• No results found

UPC en Ziggo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "UPC en Ziggo "

Copied!
144
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UPC en Ziggo

- besluit-

OPTA/AM/2010/200749 10 maart 2010

OPENBARE versie

(2)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 5

1.1 Aanleiding ... 5

1.2 Reikwijdte van dit besluit ... 5

1.3 Proces ... 6

1.3.1 Ontwerpbesluit ... 6

1.3.2 Nationale consultatie en Europese notificatie WLR-C-tariefbesluit ... 7

1.4 Europese consultatie en notificatie ... 8

1.5 Nationale consultatie ... 8

1.6 Samenvatting ... 9

1.7 Opbouw van dit document ... 11

2 WLR-C ... 12

2.1 Inleiding ... 12

2.2 Doel ... 12

2.3 Reikwijdte ... 12

3 Toepassing van retail-minus en kostenoriëntatie ... 14

3.1 Inleiding ... 14

3.2 Juridisch kader ... 14

3.3 Tarieven op basis van retail-minus of kostenoriëntatie ... 15

3.4 Conclusie ... 16

4 Tarieven op basis van retail-minus ... 17

4.1 Inleiding ... 17

4.2 Retail-minus methodiek ... 17

4.2.1 Stap a: Relevante retaildiensten ... 17

4.2.2 Stap b: Bepaling relevante retailtarief van de relevante retaildiensten ... 18

4.2.3 Stap c: Relevante retailkosten voor bepaling van de minus ... 21

4.2.4 Stap d: Bepaling van de retail-minus wholesaletarieven ... 24

4.2.5 Stap e: Aanpassing en bekendmaking van retail-minus wholesaletarieven ... 24

4.2.6 Kostentoerekeningssysteem en kostenallocatie ... 24

4.3 Tariefvoorstellen ... 25

4.3.1 Tariefvoorstel UPC ... 25

4.3.2 Tariefvoorstel Ziggo ... 27

4.4 Beoordeling door het college ... 29

4.4.1 Relevante retaildiensten ... 30

4.4.2 Bepaling van het retailtarief van de relevante retaildiensten ... 34

4.4.3 Opschoning voor digitale doorgifte ... 36

4.4.4 WACC ... 43

4.4.5 Opschoning voor content ... 45

4.4.6 Geschoonde retailomzet ... 47

4.4.7 Minus ... 51

(3)

4.4.8 Redelijk retailrendement ... 56

4.4.9 Accountantsverklaring ... 61

4.5 Conclusie ... 61

5 Price cap... 64

5.1 Methodiek ... 64

5.2 Beoordeling ... 64

5.3 Conclusie ... 65

6 Tarieven op basis van kostenoriëntatie ... 66

6.1 Inleiding ... 66

6.2 Methodiek kostenoriëntatie ... 66

6.3 Beoordeling door het college ... 68

6.3.1 Omvang van de WSK ... 68

6.3.2 Relevante volume ... 70

6.3.3 Wijze van toerekening van de kosten ... 72

6.4 Proportionaliteitstoets ... 76

6.5 Conclusie ... 77

7 Dictum ... 78

Bijlagen ... 80

Bijlage A Uitkomsten van het onderzoek naar de RoS ... 81

A.1 Onderzoek naar vergelijkbare bedrijven in Europa ... 81

A.2. Onderzoek naar de RoS in mededingingszaken ... 81

Bijlage B Retail-minustarieven ... 83

B.1 Tarieven UPC Q1 2010 ... 83

B.2 Tarieven Ziggo Q1 2010 ... 84

Bijlage C. Reactie van de NMa ... 85

Bijlage D. Reactie Europese Commissie ... 88

Bijlage E. Nota van bevindingen ... 94

E.1 Algemene punten ... 94

E.2 Relevante retaildiensten ... 95

E.2.1 Digitale TV Starter UPC ... 95

E.2.2 Installatiepakket Ziggo ... 100

E.2.3 Bundels met verdere aanvullende diensten ... 101

E.2.4 Groepsaansluitingen/SOP’s ... 102

E.3 Relevante retailtarief ... 103

E.3.1 Bepaling van het relevante retailtarief ... 103

E.3.2 Bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten ... 105

E.3.3 Groepsaansluitingen ... 108

(4)

E.4 Opschoning voor digitale doorgifte ... 108

E.5 WACC ... 111

E.6 Opschoning voor content... 112

E.7 Geschoonde retailomzet en sanity check ... 115

E.8 Minus ... 121

E.8.1 Onderzoek en ontbrekende kosten ... 121

E.8.2 Verdeelsleutels UPC ... 122

E.8.3 Verdeelsleutels Ziggo ... 125

E.9 Redelijk retailrendement ... 127

E.9.1 Keuze voor het normrendement en de RoS als parameter ... 127

E.9.2 Benchmark ... 129

E.9.3 Risico wederverkopers ... 131

E.9.4 Hoogte van de RoS ... 132

E.10 Business cases ... 133

E.11 Price cap ... 137

E.12 WSK ... 138

E.12.1 Causaliteit versus proportionaliteit ... 138

E.12.2 Implementatiekosten ... 139

E.12.3 Volume ... 140

E.12.4 Deelnametarief en migratietarief... 140

E.12.5 Meerjarenvensters ... 142

E.12.6 Proportionaliteit... 143

E.12.7 Inzichtelijkheid en overzichtelijkheid ... 143

E.12.8 Nacalculatie en vaststelling per kwartaal ... 143

(5)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1. In zijn besluiten van 5 maart 20091 (hierna: marktanalysebesluit of omroepbesluit) heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) aan UPC Nederland B.V. (hierna: UPC) en Ziggo B.V. (hierna: Ziggo) een verplichting tot het op wholesaleniveau ter beschikking stellen van de analoge RTV-signalen inclusief de aansluiting op haar

omroeptransmissieplatform ten behoeve van wederverkoop (hierna: ‘wholesale line rental cable’

oftewel WLR-C) opgelegd.

2. Het college heeft aan UPC en Ziggo de verplichting opgelegd om WLR-C-tarieven te hanteren gebaseerd op retail-minus met inachtneming van een price cap. De relevante retailtarieven van UPC en Ziggo worden geschoond van kosten voor de diensten waarvoor de wederverkoopverplichting niet geldt (zoals digitale doorgifte en content). Op de geschoonde tarieven worden vervolgens de totale retailkosten in mindering gebracht. Het resultaat zijn de WLR-C-tarieven.

3. Voor de WLR-C-diensten waarvoor retail-minus methodiek niet toepasbaar is, geldt dat UPC en Ziggo een kostengeoriënteerd tarief moeten hanteren.

4. UPC en Ziggo hebben op 17 juli 2009 een voorstel ingediend voor de tarieven met een

bijbehorend kostentoerekeningssysteem. Het college beoordeelt die voorstellen in dit besluit en stelt de tarieven vast die UPC en Ziggo moeten hanteren.

1.2 Reikwijdte van dit besluit

5. Dit besluit beperkt zich tot de vaststelling van de tarieven van WLR-C en de beoordeling van het bijbehorende kostentoerekeningssysteem. Voor de aspecten die te maken hebben met het

referentieaanbod en de implementatie van WLR-C zijn separate implementatiebesluiten genomen.2 6. In de marktanalysebesluiten is aan UPC en Ziggo ook de verplichting opgelegd om te voldoen aan redelijke verzoeken tot de doorgifte van (doorgaans digitale) RTV-signalen waarmee een andere aanbieder RTV-signalen kan aanbieden naast de RTV-pakketten van UPC en Ziggo (hierna:

doorgifteverplichting). Het college stelt de tarieven voor doorgifte van RTV-signalen in een ander besluit vast.

7. Voor zover de retailtarieven geschoond worden van de kosten van digitale doorgifte vindt de beoordeling van deze kosten wel in dit besluit plaats.

1Marktanalyse omroep, besluit UPC, OPTA/AM/2009/200374, 5 maart 2009; Marktanalyse omroep, besluit Ziggo,

OPTA/AM/2009/200373, 5 maart 2009.

2 Implementatiebesluit WLR-C: UPC, OPTA/AM/2010/200747, 10 maart 2010; Implementatiebesluit WLR-C: Ziggo, OPTA/AM/2010/200748, 10 maart 2010.

(6)

1.3 Proces

1.3.1 Ontwerpbesluit

8. Op 17 juli 2009 hebben UPC en Ziggo hun tariefvoorstellen met de bijbehorende

kostentoerekeningssystemen ingediend bij het college. UPC heeft haar voorstel mondeling toegelicht op 27 juli 2009.

Industry Groups en input van marktpartijen

9. Het college heeft bijeenkomsten voor geïnteresseerde marktpartijen georganiseerd (hierna:

Industry Groups of IG’s). De IG’s vonden plaats op 25 augustus 2009, 7 september 2009, 1 oktober 2009 (alleen over WLR-C door UPC), 6 oktober 2009 (alleen over WLR-C door Ziggo) en 22 oktober 2009. Partijen hebben ter informatie de openbare versies van de door het college, UPC, Ziggo en andere marktpartijen ingebrachte stukken ontvangen. Het doel van deze IG’s was om marktpartijen in de gelegenheid te stellen om informatie te leveren voor de besluitvorming met betrekking tot de WLR-C tarieven en om de marktpartijen te informeren. Van die gelegenheid is gebruik gemaakt.

10. Naast de bijdragen tijdens de IG’s hebben marktpartijen ook nog schriftelijke input gegeven:

- Tele2 op 25 augustus 2009;

- Your.tv op 27 augustus, 24 september, 14 oktober en 15 oktober 2009;

- de gezamenlijke partijen Tele2, Youca, Your.tv, Canal Digitaal, Online, Hertzinger, en KPN op 3 september, 7 september, 8 september, 24 september en 20 oktober 2009.

11. Het college heeft met de brieven van 14 september en 5 oktober gereageerd op brieven van de gezamenlijke partijen.

12. Daarnaast heeft Tele2 op 15 oktober 2009 en KPN op 15 oktober en 29 oktober 2009 bilateraal gesproken met het college.

Vragenbrieven aan UPC en Ziggo

13. Het college heeft UPC en Ziggo op 10 augustus 2009 een eerste vragenbrief gestuurd, met name bedoeld om de aangeleverde informatie te completeren. Met UPC heeft een eerste dieptesessie over deze vragenbrief op 24 augustus 2009 plaatsgevonden. De vragen uit de brief heeft UPC op 25 augustus 2009 en 2 september 2009 deels beantwoord. Met Ziggo heeft op 19 augustus 2009 een eerste dieptesessie plaatsgevonden over de vragenbrief. Ziggo heeft de vragen op 17 augustus en 28 augustus 2009 deels beantwoord.

14. Op 9 september heeft het college UPC en Ziggo een tweede vragenbrief gestuurd. Deze brieven waren met name gericht op het verkrijgen van inzicht in de keuzes van UPC en Ziggo die ten

grondslag liggen aan de voorgestelde tarieven en de bijbehorende kostentoerekeningssystemen. Met UPC heeft een dieptesessie over deze tweede vragenbrief op 24 september 2009 plaatsgevonden.

Daarnaast hebben nog twee bilaterale gesprekken met UPC plaatsgevonden op 23 september 2009

(7)

en 1 oktober 2009. De vragen heeft UPC op 6 oktober, 8 oktober en 15 oktober 2009 deels beantwoord. Met Ziggo heeft eveneens op 24 september de tweede dieptesessie plaatsgevonden.

Ziggo heeft de vragen op 22 september, 24 september en 7 oktober 2009 deels beantwoord.

15. Op 1 oktober 2009 en 5 oktober 2009 heeft het college ter plaatse bij respectievelijk UPC en Ziggo de contracten van deze partijen met de TV-zenders bekeken.

16. Het college heeft Analysys Mason de opdracht gegeven een WACC te berekenen voor UPC en Ziggo en deze WACC te vergelijken met de door UPC en Ziggo opgeleverde WACC. Het concept- rapport van Analysys Mason heeft het college op 12 oktober aan marktpartijen voorgelegd.

Tegelijkertijd heeft het college marktpartijen ook gevraagd of de return on sales die het college voor KPN voorstelt in het WLR-tariefbesluit3 ook toepasbaar is voor UPC en Ziggo. Daarin is een

schriftelijke reactie ontvangen van Tele2 (12 oktober 2009) en KPN (23 oktober 2009) en een mondeling reactie van Your.tv (22 oktober 2009).

Herberekeningsverzoeken aan UPC en Ziggo

17. Op 19 oktober 2009 heeft het college een brief met herberekeningsverzoeken gestuurd aan UPC en Ziggo. Deze verzoeken zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de effecten van wijzigingen in de wijze van kostentoerekening en tariefberekening. Deze verzoeken zijn op 20 oktober 2009 telefonisch toegelicht aan UPC en op 26 oktober 2009 aan Ziggo.

18. UPC heeft de resultaten op 3 november en 4 november 2009 deels opgeleverd. Ziggo heeft de resultaten op 2 november en 4 november deels opgeleverd.

19. Het college heeft Ziggo 5 november verzocht de resterende antwoorden op te leveren. Ziggo heeft deze antwoorden aangevuld op 16 november en 23 november 2009.

20. Het college heeft UPC op 6 november een last onder dwangsom toegestuurd teneinde de

informatie over de digitale RTV-diensten te ontvangen. UPC heeft de gevraagde informatie vervolgens opgeleverd op 12 november 2009 en aangevuld op 20 november 2009.

21. Het college heeft de NMa op 18 november verzocht om haar reactie te geven, specifiek over paragraaf 4.4.6 van het ontwerpbesluit. De NMa heeft op 25 november 2009 haar reactie gegeven.

Deze is opgenomen in bijlage C.

1.3.2 Nationale consultatie en Europese notificatie WLR-C-tariefbesluit

22. Overeenkomstig artikel 6b.1 van de Tw is op de voorbereiding van een besluit van het college als bedoeld in artikel 6a.2 van de Tw de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. In onderhavig besluit stelt het college, als invulling van de tariefverplichtingen uit de marktanalysebesluiten van 5 maart 2009, WLR-C-tarieven

3 Ontwerpbesluit Wholesale Line rental, WLR-II besluit, OPTA/AM/2009/202338, 21 september 2009.

(8)

vast. Deze vaststelling is een besluit als bedoeld in artikel 6a.2 van de Tw. Het besluit heeft naar het oordeel van het college tevens aanzienlijke gevolgen voor de markt zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 6b.1 van de Tw. Hieruit volgt dat de voormelde voorbereidingsprocedure gevolgd moet worden.

23. Indien een op grond van artikel 6a.2 van de Tw genomen besluit van invloed is op de handel tussen de lidstaten bepaalt artikel 6b.2 van de Tw dat ook de Europese consultatie- en

notificatieprocedure als bedoeld in artikel 6b.2 van de Tw op de voorbereiding van een dergelijk besluit van toepassing is. Het college is van oordeel dat bij het WLR-C-tariefbesluit, gelet op de uitleg die in de Europeesrechtelijke jurisprudentie aan dit criterium wordt gegeven, sprake is van invloed op de handel tussen lidstaten. Dit betekent dat het college het WLR-C-tariefbesluit ook Europees zal consulteren en notificeren.

24. De hiervoor genoemde consultaties en notificatie vinden plaats op basis van het ontwerp-WLR-C tariefbesluit.

1.4 Europese consultatie en notificatie

25. Op 25 november 2009 is het ontwerpbesluit genotificeerd en ter consultatie voorgelegd aan andere toezichthouders.

26. De Europese Commissie heeft op 4 december 2009 vragen gesteld aan het college.4 Het college heeft deze vragen op 8 december 2009 beantwoord.5 Op 10 december 2009 heeft het college naar aanleiding van telefonische vragen nog extra informatie verstuurd aan de Europese Commissie.

27. Op 22 december 2009 heeft de Europese Commissie haar reactie verstuurd. De Europese Commissie heeft geen opmerkingen.6 De reactie is opgenomen in bijlage D.

28. Van andere Europese toezichthouders is geen reactie ontvangen.

1.5 Nationale consultatie

29. Het college heeft van de volgende partijen op 7 januari 2010 een zienswijze op het ontwerpbesluit ontvangen:

- CAIW diensten B.V. (hierna: CAIW);

- KPN B.V. (hierna: KPN);

- Tele2 Nederland B.V. en Online Breedband B.V. (hierna: Tele2/Online);

- UPC Nederland B.V. (hierna: UPC);

4 Case NL/2009/1015; eCCTF/RK/MBa/is D(2009) 152903.

5 OPTA/AM/2009/203537.

6 Case NL/200/1015; C(2009) 10723; SG-Greffe (2009) D/12309; 22 december 2009.

(9)

- Your.tv;

- YouCa B.V. (hierna: YouCa);

- Ziggo B.V. (hierna: Ziggo).

30. In bijlage E vat het college de zienswijze van partijen samen en geeft het college haar reactie op deze zienswijzen. Het college concludeert vervolgens of de zienswijzen aanleiding hebben gegeven tot aanpassing van het ontwerpbesluit. De belangrijkste wijzigingen in het besluit hebben betrekking op de WACC en de WSK. Het college heeft de tarieven voor UPC en Ziggo herberekend en daartoe van Ziggo op 24 februari 2010 een herberekening ontvangen.7

1.6 Samenvatting

31. In dit besluit worden WLR-C tarieven vastgesteld voor UPC en Ziggo. In het marktanalysebesluit is bepaald dat WLR-C-tarieven, voor zover mogelijk, worden bepaald aan de hand van de retail-minus methodiek. Voor tarieven waar de retail-minus methodiek niet toepasbaar is, wordt een tarief vastgesteld door middel van kostenoriëntatie.

32. De retail-minus methodiek is toegepast op die diensten waarvoor een retailtarief bestaat. De retailtarieven zijn het startpunt bij de berekening van de WLR-C tarieven door middel van de retail- minus methodiek. De belangrijkste tarieven zijn de maandelijkse tarieven van het standaardpakket.8 Daarnaast geldt dat zowel UPC en Ziggo enkele aanvullende diensten en tevens groepsaansluitingen hebben. Ook voor die diensten geldt een WLR-C tarief.

33. Om de WLR-C-tarieven te bepalen zijn de retailtarieven eerst geschoond van de kosten van overige, niet-WLR-C-plichtige, diensten. Dit zijn de kosten die samenhangen met de digitale doorgifte.

Bij UPC gaat het dan om de kosten van Digitale TV Starter9 en bij Ziggo om de kosten van de digitale doorgifte in het standaardpakket en de kosten van het Installatiepakket.10 Tabel 1 geeft de opschoning als percentage van de gemiddelde opbrengst per klant.

34. Vervolgens zijn de tarieven geschoond van de digitale en analoge contentkosten van de relevante retaildiensten. Tabel 1 geeft de opschoning als percentage van het gemiddelde opbrengst per klant.

Voor de bepaling van de WLR-C tarieven worden deze percentages in mindering gebracht op de relevante retailtarieven:

- de relevante retailtarieven per type aansluiting (standaardaansluiting en de verschillende typen groepsaansluitingen);

7 Van UPC had het college de beschikking over de juiste gegevens om de herbereking te kunnen uitvoeren.

8 Waar wordt gesproken over het standaardpakket van UPC doelt het college op de dienst “Standaard Radio &TV”

(http://www.upc.nl/televisie/abonnementenoverzicht/standaard-radio-tv/). Waar wordt gesproken over het standaardpakket van Ziggo doelt het college op de dienst “Basisabonnentment” (https://www.ziggo.nl/#producten/televisie/basis-abonnement/).

9 http://www.upc.nl/televisie/abonnementenoverzicht/digitale-tv-starter/

10 https://www.ziggo.nl/#producten/televisie/Installatiepakketten/

(10)

- de bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten.

35. Aldus resulteren de geschoonde gemiddelde relevante retailtarieven. Op deze geschoonde

tarieven wordt dan de retail-minus in mindering gebracht. De minus dekt de totale retailkosten, inclusief een redelijk rendement. Als redelijke rendement stelt het college een return on sales (hierna: RoS) van 6,5% vast. Tabel 1 geeft de minus als percentage van het geschoonde gemiddelde retailtarieven. Door deze minus in mindering te brengen op de geschoonde retailtarieven resulteren de WLR-C tarieven.

Onderstaande tabel geeft voor UPC en Ziggo de tariefbepaling weer van het WLR-C voor (alleen) de standaardaansluiting. Annex B geeft een overzicht van de WLR-C tarieven voor Q1 2010.

UPC Ziggo Berekening

Gemiddelde retailtarief standaardpakket

[Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] a

Opschoning kosten digitale doorgifte

[Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] b

Opschoning kosten content [Vertrouwelijk: XXXX] [Vertrouwelijk: XXXX] c

Geschoonde retailtarief standaardaansluiting

€ 11,17 € 10,60 d = a * (100%-b-c)

Retail minus 20,9% 20,3% e

WLR-C tarieven Q1 2010 standaardaansluiting

€ 8,83 € 8,45 f = d * (100%-e)

Tabel 1. Schoning van tarieven en retail-minus toegepast op tarief standaardaansluiting Q1 2010 (excl. BTW)

36. Bovengenoemde percentages dienen UPC en Ziggo toe te passen op alle diensten waarvoor een retailtarief aanwezig is. Deze percentages stelt het college vast voor de periode van één jaar. Uit praktische overwegingen kiest het college ervoor om deze percentages ieder jaar vast te stellen per 1 april. De percentages uit bovengenoemde tabel geldt daarbij tot 31 maart 2011.

37. De price cap bepaalt de maximale jaarlijkse tariefstijging. De tarieven uit Q1 2010 vormen het startpunt voor voor de price cap. In de periode tussen 1 april 2010 en 31 maart 2011 is de price cap dan vervolgens gelijk aan het tarief van Q1 2010 verhoogd met de inflatie in 2009.

38. UPC en Ziggo dienen ieder kwartaal de gemiddelde relevante retailtarieven te updaten. De WLR-C tarieven worden op basis van deze update opnieuw berekend door de percentages b, c en e uit tabel 1 toe te passen op de update van de retailtarieven. Het resultaat zijn de nieuwe WLR-C-tarieven voor dat kwartaal tenzij deze tarieven de price cap ontstijgen. Dan geldt het tarief dat is berekend op basis van de price cap.

39. Voor de componenten van de WLR-C-dienstverlening waarvoor geen relevant retailtarief aanwezig is, dienen, conform het marktanalysebesluit, kostengeoriënteerde tarieven te worden vastgesteld. Het

(11)

gaat daarbij om vier met WLR-C samenhangende kostencategorieën (de zogenaamde wholesalespecifieke kosten (hierna: WSK)):

a. implementatiekosten;

b. implementatiekosten per dienstaanbieder;

c. wederkerende kosten (per dienstaanbieder);

d. (migratie)kosten per telefonieaansluiting.

40. Op basis van de opgeleverde kosten komt het college tot kostengeoriënteerde tarieven van € 0,13 per aansluiting per maand voor UPC en van € 0,07 per aansluiting per maand voor Ziggo. Dit bedrag moeten wholesale-afnemers aan UPC en Ziggo betalen. Dit tarief wordt ook vastgesteld voor de periode van één jaar, waarbij het eerste jaar loopt tot 31 maart 2011. Daarnaast mogen UPC en Ziggo per wederverkoper eenmalig een tarief rekenen van € 30.000.

41. Het besluit treedt in werking op het moment van publicatie. De tarieven in dit besluit gelden dan vanaf het moment dat de WLR-C diensten conform het WLR-C-implementatiebesluit orderbaar zijn.

1.7 Opbouw van dit document

42. Het volgende hoofdstuk bevat een beknopte beschrijving van de WLR-C-dienst. Hoofdstuk 3 gaat in op de hoofdlijnen van tariefregulering van WLR-C, zoals deze volgen uit het marktanalysebesluit.

Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de in het marktanalysebesluit gemaakte keuze tussen retail-minus en kostenoriëntatie. In hoofdstuk 4 stelt het college WLR-C tarieven vast voor de diensten waarop retail-minus van toepassing is. Hoofdstuk 5 gaat over de wholesale price cap. In hoofdstuk 6 stelt het college de tarieven vast ter dekking van de kosten waarop retail-minus niet van toepassing is.

Hoofdstuk 7 bevat het dictum van het besluit.

(12)

2 WLR-C

2.1 Inleiding

43. De WLR-C-verplichting houdt in dat UPC en Ziggo op wholesaleniveau de analoge RTV-signalen inclusief de aansluiting op hun omroeptransmissieplatform ter beschikking dienen te stellen ten behoeve van wederverkoop. Wederverkoop is als invulling van de toegangsverplichting in artikel 6a.6, tweede lid, onder d, van de Telecommunicatiewet opgelegd. In dit hoofdstuk gaat het college kort in op het doel van de verplichting en de WLR-C-dienst

2.2 Doel

44. Het college heeft geconstateerd dat nog een significante groep eindgebruikers in de komende reguleringsperiode en voorzienbare toekomst nog belang hecht aan de levering van analoge RTV- signalen. Met de mogelijkheid om de analoge RTV-signalen te wederverkopen in combinatie met de wholesale aansluiting op het omroeptransmissieplatform (WLR-C) beoogt het college alternatieve aanbieders de mogelijkheid te bieden de volledige relatie met de eindgebruikers in het

verzorgingsgebied van UPC en Ziggo over te nemen. Door de mogelijkheid om klanten volledig aan zich te binden door analoge RTV-signalen te leveren in combinatie met digitale RTV-signalen wordt het voor aanbieders van RTV-signalen makkelijker om eindgebruikers te migreren naar (volledig) digitale dienstverlening via een alternatief omroeptransmissieplatform. Tevens biedt de toegangsverplichting de mogelijkheid aan aanbieders van RTV-signalen om een aanbod van breedbandinternettoegang en vaste telefonie aan te vullen met de levering van RTV-signalen tot een volwaardig triple play aanbod.

2.3 Reikwijdte

45. Aanbieders van RTV-signalen die een pakket analoge RTV-signalen (in plaats van UPC of Ziggo) willen aanbieden, willen de klantrelatie die een eindgebruiker met UPC of Ziggo heeft voor de levering van RTV-diensten overnemen. Hiervoor is het nodig om naast de levering van in elk geval de analoge RTV-signalen over het omroeptransmissieplatform van UPC en Ziggo, ook de aansluiting te kunnen leveren. Dit betekent dat er een mogelijkheid moet zijn tot het op wholesaleniveau afnemen van een aansluiting op het netwerk van UPC en Ziggo.

46. Door WLR-C zijn alternatieve aanbieders in staat om zowel de levering van analoge RTV-signalen als de toegang tot het omroeptransmissieplatform van UPC en Ziggo voor hun rekening te nemen en deze te leveren aan eindgebruikers. Aanbieders van RTV-signalen kunnen daarmee een vergelijkbare aanbieding doen als UPC en Ziggo, immers toegang tot het omroeptransmissieplatform van UPC en Ziggo (de aansluiting) wordt in de retail omroepmarkt altijd gebundeld geleverd met het analoge standaardpakket.

47. WLR-C stelt afnemers in staat de retailklantrelatie over te nemen van UPC en Ziggo. Tot de klantrelatie behoort in het kader van deze verplichting in ieder geval:

- het onderhouden van contact met de klant voor het versturen en innen van facturen;

- het onderhouden van contact met de klant met betrekking tot vragen over facturen of

(13)

ondersteuning van geleverde diensten of commerciële handelingen, zoals bijvoorbeeld het bestellen van nieuwe diensten, opzeggingen of verhuizingen.

48. In het referentieaanbod moeten processen komen voor ondermeer het afhandelen van storingen, verhuizingen. De dienstkarakteristieken van WLR-C, zoals de technische en functionele specificaties, zijn uitgewerkt in de implementatiebesluiten.

(14)

3 Toepassing van retail-minus en kostenoriëntatie

3.1 Inleiding

49. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen van de tariefregulering van WLR-C-diensten behandeld. De tariefregulering bestaat uit het vaststellen van tarieven met toepassing van de retail-minus methodiek of met toepassing van kostenoriëntatie.11

50. Bij toepassing van de retail-minus methodiek wordt uitgegaan van bestaande retailtarieven. Hierop worden de waarde van de overige diensten (waarop de toegangsverplichting uit de

marktanalysebesluiten niet van toepassing is) en de contentkosten in mindering gebracht, zodat er een geschoond relevant retailtarief ontstaat. Vervolgens wordt het geschoonde tarief verminderd met een percentage dat de retailkosten beoogt weer te geven (de “minus”). Dit is een lichtere vorm van tariefregulering dan kostenoriëntatie. In hoofdstuk 13.5 en annex 1 van de marktanalysebesluiten wordt ingegaan op hoe er invulling aan de retail-minus methodiek wordt gegeven. In hoofdstuk 4 van dit besluit wordt dit verder toegelicht en worden WLR-C tarieven vastgesteld op basis van retail-minus.

51. In het geval van tariefregulering op basis van kostenoriëntatie worden wholesaletarieven

vastgesteld op basis van de (efficiënte) onderliggende relevante kosten en investeringen, vermeerderd met een redelijke winstopslag. De marktanalyse en telecommunicatiewet gaan hierbij uit van het beginsel van kostencausaliteit. Onder omstandigheden kan echter van dit principe worden afgeweken en kan kostenoriëntatie plaatsvinden op basis van proportionele toerekening. In hoofdstuk 13.5.4 en annex 1 van de marktanalysebesluiten staat omschreven hoe het college deze vorm van

tariefregulering nader invult. In hoofdstuk 5 van dit besluit wordt dit verder toegelicht en worden WLR-C tarieven vastgesteld op basis van kostenoriëntatie.

52. Hieronder wordt uiteengezet wanneer WLR-C tarieven dienen te worden gebaseerd op de retail- minus methodiek en wanneer kostengeoriënteerde tarieven dienen te worden gehanteerd.

3.2 Juridisch kader

53. In de marktanalysebesluiten is aan Ziggo en UPC, op grond van artikel 6a.7 van de Tw, tariefregulering ten aanzien van WLR-C en bijbehorende faciliteiten opgelegd. Het college onderscheidt daarbij twee vormen van tariefregulering:

1) tariefregulering op basis van retail-minus conform 13.5.5 en Annex 1 van de marktanalysebesluiten (hierna: retail-minus);

2) tariefregulering op basis van kostenoriëntatie conform 13.5.4 en Annex 1 bij de marktanalysebesluiten (hierna: kostenoriëntatie).

11 In de marktanalysebesluiten staat reeds omschreven welke tarieven op basis van kostenoriëntatie en welke op basis van retail-minus worden vastgesteld. Omwille van de leesbaarheid van het besluit wordt dit hier nogmaals uiteengezet.

(15)

54. De marktanalysebesluiten geven de richtlijnen ten aanzien van de keuze voor retail-minus of kostenoriëntatie. Het dictum stelt hierover in beide besluiten in onderdelen xvi en xv:

“Op grond van artikel 6a.7, eerste lid, van de Tw legt het college aan (...) voor WLR-C

dienstverlening waarvoor een relevante retaildienst bestaat de verplichting op om retail-minus tarieven te hanteren die begrensd worden door een price cap.”

“Op grond van artikel 6a.7, tweede lid, van de Tw legt het college aan (…) voor de doorgifte van RTV-signalen en WLR-C waarbij retail-minus niet toepasbaar is, de verplichting op om kostengeoriënteerde tarieven te hanteren.”

55. Uit de marktanalysebesluiten volgt dat WLR-C-tarieven waar mogelijk dienen te worden bepaald aan de hand van de retail-minus methodiek. Voorwaarde is dat er een retailtarief bestaat waar het wholesale tarief van kan worden afgeleid. Indien een dergelijk retailtarief ontbreekt, is toepassing van de retail-minus methodiek niet mogelijk en dient conform de marktanalysebesluiten kostenoriëntatie te worden toegepast. In dit besluit is vastgesteld welke categorieën via retail-minus worden gereguleerd en welke via kostenoriëntatie.

3.3 Tarieven op basis van retail-minus of kostenoriëntatie

56. Op basis van het hiervoor gestelde dient het college in eerste instantie te bepalen voor welke WLR-C diensten een tarief op basis van de retail-minus methodiek kan worden vastgesteld. Een voor de hand liggende eerste stap is om voor de wholesalediensten waarvoor op grond van de

marktanalysebesluiten een wederverkoopverplichting geldt een afspiegeling in de retaildiensten te vinden. Dit zijn de relevante retaildiensten. De tarieven van deze relevante retaildiensten zijn

uitgangspunt bij het vaststellen van de tarieven van de WLR-C-diensten. Voor alle verschillende typen aansluitingen op de retailmarkt kan op basis van de retail-minus methodiek een overeenkomstig WLR- C-tarief worden vastgesteld.

57. In de marktanalysebesluiten worden in hoofdstuk 13.5.5.1 de volgende met (de introductie van) WLR-C samenhangende kostencategorieën onderscheiden:

a. implementatiekosten. Dit zijn de kosten die de AMM partij12 moet maken om haar onderneming gereed te maken om WLR-C te kunnen leveren. Deze – per definitie eenmalige – kosten worden niet veroorzaakt door het aantal aanbieders dat toegang van de AMM partij afneemt noch door het aantal kabelaansluitingen dat op basis van retail- minus wordt afgenomen, maar veeleer door de introductie van de verplichting als zodanig;

b. implementatiekosten per dienstaanbieder. Deze mogelijkerwijs door de AMM partij te maken kosten worden veroorzaakt doordat een extra dienstaanbieder zich als afnemer van WLR-C bij de AMM partij meldt. Te denken valt hierbij aan eventuele kosten verbonden

12 Ziggo en UPC zijn allebei aangewezen als aanbieders met aanmerkelijke marktmacht en moeten in dat kader WLR-C leveren.

Omwille van de leesbaarheid worden zij hier kort aangehaald als “de AMM partij”.

(16)

aan de toevoeging van de extra dienstaanbieder aan de relevante systemen;

c. wederkerende kosten per dienstaanbieder. Hierbij valt te denken aan kosten die worden gemaakt in het kader van de administratie van de klantrelatie tussen de AMM partij en de dienstaanbieder;

d. (migratie)kosten per kabelaansluiting. Dit zijn bijvoorbeeld de kosten die moeten worden gemaakt om de klantrelatie tussen een eindgebruiker en de AMM partij te migreren naar een klantrelatie tussen die eindgebruiker en de alternatieve aanbieder;

e. wederkerende kosten per kabelaansluiting. Dit betreffen de kosten die samenhangen met (het door de AMM partij ter beschikking stellen van) de kabelaansluiting zelf en die veelal op maandbasis worden toegerekend.

58. De retail-minus benadering is naar het oordeel van het college in ieder geval van toepassing op de kostencategorie betreffende de wederkerende kosten per kabelaansluiting (zoals bedoeld in punt e van randnummer 57). Daarnaast hanteren UPC en Ziggo ook retailtarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten waarvoor de retail-minus benadering derhalve ook toepasbaar is.13 In het volgende hoofdstuk geeft het college aan welke relevante retaildiensten een afspiegeling zijn van deze kosten.

59. Voor wholesalediensten waarvoor geen equivalente retaildienst bestaat, waaronder de

dienstverlening die samenhangt met de kostencategorieën a. tot en met d. uit randnummer 57, 14 geldt dat een relevant retailtarief ontbreekt, waardoor retail-minus niet toepasbaar is. Deze diensten bieden Ziggo en UPC namelijk niet aan op de retailmarkt. Voor deze wholesalediensten geldt dat Ziggo en UPC kostengeoriënteerde tarieven dienen te hanteren.

3.4 Conclusie

60. Samenvattend stelt het college vast dat de WLR-C-tariefstructuur in ieder geval dient te bestaan uit:

- een retail-minus tarief voor kostencategorie betreffende de wederkerende kosten en bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten waar UPC en Ziggo ook retailtarieven voor hanteren (zoals uitgewerkt in hoofdstuk 4);

- een kostengeoriënteerd tarief voor wholesalespecifieke kosten die geen equivalent hebben in het retaildomein (zoals uitgewerkt in hoofdstuk 6).

13 Bijvoorbeeld het aansluiten of verhuizen.

14 Deze “wholesalespecifieke kosten” worden gemaakt in verband met een verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken tot door OPTA bepaalde vormen van toegang. In hoofdstuk 5 wordt uiteengezet op welke wijze deze kosten worden toegerekend (causaliteit of proportionaliteit) bij het vaststellen van kostengeoriënteerde tarieven.

(17)

4 Tarieven op basis van retail-minus

4.1 Inleiding

61. Bij toepassing van de retail-minus wordt een wholesaletarief vastgesteld door van een relevant retailtarief de retailkosten af te trekken. In hoofdstuk 13.5.5.2 van de marktanalysebesluiten wordt stapsgewijs uiteengezet hoe het WLR-C tarief moet worden bepaald. Het betreft hier de volgende stappen:

- stap a: het benoemen van de relevante retaildienst;

- stap b: de bepaling van het relevante retailtarief van de relevante retaildiensten;

1. berekening gemiddelde retailtarieven;

2. opschoning voor digitale doorgifte;

3. opschoning voor digitale en analoge content;

- stap c: de relevante retailkosten vaststellen ter bepaling van de minus;

- stap d: de vaststelling van retail-minus wholesaletarieven; en

- stap e: de aanpassing en bekendmaking van de retail-minus wholesaletarieven.

62. Allereerst wordt in hoofdstuk 4.2 aan de hand van bovengenoemde stappen omschreven hoe retail-minus tot stand komt. Deze teksten zijn overgenomen uit hoofdstuk 13.5.5 van de

marktanalysebesluiten en zijn dus inhoudelijk hetzelfde. In hoofdstuk 4.3 geeft het college een

samenvatting van de tariefvoorstellen van UPC en Ziggo. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4.4 en verder de retail-minus toegepast op de tariefvoorstellen van UPC en Ziggo teneinde de retail-minus tarieven vast te stellen.

4.2 Retail-minus methodiek

4.2.1 Stap a: Relevante retaildiensten

63. De eerste stap is het aanwijzen van relevante retaildiensten die een afspiegeling zijn van de te leveren wholesaledienst. Het college acht voor zowel Ziggo als UPC thans in ieder geval de volgende retaildiensten relevant:

(18)

1) kabelaansluitingen waarover een analoog RTV-pakket wordt geleverd al dan niet gebundeld met bijgeleverde doorgifte van digitale RTV-signalen;15 en

2) de bij deze retaildiensten behorende faciliteiten en aanvullende diensten.

64. Het college acht op basis van de huidige situatie de bundels met een uitgebreider pakket aan digitale RTV-diensten alsmede overige diensten, zoals telefonie en breedband, niet relevant voor bepaling van het relevante retailtarief voor WLR-C. Deze bundels worden naar het oordeel van het college thans niet specifiek ingezet voor het werven of behouden van eindgebruikers voor analoge RTV.16 Het college heeft geen aanwijzingen dat bij de huidige tariefstellingen van die bundels het analoge RTV-pakket tegen een lagere prijs in de desbetreffende bundels wordt meegeleverd. Het college sluit niet uit dat in de toekomst ook andere (nieuwe) retaildiensten relevant worden, namelijk als er nieuwe bundels komen waarin de analoge RTV-dienst met een korting wordt aangeboden.

4.2.2 Stap b: Bepaling relevante retailtarief van de relevante retaildiensten

65. De bovengenoemde relevante retaildiensten komen in aanmerking voor afspiegeling in het wholesaledomein. Dit zou kunnen betekenen dat ieder retailtarief voor het analoge RTV-pakket (gebundeld of ontbundeld) een equivalent kan krijgen in de wholesaletarieven. Het college is van oordeel dat WLR-C op basis van retail-minus concurrenten van UPC en Ziggo in staat moet stellen om op duurzame wijze met UPC en Ziggo te concurreren. Dit betekent volgens het college echter niet dat de tariefregulering zo moet worden ingevuld dat afnemers van WLR-C iedere klant op de betreffende retailmarkt tegen een gelijke marge kunnen voorzien van een analoog RTV-pakket in combinatie met de kabelaansluiting. Het college acht concurrenten voldoende beschermd indien zij in staat worden gesteld om WLR-C in te kopen tegen een tarief dat is afgeleid van het tarief dat UPC of Ziggo hiervoor op de retailmarkt gemiddeld rekent per type aansluiting. Daarmee wordt voorkomen dat per gemeente wholesaletarieven vastgesteld dienen te worden.

66. De retailtariefstructuur bestaat veelal uit een maandelijks abonnementstarief en maandelijkse en eenmalige tarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. Deze structuur komt derhalve terug bij de bepaling van de gemiddelde retailtarieven.

67. Aansluitingen kunnen zich onderling onderscheiden door andere technische en functionele kenmerken. Indien aansluitingen qua technische en functionele kenmerken niet exact gelijk zijn aan elkaar, is sprake van verschillende aansluitingstypen. Een voorbeeld hiervan is een groepsaansluiting die een grotere capaciteit heeft dan een standaard kabelaansluiting.

15 Iedere bundel wordt vervolgens ook een dienst genoemd.

16 Bij WLR-KPN heeft het college besloten om naast de BelBasisdienst ook de BelVrij- en CVXL-bundels mee te wegen in de bepaling van de relevante retailtarieven. Deze diensten zijn immers gericht op het werven en behouden van eindgebruikers voor PSTN/ISDN-telefonie.

(19)

68. Voor de berekening van het gemiddelde retailtarief van het analoge RTV-pakket dienen UPC en Ziggo hun retailtarieven van de relevante retaildiensten als startpunt te nemen. Daarop dient de waarde van andere diensten dan de WLR-C-plichtige analoge RTV-dienst in mindering te worden gebracht om te komen tot geschoonde of ontbundelde retailtarieven.

69. De retailtarieven omvatten ook een vergoeding voor de content. Het college heeft niet vastgesteld dat UPC en Ziggo de uitzendrechten op wholesaleniveau moeten aanbieden ten behoeve van

wederverkoop. Om deze reden dient de contentvergoeding die UPC en Ziggo betalen voor het analoge RTV-pakket ook uit de retailtarieven verwijderd te worden.17 18

70. Het ‘ontbundelde’ retailtarief, of beter gezegd de ontbundelde retailopbrengst van het analoge RTV-pakket dat in een bundel wordt aangeboden of geleverd, dient derhalve bepaald te worden door de opbrengsten van de niet-gereguleerde diensten in de bundel in mindering te brengen op de totale opbrengst van de bundel. De opbrengsten van de niet-gereguleerde diensten in de bundel worden bepaald op basis van de ontbundelde tarieven die door UPC en Ziggo in de markt worden

aangeboden. De ontbundelde tarieven van deze niet-gereguleerde diensten (zoals analoge content en digitale RTV) zijn daarbij gelijk aan de tarieven die UPC en Ziggo voor deze diensten aan haar

eindgebruikers in rekening brengen in het geval dat de kabelaansluiting (inclusief doorgifte van het analoge RTV-pakket) door een alternatieve aanbieder aan de eindgebruiker wordt geleverd. Indien er geen ontbundelde tarieven voor deze niet-gereguleerde diensten beschikbaar zijn, kunnen UPC en Ziggo als alternatief kostprijzen (inclusief een redelijk rendement) hanteren. Het uitgangspunt is in ieder geval dat de volledige korting in een gebundelde aanbieding moet worden toegerekend aan de kabelaansluiting (waarover een analoog RTV-pakket wordt geleverd).19 In de prakijk hanteren UPC en Ziggo tot op heden geen ontbundelde tarieven zodat de kostprijs gehanteerd dient te worden. Het onderstaande plaatje geeft schematisch aan hoe UPC en Ziggo het retailtarief van een relevante retaildienst dienen te bepalen.

17 Zie randnummer 305 van de Nota van Bevindingen van het omroepbesluit Ziggo.

18 De contentvergoeding is normaliter een bedrag per eindgebruiker en kan dus eenvoudig uit het retailtarief of de retailomzet verwijderd worden. De contentvergoeding (per gebruiker) kan per regio binnen het verzorgingsgebied van UPC en Ziggo verschillen, onder meer omdat het analoge RTV-pakket verschillend kan zijn.

19 UPC en Ziggo mogen hierbij corrigeren voor eventuele kostenvoordelen van bundeling.

(20)

Figuur 1. Schematische weergave opschoning huidig retailtarief tot retailtarief voor WLR-C.

71. De retailtarieven die betrekking hebben op hetzelfde type aansluiting dienen UPC en Ziggo vervolgens te wegen naar rato van hun afzetvolume. Aldus resulteren per type aansluiting gemiddelde geschoonde retailtarieven die de waarde van de doorgifte van het analoge RTV-pakket en van de aansluiting tezamen weergeven.

Regels voor kostentoerekening

72. Bij het opschonen van de retailtarieven dienen Ziggo en UPC een aantal regels in acht te nemen met betrekking tot de toerekening van kosten.

73. In beginsel dient bij de kostentoerekening uitgegaan te worden van causale toerekening van kosten. Het retailtarief wordt dus alleen geschoond van kosten die veroorzaakt worden door het verrichten van de niet-gereguleerde dienst en de levering van content. In Annex 1 van de

marktanalysebesluiten licht het college toe dat hij ook andere principes van kostentoerekening kan hanteren.

74. Voor de kostentoerekening geldt onder meer het volgende:

- de kosten van het aansluitnetwerk kunnen niet aan de doorgifte van (digitale) RTV-signalen toegerekend worden. Het college bedoelt met het aansluitnetwerk het deel van het netwerk dat

A a n s lu it in g

A n a lo g e d o o rg if te

A n a lo g e c o n te n t

D ig it a le c o n te n t D ig it a le d o o rg if te

Retailtarief retaildienst

Retailtarief t.b.v. WLR-C

Opschoning

A a n s lu it in g

A n a lo g e d o o rg if te

A a n s lu it in g

A n a lo g e d o o rg if te

A n a lo g e c o n te n t

D ig it a le c o n te n t D ig it a le d o o rg if te

Retailtarief retaildienst

Retailtarief t.b.v. WLR-C

Opschoning

A a n s lu it in g

A n a lo g e d o o rg if te

(21)

enerzijds begrensd wordt door het netwerkaansluitpunt bij de eindgebruiker en anderzijds door de locatie in het netwerk waarop optisch-elektrische omzetting van het

omroeptransmissiesignaal plaatsvindt;

- de kosten van het transmissienetwerk dienen aan doorgifte van digitale RTV-signalen toegerekend te worden op basis van het causaliteitsprincipe. Deze kostentoerekening dient proportioneel, op basis van capaciteitsgebruik plaats te vinden. Hierbij dient op een

consistente wijze rekening gehouden te worden met het capaciteitsbeslag van het

transmissienetwerk voor de doorgifte van analoge RTV-signalen en de doorgifte van digitale RTV-signalen en met het capaciteitsbeslag van het transmissienetwerk door andere vormen van dienstverlening, zoals breedband en telefonie. Met transmissienetwerk bedoelt het college het deel van het netwerk dat enerzijds begrensd wordt door het kabelkopstation en anderzijds door de locatie waarop optisch-elektrische omzetting van het omroeptransmissiesignaal plaatsvindt;

- de toerekening van kosten aan de doorgifte van RTV-signalen en de bepaling van de tariefstructuur dient zodanig te zijn dat hiermee geen toetredingsdrempels opgeworpen worden. De uitkomst van de kostentoerekening moet passen binnen en verklaarbaar zijn vanuit het perspectief van de tariefhoogte en tariefstructuur die voor de doorgifte als onderdeel van het analoge RTV-pakket geldt en vanuit het perspectief van de hoogte en structuur van de retailtarieven van digitale RTV-signalen die nu reeds door de UPC en Ziggo doorgegeven worden. Het is mogelijk dat op grond hiervan een andere wijze van kostentoerekening in plaats van causale kostentoerekening noodzakelijk is. In Annex 1 van de marktanalysebesluiten geeft het college een toelichting op de principes van kostentoerekening;

- tot de kosten behoort ook een redelijk rendement op het in de activa geïnvesteerd vermogen.

Bij de bepaling van het redelijk rendement dient uitgegaan te worden van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet (Weighted Average Cost of Capital, WACC) onder toepassing van het capital asset pricing model (CAP-M);

- de kosten van vaste activa dienen bepaald te worden op basis van current cost accounting (CCA). Door het hanteren van deze waarderingsmethode reflecteert het tarief beter de economische waarde van het gebruik van het omroepnetwerk dan in het geval dat gebruik gemaakt zou worden van waardering op basis van de historische kostenmethode.

4.2.3 Stap c: Relevante retailkosten voor bepaling van de minus

75. Onderstaande Figuur 2 toont de componenten waaruit het relevante retailtarief ten behoeve van WLR-C, zoals weergegeven in Figuur 1 bestaat. Het betreft hier 1) de wholesalekosten, 2) de retailkosten en 3) de winstopslag. Tevens wordt getoond wat het college onder de ‘minus’ verstaat.

Hierna wordt deze figuur toegelicht.

(22)

Figuur 2. Componenten waaruit het retailtarief bestaat.

76. De eerste component van het retailtarief betreft de wholesalekosten. De wholesalekosten zijn de kosten die het wholesalebedrijf van de onderneming moet maken om de dienst intern te leveren aan het retailbedrijf.

77. De retailkosten betreffen de kosten die de onderneming in het retailbedrijf maakt. Dit betreft onder meer marketing- en saleskosten die worden gemaakt in relatie met het op retailniveau aanbieden van de dienst, de kosten voor facturering van klanten en de aan het retailbedrijf toegerekende

gemeenschappelijke kosten.

78. Onder de retailkosten verstaat het college ook een redelijk rendement. Dit redelijk rendement dient ter dekking van risico’s die met de retailactiviteiten samenhangen. Het college baseert de

risicovergoeding op een normrendement. Het college zal nader onderzoek doen om dit

normrendement te bepalen (zie paragraaf 4.4.8). Dit normrendement kan het college daarbij baseren op het rendement dat vergelijkbare bedrijven in een concurrerende omgeving realiseren. Toepassing van het daadwerkelijk gerealiseerde eigen rendement van de onderneming is hiervoor pas geschikt indien uit nader onderzoek blijkt dat dit rendement geen extra winstopslag bevat bovenop de met de retailactiviteiten samenhangende risico’s.20

79. De winstopslag is de derde component van het retailtarief. Het college verstaat onder de

winstopslag de marge die overblijft nadat alle wholesale- en retailkosten (inclusief redelijk rendement) zijn gedekt. Onder winstopslag wordt dus verstaan de ‘extra’ winst die een onderneming maakt

20 Als UPC of Ziggo alleen een redelijk retailrendement realiseert, betekent dit dat de winstopslag die in de figuur aangegeven is, nihil is.

Wholesalekosten Retailkosten Winstopslag

Retailtarief

De ‘minus’

Wholesalekosten Retailkosten Winstopslag

Retailtarief

De ‘minus’

(23)

bovenop het redelijk rendement op geïnvesteerd vermogen, zoals dat is opgenomen in de gereguleerde wholesalediensten, en het redelijke retailrendement, zoals dat is opgenomen in de retailkosten.

80. In de bovenstaande figuur is weergegeven dat het college van oordeel is dat de ‘minus’ bepaald moet worden op basis van de retailkosten (inclusief redelijk rendement). Het opnemen van de winstopslag in de ‘minus’ zou ook inefficiënte partijen de mogelijkheid bieden duurzaam met UPC en Ziggo te concurreren. Dat wil het college voorkomen.

81. De vervolgvraag is welke kosten onder de retailkosten vallen. Het college is van mening dat de totale retailkosten in de minus opgenomen moeten worden om het voor alternatieve aanbieders mogelijk te maken duurzaam een concurrerend aanbod in de markt te kunnen zetten. Als in de minus alleen de vermijdbare kosten zouden worden opgenomen, zouden andere alternatieve aanbieders weliswaar voor een korte termijn een concurrerend aanbod in de markt kunnen zetten, maar er is dan geen sprake van een duurzame business case. Immers, een deel van de kosten die een dergelijke aanbieder op lange termijn maakt, wordt dan niet gedekt door opbrengsten. Het college is derhalve van oordeel dat de totale retailkosten gedekt moeten worden door de minus.

82. De totale retailkosten bestaan dan uit:

a) de retailkosten die samenhangen met de betreffende retaildienst;

b) de retailkosten die gezamenlijk zijn voor de verschillende retaildiensten op de betreffende retailmarkt;

c) een aan de betreffende retailmarkt toerekenbaar deel van de retailkosten die de betreffende markt met andere markten gemeenschappelijk heeft (hierna: gemeenschappelijke kosten);

d) een redelijk retailrendement.

83. In principe kan voor ieder aansluitingstype een minus vastgesteld worden. Dit zou betekenen dat de kosten gealloceerd moeten worden naar de verschillende aansluitingstypen. Het college is echter van oordeel dat een allocatie van de kosten naar ieder type aansluiting tot een schijnnauwkeurigheid leidt, in die zin dat de berekening van de minus daardoor geen sterkere onderbouwing krijgt. Volgens het college kan dan ook volstaan worden met de vaststelling van één minus voor alle aansluitingstypen en alle bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten op een markt tezamen.

84. De minus wordt uitgedrukt als een percentage ten opzichte van de retailomzet. Deze retailomzet is gelijk aan de geschoonde gemiddelde retailprijs van de relevante retaildiensten maal het volume van diezelfde retaildiensten.

85. Gegeven de omstandigheid dat het college onvoldoende kennis heeft van Ziggo’s en UPC’s retailkosten verbonden aan de levering van de kabelaansluiting, alsmede de toekomstige ontwikkeling

(24)

daarvan, is het college van oordeel dat een eenjarige minus passend is.21 Dit betekent dat de minus ieder jaar opnieuw bepaald wordt. Dit is in lijn met de keuze voor eenjarige kostengeoriënteerde tariefregulering voor de doorgifte van RTV-signalen.

4.2.4 Stap d: Bepaling van de retail-minus wholesaletarieven

86. De basis voor de bepaling van de wholesaletarieven zijn de geschoonde gemiddelde retailtarieven. Eerder is toegelicht dat UPC en Ziggo verschillende ontbundelde en gebundelde

aanbiedingen voor het analoge RTV-pakket hebben en regionaal verschillende tarieven hanteren. Voor deze dienstverlening dienen UPC en Ziggo een gewogen gemiddeld retailtarief te bepalen door de geschoonde gemiddelde retailtarieven te wegen met de volumes van de verschillende aanbiedingen.

87. Vervolgens dient de minus in mindering te worden gebracht op het gemiddelde tarief dat wordt gerekend voor een analoog RTV-pakket op de retailmarkt alsmede op de gemiddelde tarieven van de eventueel bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten. De minus wordt jaarlijks bepaald en is uniform over het hele verzorgingsgebied en voor alle type aansluitingen, alsmede de bijhorende faciliteiten en aanvullende diensten. De minus wordt bepaald door de retailkosten inclusief redelijk rendement uit te drukken als percentage van de retailomzet van de relevante retaildiensten,

geschoond voor de omzet dan wel kosten van niet-gereguleerde diensten uit de bundel en geschoond voor de analoge contentvergoeding.

88. Hierna resulteren per type aansluiting voor het hele verzorgingsgebied retail-minus

wholesaletarieven voor de maandelijkse tarieven alsmede voor de maandelijkse en eenmalige tarieven voor bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten.

4.2.5 Stap e: Aanpassing en bekendmaking van retail-minus wholesaletarieven 89. Voor het vaststellen en/of aanpassen van de wholesaletarieven voor WLR-C, inclusief bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten en voor het geval dat UPC of Ziggo een nieuw aansluitingstype introduceert of een bestaand aansluitingstype uitfaseert, gelden een aantal regels die zijn opgenomen in de marktanalysebesluiten in hoofdstuk 13.5.5.2 bij stap e.22

4.2.6 Kostentoerekeningssysteem en kostenallocatie

90. Het college heeft in het marktanalysebesluit op grond van artikel 6a.7, tweede lid, van de Tw aan UPC en Ziggo de verplichting opgelegd een door het college te bepalen en goed te keuren

kostentoerekeningssysteem te hanteren. Voorts heeft het college UPC en Ziggo de verplichting opgelegd uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van het eerdergenoemde besluit het kostentoerekeningssysteem en de toepassing daarvan, alsmede de beschrijving van dit kostentoerekeningssysteem, ter goedkeuring aan het college voor te leggen.

21 Voor de principes van kostentoerekening en de toepassing van een kostentoerekeningssysteem ten behoeve van retail-minus verwijst het college verder naar Annex 1 bij het Marktanalysebesluit Omroep.

22 Deze regels gelden ook voor de bijbehorende faciliteiten en aanvullende diensten.

(25)

91. In annex 1 van het omroepbesluit heeft het college nadere regels over de kostenbepaling en kostentoerekening opgenomen.

4.3 Tariefvoorstellen

92. Op 17 juli 2009 hebben UPC en Ziggo een tariefvoorstel voorgelegd aan het college.

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van die voorstellen. In deze paragraaf wordt hierop een nadere toelichting gegeven.

UPC Ziggo

Retailtarief (ex. BTW) €13,76 €13,66

- afwijkende retailtarieven -€0,07 geen correctie

- opschoning digitale doorgifte niet in pakket - €0,61

- opschoning content -€0,88 -€1,29

= geschoond retailtarief = €12,81 = €11,76

- retailkosten -€0,75 - €0,71

- RoS -€0,04 - €0,00

= wholesaletarief (ex. BTW) = €12,02 = €11,05

Tabel 2 tariefvoorstel UPC en Ziggo (stap d)

4.3.1 Tariefvoorstel UPC Stap a: Relevante retaildienst

93. UPC heeft alleen de standaard analoge RTV-dienst als relevante retaildienst in haar voorstel opgenomen. UPC heeft geen andere type aansluitingen als relevant bestempeld. In het voorstel zijn ook geen aanvullende diensten of bijbehorende faciliteiten opgenomen.

Stap b1: Retailtarief van relevante diensten

94. UPC hanteert het standaard retailtarief van de analoge RTV-dienst en corrigeert dit tarief voor de gemeenten waar een ander tarief geldt, door de verschillende tarieven te middelen op basis van aantal abonnees. Het standaard retailtarief is het tarief dat in het grootste gedeelte van het verzorgingsgebied van UPC wordt gerekend aan de eindgebruiker. UPC maakt bij de correctie wel een aantal

uitzonderingen.

Stap b2: Opschoning digitale doorgifte

95. UPC hanteert als relevante retaildienst het standaard analoge RTV-pakket. UPC betoogt dat er geen kosten voor digitale RTV in het tarief van het standaardpakket zitten. UPC haalt derhalve geen kosten voor digitaal van de retailtarief af.

(26)

Stap b3: Opschoning content

96. Vervolgens wordt het retailtarief geschoond voor de contentkosten. De contentkosten zijn door UPC berekend als het netto resultaat van kosten aan en opbrengsten van programma-aanbieders per abonnee. Daarbij komen dan de kosten van andere rechten, zoals ondermeer BUMA en SENA.

Stap c: Bepaling minus

97. Van het geschoonde tarief wordt vervolgens de minus afgehaald. Dit zijn alle retailkosten van de betreffende diensten gedeeld door de totale retailomzet van de betreffende diensten. Om de hoogte van de kosten te bepalen heeft UPC een kostentoerekeningssysteem opgesteld. De kosten worden eerst geboekt op de verschillende afdelingen. In de “Rapportage kostentoerekeningssysteem Wederverkoop UPC Analoge Standaardpakket RTV” maakt UPC onderscheid tussen afdelingen die kosten genereren op retailniveau en afdelingen die kosten op wholesaleniveau genereren. UPC onderscheidt de volgende retailgerelateerde afdelingen:

- Billing & Collection;

- Customer Care;

- Marketing & Sales;

- Customer Operations.

- Management;

- Finance;

- General Service;

- IT;

- HR;

- Doorbelaste kosten van de moedermaatschappij.

98. De kosten van deze afdelingen worden vervolgens verdeeld naar de volgende productgroepen:

- Analoog;

- Digitaal;

- Telefonie;

- Internet.

99. De allocatie van de relevante kosten aan de productgroepen gebeurt op basis van kostenverdeelsleutels. Het resultaat geeft de kosten van analoge RTV.

100. Bij de afdeling Marketing & Sales stelt UPC voor om de kosten te verdelen op drie manieren.

Eerst worden de kosten van marketing direct gealloceerd en daarna worden de resterende algemene kosten gealloceerd op basis van deze toegerekende operationele kosten. De saleskosten worden vervolgens verdeeld op basis van Gross adds en Arpu subscription & Usage.

101. Binnen de afdeling Billing & Collection worden de kostenverdeelsleutels inzake Billing, Bad debt, Collection revenues gebaseerd op het aantal verstuurde facturen en gefactureerde omzet.

(27)

102. De afdeling Customer Care verzorgt de afhandeling van klanten van UPC. De kosten van deze afdeling worden toegerekend op basis van het aantal calls.

103. De kosten van de afdeling Customer Operations worden niet toegerekend aan het UPC Analoge standaardpakket.

104. De verhouding van de verdeling van de bovengenoemde kosten volgens het

kostentoerekeningssysteem van UPC is hieronder weergegeven. Hierin is onderscheid gemaakt tussen de door UPC verdeelde directe, met sleutels en overige verdeelde kosten.

Afdeling Allocatie % direct % sleutels % rest

Billing & Collection Aantal verstuurde facturen en gefactureerde omzet

[0-10%] [90-100%] [0-10%]

Customer Care Aantal calls [0-10%] [90-100%] [0-10%]

Marketing & Sales Voor Marketing: directe allocatie en daarna op basis van toegerekend en voor Sales: Gross adds en Arpu subscription & Usage

[40-50%] [10-20%] [40-50%]

Customer Operations Geen toerekening aan analoge RTV [0-10%] [90-100%] [0-10%]

Overige algemene kosten

Analoog gerelateerde afdelingen op operationele kosten en verhouding reeds toegerekende kosten analoog t.o.v de analoog gerelateerde afdelingen

[0-10%] [0-10%] [90-100%]

Corporate kosten Omzet en dan allocatie retail/niet- retailgerelateerd Analoog min kosten van [Vertrouwelijk: XXX]

[10-20%] [0-10%] [80-90%]

Tabel 3. Overzicht van kostenallocatie per afdeling UPC [Vertrouwelijk: percentages in bandbreedtes van 10%]

105. Tenslotte moet er nog een redelijk rendement van de retailprijs afgehaald worden. Hiervoor wordt een normrendement gebruikt op basis van return on sales (RoS). UPC hanteert voor de RoS een percentage van 5%. UPC neemt dit percentage over de totale retailkosten (de minus).

4.3.2 Tariefvoorstel Ziggo Stap a: Relevante retaildienst

106. Ziggo heeft alleen de standaard RTV-dienst als relevante retaildienst in haar voorstel opgenomen.

Ziggo heeft geen andere type aansluitingen als relevant bestempeld. In het voorstel zijn ook geen aanvullende diensten of bijbehorende faciliteiten opgenomen.

(28)

Stap b1: Retailtarief van relevante diensten

107. Het retailtarief is het tarief dat Ziggo in het grootste gedeelte van zijn verzorgingsgebied rekent aan zijn eindgebruikers. Ziggo heeft er voor gekozen dit tarief niet aan te passen voor afwijkende tarieven. Ziggo betoogt hierbij dat het in geval van gemeenten met lagere tarieven de dienst onder de kostprijs aanbiedt.

Stap b2: Opschoning digitale doorgifte

108. Ziggo biedt een standaardpakket aan waarin zowel analoge als digitale RTV wordt

doorgegeven. Ziggo heeft de kosten samenhangend met digitale RTV in mindering gebracht op het retailtarief. De digitale retailkosten van het standaardpakket lopen in het systeem van Ziggo mee met de analoge retailkosten. Hiernaast worden capex en opex van het netwerk op het retailtarief in

mindering gebracht. Deze kosten worden gespecificeerd als de kosten voor de backbone en trunk van Ziggo.

Stap b3: Opschoning content

109. Vervolgens wordt het retailtarief geschoond voor de contentkosten. De contentkosten zijn door Ziggo berekend als het netto resultaat van kosten aan en opbrengsten van programma-aanbieders per abonnee. Daarbij komen dan de kosten van andere rechten, zoals ondermeer BUMA en SENA.

Stap c: Bepaling minus

110. Van het geschoonde tarief worden de retailkosten, door middel van de minus, afgehaald. Dit zijn alle retailkosten van de betreffende diensten gedeeld door de totale retailomzet van de betreffende diensten. Om de hoogte van de kosten te bepalen heeft Ziggo een kostentoerekeningssysteem

opgesteld. Ziggo rekent kosten in beginsel direct toe. Indien directe toerekening niet mogelijk is worden verdeelsleutels gehanteerd om kosten van afdelingen aan producten en diensten te alloceren. Als kosten ook niet met behulp van verdeelsleutels toe te rekenen zijn, dan worden kosten toegerekend met een opslag op reeds toegerekende kosten.

111. De kosten worden eerst geboekt op de volgende afdelingen:

- Consumer;

- B2B;

- Netwerk;

- CS/TS;

- IT;

- G&A.

112. De kosten van deze afdelingen worden vervolgens verdeeld naar de volgende productgroepen:

- CATV;

- Digital extra;

(29)

- Internet;

- Telephony;

- B2B.

113. Nadat de kosten verdeeld zijn naar productgroep wordt de verdeling naar wholesale en retail gemaakt. Het resultaat geeft de kosten van analoge RTV.

114. De afdeling Consumer verdeeld Ziggo naar de productgroepen voor een deel direct en voor een deel met de sleutel bruto omzetgroei.

115. De afdeling CS/TS wordt eerst verdeeld in een retail, netwerk en B2B en vervolgens worden de retailkosten verdeeld op basis van call volumes.

116. De IT en G&A afdelingen worden vervolgens voornamelijk verdeeld op basis van de totale OPEX per productgroep.

117. De verhouding van de verdeling van de kosten volgens het kostentoerekeningssysteem van Ziggo is hieronder weergegeven. Hierin is onderscheid gemaakt tussen de door Ziggo verdeelde directe, met sleutels en overige verdeelde kosten.

Afdeling Allocatie % direct % sleutels % rest

Consumer Omzetgroei per product [30-40%] [50-60%] [0-10%]

B2B [90-100%] [0-10%] [0-10%]

Netwerk Capaciteitsgebruik [50-60%] [40-50%] [0-10%]

CS/TS Call volumes en reeds toegerekende

kosten

[30-40%] [50-60%] [10-20%]

IT Totale OPEX per product [0-10%] [0-10%] [90-100%]

G&A Facturatie: gemiddelde klantenaantallen,

Dubieuze debiteuren: openstaand saldo per productgroep.

Rest: totale OPEX per product

[0-10%] [20-30%] [60-70%]

Tabel 4. Overzicht van kostenallocatie per afdeling Ziggo [Vertrouwelijk: percentages in bandbreedtes van 10%]

118. Daarnaast dient er een redelijk rendement uit het retailtarief gehaald te worden. Ziggo betoogt dat het geen rendement realiseert op de retailverkoop maar op gedane investeringen en meent derhalve een RoS van 0% te moeten gebruiken.

4.4 Beoordeling door het college

In deze paragraaf beoordeelt het college de door UPC en Ziggo opgeleverde informatie aan de hand van de eisen uit paragraaf 4.2, zoals eerder geformuleerd in de marktanalysebesluiten. Bij het bepalen van de hoogte van de opschoning en retail-minus heeft het college omzet- en kostengegevens uit 2008

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de

Dat ick met Lijf en Ziel mijn eygen niet en ben, Maer voor mijn eygendom mijn trouwen Jesum ken, 2 Die met zijn dierbaer bloet, voor alle mijne sonden Volkomen heeft betaelt, en van

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

Tevens is marktpartijen verzocht om (1) aan te geven of de door KPN geschetste methodiek leidt tot een betrouwbare inschatting van een gemiddeld belprofiel ten aanzien van een

• Opgelegde verplichting tot wederverkoop van analoge rtv signalen en aansluiting wordt door Tele2 als zeer positief ervaren en zal naar ons oordeel bijkunnen dragen aan de

 ACM concludeert in het Ontwerpbesluit dat de markt stabiel en niet complex is op basis van drie observaties: (i) zonder regulering zouden slechts twee partijen op de markt actief

ACM is het niet eens met de stelling van TenneT dat een reguleringsperiode van vijf jaar in combinatie met de wijziging van de regulering van inkoopkosten energie en vermogen tot een