbreiding van de woning ter plaatse van de huidige schuren. De woning zal worden uitgebreid met ongeveer 84 m

2

. Een deel van deze uitbreiding zal als werkruimte worden gebruikt. Daarnaast zal het dak van de bestaande woning worden uitgebreid. Voor deze plannen dient een postzegel- bestemmingsplan te worden ontwikkeld. De woning wordt niet onderkelderd. De nieuwbouw zal worden gefundeerd met een betonnen strookfundering van maxi- maal 80 cm breed. Hiervoor zal de bodem vanaf het laaggelegen deel van het perceel tot 70 cm –mv worden ontgraven; vanaf het hooggelegen deel van de on- derzoekslocatie zal dit tot ongeveer 120 cm –mv zijn.

1In werking getreden op 1 september 2007.

2De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.

3

(29)

Rapport 2010-133 ARC bv

1.4 Doel van het onderzoek 1.4.1 Bureau-onderzoek

Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te ver- wachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkre- gen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoeks- locatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hier- mee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden.

1.4.2 Inventariserend veldonderzoek

Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te com- pleteren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend.

Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodem- verstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.

1.5 Werkwijze

1.5.1 Bureau-onderzoek

Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraad- pleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld ge- schetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoeks- locatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potenti¨ele be- woonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waar- den wordt gebruik gemaakt van Archis2, de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Indicatieve Kaart Archeolo- gische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeo- logische waarnemingen. Naast deze informatie wordt, als deze voorhanden zijn, ook gebruik gemaakt van provinciale en gemeentelijke beleids- en verwachtings- kaarten. Voor onderhavig onderzoek is gebruik gemaakt van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland

3

en de beleidsadvieskaart van de gemeente Bergen. De historische ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van historisch-topografisch kaartmateriaal en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwach- ting be¨ınvloeden.

3http://geo.noord-holland.nl/chw.

4

(30)

Rapport 2010-133 ARC bv

1.5.2 Inventariserend veldonderzoek

Het IVO is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. De boringen zijn ge- lijkmatig over de onderzoekslocatie verspreid. De positie van de boringen is in- gemeten met behulp van GPS. De maaiveldhoogte is bepaald aan de hand van het Actueel Hoogte Bestand Nederland.

4

In totaal zijn er zes boringen geplaatst tot een diepte van ten minste 340 cm –mv. Voor het boren is gebruik gemaakt van een edelmanboor met een diameter van 7 cm en een zuigboor met een diameter 5 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Archeologische Standaard Boor- beschrijvingsmethode (ASB). Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot.

2 Resultaten bureau-onderzoek

2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden

De onderzoekslocatie ligt in de West-Nederlandse kustzone, ten westen van het Oer-IJ (de oude monding van de Utrechtse Vecht). De ontstaansgeschiedenis van dit gebied hangt sterk samen met de holocene zeespiegelstijging. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (115.000–10.000 jaar geleden), lag de Noordzee groten- deels droog. Aan het einde van het Weichselien begon het ijs te smelten en liep de Noordzee vol. De zeespiegel steeg in het begin zeer snel: ongeveer 1m per eeuw.

Doordat de grondwaterspiegel met de zeespiegel mee steeg, ontstond tijdens het Boreaal (9.000–8.000 jaar geleden) op grote schaal veen. Dit veen wordt gerekend tot de Formatie van Nieuwkoop, de Basisveen Laag. Rond 8.000 jaar BP

5

was de zeespiegel tot 20 m −NAP gestegen (Rosing 1995). Tussen 10.000 en 8.000 jaar BP ontstonden er ten westen van de huidige kustlijn strandwallen (zie afb. 3a).

Vanuit zeegaten werden achter de strandwallen mariene afzettingen bovenop de Basisveen Laag afgezet. Deze mariene afzettingen behoren tot het Wormer Laag- pakket binnen de Formatie van Naaldwijk. Deze strandwallen zijn later door de stijgende zeespiegel weer ge¨erodeerd.

Tijdens het Atlanticum (8.000–5.000 jaar geleden) was er sprake van sterke kusterosie en dus een landwaardse verplaatsing van de kustbarri`ere. Aan het ein- de van het Atlanticum was de zeespiegel tot 5 m −NAP gestegen en bereikte de zee zijn meest oostelijke punt. Ook ontstonden de eerste strandwallen, waarvan de resten nog altijd bestaan (zie afb. 3b). De strandwallen worden gerekend tot het Laagpakket van Zandvoort binnen de Formatie van Naaldwijk. De strandwal- len werden doorbroken door zeegaten, die in verbinding stonden met uitgestrekte lagunes en waddengebieden (Berendsen 2004, Berendsen 2005). Ook nu werd tij- dens stormen via de zeegaten sediment achter de strandwallen afgezet. Met name in getijdegeulen werd veel zand afgezet. Deze afzettingen behoren ook tot het Wormer Laagpakket binnen de Formatie van Naaldwijk.

Vanaf 5.000 jaar BP (het Subboreaal) nam de snelheid van de zeespiegelstijging af. Hierdoor konden de strandwallen zich in westelijke richting uitbreiden, waarbij

4www.ahn.nl.

5BP: before present, jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen.

5

(31)

Rapport 2010-133 ARC bv

de jongere strandwallen ten westen van de oudere ontstonden (zie afb. 3c). Door de uitbouw van de kust, die tot 2.500 jaar BP doorging, ontstond een vrijwel gesloten rij van strandwallen. Alleen bij de riviermondingen van de Maas (bij de Hoek van Holland), de Oude Rijn (bij Katwijk), de Utrechtse Vecht (het Oer-IJ, bij Egmond) en het zeegat van Bergen werden de strandwallen onderbroken (zie afb. 4). Op de strandwallen ontwikkelden zich lage duinen, tot maximaal 10 m +NAP, de zo- geheten ‘Oude Duinen’. Daarnaast ontstonden tussen de strandwallen laaggelegen strandvlakten. Door het strandwallensysteem kreeg de zee minder frequent toegang tot het land achter de strandwallen. Hierdoor verzoette de lagune achter de strand- wallen en kon in het Midden-Subboreaal veenvorming optreden. Ook in de vlaktes tussen de strandwallen vond veenvorming plaats. Dit veen wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop (Berendsen 2005).

Van de zeegaten bleef het zeegat van Bergen het langst in verbinding met de zee;

het slibde rond 3.200 jaar geleden dicht (De Mulder et al. 2003). Rond 1500 v. Chr.

was het Oer-IJ de enige nog open verbinding met de zee (Rosing 1995). Binnen het bereik van het Oer-IJ werd het Hollandveen deels ge¨erodeerd. Rond het be- gin van de jaartelling verzandde het inmiddels sterk versmalde Oer-IJ en kon er veenvorming optreden (Rosing 1995). Een deel van het Oer-IJ bleef bestaan als binnenmeer.

Vanaf de 10e eeuw vond erosie aan de kust plaats en versteilde het kustprofiel zich. Hierdoor kwam een grote hoeveelheid zand beschikbaar waardoor de Jonge Duinen bovenop de Oude Duinen konden ontstaan (zie afb. 3d). Deze Jonge Dui- nen zijn met een hoogte van 30 tot 50 m +NAP veel hoger dan de Oude Duinen.

De vorming van de Jonge Duinen was rond 1600 voltooid (Berendsen 2005). De Jonge Duinen worden gerekend tot het Laagpakket van Schoorl binnen de Formatie van Naaldwijk.

De onderzoekslocatie is niet gekarteerd op de geomorfologische kaart (zie afb. 5). In de directe omgeving zijn afgegraven en ge¨egaliseerde duinen en strand- wallen (2M49) aanwezig. Ten oosten van Egmond-Binnen is een binnendelta- vlakte bestaande uit klei en zand (2M31) aanwezig. Dit zijn sedimenten die zijn afgezet door het Oer-IJ. Ten westen van Egmond-Binnen worden lage kustduinen met bijbehorende vlakten en laagten (4L7) en hoge kustduinen met bijbehorende vlakten en laagten (13C1) aangetroffen.

Op de onderzoekslocatie zijn kalkhoudende vlakvaaggronden, gevormd in ma- tig fijn zand, aanwezig (Zn50AF; afb. 6). De F in de code geeft aan dat de bodem vergraven is. Vlakvaaggronden zijn gronden met een weinig ontwikkeld bodem- profiel waarbij de permanent gereduceerde horizont (Cr-horizont) meestal vanaf 110 cm –mv voorkomt en waarbij de zandkorrels onder de A-horizont geen ijzer- huidjes bezitten (De Bakker & Schelling 1989). In het grootste deel van de hoge duinen zijn kalkhoudende duinvaaggronden (Zd20A) gevormd; in het grootste deel van de lage duinen zijn vlakvaaggronden (Zn21, Zn50A, Zn50AF) gevormd. Op de overgang van lage naar hoge duinen zijn enkeerdgronden (EZ50A) aanwezig. Ten oosten van Egmond-Binnen zijn hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ21) aanwezig.

Ter plaatse van de afzettingen van het Oer-IJ worden knippige poldervaaggronden (gMn52C en gMn53C) verwacht.

6

(32)

Rapport 2010-133 ARC bv

2.2 Bekende archeologische waarden

De onderzoekslocatie heeft op de IKAW (afb. 7) een middelhoge archeologische verwachting. Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart valt de onderzoekslocatie binnen het gebied waarvoor onderzoek nodig is als het plangebied groter is dan 500 m

2

(zie afb. 8). Er staat hier geen trefkans bij vermeld.

In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn in Archis diverse archeologische monumenten bekend.

Monumenten op afgegraven/ge¨egaliseerde duinen/strandwallen:

• Aan de overkant van de Nieuwe Schulpenweg, ongeveer 50 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie, is een monument van hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 11.032). Hier zijn drie cultuurlagen aangetroffen, met schoon zand ertussen. Er zijn sporen van bewoning uit de periode La- te IJzertijd – Late Middeleeuwen aangetroffen. De cultuurlaag uit de Ro- meinse Tijd ligt tussen 0,2 m −NAP en 0,6 m +NAP; de cultuurlaag uit de Vroege Middeleeuwen ligt tussen 1,2 en 1,55 m +NAP; het middeleeuwse grondspoor dat in ´e´en profiel is aangetroffen ligt tussen 0,1 tot 0,3 m +NAP (waarnemingsnrs. 43.124, 43.125 en 43.127).

• Op ongeveer 220 m ten noorden van de onderzoekslocatie is een monument van archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 4.665). Hier zijn sporen uit de periode Romeinse Tijd – Vroege Middeleeuwen en uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd aangetroffen. Door vergraving tot 1,5 m –mv zijn deze resten thans niet meer aanwezig.

• Op 330 m ten noordoosten van de onderzoekslocatie is een monument van hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 1.863). Hier zijn res- tanten van de fundamenten van een laatmiddeleeuws (1116 n. Chr.) kerkje aangetroffen.

• Op ongeveer 915 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie is een monu- ment van hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 4.664). Op dit terrein bevinden zich redelijk geconserveerde sporen van bewoning uit de periode Late IJzertijd – Late Middeleeuwen. De vindplaats is gelegen op een oud duintje dat later lijkt te zijn afgetopt.

• Ongeveer 1.070 m ten oosten van de onderzoekslocatie, ten oosten van Egmond-Binnen, is een monument van hoge archeologische waarde aanwe- zig (monumentnr. 10.765). Het betreft de kromme dijk/hoge dijk die uit de 12e eeuw stamt en thans nog steeds in het landschap zichtbaar is.

Monumenten binnen de bebouwde kom van Egmond-Binnen:

• Ongeveer 500 m ten oosten van de onderzoekslocatie is een monument van hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 13.942). Het betreft de handelsterp Hallum, uit de periode Vroege Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.

De begrenzing van deze historische kern is bepaald op grond van de histori- sche kaart uit 1849-1859.

• Op 725 m ten oosten van de onderzoekslocatie is een monument van zeer hoge archeologische waarde aanwezig (monumentnr. 1.882). Op dit ter- rein zijn greppels, huisplattegronden, spiekers en aardewerkfragmenten uit de Romeinse Tijd aangetroffen.

7

(33)

Rapport 2010-133 ARC bv

In de omgeving zijn in Archis diverse waarnemingen bekend. Waarnemingen die binnen bovengenoemde monumenten vallen worden niet opnieuw genoemd. Alle waarnemingen zijn gedaan op afgegraven/ge¨egaliseerde duinen/strandwallen, ten- zij anders aangegeven:

• Op 280 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie, net buiten monumentnr.

11.032, zijn dezelfde cultuurlagen als in dat monument aangetroffen (waar- nemingsnr 43.130). De cultuurlaag uit de Romeinse Tijd ligt op 0,5 m +NAP, de cultuurlaag uit de Late Middeleeuwen ligt op 1 tot 1,8 m +NAP, de ak- ker/tuin uit de Vroege tot Late Middeleeuwen ligt op 2,15 tot 2,25 m +NAP.

Er moet hier echter wel bij worden opgemerkt dat deze middeleeuwse cul- tuurlagen niet helemaal op dezelfde hoogte liggen als de middeleeuwse cul- tuurlagen in het monumentterrein.

• Op 330 m ten westen van de onderzoekslocatie is een roodbakkend gegla- zuurd fragment aardewerk uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd en een pijpenkop uit de Nieuwe Tijd aangetroffen (waarnemingsnr. 45.192).

Volgens Archis zijn deze waarschijnlijk meegekomen en opgebracht met an- der afval.

• Op 400 m ten noordwesten van de onderzoekslocatie is een laatmiddeleeuws beeldje van Petrus gevonden (waarnemingsnr. 42.883).

• Op 475 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie zijn diverse cultuurlagen aangetroffen (waarnemingsnr. 43.128). Op 3.90 – 4.00 m –mv is een cul- tuurlaag uit de Vroege Middeleeuwen aangetroffen. Op 2.60 – 2.70 m –mv is een akker/tuin uit de Vroege tot Late Middeleeuwen aangetroffen. Hierin is ook een fragment Pingsdorf-aardewerk aangetroffen. Het maaiveld van deze locatie ligt op 4,8 m +NAP, op lage kustduinen met bijbehorende vlakten en laagten.

• Op 660 m ten noordoosten van de onderzoekslocatie is een bronzen schrijf- fibula uit de Vroege Middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnr. 23.226).

• Op 760 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie is baksteen uit de Nieuwe Tijd aangetroffen (waarnemingsnr. 59.811).

• Ongeveer 765 m ten oosten van de onderzoekslocatie, in de historische kern Hallum, is een fragment en een stenen hamerbijl uit het Laat-Neolithicum aangetroffen (waarnemingsnr. 17.726).

• Op 830 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie zijn tijdens het rooien van het land verschillende vondsten gedaan (waarnemingsnr. 228.101). Omdat in de jaren ’90 het land 2 m is omgezet, is het niet bekend uit welke laag de vondsten afkomstig zijn. Er zijn fragmenten kogelpotaardewerk, Proto- steengoed, een fragment van een Paffrath-steelpan en ander aardewerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen. Daarnaast is er geelwitbakkend Pingsdorf uit de Vroege tot Late Middeleeuwen aangetroffen, en metaalslakken uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.

Over de onderzoeken in de omgeving van de onderzoekslocatie staat in Archis niet vermeld of de bodem verstoord is of niet.

8

(34)

Rapport 2010-133 ARC bv

2.3 Historische situatie

De strandwallen in de omgeving zijn, getuige de archeologische waarnemingen, al sinds lange tijd bewoond. Kaarten van archeologische vindplaatsen laten zien dat de bewoning in de Romeinse Tijd geconcentreerd was op Texel, in de omgeving van Schoorl, in het veengebied bij Schagen en bij de mondingen van de IJ, Rijn en Maas. De onderzoekslocatie ligt in de buurt van de monding van de IJ. Vanaf de Late Middeleeuwen raakten ook de tussenliggende gebieden bewoond. De meeste nederzettingen in Holland lagen op oude strandwallen. Deze strandwallen waren in gebruik als bouwland (ook wel ‘geesten’ genoemd), terwijl de lage venige ge- bieden buiten de strandwallen dienst deden als grasland. De bewoning en wegen waren geconcentreerd op de grens van bouwland en grasland (Barends et al. 2005).

Egmond-Binnen ligt op strandwallen/oude duinen (zie afb. 9). In 922 n. Chr.

is Egmond bekend onder de naam ‘Ekmunde’. Het oudste Egmond was gelegen ter plaatse van de huidige Adelbertusakker (aan de Sint Adelbertusweg). Toen dit gebied onderstoof, verhuisden de bewoners in de Vroege Middeleeuwen een kilo- meter landinwaarts. De plaats heette toen Hallum (het huidige Egmond-Binnen).

6

De onderzoekslocatie was in 1832 in gebruik als weiland (zie afb. 10). In 1900 werd de onderzoekslocatie gebruikt als bouwland (zie afb. 11). Waarschijnlijk werd de onderzoekslocatie vanaf 1951 bebouwd.

2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Op basis van de bij het bureau-onderzoek verkregen informatie kan een archeo- logisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie worden opgesteld. De on- derzoekslcoatie ligt binnen de bebouwde kom van Egmond-Binnen en is op de geomorfologische kaart niet gekarteerd. In de omgeving van de onderzoeksloca- tie zijn afgegraven/ge¨egaliseerde duinen/strandwallen aanwezig. De onderzoeks- locatie heeft door de ligging op strandwallen/duinen een middelhoge trefkans op archeologische resten en/of sporen vanaf het Neolithicum. In de omgeving van de onderzoekslocatie heeft in ieder geval sinds het Laat-Neolithicum bewoning plaats- gevonden. Doordat duin- en strandwalvorming een dynamisch proces is, kunnen op verschillende niveaus archeologische resten worden aangetroffen. Door de hoge grondwaterstand kunnen zowel organische resten zoals hout en bot als anorgani- sche resten zoals (vuur)steen, aardewerk en metaal bewaard zijn gebleven. De kans op de aanwezigheid van archeologische resten is afhankelijk van de intactheid van het bodemprofiel. Bij de bouw van de huidige bebouwing kan de bodem reeds verstoord zijn.

3 Resultaten inventariserend veldonderzoek

3.1 Booronderzoek

Bij het verkennend booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie zes boringen gezet tot een minimale diepte van 340 cm -mv. De locatie van de boringen is weergege-

6Bron: http://www.historischegmond.nl/egmondbinnen.html en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis II.

9

(35)

Rapport 2010-133 ARC bv

ven in afbeelding 12. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. Omdat niet in de bestaande schuren kon worden geboord zijn vier van de zes boringen rondom de schuren geplaatst. Het maaiveld bij boring 1 en 2 lag ongeveer 50 cm hoger dan bij de overige boringen op de onderzoekslocatie.

Op de onderzoekslocatie is zwak tot matig siltig zand aangetroffen. In boring 1 en 2 is aan de top 40 tot 70 cm opgebracht grijsbruin tot geelgrijs, zwak siltig zand aangetroffen. In de overige boringen is dit opgebrachte materiaal niet aange- troffen. In boring 2 t/m 6 is aan de top geelbruin/grijsbruin/bruingrijs zwak siltig zand aangetroffen. In boring 3 is hierin baksteen aangetroffen en in boring 4 en 5 donkergrijze en zwarte vlekken. Dit is een vergraven pakket. De ondergrens van dit pakket varieert van 40 tot 80 cm –mv. In boring 1 is op een diepte van 130 cm –mv ook baksteen aangetroffen, waardoor het waarschijnlijk is dat de bodem hier tot 130 cm –mv vergraven is. Hieronder is op de onderzoekslocatie geelgrijs tot grijs zwak siltig zand met schelpresten aangetroffen. In dit zand zijn een tot drie laagjes bruin/zwartbruin/grijsbruin tot bruingrijs zwak tot matig siltig zand aange- troffen (zie bijlage 1). De bovengrens van deze laagjes was scherp. De laagjes waren zwak tot sterk humeus en bevatten soms plantenresten en veenbandjes (bijv.

boring 1, 4 en 5), maar geen schelpresten. De bovengrens van het bovenste don- kere laagje varieert van 190 tot 300 cm –mv (1,5 tot 2,1 m +NAP); dit laagje is 5 tot 15 cm dik. Ter plaatse van de toekomstige bebouwing op het hoge deel van het perceel (boring 1 en 2) ligt de bovengrens van dit laagje op 285 tot 300 cm –mv.

Ter plaatse van de toekomstige bebouwing op het lager gelegen deel van het per- ceel (boring 3 en 4) ligt de bovengrens van dit laagje op 200 tot 220 cm –mv. De bovengrens van het tweede donkere laagje varieert van 260 tot 330 cm –mv (1,1 tot 1,2 m +NAP); dit laagje is 5 tot 20 cm dik. Het derde donkere laagje is alleen in boring 6 op een diepte van 340 tot 260 cm –mv (0,2 tot 0,4 m +NAP) aange- troffen. Het zand tussen en onder deze donkergekleurde laagjes bevatte weinig tot geen schelpmateriaal. Naast het baksteen zijn er geen archeologische indicatoren in de boringen aangetroffen.

Het bodemprofiel op de onderzoekslocatie kan worden ge¨ınterpreteerd als een vlakvaaggrond, zoals op basis van het bureau-onderzoek verwacht werd. Het zwak siltige zand met schelpresten kan worden ge¨ınterpreteerd als strandafzettingen, be- horende tot de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Zandvoort. De zandige afzettingen zonder schelpresten kunnen worden ge¨ınterpreteerd als duinafzettin- gen, behorende tot de Formatie van Schoorl binnen de Formatie van Naaldwijk.

De drie donkergekleurde laagjes kunnen worden ge¨ınterpreteerd als oud oppervlak.

Deze liggen grotendeels in de Oude Duinen. Bij boring 4 en 5 zijn bij het boven- ste oude oppervlak ook veenlaagjes aangetroffen. Hier was het plaatselijk dus iets natter. Wanneer de diepteligging van de oude oppervlakken vergeleken wordt met de diepteligging van de cultuurlagen zoals aangetroffen op het monumentterein aan de overzijde van de onderzoekslocatie (monumentnr.11.032, waarnemingsnrs.

43.124, 43.125 en 43.127), kunnen deze lagen aan elkaar gecorreleerd worden. Het onderste oude oppervlak, zoals aangetroffen in boring 6, kan qua diepteligging aan de cultuurlaag uit de Romeinse Tijd gecorreleerd worden. Het bovenste oude op- pervlak ligt qua diepteligging deels binnen het bereik van de diepteligging van de cultuurlaag uit de Vroege Middeleeuwen, maar ligt ook deels hoger. Het tweede oude oppervlak vanaf het maaiveld ligt qua diepteligging net onder de cultuurlaag

10

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van de beoordeling van de relevante kernthema’s die in voorliggend geval van belang zijn, kan geconcludeerd worden dat de gewenste nevenfuncties op het agrarische

Beoogd wordt een gemengde bestemming toe te kennen aan het plangebied waarmee binnen het plangebied een woonfunctie ter plaatse van de huidige woning Borne 1

Op 28 januari 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten besloten op onderdelen een reactieve aanwijzing te geven tegen het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan

Voor het perceel Breeveld 18b wordt de bestaande situatie in onderhavig plan geregeld, na melijk een grotere toegestane inhoud van de woning dan 600 m 3 , waar deze in het

Deze ambtshalve herziening betreft primair het in diverse bepalingen in het bestemmingsplan Lande lijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld vastleggen van het principe dat in geval

in lid 35.4 Vrijstelling nieuwe wooneenheid in cultuurhistorisch waardevol gebouw in onderdeel c tussen 'instandhouding van' en 'de betreffende bebouwing' toegevoegd: de

Na deze herziening geldt dat voor cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gelegen op gronden met een aanduiding ‘vab’ de vrijstelling voor ander gebruik gekoppeld is aan

Activiteitenbesluit milieubeheer die op 6 juli 2016 verscheen in de Staatscourant (nr. Op grond van het nieuwe artikel 3.78a Activiteitenbesluit milieubeheer is het met ingang van