• No results found

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

Een overzicht van de cellulaire mechanismes

4 juli 2012

Emma Offringa

Bachelorscriptie Biomedische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

Studentnummer: s1865552

Begeleider: prof. dr. P. (Peter) Heeringa

(2)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

2

Samenvatting

Ontsteking en activatie van het aangeboren immuunsysteem worden waargenomen in het brein van Alzheimer patiënten en blijken een belangrijke rol te spelen in de pathologie van deze

neurodegeneratieve ziekte. Ondanks vele onderzoeken naar de ziekte van Alzheimer (AD) en

neuroinflammatie, is het nog steeds onduidelijk welke functie de ontstekingsreacties hierin spelen en hoe de β amyloïde (Aβ) ophopingen hierbij zijn betrokken. Neuroinflammatie wordt gekenmerkt door activatie van verschillende celtypes van het aangeboren immuunsysteem, zoals microglia en astrocyten, welke verantwoordelijk zijn voor het vrijkomen van verschillende ontstekingsfactoren.

Daarnaast blijkt ook de functionele en disfunctionele communicatie tussen deze cellen van grote betekenis te zijn in AD. Om er achter te komen welke cellulaire veranderingen in AD verantwoordelijk zijn voor de activatie van het immuunsysteem en de ontstekingsprocessen bij deze ziekte, wordt er in dit verslag een overzicht gegeven van de belangrijkste cellulaire mediatoren in de AD geassocieerde ontstekingsprocessen. Tevens wordt er gekeken naar de zowel positieve als negatieve kant van neuroinflammatie in AD. Ook wordt er aandacht besteed aan ontstekingsremmende toepassingen die veel worden gebruikt tegen deze ziekte, zoals niet steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAID’s). In dit onderzoeksgebied, blijken er nog veel meningsverschillen te bestaan over deze middelen.

(3)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

3

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 2

Inleiding ... 4

Cellulaire componenten ... 4

MICROGLIA ... 4

ASTROCYTEN ... 7

OLIGODENDROCYTEN ... 10

NEURONEN ... 11

Intercellulaire (mis)communicatie ... 11

Ontstekingsremmende toepassingen ... 14

Conclusie ... 15

Literatuurlijst ... 17

(4)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

4

Inleiding

De ziekte van Alzheimer (AD) is een van de meest voorkomende vormen van dementie. Miljoenen mensen over de hele wereld leiden aan deze neurodegeneratieve aandoening. In geïndustrialiseerde landen leiden ongeveer 7% van de mensen ouder dan 65 jaar en 40% van de mensen ouder dan 80 jaar aan AD, waardoor AD wordt gezien als een neurodegeneratieve verouderingsziekte (Glass et al.

2010).

De symptomen van de AD patiënten worden gekenmerkt door het verlies van geheugen,

afname van cognitie en verschillende gedrags- en neuropsychiatrische stoornissen. De pathogenese begint met veranderingen in het β amyloïde eiwit (Aβ) metabolisme. Hierbij worden de amyloïde voorloper eiwitten (APP´s) onjuist afgebroken, waarbij de afbraakproducten, de Aβ peptiden, extracellulaire ophopingen vormen in het brein. Deze Aβ ophopingen worden ook wel plaques genoemd en worden vaak geassocieerd met neurodegeneratieve processen.

Ontstekingsreacties in neurodegeneratieve ziektes, zoals in AD, worden vaak "neuroinflammatie"

genoemd en spelen een essentiële rol in de pathologie van deze ziekte. Tijdens deze reacties is vooral de activatie van het aangeboren immuunsysteem van groot belang. Alois Alzheimer zelf, was in 1899 de eerste persoon die ondervond dat glia cellen betrokken waren in AD (Alzheimer, 1991). Vanaf dat moment is er veel onderzoek gedaan naar ontstekingsprocessen in het AD brein. Hierbij is

ondervonden dat verschillende celtypes van het aangeboren immuunsysteem hierin een belangrijke rol spelen, zoals microglia en astrocyten (gerecenseerd door Wyss-Coray et al. 2012). Er is echter ook waargenomen dat neuronen en oligodendrocyten essentieel zijn in de neurodegeneratieve

processen in AD patiënten (Roth et al. 2005).

Hoewel de complexe rol van ontstekingsreacties de afgelopen decennia centraal heeft gestaan in het onderzoeksgebied van AD, is er nog steeds geen duidelijke verklaring voor deze processen.

Neuroinflammatie kan worden gezien als oorzaak of als drijvende kracht. Het kan echter ook zijn dat de neuroinflammatie ontstaat als een bijverschijnsel, dat verder geen invloed heeft op het verloop van de ziekte. Tevens is het mogelijk dat onderdelen van de ontstekingsreacties een positief effect hebben op AD (Wyss-Coray, 2006).

Om er achter te komen welke cellulaire veranderingen in AD verantwoordelijk zijn voor de activatie van het aangeboren immuunsysteem en de ontstekingsprocessen bij deze ziekte, wordt er in dit verslag een overzicht gegeven van de belangrijkste cellulaire mediatoren in de AD geassocieerde ontstekingsprocessen. Daarnaast wordt er gekeken naar de veelzijdige rol die neuroinflammatie hierin speelt.

Cellulaire componenten

MICROGLIA

Eind jaren tachtig werd er door McGeer et al. (1988) een geschikte manier gevonden om microglia in de cortex van Alzheimer patiënten te herkennen. Ze ontdekten dat deze microglia bedekt waren met een klassieke marker voor actieve immuun cellen, het HLA-DR. Dit is een celoppervlakte

glycoproteïne type II van het humane major histocompatibiliteits complex (MHCII). Antigenen kunnen met behulp van het MHCII worden gepresenteerd op de oppervlakte van een cel. T helper cellen kunnen hierna binden aan het MHCII via hun oppervlakte eiwit CD34+. Deze interactie is uiteindelijk verantwoordelijk voor het verder op gang brengen van de immuunreactie (McGeer et al.

1988).

Door een antilichaam te gebruiken tegen het MHCII, werd ondervonden dat ook microglia in staat waren om antigenen te presenteren en dus onderdeel waren van het immuunsysteem in het CZS. Er werden hierbij microglia gevonden in de grijze en witte stof van de Alzheimer patiënten, maar ook in patiënten die leden aan andere neuropathologische aandoeningen, zoals Parkinson, Huntington, Amyotrofisch Laterale Sclerose (ALS) en Multiple Sclerose (MS). Deze waarneming zorgde er onder andere voor, dat er vanaf dat moment anders werd gekeken naar het immuunsysteem in het brein.

(5)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

5 Nadat lang werd gedacht dat de immuunreacties en cellen erg beperkt waren in het CZS, kwam er nu

een omslagpunt in deze gedachte.

Vandaag de dag, worden microglia gezien als de “macrofagen” van ons brein, omdat ze net als macrofagen in de rest van het lichaam, het vermogen hebben om pathogenen te fagocyteren en kunnen functioneren als antigeenpresenterende cellen. Hierdoor worden microglia ook wel gezien als de primaire cellen van het aangeboren immuunsysteem in de hersenen. Bij schade worden deze cellen geactiveerd, om de normale weefsel homeostase weer op orde te krijgen (Wyss-Coray et al.

2012).

Microglia in het ontwikkelende brein komen uitsluitend uit het mesenchym. Vanaf hier migreren de voorloper cellen naar het centrale zenuwstelsel (CZS) en prolifereren ze zich als microglia. Tijdens de ontwikkeling spelen de microglia een belangrijke rol in de verandering van het brein, bijvoorbeeld door het verwijderen van overbodige, apoptotische neuronen (Calderó et al. 2009).

Microglia in het gezonde brein zijn lange tijd gezien als rustende of slapende cellen, die weinig of geen functies uitoefenen. Er werd gedacht dat alleen bij het optreden van schade, de microglia actief werden en dat ze vanaf dat moment verschillende functies uitoefenden. Echter, met nieuwe

microscoop technieken is het mogelijk geworden om de in vivo activiteit van rustende microglia te achterhalen. Nimmerjahn et al. (2005) heeft onder andere waargenomen dat microglia in rustende condities, continu bezig zijn met het in de gaten houden van hun omgeving. Rustende microglia worden daarom ook wel gezien als de bewakers van onze hersenen. Daarnaast dragen microglia ook bij aan een gezond CSZ, doordat ze in staat zijn pathogenen en cel afval te verwijderen, maar ook door de afgifte van weefsel bouwstenen.

Echter, microglia kunnen ook een belangrijke rol spelen in ontstekingreacties van verschillende

neurologische aandoeningen, zoals Alzheimer, Parkison, MS en ALS (gerecenseerd door Colton, 2009).

Er is in de loop der jaren veel onderzoek gedaan naar het verband tussen microglia en neurologische ziektes, waaruit is gebleken dat de rol van deze glia cellen erg complex is. De rustende microglia in een gezond brein (non-inflammatoir) kunnen bij het optreden van schade, morfologische en moleculaire veranderingen ondergaan en migreren binnen 1 à 2 dagen naar de plaats waar de beschadiging heeft opgetreden. Hierbij belanden de geactiveerde microglia in een pro- of anti- inflammatoire toestand (figuur 1), welke geassocieerd kan worden met de context van verschillende neurodegeneratieve ziektes, zoals AD (Colton, 2009; Garden et al. 2012).

Sommige microglia blijken bij de activatie alleen een anti-inflammatoire werking te krijgen. Deze microglia scheiden verschillende moleculen uit die het beschadigde weefsel proberen te herstellen.

Daarnaast worden er anti-inflammatoire cytokines en groeifactoren uitgescheiden, zoals IL-4, Il-10, Il- 13 en TGFβ. Tevens proberen deze cellen door middel van fagocytose de pathogenen, cel afval en geaggregeerde eiwitten, zoals Aβ op te ruimen. Deze anti-inflammatoire microglia worden in de literatuur daarom ook wel de fagocytotische microglia genoemd (Garden et al. 2012).

Desalniettemin, kunnen sommige geactiveerde microglia ook een pro-inflammatoire functie uitoefenen. Om bescherming te bieden tegen pathogenen zijn deze microglia in staat om verschillende ontstekingsfactoren uit te scheiden. Onder deze ontstekingsfactoren vallen onder andere zuurstofradicalen, chemokines, de Th1 cytokines zoals IL-1β, Il-6, TNFα en INF-γ,

groeifactoren en complement componenten zoals C1q,C3, C4 en C9 (gerecenseerd door Wyss-Coray et al. 2012). Tevens kunnen de microglia hierbij ook neurotoxische cytokines en chemokines

uitscheiden, waarbij de neuronen ten onder gaan. Het vrijkomen van deze moleculen kan ook leiden tot het aantrekken van andere ontstekingscellen in het brein, zoals astrocyten (Garden et al. 2012).

Bovendien brengen de neurotoxische microglia ook verschillende receptoren tot expressie die geassocieerd kunnen worden met de activatie van ontstekingsprocessen en fagocytose. Daarnaast komen ook verschillende cytokine en chemokine receptoren, complement receptor 3, Fc-receptoren, formyl peptide receptoren en toll-like receptoren (TLRs) tot expressie. In de pathologische gebieden van het AD brein is er een verhoging te zien van de liganden die kunnen binden aan deze microglia receptoren. Dit kan onder andere leiden tot een versterkend effect in de ontstekingsprocessen, waardoor uiteindelijk ook neurodegeneratie plaats kan vinden (Garden et al. 2012; Wyss Coray et al.

2012).

(6)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

6

Figuur 1 – Microglia in pro- en anti-inflammatoire toestand in neurologische aandoeningen

In het gezonde CZS, houden microglia continu hun naaste omgeving nauwkeurig in de gaten. In deze rustende toestand, brengen deze cellen geen ontstekingsmediatoren tot expressie. Echter, wanneer de microglia in contact komen met chemische signalen van schade, zoals beschadigde neuronen, reageren ze meteen en migreren ze naar de plaats van de beschadiging. Hierbij worden de microglia geactiveerd en komen ze in een pro- of anti-inflammatoire toestand terecht. De anti-inflammatoire microglia scheiden moleculen uit die de schade proberen te herstellen en door middel van fagocytose de cel afval en geaggregeerde eiwitten (zoals Aβ bij AD) proberen op te ruimen. Andere geactiveerde microglia ontwikkelen zich tot pro-inflammatoire cellen, en scheiden verschillende moleculen uit om bescherming te bieden tegen de pathogenen, waaronder ook neurotoxische cytokines en zuurstofradicalen. Deze uitscheiding van cytokines kan onder andere leiden tot neurodegeneratie en het aantrekken van andere ontstekingscellen, zoals astrocyten. Waarom het ene deel van de geactiveerde microglia populatie neurotoxische cellen worden en het andere deel fagocyterende cellen, is nog steeds onbekend. (Figuur verkregen uit Garden et al. 2012)

In het CZS van AD patiënten komen de twee verschillende microglia populaties beide voor. Er is in de afgelopen tien jaar veel onderzoek gedaan naar deze zogenaamde “heterogeniteit” van microglia activatie (Colton, 2009). Desondanks is het nog steeds onduidelijk waarom sommige geactiveerde microglia in neurologische aandoeningen in een pro-inflammatoire toestand terecht komen en andere in een anti-inflammatoire toestand.

In de hersenen van zowel AD patiënten als AD geassocieerde muismodellen, zijn geactiveerde

microglia nauw verbonden met de Aβ ophopingen (Frautschy et al. 1998). Aanvankelijk werd gedacht dat de microglia een rol speelden bij de vorming van Aβ peptiden, maar later werd aangetoond dat dit niet zo was. Uit onderzoek met de elektronenmicroscoop blijkt dat de microglia de Aβ peptiden kunnen fagocyteren en is Aβ waargenomen in endosomale cellulaire compartimenten van deze cellen (Cotter et al. 1999). Latere in vitro studies maakten gebruik van isotoop of fluorescerend gelabelde Aβ en ontdekten onder andere dat de grootte van de Aβ ophopingen in verhouding staat met het aantal en de grootte van de microglia cellen rondom de ophopingen (Meyer-Luehmann et al.

2008).

(7)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

7

Tabel 1 – Belangrijkste kenmerken van de verschillende microglia activatie fases (Colton et al. 2009)

Rondom de Aβ eiwitophopingen bevinden zich grote groepen microglia, die proberen de Aβ op te ruimen door middel van fagocytose. Hoewel microglia in het AD brein in staat zijn Aβ op te nemen, lijkt het erop dat de Aβ ophopingen erg sterk zijn. De microglia zijn namelijk niet in staat om het opgenomen Aβ te degraderen. Dit leidt bij de microglia tot een toestand van "gefrustreerde fagocytose" waarin de microglia fenotypische en functionele veranderingen ondergaan. Hierbij kunnen de microglia ook invloed uitoefenen op de rondom liggende neuronen, bijvoorbeeld door het verlies van de dendriet uiteindes en dystrofie van axonen (Meyer-Luehmann et al. 2008).

Geactiveerde microglia proberen schadelijke factoren, zoals apoptotische cellen, bacteriën, cel afval, en Aβ ophopingen te verwijderen voordat er verdere schade optreed. Daar komt bij dat deze cellen in staat zijn om anti-inflammatoire stoffen en groeifactoren af te geven. Om deze redenen worden microglia gezien als cellen die mee helpen aan een gezond CZS. Daarentegen zijn er veel

onderzoeken die laten zien dat microglia via de afgifte van toxische stoffen, schadelijk kunnen zijn voor het brein. Door zowel de pro-inflammatoire als anti-inflammatoire functies, zijn er tijdens de laatste twee decennia meningsverschillen ontstaan over het feit dat microglia zouden moeten worden gezien als vriend of als vijand van het CZS (Wyss-Coray et al. 2006, 2012).

Desalniettemin, laat nieuw onderzoek over deze kwestie een meer gebalanceerd beeld zien, door de activatie van de microglia te vergelijken met de veranderende condities van perifere macrofagen.

Colton (2009) laat zien dat de activatie van de perifere macrofagen is te onderscheiden in drie fases, die blijken overeenkomen te komen met de activatie fases van microglia. Hierbij bestaat de eerste fase uit de klassieke activatie, en wordt gestimuleerd door IFNγ. Dit is een cytokine dat de "dodende"

fase van de microglia initieert. Deze eerste fase wordt gekenmerkt door functionele

ontstekingsmechanismes en heeft een gunstig effect op het tegengaan van de AD pathologie.

Om de schade op te ruimen en de normale weefselhomeostase te herstellen, is de tweede fase van de microglia noodzakelijk. Hierbij vindt vooraf een omschakeling plaats van een pro-inflammatoir naar anti-inflammatoir. Welke cellulaire mechanismes verantwoordelijk zijn voor deze omschakeling is echter nog onbekend. De anti-inflammatoire fase wordt ook wel de alternatieve activatie fase genoemd en wordt onder andere gestimuleerd door IL-2 en IL-13.

Tenslotte komen de microglia in de verworven deactivatie fase, welke wordt gestimuleerd door TGF- β, IL-10 en apoptotische cellen. Deze fase heeft net als de vorige fase een anti-inflammatoire werking en is gericht op herstel. Functionele onderdrukking van het immuunsysteem is een van de

belangrijkste kenmerken van deze laatste fase. Colton (2009) heeft de belangrijkste kenmerken van de microglia fenotypes in de drie verschillende activatie fases overzichtelijk opgesteld (tabel 1).

Bovendien heeft hij vastgesteld welke stoffen de verschillende fases stimuleren en wat de belangrijkste functies zijn van de activatie fases.

In het brein van AD patiënten zijn de geactiveerde microglia in alle drie fases te vinden. Dit zou in verder onderzoek naar microglia en AD, uiteindelijk kunnen leiden tot het beter begrijpen van de veelzijdige functies van deze glia cellen. Tevens zou dit essentieel kunnen zijn bij het therapeutisch manipuleren van microglia. Er zouden bijvoorbeeld middelen kunnen worden ontworpen, die er naar streven om de microglia in een fase te krijgen die gunstig is voor het bestrijden van AD. Hierdoor zou het wellicht mogelijk zijn om de neurodegeneratie beperkt te houden (Colton et al. 2009).

(8)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

8

B

ASTROCYTEN

In de laatste 25 jaar is er duidelijk geworden dat astrocyten verantwoordelijk zijn voor veel verschillende functies in zowel het gezonde als pathologische brein. Deze glia cellen zijn de meest voorkomende cellen in het CZS en spelen een essentiële rol in de homeostase van het gehele brein.

Zo reguleren ze de bloed hersenbarrière door bijvoorbeeld voedingsstoffen en metabolieten te verplaatsen van het bloed naar het CZS. Daarnaast houden ze de micro omgeving in het CZS nauwkeurig in de gaten. Bovendien gaan astrocyten verschillende interacties aan met neuronen.

Hierbij zorgen ze onder andere voor de secretie en recycling van neurotransmitters, regulatie van het energie metabolisme, ion homeostase, synaptische modificatie en de modulatie van oxidatieve stress.

Deze kenmerken van de astrocyten en enkele functionele interacties van deze cellen in het gezonde CZS zijn schematisch samengevat door Sofroniew et al. (2010) in figuur 2A. Doordat de astrocyten verantwoordelijk zijn voor veel belangrijke functies rondom de neuronale processen, lijkt het erop dat bij het verlies van deze functies dit kan leiden tot ernstige gevolgen (gerecenseerd door Sofroniew et al. 2010 en Wyss-Coray et al. 2012).

Net als microglia, reageren astrocyten onmiddellijk bij een verandering in de samenstelling van hun omgeving. Hierbij komen de astrocyten, net als microglia, in een geactiveerde toestand terecht. Het is wel bekend dat de astrocyten hierbij moleculaire, morfologische en functionele veranderingen ondergaan. De mate waarin de veranderingen optreden, varieert met de ernst van de beschadiging in het CZS. De geactiveerde astrocyten nemen tijdens dit proces meteen in aantallen toe. Dit gehele proces wordt in de literatuur ook wel astrogliose genoemd (Sofroniew et al. 2010).

Er zijn vele signaalmoleculen die astrogliose teweegbrengen, waaronder veel componenten van het aangeboren immuunsysteem zoals lipopolysaccharide (LPS), TLR liganden, neurotransmitters zoals glutamaat en noradrenaline, cytokines zoals IL-6, TNFα, IL-1, IL-10, TGFβ, etc., zuurstofradicalen, ATP en eiwitten die geassocieerd zijn met neurodegeneratie zoals Aβ (figuur 2B). Deze signaalstoffen die verantwoordelijk zijn voor astrogliose, worden doorgaans afgegeven door verschillende celtypes in het CZS, waaronder microglia, neuronen, oligodendrocyten, endotheelcellen en andere geactiveerde astrocyten. Deze afgifte wordt gestimuleerd door alle vormen van schade in de hersenen (Sofroniew et al. 2010).

Figuur 2 – Schematisch overzicht van de vele functies van astrocyten in het gezonde CZS (A) en de vele manieren waarop astrocyten geactiveerd kunnen worden (B). Figuur bewerkt uit Sofroniew et al. (2010)

A

(9)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

9 In het brein van AD patiënten en in AD geassocieerde muismodellen, omcirkelen de geactiveerde

astrocyten de Aβ ophopingen (Sofroniew et al. 2010; Rodriguez et al. 2009). Ten eerste is dit is te verklaren doordat astrocyten de eerste bescherming bieden bij schade in het brein. Geactiveerde astrocyten vormen hierbij een barrière tussen het gezonde weefsel en het gebied waarin de schade is opgetreden, zoals bij Aβ ophopingen (figuur 3). Deze barrière zorgt er onder andere voor dat de axonregeneratie goed kan verlopen, zonder dat dit proces lastig wordt gevallen door andere ontstekingscellen of schadelijke stoffen (Sofroniew et al. 2010).

Daarnaast komt het monocyt chemotactisch proteïne 1 (MCP1) verhoogd tot expressie in de Aβ ophopingen, wat leidt tot het aantrekken van astrocyten. Tevens brengen de AD geassocieerde astrocyten receptoren tot expressie die binden aan Aβ, zoals de receptoren voor voortgeschreden versuikeringeindproducten (RAGE), membraan-geassocieerde proteoglycanen en scavenger

receptor-like receptoren.Uiteindelijk zorgen de interacties van deze receptoren met Aβ ervoor dat er grote hoeveelheden geactiveerde astrocyten zich rondom de Aβ ophopingen bevinden (Wyss-Coray et al. 2003).

Vele onderzoeken vermoeden dat Aβ geactiveerde astrocyten de Aβ peptiden opnemen en daarna degraderen. Zo hebben Leal en zijn collega’s in 2006 ontdekt, dat het Insuline Degraderend Enzym (IDE) in muismodellen met Aβ ophopingen (Tg2576) verhoogd tot expressie komt in geactiveerde astrocyten rondom Aβ ophopingen. Dit enzym wordt gekoppeld aan de degradatie van Aβ. Ze concluderen dat een verhoogde expressie van het IDE in astrocyten meehelpt aan het opruimen van Aβ in AD. Tevens wordt de klaring van Aβ bewerkstelligd door de astrocyt afgifte van matrix

metalloproteinases. Deze proteases blijken essentieel te zijn in de extracellulaire Aβ degradatie (Yin et al. 2006).

Ondanks dat de astrocyten een cruciale rol spelen in het herstel van AD, wordt er de laatste jaren ook gesproken over de pro-inflammatoire rol van deze glia cellen in AD en in andere

neurodegeneratieve ziektes. Geactiveerde astrocyten blijken te beschikken over een pathogene functies, die lange tijd over het hoofd zijn gezien, maar van grote invloed kunnen zijn op het verloop van AD. Echter, doordat er in de literatuur nog maar weinig bekend is over deze gevarieerde functie van astrocyten, blijft de precieze schadelijke functie van de astrocyten nog grotendeels onbekend (Rodriguez et al. 2009).

Figuur 3 – Barrière vorming tijdens astrogliose Bij schade, bijvoorbeeld veroorzaakt door trauma, infectie, ontsteking of eiwitophopingen zoals Aβ, ondergaan geactiveerde astrocyten moleculaire, morfologische en functionele veranderingen. Tijdens dit proces vindt er ook proliferatie plaats, waardoor het aantal geactiveerde astrocyten toeneemt (cellen met rode kern) en worden ook andere celtypes aangetrokken (grijze cellen). De geactiveerde astrocyten vormen een barrière, waardoor de axonen worden beschermt tegen andere

ontstekingscellen of schadelijke stoffen en op deze manier de axonregeneratie normaal plaats kan vinden. Figuur bewerkt uit Sofroniew et al. 2010.

(10)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

10 Wel bekend, is dat de astrocyten naast de secretie van neurotrofische factoren, ook in staat zijn om

ontstekingsfactoren af te geven of tot overexpressie te brengen. Hierbij kunnen de geactiveerde astrocyten onder andere zorgen voor het beschadigen of zelfs ten onder gaan van neuronen. S100β is bijvoorbeeld een molecuul dat tot overexpressie wordt gebracht door astrocyten, en wordt in verband gebracht met grote aantallen dystrofische neurieten die zich rondom de Aβ ophopingen bevinden (Craft et al. 2005). Ook wordt bij Aβ peptides de productie van de ontstekingsfactoren IL-1β, TNFα, iNOS en NO in astrocyten waargenomen (Wyss-Coray et al. 2012).

De afgifte van deze ontstekingsfactoren kan onder andere worden verklaard door veranderingen die plaatsvinden in transcriptie factoren in geactiveerde astrocyten. De transcriptie factoren NF-kB en CEBPδ zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de ontstekingscytokines IL-1β en TNFα. In astrocyten wordt CEBPδ onmiddellijk opgereguleerd in de AD cortex (Li et al. 2004). Het NF-kB mechanisme wordt geactiveerd als deze cellen in contact komen met Aβ. Bovendien kan het NF-kB hier zorgen voor de afgifte van verschillende cytokines en chemokines, die ervoor kunnen zorgen dat perifere leukocyten het brein in kunnen binnendringen. Deze leukocyten kunnen in het CZS zorgen voor een verdere ontwikkeling van de ontstekingsprocessen in AD (Moynagh, 2005).

De pathogene werking van astrocyten in AD kan ook worden versterkt doordat calcineurine in verhoogde concentraties voorkomt in geactiveerde astrocyten. Calcineurine is een

calciumafhankelijke fosfatase die bijdraagt aan een grote reeks van ontstekingsreacties, bijvoorbeeld door het aantrekken van andere ontstekingscellen zoals microglia en astrocyten. Neuronen rondom de Aβ ophopingen kunnen door deze versterkte ontsteking veel schade oplopen of zelfs ten

ondergaan (Norris et al. 2005).

OLIGODENDROCYTEN

In het onderzoek naar AD is er vooral aandacht besteed aan de neurodegeneratie en de synaptische achteruitgang dat wordt veroorzaakt door Aβ. Daarnaast heeft men zich de laatste decennia vooral gefocust op de activatie van microglia en astrocyten. Echter, in het brein van AD patiënten wordt ook veel schade aan de witte stof gevonden, waardoor het functioneren van de hersenen snel achteruit gaat bij deze mensen. Dit geeft de indruk dat oligodendrocyten ook betrokken zijn bij de

pathogenese en voortgang van AD (Roth et al. 2005).

Oligodendrocyten zijn glia cellen die een essentiële rol spelen bij het myeliniseren van axonen in het CZS. De gevormde myelineschede is cruciaal voor de isolatie en de geleiding in zenuwcellen.

Oligodendrocyten komen daarom veel in contact met neuronen en spelen dus een belangrijke rol bij het handhaven van de zenuwgeleiding. Dit type gliacel en de gevormde myeline, zijn bij veel

neurologische aandoeningen het doel van verschillende immuunreacties, zoals bij MS. Hoewel het AD ver van dit onderzoeksgebied afligt, laten verschillende data zien dat laesies in de witte stof (WML) en myeline afwijkingen ook voorkomen in AD (Roth et al. 2005). Daarnaast hebben Mitew et al. (2010) in AD geassocieerde muismodellen aangetoond, dat het demyeliniseren van axonen gekoppeld is aan de Aβ ophopingen in de grijze stof.

Desalniettemin, is het voor veel onderzoekers nog onduidelijk of de myeline schade wordt

veroorzaakt door het verlies van axonen en neuronen of door beschadigingen in het CZS. In AD wordt er meestal vanuit gegaan dat de hoge concentraties Aβ en de zuurstofradicalen verantwoordelijk zijn voor het verlies van myeline schedes en het ten onder gaan van oligodendrocyten (gerecenseerd door Roth et al. 2005).

Aβ peptides in het brein van AD patiënten kunnen zorgen voor oxidatieve stress als gevolg van de neuroinflammatie (Butterfield, 2002). Hierbij zijn vaak verschillende ontstekingscellen

verantwoordelijk voor de vorming van de oxidatieve stress, zoals microglia en astrocyten. Omdat de glutathione inhoud van oligodendrocyten erg laag is en de ijzer concentratie erg hoog, kunnen de oligodendrocyten niet goed tegen situaties waarin de oxidatieve stress erg hoog is. De

oligodendrocyten zijn niet in staat om de zuurstofradicalen op te ruimen zonder dat ze daar zelf aan leiden (Juurlink, 1997). Daar komt bij dat Aβ peptiden goed in staat zijn om cholesterol rijke

(11)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

11 membranen te beschadigen, welke gevonden kunnen worden in oligodendrocyten en in myeline

(Subasinghe et al. 2003).

Roth en zijn collega’s (2005) hebben in vitro waargenomen dat de Aβ ophopingen schadelijk zijn voor oligodendrocyten. Daarnaast hebben ze ook waargenomen dat de ontstekingsfactoren LPS en IFNγ of de aanwezigheid van astrocyten leidt tot een verminderde Aβ-schade aan oligodendrocyten.

Hierdoor kwamen ze tot de conclusie dat astrocyten en ontstekingsmoleculen een beschermend effect hebben op de Aβ veroorzaakte schade aan oligodendrocyten. Ook wezen ze erop, dat het remmen van de geactiveerde astrocyten in Aβ ontstekingsreacties, niet leidt tot verminderde schade aan oligodendrocyten en neuronen zoals eerder werd gedacht (Roth et al. 2005).

Bovendien is er waargenomen dat oligodendrocyten in AD mRNA’s tot expressie kunnen brengen en immuunreactief zijn voor de complement componenten C1q, C1s, C2, C3, C4, C5, C6, C7, C8 en C9 (Hosokawa et al. 2003). Dit doet vermoeden dat de oligodendrocyten een primaire bron zijn voor de productie van complement eiwitten in pathologische gebieden in het AD brein. Tevens zou deze ondervinding bij kunnen dragen aan de pathogenese van andere neurodegeneratieve en neuroinflammatoire ziektes waarbij het complement systeem geactiveerd is, zoals MS.

NEURONEN

In de hersenen brengen neuronen een scala aan moleculen tot expressie om zichzelf te beschermen tegen ontstekingsreacties, zoals fractalkine (Ransohoff, 2007), TREM2 (Hsieh et al. 2009), het complement beschermingseiwit CD59 (Yang et al. 2000), CD22 en CD200 (Walker et al. 2008). Er is echter gebleken dat sommige van deze beschermingsmechanismes afwezig zijn in het CZS van AD patiënten. In het onderzoek van Walker et al. 2008 is bijvoorbeeld gevonden dat CD200 en de CD200 receptor (CD200R) niet of in mindere mate afwezig zijn in de pathologische gebieden van het AD brein. CD200 functioneert als een anti-inflammatoir eiwit, dat kan binden aan CD200R. Deze

interactie leidt tot immuuntolerantie, waardoor afweerreacties worden tegengehouden (Clark et al.

2005).De afwezigheid van het CD200/CD200R systeem in AD, zorgt dus voor het wegnemen van deze anti-inflammatoire mechanismes en kan leiden tot progressie van AD.

Daarnaast staan neuronen veel in contact met andere celtypes en neuronen. Deze interacties zorgen er onder andere voor dat neuronen voldoende neurotrofische factoren opnemen. Deze factoren zijn verantwoordelijk voor het goed blijven functioneren van neuronen in het gezonde CZS. Onder deze zogenaamde “overlevingsmoleculen” vallen ook de zenuwgroeifactoren (NGF). Deze groeifactoren zijn echter in mindere mate aanwezig in AD, waardoor de werking van de neuronen achteruitgaat.

Uiteindelijk kunnen deze neuronen zelfs ten onder kunnen gaan (Zuccato et al. 2009).

Intercellulaire (mis)communicatie

Naast dat de bovenstaande celtypes ieder een eigen bijdrage leveren aan de pathologie van AD, zijn er ook voldoende aanwijzingen dat de communicatie tussen deze celtypes onderling niet goed verloopt. Steeds meer bewijs suggereert dat de functionele en disfunctionele communicatie tussen neuronen, astrocyten en andere cellen in het brein, een zeer complexe, maar belangrijke rol spelen in het ziekteverloop van AD en andere hersenaandoeningen. Dit kan uiteindelijk ten grondslag liggen aan de neurodegeneratie in deze ziektes (Garden et al. 2012).

Nadat bekend werd dat astrocyten verantwoordelijk zijn voor veel belangrijke functies rondom de neuronale processen, is er de afgelopen decennia veel onderzoek gedaan naar dit type glia cel.

Recent onderzoek heeft hierbij aangetoond dat naast neuronen, ook astrocyten in bezit zijn van receptoren om neurotransmitters te detecteren (Jourdain et al. 2007).Daarnaast is door Rossi en Volterra (2009) ontdekt dat astrocyten niet alleen neurotransmitters kunnen binden, maar ook zelf in staat zijn deze signaalstoffen uit te scheiden. Hierbij wordt ook wel gesproken over “gliotransmitters”.

Bij deze ontdekkingen is gebleken dat neuronen en astrocyten nauw met elkaar zijn verbonden en dat de astrocyten een essentiële rol spelen in het synaptische netwerk van neuronen. In deze netwerken breiden de astrocyten hun celmembranen uit naar de neuron uiteindes, waarbij de

(12)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

12 membranen van de astrocyten en neuronen dicht tegen elkaar aan komen te liggen en er een

synaptische spleet wordt gevormd.

Door de communicatie en dichte interacties met neuronen, zijn astrocyten verantwoordelijk voor verschillende synaptische functies. Een gevolg hiervan is, dat als de activiteit van de astrocyten wordt verstoord of geremd, dit kan leiden tot disfunctie of zelfs verlies van neuronen (Garden et al. 2012).

Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door de Aβ ophopingen in het AD brein. Zoals hierboven is beschreven, kunnen de Aβ peptiden zorgen voor het activeren van astrocyten, waardoor de

astrocyten verschillende veranderingen ondergaan en uiteindelijk anders gaan functioneren.

Het niet goed functioneren of het verlies van neuronen in AD, doordat de neuron-astrocyt communicatie niet goed verloopt, kan meerdere oorzaken hebben. De astrocyt secretie van neurotrofische factoren kan bijvoorbeeld worden verhinderd. Bovendien kan een geactiveerde astrocyt ook toxische factoren gaan uitscheiden (figuur 4A). Daarnaast zijn astrocyten in gezonde condities in het bezit van transporters op hun celmembraan. Hiermee kunnen ze de

neurotransmitters in de synaptische spleet tussen twee neuronen opnemen. Bij AD geactiveerde astrocyten kan deze opname tegen worden gegaan, waardoor er een overmaat aan

neurotransmitters in de synaptische spleet ontstaat. Hierdoor worden de neuronen continu gestimuleerd. Deze conditie wordt ook wel excitotoxiciteit genoemd en kan uiteindelijk leiden tot neurondegeneratie (figuur 4B) (Garden et al. 2010).

Figuur 4 – Astrocyt-neuron (mis)communicatie Astrocyten bezitten vele verschillende synaptische functies door de communicatie en de dichte interacties met neuronen. In deze figuur worden enkele functies van de astrocyten (groen) weergegeven. Bij activatie van astrocyten, zoals in AD, kunnen de functies van de astrocyten veranderen of geremd worden, waardoor neuronen kunnen disfunctioneren of zelfs ten onder gaan. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat astrocyten cruciaal zijn in de pathologische cel-cel communicatie. Zie voor verdere uitleg de bijbehorende tekst. Figuur is bewerkt uit Garden et al. 2012.

(13)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

13 Verder kan het verlies van neuronen worden veroorzaakt doordat de neuronen te weinig of geen

aanvoer krijgen van voedingsstoffen, zoals lactaat. Gezonde astrocyten zijn in staat om

voedingsstoffen over te brengen van bloedvaten naar neuronen. In het brein van AD patiënten, kunnen geactiveerde astrocyten deze functie verliezen, waardoor sommige neuronen te weinig voedingstoffen binnen krijgen om goed te kunnen functioneren (figuur 4C).

Uit de bovenstaande redenen kan geconcludeerd worden dat astrocyten erg belangrijk zijn in de pathologische cel-cel communicatie. In AD en andere neurodegeneratieve ziektes, is er echter nog veel onderzoek nodig om deze verstoringen in cel-cel communicatie beter te begrijpen. Nieuwe beeldtechnieken zijn al in staat om specifieke cel populaties in vivo waar te nemen voor langere tijd (Gerhard et al. 2006). Hiermee kan onder andere worden onderzocht hoe de neuronen en astrocyten populaties met elkaar de interactie aan gaan en wat voor effect dit heeft op de overleving van de verschillende populaties. Daarnaast is er nog meer onderzoek nodig om de verschillende cel populaties te isoleren uit het CZS, om bijvoorbeeld de veranderingen in de eiwitproductie in astrocyten tijdens AD te bestuderen.

Naast astrocyten, blijken ook microglia en neuronen om belangrijke redenen met elkaar te communiceren. Hierbij brengen neuronen onder andere de chemokine CX3CL en de microglia de CX3C1 receptor (CX3CR1) tot expressie. Neuronen die beschadigd zijn als gevolg van bijvoorbeeld Aβ peptiden, gaan als reactie hierop CX3CL uitscheiden. Deze afgifte zorgt ervoor dat microglia worden aangetrokken naar de plaats van beschadiging. Hierbij ondergaan de microglia moleculaire,

morfologische en functionele veranderingen en komen ze in een geactiveerde toestand terecht.

Wanneer de CX3CR1 geblokkeerd wordt in AD geassocieerde muismodellen, blijkt dat de Aβ

pathologie is verminderd . Dit geeft aan dat deze communicatie tussen de neuronen en microglia een nadelig effect heeft op het verloop van de ziekte (Garden et al. 2012; Lee et al. 2010).

Er wordt aangenomen dat microglia in AD de belangrijkste initiërende sensoren zijn, die pathogene factoren kunnen herkennen via hun oppervlaktereceptoren, zoals de TLR’s en RAGE. Hierbij gaan de geactiveerde microglia over in de secretie van verschillende ontstekingsfactoren, zoals TNFα en IL-β.

Deze vrijgekomen ontstekingsfactoren kunnen op hun beurt weer andere immuuncellen activeren, zoals astrocyten (Saijo et al. 2009). Op deze manier worden secundaire ontstekingsreacties

geïnduceerd. Bovendien kunnen deze ontstekingsfactoren ook invloed uitoefenen op neuronen.

Al met al kan worden gezegd, dat de communicatie van microglia met astrocyten en neuronen, in het geheel een essentiële rol speelt in het initiëren en behouden van ontstekingsreacties in het AD brein.

Dit is overzichtelijk weergegeven in figuur 5 door Glass et al. (2010).

Figuur 5 – Cel-cel communicatie tijdens ontstekingsprocessen in AD De Aβ ophopingen in AD kunnen zorgen voor de activatie van microglia via verschillende receptoren op hun celmembraan, zoals TLR’s en RAGE.

Microglia zijn daarom de belangrijke initiërende cellen van ontstekingsreacties in AD. Deze receptoren activeren verschillende

transcriptiefactoren, zoals NF-kB en AP-1.Dit zorgt onder ander voor de microglia productie van zuurstofradicalen en ontstekingsfactoren, zoals TNFα en IL-β. Hierdoor worden astrocyten, neuronen en andere immuuncellen ook gestimuleerd, wat uiteindelijk leidt tot een versterkend effect en het behoud van de

ontstekingsreactie in AD. Figuur bewerkt uit Glass et al. (2010).

(14)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

14

Ontstekingsremmende toepassingen

Doordat ontstekingsprocessen een belangrijke rol spelen in de AD, is er de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar anti-inflammatoire medicijnen tegen deze ziekte. In de literatuur worden de niet steroïde anti-inflammatoire middelen (NSAID’s) vaak geassocieerd met de behandeling van AD (Wyss-Coray, 2006). NSAID’s zijn veel gebruikte middelen die bepaalde ontstekingsprocessen proberen tegen te gaan.

Het idee om NSAID’s te gebruiken bij AD patiënten is ontstaan uit epidemiologische onderzoeken, waarbij een lagere incidentie van deze ziekte onder artritis patiënten werd gevonden. Omdat de meeste artritis patiënten NSAID’s gebruiken, zou hieruit geconcludeerd kunnen worden dat deze middelen het risico op AD tegen gaan. Onderzoek naar NSAID’s en AD laat daarnaast ook zien dat bij langdurig gebruik van deze middelen, dit zorgt voor 50% minder kans op AD (Wyss-Coray, 2006).

AD gaat gepaard met chronische activatie van verschillende ontstekingsprocessen, die zowel positief als negatief kunnen zijn voor het verloop van deze ziekte. Gunstige immuunreacties, bijvoorbeeld fagocytose of de microglia en astrocyt afgifte van neurotrofische factoren, kunnen AD remmen.

Echter, het is ook mogelijk dat deze gunstige reacties zelf worden geremd tijdens deze ziekte, zoals door de microglia secretie van toxische factoren (figuur 6) (Wyss-Coray, 2006).

NSAID’s kunnen op verschillende manieren ingrijpen op AD-geassocieerde ontstekingsprocessen.

Door het remmen van de ontwikkeling of de progressie van de ziekte, bijvoorbeeld door het verminderen van de Aβ productie, kunnen deze medicijnen een gunstig effect hebben op AD. Dit effect kan ook worden behaald doordat de NSAID’s functioneren als remmer van

ontstekingsprocessen (figuur 6) (Wyss-Coray, 2006).

Veel epidemiologische studies zijn van mening dat NSAID’s die functioneren als cycloosygenase (COX)-1 en COX-2 remmers, het risico op AD verminderen. COX-1 en COX-2 zijn

ontstekingsmediatoren die al vroeg in de pathogenese van AD tot verhoogde expressie komen (gerecenseerd door Choi et al. 2009). Desalniettemin, laten de klinische testen in AD patiënten zien dat deze middelen niet of nauwelijks helpen de ziekte te bestrijden (Reines et al. 2004). Dit geeft het vermoeden dat deze cyclooxygenase remmers meer effectief zijn in het voorkomen van AD, dan het terugdringen van de ziekte (Glass et al. 2010).

Figuur 6 - Mogelijke functies van ontsteking en NSAID’s in de pathogenese van AD.

Deze ziekte is geassocieerd met de chronische activatie van ontsteking, welke zowel positief als negatief kan zijn voor het verloop van AD (↓↑). De gunstige immuunreacties kunnen de pathogenese van AD remmen, maar de ziekte kan zelf ook zorgen voor een rem op de immuunreacties. NSAID’s kunnen functioneren als een rem op de ontstekingsprocessen, maar kunnen ook de pathogenese van AD tegen gaan. (bewerkt uit Wyss-Coray, 2006)

(15)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

15 Naast NSAID’s die een remmend effect hebben op COX-1 en COX-2, zijn er ook vele andere NSAID’s

ontworpen, die ingrijpen op andere punten in ontstekingsreacties, zoals indomethacine. Dit middel vermindert de ontstekingsreactie van Aβ geactiveerde microglia doordat het de IL-6 secretie

blokkeert (Netland et al. 1998). Daarnaast is meloxicam ook een bekend NSAID, dat naast COX-2 ook expressie van PGE in de microglia blokkeert (Fiebich et al. 1996). Al met al kan hieruit worden

gesuggereerd, dat NSAID’s de activatie van microglia direct kunnen beïnvloeden. Het blijkt echter dat deze middelen geen of zelfs een negatieve invloed hebben op de Aβ ophopingen (Glass et al. 2010).

Hierdoor is er de laatste jaren twijfel ontstaan over de anti-inflammatoire werking van NSAID’s.

De verschillende NSAID resultaten bij AD patiënten kan onder andere worden verklaard doordat meerdere aspecten tijdens de behandeling van belang kunnen zijn, zoals de tijd en duur van de behandeling. Szekely et al. (2007) hebben bijvoorbeeld vastgesteld dat het gebruik van NSAID’s over langere periodes het verloop van de ziekte tegengaat. Tevens spelen de dosering en de specificiteit van de NSAID’s een grote rol. Ook is het mogelijk dat genetische factoren een rol spelen. Er zal dus bij het gebruik van NSAID’s bij AD patiënten rekening moeten worden gehouden met al deze factoren (Glass et al. 2010).

Verder is er ook succesvol onderzoek gedaan naar ontstekingsfactoren en receptor gemedieerde microglia activatie. In vitro en in AD geassocieerde muismodellen, is waargenomen dat Aβ peptiden de expressie van veel pro-inflammatoire factoren stimuleren (Walker et al. 2001). Veel receptoren van het aangeboren immuunsysteem op het celmembraan van microglia, kunnen aan deze Aβ peptiden en ontstekingsfactoren binden. Op deze manier, kan bijvoorbeeld Aβ binden aan de RAGE receptoren op de microglia. Door AD patiënten te behandelen met anti-RAGE antilichamen, kunnen de microglia niet meer binden aan Aβ via RAGE. Data bevestigt dat deze RAGE blokkade zorgt voor minder Aβ ophopingen en een afname van neuroinflammatie in AD. Deze bevindingen zijn echter alleen nog maar op kleine schaal waargenomen (Chen et al. 2007).

Conclusie

Het is duidelijk geworden dat verschillende verstoringen in cellulaire mechanismes plaatsvinden in het brein van AD patiënten, welke verantwoordelijk zijn voor de activatie van het immuunsysteem en de ontstekingsprocessen tijdens deze ziekte. Daarnaast is er bewijs dat het langdurig gebruik van NSAID’s een positief effect heeft op het verloop van AD. Dit wijst erop dat het remmen van de ontstekingsprocessen gunstig is voor de AD patiënten. Desondanks, laten vele onderzoeken tegengestelde resultaten zien, waardoor er nog veel meningsverschillen bestaan over het ontstekingsremmend effect in AD.

Verschillende celtypes van het aangeboren immuunsysteem, zoals microglia en astrocyten, blijken een belangrijke rol te spelen bij AD geassocieerde neuroinflammatie. Deze cellen zijn in geactiveerde toestand in staat om verschillende ontstekingsfactoren vrij te geven, maar kunnen ook zelf reageren op deze moleculen(Wyss-Coray et al. 2012). Het blijkt dat de uitgescheiden ontstekingsfactoren veelzijdig kunnen functioneren. Zo kunnen sommige factoren een pro-inflammatoir effect hebben, waardoor het therapeutisch remmen van deze processen een positief effect kan hebben op het verloop van AD. Echter, de afgifte van ontstekingsfactoren kan ook een anti-inflammatoire werking hebben, waardoor het onderdrukken van deze factoren met ontstekingsremmende middelen een ongunstig effect heeft (Wyss-Coray, 2006).

Verder blijkt, dat naast dat de verschillende celtypes afzonderlijk een belangrijke rol spelen in de pathogenese van AD, ook de communicatie tussen deze cellen essentieel is. De functionele of

disfunctionele interacties tussen microglia, astrocyten, neuronen en oligodendrocyten blijken op veel verschillende manieren een versterkend effect te hebben op het verloop van de ziekte (Garden et al.

2012). Meer inzicht in de complexe rol van deze intercellulaire (mis)communicatie die ten grondslag ligt aan neurodegeneratie, vergroot de kans om het ziekteverloop van AD beter te begrijpen en in de toekomst therapeutisch beter te kunnen benaderen.

(16)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

16 Omdat er nog veel onduidelijkheid is over de complexe rol van ontstekingsremmende middelen in AD,

hebben Szekely en Zandi (2010) een duidelijk overzicht gegeven over de bekende literatuur. Volgens deze twee onderzoekers zouden de negatieve resultaten van deze middelen niet zomaar moeten worden afgewezen, maar zou er meer aandacht moeten worden besteed aan het verklaren van deze resultaten. Zo is er in een Cardiovasculaire Gezondheidsstudie onderzoek gedaan naar het NSAID gebruik en het risico op AD (Szekely et al. 2008). Hierbij werd waargenomen dat de bij NSAID gebruikers met het ApoE ε4 allelhet risico op AD sterker is verlaagd dan NSAID gebruikers die bijvoorbeeld het ApoE ε3 allel hebben. Dit onderzoek zou onder andere mee kunnen helpen aan de verklaring waarom bij bepaalde groepen mensen het NSAID gebruik een positief effect heeft en bij andere groepen niet.

Tevens zou er in de toekomst ook meer aandacht kunnen worden besteed aan de niet klassieke ontstekingsmechanismes in het AD brein, zoals het CD200/CD200R systeem. Er is vastgesteld dat dit anti-inflammatoire mechanisme tekort schiet in AD patiënten (Walker et al. 2008). Het omhoog brengen van de CD200 en CD200R niveaus, zou een positief effect kunnen hebben op het ontstekingsproces in AD.

Ten slotte zouden therapeutische interventies zich moeten richten op de verschillende activatie fases van microglia in AD. Er zouden bijvoorbeeld middelen kunnen worden ontworpen, die er naar

streven om de microglia in een activatie fase te krijgen, welke een positief effect heeft op de ontstekingsreacties in AD. Hierdoor kunnen de schadelijke effecten uit de ontstekingsreacties in AD beperkt blijven, waardoor uiteindelijk ook de neurodegeneratie af zal nemen (Colton et al. 2009).

(17)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

17

Literatuurlijst

Alzheimer A. 1991. A contribution concerning the pathological anatomy of mental disturbances in old age, 1899. Alzheimer Dis Assoc Disord. 5(2):69–70.

Butterfield DA. 2002. Amyloid beta-peptide (1-42)-induced oxidative stress and neurotoxicity: implications for neurodegeneration in Alzheimer’s disease brain. Free Radic Res. 36(12): 1307–1313.

Calderó J, Brunet N, Ciutat D, Hereu M, Esquerda JE. 2009.

Development of microglia in the chick embryo spinal cord:

implications in the regulation of motoneuronal survival and death. Journal of Neuroscience Research. 87(11):2447-66.

Chen X, Walker DG, Schmidt AM, Arancio O, Lue LF, Yan SD.

2007. RAGE: a potential target for Abeta-mediated cellular perturbation in Alzheimer's disease. Current Molecular Medicine. 7(8):735-42.

Choi, S.H., Aid, S., and Bosetti, F. 2009.The distinct roles of cyclooxygenase-1 and 2 in neuroinflammation: implications for translational research. Trends Pharmacol. Sci. 30, 174–

181.

Clark DA, Keil A, Chen Z, Markert U, Manuel J, Gorczynski RM. 2003. Placental trophoblast from successful human pregnancies expresses the tolerance signaling molecule, CD200 (OX-2). Am. J. Reprod. Immunol. 50: 187-195.

Colton CA. 2009. Heterogeneity of Microglial Activation in the Innate Immune Response in the Brain. J Neuroimmune Pharmacol. 4:399-418.

Cotter RL, Burke WJ, Thomas VS, Potter JF, Zheng J, Gendelman HE. 1999. Insights into the neurodegenerative process of Alzheimer’s disease a role for mononuclear phagocyte-associated inflammation and neurotoxicity. J Leukoc Biol. 65: 416-427.

Craft JM, Watterson DM, Marks A, Van Eldik LJ. 2005.

Enhanced susceptibility of S-100B transgenic mice to neuroinflammation and neuronal dysfunction induced by intracerebroventricular infusion of human beta-amyloid.

Glia. 51(3):209-16.

Fiebich BL, Lieb K, Hüll M. 1996. Effects of NSAIDs on IL-1b induced IL-6 mRNA and protein synthesis in human astrocytoma cells. Neuroreport. 7: 1209-13.

Frautschy SA, Yang F, Irrizarry M, Hyman B, Saido TC, Hsiao K, Cole GM. Microglial response to amyloid plaques in APPsw transgenic mice.1998. The American Journal of Pathology. 152(1):307-17.

Garden GA, La Spada AR. 2012. Intercellular (Mis)communicatio in Neurodegenerative Disease. J.

Neuron. 73: 886-901.

Gerhard A, Pavese N, Hotton G, Turkheimer F, Es M, Hammers A, Eggert K, Oertel W, Banati RB, Brooks DJ. 2006.

In vivo imaging of microglial activation with [11C](R)- PK11195 PET in idiopathic Parkinson’s disease. Neurobiol.

Dis. 21: 404–412.

Glass CK, Saijo K, Winner B, Marchetto MC, Cage FH. 2010.

Mechanisms Underlying Inflammation in Neurodegeneration. Cell. 140: 918–934.

Hosokawa M, Klegeris A, Maguire J, McGeer PL. 2003.

Expression of complement messenger RNAs and proteins by human oligodendroglial cells. Glia. 42(4):417-23.

Hsieh CL, Koike M, Spusta SC, Niemi EC, Yenari M,

Nakamura MC, Seaman WE. 2009. A role for TREM2 ligands in the phagocytosis of apoptotic neuronal cells by microglia.

J Neurochem. 109(4):1144-56.

Jourdain P, Bergersen LH, Bhaukaurally K, Bezzi P, Santello M, Domercq M, Matute C, Tonello F, Gundersen V, Volterra A. 2007. Glutamate exocytosis from astrocytes controls synaptic strength. Nat. Neurosci. 10:331–339.

Juurlink BH. 1997. Response of glial cells to ischemia: roles of reactive oxygen species and glutathione. Neurosci Biobehav Rev. 21(2):151-66.

Leal MC, Dorfman VB, Gamba AF, Frangione B, Wisniewski T, Castaño EM, Sigurdsson EM, Morelli L. 2006. Plaque- associated overexpression of insulin-degrading enzyme in the cerebral cortex of aged transgenic tg2576 mice with Alzheimer pathology. J Neuropathol Exp Neurol.

65(10):976-87.

Lee JM. 2006. Matrix metalloproteinases expressed by astrocytes mediate extracellular amyloid-beta peptide catabolism. J Neurosci. 26(43):10939-48.

Lee S, Varvel NH, Konerth ME, Xu G, Cardona AE, Ransohoff RM, Lamb BT. 2010. CX3CR1 deficiency alters microglial activation and reduces beta-amyloid deposition in two Alzheimer’s disease mouse models. Am. J. Pathol.

177:2549–2562.

Li R, Strohmeyer R, Liang Z, Lue LF, Rogers J. 2004.

CCAAT/enhancer binding protein delta (C/EBPdelta) expression and elevation in Alzheimer's disease. Neurobiol Aging. 25(8):991-9.

McGeer PL, Itagaki S, McGeer EG. 1988. Expression of the histocompatibility glycoprotein HLA-DR in neurological disease. Acta Neuropathologica. 76(6):550-7.

Meyer-Luehmann M, Spires-Jones TL, Prada C, Garcia-Alloza M, de Calignon A, Rozkalne A, Koenigsknecht-Talboo J, Holtzman DM, Bacskai BJ, Hyman BT. 2008. Rapid appearance and local toxicity of amyloid-beta plaques in a mouse model of Alzheimer's disease. Nature. 51(7179):720- 4.

Mitew S, Kirkcaldie MT, Halliday GM, Shepherd CE, Vickers JC, Dickson TC. 2010. Focal demyelination in Alzheimer's disease and transgenic mouse models. Acta Neuropathol.

119(5):567-77.

Moynagh PN. 2005. The interleukin-1 signalling pathway in astrocytes: a key contributor to inflammation in the brain. J Anat. 207(3):265-9

(18)

Neuroinflammatie en de ziekte van Alzheimer

18

Netland EE, Newtown JL, Majocha RE. 1998. Indomethacin reverses the microglial response to amyloid b-protein.

Neurobiol. Aging. 19: 201–4.

Nimmerjahn A, Kirchhoff F, Helmchen F. 2005. Resting microglial cells are highly dynamic surveillants of brain parenchyma in vivo. Science. 308(5726):1314-8.

Norris CM, Kadish I, Blalock EM, Chen KC, Thibault V, Porter NM, Landfield PW, Kraner SD. 2005. Calcineurin triggers reactive/inflammatory processes in astrocytes and is upregulated in aging and Alzheimer's models. Journal of Neuroscience. 25(18):4649-58.

Ransohoff RM. 2007. The MHP36 line of murine neural stem cells expresses functional CXCR1 chemokine receptors that initiate chemotaxis in vitro. J Neuroimmunol. 186(1- 2):199.

Reines SA, Block GA, Morris JC, Liu G, Nessly ML, Lines CR, Norman BA, Baranak CC. 2004. Rofecoxib: No effect on Alzheimer's disease in a 1-year, randomized, blinded, controlled study. Neurology 62: 66–71.

Rodríguez JJ, Olabarria M, Chvatal A, Verkhratsky A. 2009.

Astroglia in dementia and Alzheimer's disease. Cell Death Differ. 16(3):378-85.

Rossi D, Volterra A. 2009. Astrocytic dysfunction: insights on the role in neurodegeneration. Brain Res. Bull. 80:224–

232.

Roth AD, Ramírez G, Alarcón R, Von Bernhardi R. 2005.

Oligodendrocytes damage in Alzheimer's disease: beta amyloid toxicity and inflammation. Biol Res. 38(4):381-7.

Saijo K, Winner B, Carson CT, Collier JG, Boyer L, Rosenfeld MG, Gage FH, Glass CK. 2009. A Nurr1/CoREST pathway in microglia and astrocytes protects dopaminergic neurons from inflammation-induced death. Cell. 137:47-59.

Sofroniew MV, Vinters HV. 2010. Astrocytes: biology and pathology. Acta Neuropathol. 119(1):7-35.

Subasinghe S, Unabia S, Barrow CJ, Mok SS, Aguilar MI, Small DH. 2003. Cholesterol is necessary both for the toxic effect of Abeta peptides on vascular smooth muscle cells and for Abeta binding to vascular smooth muscle cell membranes. J Neurochem. 84: 471-9.

Szekely CA, Breitner JC, Fitzpatrick AL, Rea TD, Psaty BM, Kuller LH, Zandi PP. 2008. NSAID use and dementia risk in the Cardiovascular Health Study: Role of APOE and NSAID type. Neurology. 70: 17-24.

Szekely CA, Town T, Zandi PP. 2007. NSAIDs for the chemoprevention of Alzheimer's disease.Subcell Biochem 42: 229–248.

Szekely CA, Zandi PP. 2010. Non-steroidal anti- inflammatory drugs and Alzheimer's disease: The epidemiological evidence. CNS Neurol Disord Drug Targets 9: 132–139.

Walker DG, Dalsing-Hernandez JE, Campbell NA, Lue LF.

2008. Decreased expression of CD200 and CD200 receptor in Alzheimer's disease: a potential mechanism leading to chronic inflammation. Exp Neurol. 215(1):5-19.

Walker DG, Lue LF, Beach TG. 2001. Gene expression profiling of amyloid β peptide-stimulated human post- mortem brain microglia. Neurobiol Aging 22: 957–966.

Wyss-Coray T. 2006. Inflammation in Alzheimer disease:

Driving force, bystander or beneficial response? Nat Med 12: 1005–1015.

Wyss-Coray T, Loike JD, Brionne TC, Lu E, Anankov R, Yan F, Silverstein SC, Husemann J. 2003. Adult mouse astrocytes degrade amyloid-beta in vitro and in situ.Nat Med.(4):453-7.

Wyss-Coray T, Rogers J. 2012. Inflammation in Alzheimer Disease—A Brief Review of the Basic Science and Clinical Literature. Cold Spring Harb Perspect Med. 2(1): a006346.

Yang LB, Li R, Meri S, Rogers J, Shen Y. 2000. Deficiency of complement defense protein CD59 may contribute to neurodegeneration in Alzheimer's disease. J Neurosci.

15;20(20):7505-9.

Yin KJ, Cirrito JR, Yan P, Hu X, Xiao Q, Pan X, Bateman R, Song H, Hsu FF, Turk J, Xu J, Hsu CY, Mills JC, Holtzman DM,

Zuccato C, Cattaneo E. 2009. Brain-derived neurotrophic factor in neurodegenerative diseases. Nat. Rev. Neurol. 5, 311–322.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door tot op het niveau van de verbindende groeifactoren (BDNF, VEGF en IGF- 1) de relatie tussen fysieke activiteit, fysieke fitness en veranderingen in

[r]

Wat de rol van TNF-ά in dementie zou kunnen zijn is niet bekend, hoewel het ook een factor is bij depressie, maar van IL-1ß is aangetoond dat het zorgt

In de ziekte van Alzheimer wordt er echter minder sAPPα en meer amyloid β gevormd uit APP, een eiwit dat in grote hoeveelheden juist neurotoxische eigenschappen heeft.. De

Onder andere het leren en geheugen worden door dit eiwit beïnvloed, wat in het verleden de vraag heeft opgeworpen of ghrelin een rol zou kunnen spelen in neurodegeneratieve

− op grond van de toelatingsovereenkomst en het Document Medische Staf die beide door iedere medisch specialist moeten worden ondertekend om werkzaam te kunnen zijn in een bepaald

1p 5 † Welk neuron in afbeelding 2 wordt via convergentie door het grootste aantal neuronen beïnvloed.. Neuron 3 in afbeelding 2 wordt op plaats P kunstmatig geprikkeld,

Een particuliere beveiligingsorganisatie die voldoet aan artikel 5, derde lid, van deze wet, kan in principe in aanmerking komen voor een autorisatie voor het raadplegen van de