• No results found

De kleine en de grote crisis van Da Quay

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kleine en de grote crisis van Da Quay "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

februari 196

I

olitiek en C ultuur

I

De kleine en de grote crisis van Da Quay

Positie der wetenschappen In Nederland

De dollar in opspraak

Hal Waterlooplein

Riste taargan1a. nr 2 40 oent

I I

I 11

(2)

FEBRUARI1961

De kleine en de grote crisis van De Quay Positie der wetenschappen in Nederland . Een reformistisch sprookje

De dollar in opspraak CRITISCHE NOTITIES:

De nieuwe internationale der hoge hoeden Mislukte conferentie

Het Waterlooplein

Nakomeling van een grote school BOEKBESPREKING:

Kroniek van de Februari-staking 1941 Groepshuwelijk en enkelvoudig huwelijk Geschiedenis der USSR

ZELFSTUDIE:

Het einde van het koloniale stelsel PARTIJDOCUMENTEN:

Resolutie over de Conferentie van Moskou 1960

POLITIEK en CULTUUR

M. Bakker 49

F. Baruch

54

W.

Swart 63

G. Verrips 70

G.

Maas

77 79 81 85

F. S. 88 .4.

L.

90

L.

91

93

96

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 35957.

De abonnementsprijs is

f

4,50 per jaar,

f

2,25 per half jaar, losse nummers 40 cent.

Ons gironummer is 173127, gemeentegiro: P 1527.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie pja Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.

Prinsengracht 473, Amsterdam-C. tel. 62565.

(3)

21e jaargang no. 2 februari 1961

Politiek en Cultuur

maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het

marxisme-leninisme onder lelding van het partijbestuur der o.p.n.

De kleine en de grote crisis van De Quay

Er is al zoveel gezegd en geschreven over de kerstcrisis van de rege- ring-De Quay, dat het in een nabeschouwing beslist niet nood- zakelijk is, alle feiten en handelingen nog eens de revue te laten pas- seren.

Waar wel aanleiding toe is, dat is om nog eens de vraag op te wer:

pen welke omstandigheden - en welk spel van krachten - geleid hebben tot dit op zich zelf merkwaardige gebeuren: Een deel der re- gerings-aanhangers brengt de regering ten val, o.a. met de mede- werking van de PvdA. In de daarop volgende dagen laten de protes- terende protestanten zich gedwee op de knieën vleien, de PvdA staat volslagen passief ter zijde en het conflict wordt met de minst moge- lijke moeite tot een technische kwestie terug gebracht - waar dan ook vlot een oplossing voor wordt gevonden.

Kreeg dus de regeringscrisis hierdoor de schijn van een "licht ge- val", er is wel degelijk een zware crisis in de l)uidige politieke ver- houdingen. Een crisis, die veel dieper gaat dan de kortstondigheid van de kabinetsstrubbelingen - en de juichtonen van sommigen bij de terugkeer van De Quay - zouden doen vermoeden.

Een cynicus heeft op een vraag over de kabinetscrisis het volgende ***

antwoord gegeven: "Waarom zou je een verstandige minister- president nemen, als je een domme hebt?"

Waarschijnlijk zit er in deze redenering meer waarheid dan men op het eerste gezicht zou zeggen.

Een vaststaand feit is immers, dat nog nooit tevoren het grote ka- -pitaal op zo een gemakkelijke wijze zijn eigen politiek kon doorvoe-

ren, met de ministers slaafs achter zich aanhollend.

Men zal zich herinneren, dat destijds Philips al begonnen was met het doorvoeren van de "vrijere loonpolitiek", voordat Rooivink daar- voor nog de richtlijnen had verstrekt.

49

(4)

,, '

''

Men bedenke verder, dat tot nu toe geen enkele strafrechtelijke vervolging is ingesteld tegen de Unilever, hoewel die bij het verstrek- ken van jeuk-Planta zoveel wetsartikelen heeft geschonden, dat een leek ze terug kan vinden.

De grote olie-maatschappijen, die krankzinnige winsten maken, hebben hun prijzen kunnen verhogen zonder dat de prijsbeherende Pous er een vinger naar uitstak.

De grote monopolies leven, zoals onze lieve heer het volgens zeg- gen in Frankrijk doet. Ze gaan hun gang en niemand - behalve sta- kende arbeiders - legt ze een strobreed in de weg.

Zij

hebben er geen bezwaar tegen dat in Den Haag een incompe- tente regering zetelt.

***

Hetzelfde geldt voor de buitenlandse machten, aan wier leiband de Nederlandse staat wandelt.

Geen regering heeft ooit zo openlijk geprezen wat de Amerikanen en Duitsers wezen. En dat wil wat zeggen, als men zich het Drees- regiem herinnert.

Drees sprak tenminste naar buiten-uit nog over vermindering van bewapening, al was het dan slechts bij het vallen van zijn regeringen of in verkiezingsredevoeringen.

Het huidige bewind denkt daar niet eens aan. Dat is begonnen met de bewapening te verhogen, en het kondigt nu reeds aan, dat het nog wel verder zal gaan.

Drees liet nog twijfel bestaan over de raketbewapening van Neder- land - al bereidde hij die in het geheim voor. De huidige regering roemt die raketbewapening als de hoogste wijsheid en stopt het land bovendien vol met atoomwapens.

Ze slikt de Starfightersof die de Amerikanen haar bezorgd hebben onbekommerd weg, rekenende op de draagkracht der belastingbeta- lers, en speldt de Duitse minister van Oorlog, oud-SS-er Strauss, de orde van Oranje Nassau op de borst.

Kortom, ook de militaristische bazen van over de grens en overzee kunnen zich wèl vinden bij de karakterloosheid van de regering-De Quay. Er is geen bewind in Europa, waaraan ze zo'n zacht eitje heb- ben als aan het onze.

***

Kunnen dus de grote monopolies en de buitenlandse overheer- sers lezen en schrijven met de regering-De Quay, tezelfdertijd is zij als compromis tussen de verschillende regeringspartijen een moeizaam tot stand gebracht product. Een zo moeizaam compromis, dat er in die kringen de grootste aarzeling bestaat om het gevonden evenwicht te verstoren.

Er is wel aangedrongen op wijziging van de regering, op basis van dezelfde politieke samenwerking. De Nieuwe Rotterdamse Courant, spreekbuis van het Rotterdamse kapitaal, heeft met veel nadruk voor een dergelijke reorganisatie gepleit.

Iets dergelijks stond ook duidelijk de anti-revolutionairen en chris-

50

(5)

telijk-historischen voor de geest. Het voor dit keer hechte liberaal- katholieke front verzette zich hiertegen echter met kracht.

Vanwaar hun aanhankelijkheid aan De Quay c.s.?

Een van de regeringsbladen, Het Handelsblad, heeft geschreven dat, als men het tot een echte kabinetscrisis had laten komen, deze wel eens elf maanden inplaats van elf dagen had kunnen duren.

Een duidelijker aanduiding van de diepte der latente crisis in regering en burgerlijke partijen kan men zich nauwelijks indenken.

Immers, bij een "echte" kabinetscrisis zouden samenstelling en vooral program van de nieuw te vormen regering ter sprake moeten komen.

Daarbij zouden de grote geschillen moeten worden opgelost, die er bestaan over alle belangrijke vraagstukken.

Over de overheersende rol van de KVP zowel als over de reclame- televisie, over de belastingen zowel als over de Mammoetwet, over de loonpolitiek, over de vraagstukken van de oorlogsbegroting en de atoom-bewapening.

Het gevaar zou bestaan, dat een dergelijke crisis uit zou lopen op kamerontbinding en nieuwe verkiezingen - iets wat in ieder geval de KVP en de VVD pas in de allerlaatste plaats zouden wensen. Een KVP zonder leider (Romme schijnt voor lange tijd, zoal niet voor altijd, uitgeschakeld als zodanig) en een VVD met een aantal bij- zonder onpopulaire ministers die niet één verkiezingsbelofte hebhen vervuld - geen van beide zou thans graag nieuwe verkiezingen ingaan.

***

Maar daar komt iets bij, dat voor de betrokkenen van nog groter belang is.

Een langdurige kabinetscrisis zou onverbiddelijk de crisis

binnen

elk der burgerlijke partijen openbaren.

Zelfs in de korte spanne tijds van de huidige haast-crisis is zulks al gebeurd, het hevigst bij de anti-revolutionairen.

baar bleek een diepe kloof te bestaan tussen de ministers Zijlstra en Van Aartsen aan de ene kant en de Tweede Kamerfractie aan de andere zijde. Maar het is niet onbekend, dat binnen deze fractie zelf ook weer de grootste meningsverschillen heersen. Zulks bleek wel uit het optreden van het, dezer dagen verongelukte, Kamerlid Hazen- bosch, toen die met een radiorede trachtte de lijm op te lossen, wel- ke De Gaay Fortman zo rijkelijk in de AR aan het rondsmeren was.

Eerder al hadden vragen van Hazenbosch over de zaak Kistemaker en onthullingen in "Trouw" over de atoomopslag in Nederland ge- duid op diepgaande meningsverschillen over belangrijke internatio- nale zaken in deze kring.

De geschillen binnen de VVD zijn door de rebellie van de Eerste

Kamerfractie van die partij inmiddels wel zo algemeen bekend, dat

wij daar nauwelijks nog bij behoeven stil te staan. Ook bij de Chris-

telijk Historischen, van nature reeds een samenraapseltje, heeft men

soortgelijke verschijnselen waargenomen en in de KVP is, nu de baas

51

(6)

afwezig is, nog slechts het wachten op een aanleiding om de zaak te doen uiteenspatten.

***

Qpvallend is, dat soortgelijke diepgaande meningsverschillen zich ook binnen de Partij van de Arbeid voordoen.

Hoewel zorgvuldig gepoogd wordt het te verbergen, heeft het bui- ten de regering plaatsen van de partij geleid tot versnelde ontbin- dingsverschijnselen. Tal van leidende figuren beginnen een goed heen- komen te zoeken.

De meest bekende is Hofstra, die in alle openlijkheid naar het grootkapitaal is gedeserteerd (Verolme).

Men staat er minder bij stil, dat twee van zijn mede-lijstaanvoer- . ders bij de laatste verkiezingen eveneens reeds elders hun bezigheden

hebben gezocht: Samkalden en Vondeling, die beiden hoogleraar zijn geworden.

Reeds eerder was als algemeen secretaris de "manager" Berger aangetrokken, met de klaarblijkelijke bedoeling om intern orde op zaken te stellen en de club bijeen te houden. Veel succes schijnt de heer Berger daarbij niet te hebben gehad.

Dat deze ontbinding haar politieke oorzaken heeft, daarvan legt tegenwoordig "Het Parool" een schier dagelijks getuigenis af.

Dit blad (met twee fractieleden van de PvdA onder zijn redacteu- ren) is onlangs een heftige aanval begonnen op het heilige radio- huisje van mr Burgers VARA, daarbij gedreven door de belangen van de commerciële televisie-maatschappij van Philips c.s. Van de ter- men die mr Burger en Het Parool elkaar daarbij naar het hoofd geslin- gerd hebben, lusten zelfs de hongerigste honden geen hapje brood.

Opmerkelijk is in deze scheldwoordenwisseling, dat Het Parool daar- bij de positie van Burger als fractieleider van de PvdA in het geding heeft gebracht.

Tezelfdertijd heeft het blad ook een aanval geopend op de leiding van het NVV, met als voorwendsel het verstrekken van een lening aan het Belgische vakverbond. Roemers heeft bij deze gelegenheid opgemerkt, dat "Het Parool er blijkbaar de laatste tijd behoefte aan heeft als zedemeester van het NVV op te treden".

Deze verschillen van mening traden ook tijdens de kortstondige kabinetscrisis aan het licht.

Het Parool pleitte zonder meer voor terugkeer van de regering De Quay.

De thans als PvdA-voorzitter optredende ir Vos stond op het standpunt: "handen in de zakken en gezellig toekijken".

Maar Burger verweet de informateur, De Gaay Fortman, dat deze bij zijn besprekingen niet de PvdA had betrokken. Hij was dus blijk- baar voorstander van terugkeer van de PvdA in de regering.

Terwijl Het Parool er blijkbaar alle belang bij heeft dat De Quay

en Cals tijdens hun zittingsperiode nog zulke zaakjes als de commer-

ciële televisie afwerken, vreest Burger enerzijds dat nog meer van

zijn kopstukken de plaat poetsen naar het particuliere kapitaal,

terwijl hij en de zijnen anderzijds benauwd zijn voor de, reeds snel

52

(7)

toegenomen en onder Belgische invloed nog versnelde, radicalisering van de arbeiders in het NVV.

***

Crisis en tegenstellingen dus over de hele linie.

Tegenstellingen over allerlei zaken waarbij de duiten een rol spelen, hebben wij hierboven reeds aangeduid.

~aar

op de achtergrond spoken somberder zaken.

Economisch weet de bourgeoisie volstrekt niet waar ze aan toe is.

De pessimistische klanken die men laat horen hebben natuurlijk als directe aanleiding de wens, de looneisen van de arbeidersklasse tegen te gaan.

~aar

op langere termijn is er toch ook een grote onzeker- heid waar te nemen ten aanzien van het verloop der conjunctuur.

Een grote rol speelt bij dit alles de crisis in het Atlantische kamp.

Amerika begint zijn financiële hulp te beperken, hetgeen belang- rijke repercussies heeft in de industriële en geldwereld van West- Europa.

Noch de tegenstellingen tussen Engeland en zijn Westeuropese vastelands-bondgenoten zijn de laatste tijd verminderd, noch ook die tussen Frankrijk en de overige NAVO-landen. Het "hecht doortim- merd, op gemeenschappelijke vrijheidsliefde gebaseerde" verbond der imperialisten is langzaam maar zeker omgezet in een kamp-arena, waarin het publiek op de eerste rij zit.

In deze mallemolen graaien de monopolies wat er te graaien valt en tobt de bourgeoisie verblind rond, zoekend naar een uitweg.

Zou men onder deze omstandigheden werkelijk naar een uitweg zijn gaan zoeken, dan zou het Handelsblad wel eens gelijk hebben kunnen krijgen: "Gezien de politieke constellatie zou een crisis van elf maanden stellig tot de denkbare mogelijkheden hebben behoord".

Dat heeft men niet gewild.

De Quay zit er weer.

~aar

de werkelijke crisis, die van de kapitalistische politiek, duurt onverminderd - en zelfs in heviger mate - voort.

~.

BAKKER

53

(8)

! . ! , I

1,1 I'!

POSITIE DER WETENSCHAPPEN

IN NEDER.LAND~

Op

17 dec. jl. heeft

op

de redactie vanPen C ter inleiding van een nader onderzoek een discussie plaatsgevonden over de

po-

sitie van de wetenschappen en van de beoefenaars der weten- schappen in Nederland.

Aan de bijeenkomst namen wetenschappelijke werkers en een reeks studerenden deel.

Hieronder volgt de (enigszins verkorte en met enkele recen- te gegevens aangevulde) inleiding, die

op

deze bijeenkomst door

F.

Baruch werd gehouden.

Redactie Pen C.

Jn de Volkskrant van 1 okt. 1960 stond een boekbespreking afge- drukt, waarin een Duitse schrijver werd aangekondigd met de ver- bazingwekkende mededeling, dat hij, Günther Schwab, de "gevaren van de vooruitgang" had "ontmaskerd" en een "roekeloos spel van de wetenschap" met de natuur aan het licht had gebracht. De schrij- ver voert in zijn boek een "duivel" ten tonele en laat hem zeggen: "Ik moedig de verhoging van de levensstandaard aan en breng de massa de volmaakt logische gedachte bij, dat, dankzij de verworvenheden van de techniek en het betere inzicht in de sociale wetgeving, eens een stukje paradijs op aarde kan worden gesticht".

Volgens deze schrijver zijn de mensen "allang" vergeten, "dat ge- luk en tevredenheid alleen door grotere bescheidenheid te bereiken zijn", een wijsheid uit de vorige eeuw, die alleen nog overtroffen wordt door het vonnis, dat hij uitspreekt over de futiliteit van de pogingen der wetenschap, de rijkdommen van de natuur voor de mensheid te ontsluiten: " De grootste rijkdom bestaat in de armoede aan behoefte"!

Dat de man deze middeleeuwse onzin schrijft, is één zaak. Maar dat hij in Nederland gedrukt en aangeprezen wordt, kenmerkt de werkelijke positie die de politieke machthebbers jegens de weten- schap innemen.

De man kan zijn mening, waar niemand om verlegen zit, trouwens slechts aan het publiek verkopen, omdat de bodem reeds lang rijp is gemaakt door de "cultuurpessimisten" van deze eeuw, - meestal terloops ook nog wegbereiders van de uiterste reactie tot aan het fascisme toe - die op hun beurt niets anders dan producten van de verwording van het imperialisme zijn.

NEERGAANDE SPIRAAL?

_Hoewel men auteurs als prof. F. Polak niet op één lijn mag stellen met de helden van De Volkskrant, blijft het toch een feit dat zij verwante ideeën uiten. Zo heeft de Rotterdamse hoogleraar bv.

54

(9)

gezegd: "De gemechaniseerde en gemassificeerde, gematerialiseerde cultuur stuwt in een vicieuse cirkelgang de techniek en de technici zelf nog verder op deze weg (van de "gemassificeerde cultuur") en lokt door haar onstilbare vraag nieuw aanbod uit in een eindeloze cirkelgang of wellicht in een steeds neergaande spiraal". Hetzelfde idee van de "onzin van de vooruitgang" en de dreigende ondergang als gevolg van de veroveringen der wetenschappen wordt hier in an- dere woorden tot uiting gebracht.

Zij komt ook tot uiting in de gedachte, die men elders hoort en die luidt: wat heeft de vooruitgang van de wetenschap ons anders ge- bracht dan een situatie waarin wij geconfronteerd worden met de

"totale ondergang" als gevolg van de ontwikkeling der atoomweten- schap!

De burgerlijke ideologen hebben zich altijd onderscheiden door de luidruchtigheid, waarmee zij oppervlakte-verschijnselen als de drijf- krachten der geschiedenis aanprezen. Waarom zouden de atoomge- leerden - uitgezonderd natuurlijk figuren als prof. Kistemaker, die zich bewust in dienst van de oorlogsvoorbereiding stellen - enig schuldbewustzijn koesteren, terwijl de werkelijke oorzaak van de spanning in de wereld niet hun prestaties, maar het misbruik, dat het stelsel van hun prestaties maakt, - de pervertering en verval- sing van hun werk ten bate van imperialistische doeleinden is.

NEUTRALE, WISKUNDIGE ECONOMIE

Oe maatschappij-wetenschappen zoals economie, sociologie, geschie- denis, enz. moet men natuurlijk anders bekijken. Zij zijn altijd klasse-wetenschap en vormen noodzakelijkerwijs een aanhangsel van het heersende stelsel in de klassenmaatschappij, dat er toe dient de ideologie van de heersende klasse hoog te houden en haar de "gees- telijke" instrumenten voor de verdediging van het stelsel te leveren.

Dit geldt echter niet voor de maatschappijwetenschappen onder het socialisme, om de eenvoudige en doorslaggevende reden dat zij bij hun onderzoek uitgaan van de objectieve wetmatigheden en in deze zin berust de beoefening der maatschappijwetenschappen daar op een werkelijk wetenschappelijke basis, terwijl zij bij ons ontbreekt, voor- zover de onderzoekers zich niet op die objectieve wetmatigheden oriënteren.

Dit houdt dus ook in, dat afzonderlijke beoefenaars der maatschap- pijwetenschappen in bepaald opzicht een vooruitstrevende rol kun- nen spelen, nl. voorzover zij bij hun detailstudies objectieve wetma- tigheden onderzoeken en daarop steunend, nieuwe verschijnselen be- lichten.

De heersende richtingen echter, en dit is de hoofdzaak, zijn ver- knocht aan het stelsel en - kenmerkend voor de moderne ontwikke- ling - zij ontlenen hun "geestelijke voedsel" in toenemende mate aan publicaties uit Amerika.

Dit geldt in het bijzonder voor de sociologie en de economie, twee

takken wier onwetenschappelijk karakter steeds duidelijker wordt,

55

(10)

naar mate zij hun inspanningen versterken om het monopolisme goed te praten.

Het onwetenschappelijke karakter van de heersende richtingen in de economie bv. staat in omgekeerde verhouding tot de hoeveelheid wiskundige formules, die de studenten op de economische hogescho- len moeten verwerken. Juist het feit, dat sommigen zeggen: "wis- kundige formules zijn ideologisch neutraal" (hetgeen op zichzelf ge- zien volkomen juist kan zijn) kan anderen ertoe verleiden te geloven, dat de aldus aangeklede economie eveneens "ideologisch neutraal" is.

Maar dat is volstrekt in tegenstelling met de werkelijkheid en vooral met de koude-oorlog -geest die op onze economische instituten ge- kweekt wordt.

PRESSlEG ROEPEN

De algemene opinie is, dat het gehele wetenschappelijke onderzoek - vooral op het gebied van de natuurkunde en de medicijnen - in een onduldbare toestand verkeert.

Als men vraagt naar de oorzaken, dan antwoordt de Nieuwe Rott.

Courant: "Het ligt ... niet zozeer aan gebrek aan goede wil bij minis- ter Cals en zijn ministerie, maar aan een algemeen gebrek in Neder- land aan besef van de waarde van wetenschappelijk onderzoek" (16 nov. 1960).

Dit is natuurlijk een onaanvaardbare verontschuldiging. Alsof min.

Cals zich ooit iets zou hebben aangetrokken van wat de gewone man wil of niet wil.

Daarentegen heeft prof. dr. Keuning te Groningen geen blad voor zijn mond genomen, toen hij het blad enkele dagen later antwoordde:

"De belangrijkste oorzaak van de noodtoestand is het feitelijk ont- breken van een regeringsbeleid ten aanzien van de wetenschapsbe- oefening ".

Hij wijst er dan op, dat de minister de laatste jaren enige druk heeft uitgeoefend, om de opleiding van natuurkundigen, chemici, artsen en tandartsen' te veranderen en vervolgt:

"Dat dit klaarblijkelijk geschiedt onder invloed van pressiegroepen, zoals het bedrijfsleven en de organen van de volksgezondheid, is ook nog tot daaraan toe. Het is immers niet verbazingwekkend, dat be- drijfsleven en volksgezondheid weinig begrip hebben voor een onaf- hankelijke wetenschappelijke taak van de universiteit ... Erger is, dat deze invloed blijkbaar zodanig is, dat ook voor de minister van Onderwijs het directe maatschappelijke rendement van de universi- teit hoofdbelang schijnt te worden .

. . . Teveel lijken de politieke mogelijkheden zelf het uitgangspunt van het beleid te zijn, dat dan nauwelijks meer die naam verdient"

( 22 nov. 1960).

Wat echter moet men onder het "directe maatschappelijke rende-

ment" verstaan? Klaarblijkelijk in de eerste plaats de winstbelangen

van de ondernemers en "verbazingwekkend" is hun wanbegrip voor de

betekenis van zuiver wetenschappelijk onderzoek geenszins. Want

56

(11)

voor hen gaat het in de eerste plaats om het "rendement", dat het hoger onderwijs voor hén dient op te leveren.

ALARMERENDE TOESTAND

Oe Nieuwe RoU. Courant is het op één punt met prof. Keuning eens, nl. dat de toestand "alarmerend" is.

Het blad verklaart:

"De situatie is echter alarmerend. Het is op het ogenblik zo, dat Nederland genoegen moet nemen met hoogleraren en docenten die slechts een deel van hun tijd ter beschikking kunnen stellen aan on- derwijs en wetenschapsbeoefening. Een belangrijke oorzaak is, dat de meesten zich om den brode genoodzaakt zien, nevenfuncties te vervullen. Wij spreken dan nog niet eens over de velen, die om finan- ciële reden niet een benoeming aan een universiteit aanvaarden, zodat deze genoegen moet nemen met een tweede, ;ja dikwijls derde, vierde of vijfde keus ... "

Goede academici zijn "niet beschikbaar" voor de universiteit of ze aanvaarden nevenfuncties!

Deze uiteenzettingen spreken zo vc,or zich zelf, dat zij geen verder commentaar behoeven.

Zij staan in schril contrast tol de toestand in de landen van het socialisme. In de Sowjet-Unie bv. is een omgekeerde verhouding merk- baar en een wetenschappelijke loopbaan aan de universiteiten en in- stituten van de Academieën is zozeer in trek, dat men (tot voor kort althans) veel klachten van directeuren der ondernemingen hoorde, omdat zij naar hun oordeel een te gering aandeel der afgestudeerden in hun bedrijf konden halen.

De situatie in ons land onderscheidt zich overigens niet wezenlijk van de toestand in de grote kapitalistische landen.

DE SITUATIE IN ENGELAND

Q1ver Amerika is al zo vaak gesproken, dat we hier liever een stem uit Engeland aanhalen.

Dr. Brian Hayes berichtte onlangs in "Marxism Today", dat En- geland per jaar tegenwoordig 300 miljoen pond sterling (ruim drie miljard gulden) uitgeeft voor wetenschappelijk onderzoek en indus- triële ontwikkeling. Van dit bedrag is 75 pct afkomstig van de rege- ring. Dit ziet er op het eerste gezicht niet zo slecht uit.

Maar, zo bericht hij verder: de helft van de overheidsuitgaven gaat in de vorm van onderzoek-contracten naar de industrie "en deze zijn geconcentreerd op de verdedigings-industrieën".

Volgens zijn berekeningen wordt van het totale bedrag van drie mil- jard gulden twee derde voor oorlogs-doeleinden uitgegeven.

In Amerika zijn de verhoudingen echter nog veel ongunstiger.

De toestand in Engeland wordt verder geïllustreerd door de vol- gende cijfers: in 1956 waren er in Engeland 142.000 gekwalificeerde

57

(12)

wetenschapsmensen en ingenieurs. Daarvan was de helft in dienst van de industrie, 11.000 stonden in regeringsdienst en slechts 9.000 werkten aan universiteiten. (De rest was kennelijk in zgn. vrije be- roepen werkzaam).

De bekende deskundige dr. S. Lilley heeft verder becijferd, dat niet minder dan 4.900 geleerden onderzoekwerk ten behoeve van het mi- nisterie van Oorlog verrichten en dat een even groot aantal voor het- zelfde doel in dienst van de particuliere industrie is.

Hij heeft ook berekend, dat een jaarlijkse groei van de industriële productie met 4 pct de jaarlijkse aflevering van 20.000 academisch gevormden vereist, terwijl tegenwoordig slechts 12.000 afgestudeer- den per jaar de inrichtingen van hoger onderwijs verlaten.

MONOPOLIES BEHEERSEN WETENSCHAP

Jn Nederland is de toestand niet anders, maar misschien wel duide- lijker. Duidelijker, hoewel vele beslissende feiten angstvallig ge- heim worden gehouden.

Om te beginnen constaleren wij, dat de totale uitgaven van het Rijk voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in 1960 op 215 miljoen gulden vastgesleid waren. Hiervan kregen de rijks-uni- versiteiten Leiden en Utrecht resp. 33 en 32 miljoen gulden. De rijks- subsidie voor de gemeentelijke universiteit te Amsterdam bedroeg 13,3 miljoen gulden.

Voor wetenschappelijke instituten gaf het Rijk in het afgelopen jaar 57 miljoen gulden uit.

Daar staat één kenmerkend cijfer tegenover: De Koninklijke Olie/

Shell besteedde in het jaar 1959 voor wetenschappelijk onderzoek 200 miljoen gulden. Dit komt dus overeen met bijna de gehele rijks- begroting-1960 voor hoger onderwijs en met bijna een viervoud van hetgeen het Rijk in dat jaar aan wetenschappelijk onderzoek besteed- de.

Het is echter duidelijk, dat de Koninklijke/Shell een belangrijk deel van de 200 miljoen gulden in haar buitenlandse laboratoria uitgaf.

Maar als men nu bedenkt, dat ook de andere monopolistische onder- nemingen - Unilever, Philips, de AKU, de Hoogovens, de Zoutindu- strie en de Staatsmijnen - over uitgebreide en modern uitgeruste wetenschappelijke onderzoek-centra beschikken, dan krijgt men zo ongeveer een idee van de verhoudingen.

Het zal zeker niet overdreven zijn te stellen, dat zij tezamen jaar- lijks 800 miljoen gulden aan wetenschappelijk onderzoek besteden, of ca. het viervoudige van de totale uitgaven voor hoger onderwijs van het Rtjk. Hierbij zijn dan de bedragen niet inbegrepen, die andere grote ondernemingen (zoals Organon-Oss, Brocapharm, de textiel- industrie, de Ver. Machinefabrieken en andere metaalbedrijven, de voedsel-industrie enz.) voor wetenschappelijk onderzoek uitgeven.

De verhouding wordt nog ongunstiger, als men bedenkt, dat slechts één vierde van de totale Rijks-uitgaven aan wetenschappelijke insti- tuten ten goede komt.

58

(13)

Een andere aanwijzing van de mate waarin de wetenschap in dienst van de grote ondernemingen staat, krijgt men uit een beschouwing van de Delftse hoogleraar dr ir

J.

Vlugter in Ec.-Statistische Be- richten van 15 juni 1960. Hij verklaart, dat de chemische industrie gemiddeld 5 pct van haar omzet aan research besteedt. Aangezien de totale omzet van de chemische industrie in 1959 dertien miljard gulden bedroeg, zou zij alleen in dat jaar dus 650 miljoen gulden voor wetenschappelijke doeleinden hebben uitgegeven. Deze ene bedrijfs- tak geeft dus ruim het drievoudige voor research uit van wat het Rijk voor het hele hoger onderwijs besteedt.

SCHRIKBARENDE VERHOUDINGEN

Qver de onderzoekprogramma's van de grote ondernemingen is wei- nig bekend. Hoeveel voor onderzoek ten behoeve van de militaire orders wordt uitgegeven, is een staatsgeheim.

De invloed van de grote concerns op het onderwijs- en onderzoek- program van de universiteiten en wetenschappelijke instellingen van de overheid is zeer groot, maar dient afzonderlijk onderzocht te wor- den.

De verslagen van het ministerie over de wetenschappelijke pro- gramma's bieden hierbij weinig hulp. Zij zijn trouwens verouderd als zij verschijnen (pas pnlangs verscheen bv. het verslag over het jaar 1956).

Aan de andere kant zijn er enkele schaarse gegevens over de ver- houdingen ten aanzien van het personeel.

Aangenomen mag worden, dat Philips relatief niet alleen de groot- ste bedragen voor wetenschappelijk onderzoek uitgeeft, maar ook verhoudingsgewijs de grootste wetenschappelijke staf in dienst heeft.

De wetenschappelijke organisatie van het concern is ondergebracht onder een oparte directie, bestaande uit vier hoogleraren, acht na- tuurkundigen en vier ingenieurs, die allen zeker tot de topgeleerden in hun vak behoren.

De tegenwoordige omvang van het wetenschappelijke personeel is niet bekend. In 1950 waren het 600 academisch gevormden, zodat tegenwoordig het aantal misschien wel verdubbeld zal zijn. In Eind- hoven is een nieuw centraal laboratorium-gebouw neergezet, dat plaats biedt aan honderden onderzoekers.

De Kon./Shell beschikt over 16 laboratoria, waar in 1959 niet min- der dan 5.500 personen werkzaam waren. Als men rekening houdt met de omstandigheid, dat de meerderheid hiervan afgestudeerden van middelbaar technische scholen, gespecialiseerde arbeiders, labo- rantes en administratief personeel zijn, dan brengt ons een voorzich- tige schatting op 1500 academisch gevormden in dienst van deze Shell-instituten. (Prof. Vlugter bericht in de reeds aangehaalde be- schouwing, dat in de chemische industrie als geheel 2000 academici werkzaam zijn).

Tegenover de gegevens voor Kon./Shell en Philips staan de cijfers

59

(14)

over het wetenschappelijke pet·soneel in dienst van het rijk en de bij- zondere hogescholen.

Het totaalcijfer voor 1956 was 2229 en voor 1959 - 2958, vakken als theologie, rechtsgeleerdheid en letteren inbegrepen.

De wetenschappelijke staf voor de natuurkunde-vakken bestond in 1959 uit 617 en bij de technische vakken uit 439, samen dus uit 1056 personen. Daar staat dan tegenover, dat de twee grote mono- polies alleen naar schatting 2500 academisch gevormden in dienst hebben. In werkelijkheid is de toestand echter nog ongunstiger, door- dat: 1. een groot deel van de taak der docenten en hoofdassistenten in het les geven bestaat, 2. een deel van hun tijd gevuld is met werk- zaamheden die niet in verband staan met hun eigen taak en wel met de belangen van de grote ondernemers, en 3. de overheids-instellin- gen tevreden moeten zijn mel de tweede, derde of vierde keus, zoals de NRC. heeft geconstateerd.

Daarbij komt dan tenslotte, dat zowel de beschikbare financiën als de technische hulpmiddelen van de monopolies onvergelijkelijk veel groter zijn dan die van de overheids-instellingen.

VERKWISTING VAN INTELLIGENTIE

zoals gezegd, is over de W<;lenschappelijke programma's van de mo- nopolies nauwelijks iets bekend. In de jaarverslagen wordt hier- over slechts losgelaten, wat men nuttig acht voor het aanzien der ondernemingen naar buiten. Derhalve valt ook de omvang van de verkwisting aan middelen en wetenschappelijk personeel voor doel- einden, die geen enkele wetenschappelijke betekenis hebben en uit- sluitend tot verhoging van de winsten dienen, niet te schatten. Met nadruk dient gestelel te worden, dat een groot deel van het weten- schappelijke apparaat in particuliere handen gebruikt wordt voor de ontwikkeling van nieuwe goederen, die economisch gesproken geheel overbodig zijn en die uitsluitend geproduceerd worden terwille van het verkoopprogram van de grote ondernemingen. (Hiertoe behoren een groot deel van de pharmaceutische producten, het overbodige grote aantal synthetische wasmiddelen, snufjes bij radio-toestellen, auto's en motorrijwielen, een belangrijk deel van de gefabriceerde voeding smiddelen "op wetenschappelijke basis", de overbodig grote variatie in kunstvezels cm -stoffen, enz. enz.)

De keerzijde van deze onlwikkeling is niet alleen het gebrek aan middelen voor de overheidsinstellingen van wetenschappelijk onder- zoek (uitgezonderd die, welke op militaire zaken betrekking hebben), maar ook het tekort aan wetenschappelijke medewerkers. Het is bv.

bekend, dat er in ons land maar heel weinig "programmateurs" (in- genieurs met een speciale wiskundige kennis) worden opgeleid voor het verwel'l<en van de problemen, die men door electronische reken- apparaten wil laten oplossen. En de weinige specialisten die dit vak kiezen worden weggekocht door particuliere ondernemingen.

Dit is alleen maar een bevestiging van hetgeen de NRC in het al- gemeen geconstateerd heeft.

60

(15)

ACHTERSTAND GROEIT

Daarbij komt, dat het totale aantal afgestudeerden in geen verhou- ding staat tot de wetenschappelijke behoeften.

Vergelijkt men deze situatie met de stand van zaken in de Sowjet- Unie, dan krijgt men het volgende beeld:

In 1958 studeerden in ons land af 2795 personen. In de Sowjet-Unie was het overeenkomstige cijfer rond 250.000. Dit betekent, dat daar naar verhouding bijna vijf keer zoveel personen afstudeerden dan bij ons. Voor Engeland is het verhoudingscijfer ongeveer vier.

Nog st"erker blijkt het verschil, wanneer men de cijfPrs op het ge- bied van natuurkunde en techniek met elkaar vergelijkt. Ook het tempo van de ontwikkeling verandert niets in deze verhoudingen.

Volgens het zeven-jaren-plan zullen de technische hogescholen nog voor 1965 per jaar 120.000 ingenieurs afleveren.

In 1958 studeerden aan de technische hogescholen bij ons 492 per- sonen af en het jaar daarvoor 477. Om de verhoudingen in de Sowjet- Unie in te halen zouden in ons land in 1965 ongeveer 6000 studenten met hun ingenieurs-examen klaar moeten komen, waar natuurlijk geen kijk op is.

Prof. Vlugter verklaart dan ook in Econ. Statistische Berichten:

"Gevreesd moet worden dat de uitbreiding van het (technisch) hoger onderwijs veel langzamer zal verlopen dan men op grond van de snelle industriële groei gewenst achL".

HOGER ONDERWIJS VOOR .,HOGERE MILIEUS"

De situatie wordt er ook niet beter op, als men naar de sociale her- komst van de studenten kijkt. Volgens de laatste gegevens be- droeg het aantal studerenden afkomstig uit wat het Centraal Bu- reau voor Statistiek beeldend omschrijft met het "hogere milieu", in het vorige jaar 49 pct van het totale aantal.

Bovendien neemt het aantal studenten uit de kring der onderne- mers en leidende staatsambtenaren toe, want het overeenkomstige cijfer voor 1954-55 was 47 pct. Daarentegen is het aandeel der stu- denten uit het "middelbare milieu" overeenkomstig gedaald, terwijl het aantal studerenden uit het "lagere milieu" (arbeiders, kleine kantoorbedienden en kleine middenstand) van 7 op 8 pct steeg.

(Dr. Lilley vermeldt voor Engeland soortgelijke cijfers.)

Het grootste aandeel studenten uit de kring der ondernemers vindt men in de juridische faculteiten (72 pct van het totaal). Dat zijn de toekomstige directeuren en fabriekseigenaars.

De cijfers wijzen uit, dat op de universiteiten en technische hoge- scholen in principe niets is veranderd: het hoger onderwijs blijft voornamelijk een aangelegenheid van de kleine bovenlaag der bezit- ters.

Wel is er een toenemende differentiatie ten aanzien van de studen- ten uit de arbeiders- en kleine-middenstands-kringen merkbaar:

6]

(16)

het aantal dezer jongeren, dat rechtswetenschap studeert, ligt ver beneden het gemiddelde (nl. op 2 pct), maar in de technische we- tenschappen en de economie ligt het iets boven het gemiddelde van

8

pct.

CONCLUSIES

Uit

het voorgaande kunncm de volgende conclusies worden getrok- ken:

1. De directe invloed van de monopolies en andere grote onderne- mingen op de wetenschap is veel groter dan men tot dusver kon ver- moeden.

2. De "vrije wetenschap" wordt onder het monopolisme een nog grotere fictie dan zij vroeger reeds was.

3. De staat speelt bij het bevorderen van de exacte en technische wetenschappen een steeds ondergeschikter rol.

4. De bevordering van fundamenteel onderzoek raakt achterop ten bate van de directe winstbelangen der monopolies. De toenemende schaarste aan wetenschappelijk personeel in de overheidsinstellin- gen neemt (mede door de salarispolitiek van de regering) toe. De beste krachten, die tevens bi,i de opleiding van nieuwe kaders dienst zouden moeten doen, worden door de monopolies weggekocht.

5. Er vindt een toenemende verspilling aan kapitaal en intelligentie plaats ten bate van militaire doeleinden en economisch overbodig onderzoek.

6. Het aandeel van de werkende bevolking, in het bijzonder van de arbeidersklasse, in het hoger onderwijs is uitermate gering. Het klas- senkarakter van het hoger onderwijs is niet veranderd.

7. Naar de werkelijke omvang van de invloed der monopolies op de wetenschap en de beoefenaars der wetenschappen, naar hun invloed op de overheidsinstellingen van hoger onderwijs en de verspilling aan wetenschappelijk vermogen behoort een verder onderzoek ingesteld te worden.

F. BARUCH

62

(17)

l

Een reformistisch sprookje

In ons vorig nummer hebben wij

(~on

beschouwing over de

"welvaartsstaat" gepubliceerd, waarin voornamelijk enkele economische kanten van deze theorie werden belicht.

De schrijver van dit artikel houdt zich bezig met de staat- kundige en politieke aspecten van dit moderne sprookje.

Red.

P.

en

C.

l}Janneer er moeilijkheden dreigen hi.i het nam· bed brengen der kin- deren, putten vele ouders zich uit in het vertellen van sprook- jes, in de hoop het kroost zonder teveel misbaar onder de wol te krij-.

gen.

Andersen. Grimm en vele andere knappe

snrook.i~'sschrijvers

schre- ven boeken vol over droompaleizen waarin lieve koningen woonden, die sprookjeslanden regeerden.

Nee lezer, niet hun willen we in dit Drl.ikel onze aandacht schen- ken, hoe schoon hun werk ook geweest is tot steun van vele radeloze ouders.

We willen hier slechts memoreren, dat het qeslacht der sprookjes- schrijvers nog lang niet uitgestorven is en dat de n::J?:aten van Ander- sen en Grimm ook in onze tik1 nop actic:f doende ziin cle vruchten van hun fantasie wereldkundiÇJ te maken.

}{et onderwerp van de sprookies is vriiwel onveranderd. Het qaat noq steeds over droomwerelden. Maar er ziin ook een aantal ver- schillen. De belanqriikste daarvan ziin, dat zii de kapitalistische lan- den van vandaag als een sprookieswereld trachten voor te stellen;

verder, dat hun sprookjes bestemd zijn voor volwassenen en ... min- der onschuldig zijn. ·

De producenten ervan vinden we vePlvuldin onder de reformisten, zoals dr W. Banning, drs

J.

M. den Uvl en andere

vooraansta~mde

functionarissen van de PvdA.

De term die deze henm voor hun sprookjeswereld hebben gevon- den is de .. welvaartsstaat".

De belanariikste kenmerken van

deze

door hen uitqedachte .,wel- vaartsstaat" is, dat het kapitalisme vanzelf beziq is te verdwijnen, de staat boven de klassen staat, voorzover men eiqenliik noo van klas- sen kan spreken, en de belangen van al deze klassen dient, een soort neutrale scheidsrechter, die voor alle mensen zorat .,van de wieq tot het graf". Er ziin noq wel een paar dingen te verbeteren, maar met wat rechtzetten hier en iets bijschaven daar komt de zaak voor elkaar en we qaan vanzelf naar een soort .,democratisch socialisme", waarin het niet belangrijk meer is, in wiens handen zich de produc- tiemiddelen bevinden.

Klassenstrijd is niet meer noctin, want de kapitBlisten gaan zelf wel wat voor dit socialisme voelen, of, om in de termen van de refor- misten zelf te blijven, .,er is versterkina van sociaal bewustzijn bij de

!Piding van ondernemingen".

63

(18)

In het aprilnummer

1960

van het PvdA-maandblad

Socialisme en Democratie

lezen we in het artikel van dr W. Banning ,De welvaarts- staat is een feit': "de welvaart neemt zienderogen toe, en de overheid draagt daarbij háár deel van de verantwoordelijkheid, die vermoede- lijk eer zal toenemen dan afnemen".

De staat moeten we dus zien als een soort goede vader, die van al zijn kinderen evenveel houdt en zorgt dat iedereen aan zijn trek komt.

Drs

J.

M. den Uyl vindt de benaming "welvaartsstaat" nog niet he- lemaal om te gillen, omdat deze uitdrukking nog niet dàt eruit haalt, wat erin zit.

In hetzelfde nummer van "Socialisme en Democratie" somt hij een aantal buitenlandse sociaaldemocraten op, die ook al aan het zoeken zijn geweest naar de beste benaming van de hedendaagse staat en er allerlei roerende termen voor hebben gevonden, die alle één ding gemeen hebben, n.l. dat zi.i lwt ware karakter van de staat verhullen.

"De meeste opgang heeft nemaakt de term welvaartsstaat, de on- gelukkige vertaling van het EnrJelse woord "Welfare-state", de so- ciale voorzieningenstaat, de samenleving waarin de staat de verant- woordelijkheid 8anvaardt voor het welzijn der bevolking".

Met deze juichende woorden bozingt de PvdA-bestuurder Den Uyl de huidige kapitalistische staat.

Een realistische benadering van de hedendaagse maatschappij en de staat zoeken we teverqeds bij de leiders van de PvdA. Alles is ge- richt op de verdediging van het kapitalisme en de verdoezeling van de feiten. Dat is niet alleen het neval met de reformisten van vandaag.

Want de functie om in de rijon van de arbeidersklasse verwarring te zaaien over het wezen van h0L kapitalisme en de aard van de kapita- listische staat, is altijd toebedeeld geweest aan het reformisme.

Den Uyl vindt, dat er sinds de oorlog in het kapitalisme veel is veranderd en hi,i neemt stelling tegen het ,.dogmatisme". Maar was het niet de vader van het reformisme, Bernstein, die reeds aan het einde van de vorige c>euw ten strijde trok tegen het "dogmatis- me", waarmee hij toen bedoelde de revolutionaire theorieën van Marx? Toen sprak Bernstein zijn banvloek uit over de klassenstrijd, omdat die overbodig geworden zou zijn ,.in een streng democratische maatschappij, die naar de wil van de meerderheid wordt geregeerd".

Vandaag echter wordt de tijd waarin Bernstein leefde door Ban- ning genoemd " ... de periode van het schrijnend proletarische lijden van de kapitalistische uitbuitinçj''.

Het is duidelijk, in zijn tijd harl de reformist Bernstein dezelfde taak die zijn ÇJeestelijke nazaten, de huidige reformisten, in deze tijd hebben, het koste wat kost de arbeidersklasse ver van de strijd voor het socialisme te houden. De kapitalistische staat wordt voor dit doel omgetoverd in een "streng democratische staat" of nu "welvaarts- staat".

***

Er is inderdaad wel het een en ander veranderd in de loop van de geschiedenis van het kapitalisme.

In het economische leven heeft de vrije concurrentie plaats moeten

G4

(19)

maken voor de steeds grotere macht en heerschappij van enkele machtige monopolies, die naar de economische almacht streven. Maar daartoe beperkt zich het streven der monopolies niet, ook de staat moet aan hun belangen ondergeschikt gemaakt worden.

Zo doef reeds ver voor de Tweede Wereldoorlog het staatsmonopo- listische kapitalisme zijn intrede.

De Sowjet-econoom E. Varga zegt over het staatsmonopolistische kapitalisme: "Het wezen van het staatsmonopolistische kapitalisme ligt in de combinatie van krachten van de monopolies en die van de staat voor een tweeledig doel: Het behoud van het kapitalistische stelsel en de herverdeling van het nationale inkomen ten gunste van het monopoliekapitael door middel van de staat":

Ook in ons land zien we een zeer duidelijke verstrengeling van de monopolies met de staat. Vele. bekende figuren uit de wereld der monopolies staan op hoge posten in het staatsapparaat.

In het april-nummer 1960 van P. en C. vinden we uitvoerig mate- riaal over tal van hoge staatsfunctionarissen, die voortkomen uit de leidingen der grote monopolies als Shell, AKU, Philips en Unilever en ook over figuren die van het staatsapparaat overstapten naar de directies der monopolies. Ook vinden we personen uit de monopolie- wereld terug in de PvdA (om over andere partijen maar helemaal niet te spreken), zoals Patijn, v. d. Bergh en Van Rhijn.

Dat de herverdeling van het nationale inkomen ten gunste van de monopolies geschiedt, daarvoor staat een staatsapparaat, doordrenkt met figuren uit de monopoliewereld, borg.

De grote stroom der belastingen wordt opgebracht door de arbei- ders, boeren en de middenstanders, terwijl de grote ondernemers alle mogelijke belastingfaciliteiten genieten. Maar omgekeerd vloeit de grootste stroom uit de schatkist terug naar de monopolies door grote regeringsopdrachten. De bewapeningswedloop legt geen wind- eieren voor Philips, AKU, Shell, Unilever en de Hoogovens.

Tegen de arbeiders zegt de regering: je krijgt geen loonsverho- ging, want dan wordt de nationale economie in gevaar gebracht. Maar tegeli.fkertijd maken de monopolies de meest fabelachtige winsten op kosten van de ten top gevoerde arbeidsintensiteit der werkers en op kosten van de verbruikers in het algemeen, door het hooghouden van de prijzen.

Natuurlijk laten de PvdA-parlementsleden zo nu en dan wel eens een critisch geluid horen, vooral wanneer de strijdgeest onder de ar- beiders oplaait, maar dat alles is natuurlijk volkomen ongevaarlijk voor de monopolies, wanneer men de kracht van de arbeiders (zoals de vakbeweging) niet in de schaal werpt. Tegen het soort oppositie dat de PvdA-leiders voeren, hebben de monopolies geen enkel be- zwaar, omdat het voor hen volkomen ongevaarlijk is en voor de PvdA- leiders staat het wel aardig, wanneer zij zo nu en dan een "critisch geluid" laten horen.

Oppositie in het parlement heeft alleen zin, wanneer men toont, dat het ernst is, door ook de buitenparlementaire strijd te hanteren.

Wanneer men dat niet doet, dan bedriegt men het volk en poogt

65

(20)

men de illusie te wekken, dat strijd niel meer nodig en het parlement alleen zaligmakend is.

Maar de arbeiders zijn niet gemakkelijk meer te bedriegen, alle reformisten ten spijt hebben zij het afgelopen jaar het stakingswa- pen op een doeltreffende wijze weten te gebruiken. Zij hebben ge-

l~,

dat in eensgezinde strijd hun kracht ligt.

Ook andere delen van de bevolking hebben zwaar te lijden onder het staatsmonopolistische kapitalisme. De boerenbedrijven hebben de afgelopen jaren grote slagen gekregen door het ontbreken van voldoende overheidssteun en een gebrekkig garantieprijzen- en sub- sidiebeleid.

Het staatsmonopoli!':>tische kapitalisme vormt ook een ernstige be- dreiging voor de ontwikkeling van ons land.

We zouden de heren Den Uyl, Banning en anderen wel eens willen horen, of zij de politiek rond het vaststellen van de prijs van het aardgas in overeenstemming vinden met het belang van de ontwik- keling van ons land, of dat ook hier getoond wordt, dat het nationale belang opgeofferd wordt aan de winstzucht der monopolies. De mo- nopolies, die het aardgas exploiteren, en de regering houden de prijs van dit product hoog om supermonopoliewinsten te behalen. De ont- wikkeling speciaal van het noordelijke deel van ons land wordt hier- door ernstige schade toegebracht.

Want als de enorme voorraden aardgas goedkoop geleverd zouden worden, zou dit als een magneet werken op de industrie. Een groot- scheepse industrialisatie van het Noorden zou dan snel gerealiseerd kunnen worden, de kascultuur zou zich snel kunnen ontplooien. Bo- vendien zou met een brede industrialisatie van het Noorden de ha- ven van Delfzijl tot een belangrijk transportcentrum ontwikkeld kunnen worden.

Dat willen de monopolies niel, die willen winst en dit is bepalend voor de politiek van de staat. De politiek van de staat die op het be- lang van de grote internationale monopolies afgestemd is, is ook moordend voor de nationale bourgeoisie. Dit laatste werd aange- toond door het afsluiten van de Euromarktverdragen, die de monopo- lies een nog grotere macht geven en een nog betere gelegenheid bieden om hun economische positie te versterken. Dit laatste is vooral het geval met de Duitse monopolies, waarmee de Nederlandse nauw ver- bonden zijn.

De nationale ondernemingen en de landbouw ondervinden groot nadeel van de bevoordeling van de Duitse monopolies binnen de Eu- romarkt. In deze kringen bestaat dan ook een weerzin tegen de Euro- markt. De overeenkomst inzake de Euromarkt is een zaak tussen de grote internationale monopolies. Zij komt voort uit de verscherping van de algemene crisis van het kapitalisme, het uiteenvallen van het kolonialisme, grote marktproblemen als gevolg van het bestaan van een snelgroeiend, stabiel, socialistisch, economisch wereldstelsel, verscherpingen der tegenstellingen tussen arbeidersklasse en bour- geoisie, en aan de andere kant de internationalisering der economie en p1·oduktiekrachten.

66

(21)

Zij dient om de superwinsten der grote monopolies te garanderen en op te voeren.

Wetende, dat een oorlog tussen de imperialistische mogendheden in het gevecht om de markten, grondstoffen en invloedssferen voor haar beleggingen, het einde van het kapitalisme zal betekenen, trach- ten de monopolisten door middel van de zgn. "Europese integratie"

een oplossing te vinden voor hun vele problemen.

De Europese Economische Gemeenschap (EEG) is dus een vér- strekkende overeenkomst tussen de internationale monopolies, met regeringsdeelname.

Uit het feit, dat een regering van de bourgeoisie de taak op zich neemt, op zulk een grote schaal als met de Euromarktverdragen, overeenkomsten van monopolies te ondertekenen, blijkt de verdere verweving van staat en monopolies.

Het dienstbaar en ondergeschikt maken van de staat aan de mono- ***

polies roept vele tegenstellingen op die zich voortdurend ver- scherpen.

Daarom verschijnt met het staatsmonopolistische kapitalisme de politieke reactie op het toneel en heeft als doel de democratische verworvenheden, veroverd onder de burgerlijke democratie, te ver- nietigen.

In de dertiger jaren zagen we in een aantal landen als meest con- sequente vorm ervan het fascisme de kop opsteken, dat is de meest openlijke en brutale dictatuur van het monopolisme.

Door de nederlaag van het fascisme en zijn volledige compromit- tering tijdens de Tweede Wereldoorlog, de sterke opleving van demo- cratische tradities, waren de monopolies echter gedwongen hun die- Latuur een democratisch jasje aan te trekken.

Maar ook in deze gevallen, zoals we dat ook in ons land zien, wordt de democratie op alle mogelijke manieren geweld aangedaan.

Eén van de methoden om de democratie te ondermijnen is het overdragen van bevoegdheden van het parlement aan zgn. supra- nationale organisaties. Uit bovenstaand voorbeeld zien we, hoe dit door middel van de Euromarkt geschiedt.

De economische "integratie" is nauw verbonden met een reeks van economische, politieke en militaire verdragen en organisaties, zoals de Kolen en Staal Gemeenschap (KSG), het Europese parlement en de NAVO.

In deze organisaties zwaaien de monopolies, vooral de Duitse, de scepter. De nationale belangen worden vertrapt ten gunste van de monopolies.

Het Nederlandse leger wordt door zgn. "integratie" uitgeleverd aan Hitler-generaals als Speidel en Heusinger.

Hoe doodgevaarlijk deze uitlevering van het leger aan de Duitsers is konden we beluisteren in de woorden van de minister van Oorlog, ir Visser, die tijdens het Kamerdebat over de Defensie-nota in het afgelopen jaar zei, dat de Nederlandse strijdkrachten ook moesten worden ingezet om de "huidige verhouding in West-Berlijn te ver- dedigen".

67

(22)

Door gevaarlijke avonturen van de Westduitse revanchisten kan Nederland in een vernietigende atoom-oorlog betrokken worden, dank zij de "Europese integratie".

Nog overtuigender toont het vestigen van atoom-opslagplaatsen der Amerikanen de gevaren van de "integratie" in NAVO-verband aan!

In hun gloedvolle betogen zwijgen de reformisten over deze feiten of praten ze die goed. Zij vertellen niet, dat het overdragen van be- voegdheden van het parlement aan "supra-nationale organisaties" het doodvonnis van de burgerlijke democratie betekent. Zij vertellen niet, dat de uiterste consequentie van dit "Europees" gedoe leidt tot Eu- ropese "verkiezingen", "Europese regering" en daarmee tot het weg- vagen van de laatste resten van nationale zelfstandigheid.

We mogen dan ook niet vergeten, dat menig reformist een fabel- achtig inkomen geniet door een functie in een "Europees orgaan".

Op binnenlands gebied wordt ook dagelijks meer de democratie door het staatsmonopolistische kapitalisme aangetast. De autonomie der gemeenten is er een voorbeeld van (het gesol met de IJ-tunnel van Amsterdam b.v.).

Wij weten niet of meneer Den Uyl ook tot zijn "welvaartsstaat" de mogelijkheid der monopolies rekent om straffeloos het volk te kun- nen vergiftigen, zoals de Unilever dit met zijn Planta deed.

Wij weten wel, dat de overheid en de justitie zeer lankmoedig op- traden. Duidelijker gezegd: zij hebben de monopolies in bescherming genomen tegen de algemene volksverontwaardiging.

Wij weten ook, dat de overheid tegen de arbeidersklasse als zij in strijd staat een andere manier van optreden heeft. Dit mochten de stakers van de Unox in Oss nog ondervinden.

Natuurlijk keert de haat der monopolies zich in de eerste plaats tegen de Communistische Partij als de meest consequente anti-mo- nopolistische kracht.

De staatsorganen handelen dan ook in overeenstemming

m~t

de wens der monopolies als ze de communisten trachten te weren uit gemeenteraadscommissies, de radio en de televisie.

In de "welvaartsstaat" van de reformisten is broodroof op grond van politieke overtuiging, zijn ambtenarenverbod en een steeds bruta- ler optreden van de BVD tegen alles wat vooruitstrevend is, een nor- maal verschijnsel geworden.

Dit is het werkelijke beeld van de huidige staat, waarin de heer- schappij der monopolies zich uitstrekt over alle gebieden van het maatschappelijke leven. En alle gepraat van de reformisten over de welvaartsstaat, de staat als boven de klassen staand neutraal scheids- rechter, kan slechts uitgelegd worden als bedrog om mee te helpen de wankele stutten van het staatsmonopolistische kapitalisme te schragen.

Oe welvaartsstaat is in feite niets anders dan een staat, waarin de ***

monopolies practisch het gehele economische en politieke leven controleren ten bate van hun winsten. Soms zeggen de PvdA-leiders wel eens meer dan gebruikelijk is.

68

(23)

De voorzitter van de Tweede Kamer-fractie van de PvdA, mr Bur- ger, zei tijdens het laatste congres van de PvdA: "Te groter een be- drijf, te zeker is het een N.V. Het zijn er duizenden, maar een aan- delenkapitaal van een miljoen gulden of meer, dat hebben slechts 4 pct van alle NV's. Die 4 pct nu beschikken over viervijfde van het totale vermogen van alle NV's. (Dit is naar schatting plm.

20

miljard gulden. red.) Die weinigen zijn het die Nederland economisch rege- ren en ongecontroleerd het wel en wee van miljoenen in handen heb- ben. In het kabinet vaardigen zij vier van hun vroegere secretaris- sen'c) af, want zijzelf hebben geen behoefte aan een ministersfunctie, wel wetende, dat onder de huidige omstandigheden de werkelijke macht niet door een minister, maar door de economische machten achter de minister wordt uitgeoefend". •

Deze uitspraak van mr Burger is een feitelijke onderstreping van wat de communisten altijd gezegd hebben. Hoe de ref0rmisten dit willen rijmen met de boven de partijen staande "welvaartsstaat"

moeten ze zelf maar uitzoeken. Een feit is, dat zij de heersende mo- nopolies geen strobreed in de weg leggen.

De enige partij in ons land die een consequente anti-monopolisti- sche strijd voert is de Communistische Partij van Nederland. Zij voert deze strijd in de wetenschap, dat alle tegenstellingen zich onder het staatsmonopolistische kapitalisme tot het uiterste toespitsen, dat de monopolies steeds meer de niet-monopolistische krachten tegenover zich vinden. Dit betekent ook, dat het staatsmonopolistische kapita- lisme zelf de objectieve mogelijkheden schept voor een brede anti- monopolistische beweging, die zich richt op een beperking van de macht van de grote monopolies en uitbreiding van de democratie.

W. SWART

*) Hiermee worden bedoeld de ministers uit het kabinet de Quay Drs. de Pons, Ir. Visser, Mr. Marijnen en Mr. Aartsen. Alle vier waren voor hun ministerschap secretaris van een der werkgevershonden.

69

(24)

DE DOLLAR IN OPSPRAAK

Middeleeuwse muntvervalsers hadden het technisch gesproken heel wat gemakkelijker dan moderne valsemunters. Het omsmel- ten van primitieve grofbewerkte gouden en zilveren munten en het in omloop brengen van daaruit vervaardigde nieuwe munten met een lager gehalte edel metaal was beslist eenvoudiger dan het namaken van een geraffineerd twintigste eeuws bankbiljet. Daar staat echter tegenover, dat de middeleeuwse straffen pittiger waren dan de hui- dige; wat de adellijke heersers misten aan geslepenheid vergoedden ze door wreedheid. De vorsten die het muntrecht strikt aan zichzelf wilden houden, lieten degenen die dit recht overtraden soms levend koken of met afgesneden lichaamsdelen nog enige tijd rondlopen om bij andere slimmeriken de vrc'PS voor het gesnapt worden groter te maken dan de zucht naar het snel riik worden. De meeste vorsten be- zweken vroeÇJ of la;:J.t echter zelf

vo~r

de verleiding om de kosten van hun weelderig bestaan en hun militaire avonturen te dekken door muntomwisselingen te gelasten en dan nieuwe munten in omloop te brengen die enige qrammen r:del metaal lichter waren dan de oude maar oqenschi.inli.ik dezelfde wa8rde hadden. Het overschot was winst voor de heerser. Het qinq de vorsten er dus niet zozeer om de misdaad van het valsemunten te bestrijden, als wel er voor te zor- nen dat er alleen officiële muntvervalsing bestond.

In onz0 twintigste eeuw wwt zoiets veel moderner in zijn werk - minder bloediq en rrimitief, vePl nchterbakser en verhulder - maar zeker zo voordelig voor degenen dir-: de rechten van de geldschep- ping bP.zitten. De keizers en koningen van het financierskapitaal in onze tiid hebhen de techniek van het geld snoeien vervolmaakt: alle munten die een eigen waarde bPzitten zijn in de loop van deze eeuw in allP imperialistische landen uit de qeldcirculatie verdwenen en vervangen door papieqJeld. Voor het valsemunten in het groot zijn de zaken daardoor- technisch qesoroken heel eenvoudig geworden, want papier is qeduldig en de bankbiliettenpers kan ook veel langer f1raaien dan strikt genomen nodig is.*)

Het feit, dat er meer papierneld dan goederen in omloop is ge- bracht, kan men WlststellPn aan de algemene stiiging van het prijs- peil in de imperialistische landen en de veranderde waardeverhou- ding tussen papiergeld en qoud. Kon een Nederlander voor de oor- Ioq voor een gouden tientje niet veel meer krijgen dan een papieren tientje, tegenwoordig is men bereid hem er 35 gulden in papiergeld voor te betalen. Het waardevf-'rschil dat ontstaat, wanneer meer pa- . piergeld in omloop wordt qebracht dan door goederen resp. goud is

qedekt, komt in de twintiqste eeuw net als in de middeleeuwen in handen van hen die het ne!d schiepen. In onze tijd zijn dat de grote

*) Ter vereenvoudiging wordt hier hPt geld dat in ,Je vorm van bankcrediet<'n P.d wordt geschapen, tot het papiergeld gerekPnJ

70

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

›› We halen niet het maximum uit de eerste levensjaren, hoe- wel die cruciaal zijn. De eerste ervaringen van kinderen hebben een sterke impact op hun latere leven. ››

Werken aan draagkracht moet een duidelij- kere plaats krijgen in de leraren- opleiding en een beloningssys- teem voor scholen die goed zorg dragen voor alle

De man is zo begaan met zijn geld en zijn feest- jes, dat hij niet eens merkt dat iemand in zijn buurt honger lijdt.. Bovendien wil hij geen bedelaar aan

Tabel 10 geeft de soorten weer uit de Nota Soortenbeleid Provincie Zeeland die zijn aangetroffen op de glooiing en in het voorland.. Tevens is vermeld of deze

Nous appelons donc les coordinations CNCD et 11 11 11 , nous appelons les ONG, en particulier celles qui travaillent au Congo, nous appelons aussi les organisations de toute nature

En 2007, d'après son rapport annuel 2007 remis à la Centrale des bilans de la Banque nationale de Belgique, Dexia avait un bilan total de 604.6 milliards d'euros.. La

Wat betekenen deze ontwikkelingen? Kort gezegd: niet veel goeds. Kinderen in wie onvoldoende wordt geïnvesteerd door te weinig tijd of geld lopen een achter- stand op die

3p 28 Geef in de figuur op de uitwerkbijlage de verwerkers, instellingen en verbindingen aan die nodig zijn voor