• No results found

14 februari 2003 Zienswijzen ENBU B.V. ter zake van Consultatienotitie “Reparatie x-factor netbeheerders elektriciteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "14 februari 2003 Zienswijzen ENBU B.V. ter zake van Consultatienotitie “Reparatie x-factor netbeheerders elektriciteit"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

14 februari 2003

Zienswijzen ENBU B.V.

(2)

Inhoud

1 Inleiding ...1

2 Voortvarendheid vs. zorgvuldigheid ...1

3 De stand van zaken voor de x-factorbesluiten ...2

4 De randvoorwaarden voor de vaststelling van de x-factor...3

5 Voorkeur gaat uit naar individuele x-factor ...7

6 DTe voorstel: Tariefbenchmarking ...8

7 DTe voorstel: gestandaardiseerde tariefbenchmarking ...9

(3)

1

Inleiding

1.1 Het navolgende bevat de zienswijze van ENBU B.V. (hierna ENBU) terzake de

Consultatienotitie Reparatie x-factor netbeheerders elektriciteit, visie DTe, van 16 januari 2003. 1.2 Een aantal van de onderwerpen die in deze zienswijze wordt behandeld hangen nauw samen

met de zienswijze van ENBU betreffende het Informatie- en Consultatiedocument “Maatstafconcurrentie Regionale Netbedrijven Elektriciteit, tweede reguleringsperiode” van 20 november 2002, welke wordt geacht deel uit te maken van deze zienswijze.

1.3 In de Consultatienotitie bespreekt de DTe drie methoden om een x-factor voor de eerste reguleringsperiode te kunnen vaststellen: namelijk twee methoden waarbij een collectieve x-factor wordt vastgesteld en een methode waarbij een individuele x-x-factor wordt vastgesteld. ENBU neemt in deze zienswijze graag de gelegenheid om de door de DTe voorgestelde methoden te bespreken, en haar standpunt naar voren te brengen met betrekking tot de haalbaarheid en wenselijkheid van deze methoden.

1.4 In deze zienswijze zal allereerst worden besproken het door de DTe tijdens de hoorzitting van 31 januari 2003 geschetste dilemma van een voortvarende besluitvorming en een zorgvuldige besluitvorming. Vervolgens zal een korte samenvatting worden gegeven van de huidige stand van zaken met betrekking tot de x-factorbesluiten. Voorts bespreekt ENBU de randvoorwaarden waaraan de x-factor moet voldoen, ongeacht de methode die door de DTe voor de vaststelling van de x-factor zal worden gekozen. Afsluitend zal ENBU de voor- en nadelen van de verschillende methoden bespreken, waarbij zij haar pijnpunten in deze methoden zal aanwijzen.

2

Voortvarendheid vs. zorgvuldigheid

2.1 Tijdens de hoorzitting van 31 januari 2003 heeft de DTe aan de netbeheerders de vraag gesteld wat men zou prefereren: een voortvarende dan wel een zorgvuldige besluitvorming? Volgens ENBU kan een dergelijke keuze niet worden gemaakt, aangezien beiden noodzakelijk zijn en elkaar zelfs versterken. Want zonder een zorgvuldige besluitvorming heeft een voortvarende besluitvorming geen zin. Er is hier dan ook geen sprake van een dilemma voor de DTe. ENBU gaat hier in deze paragraaf nader op in.

(4)

2.3 De x-factor is vanaf het begin van de eerste reguleringsperiode tot nu toe reeds drie keer (opnieuw) vastgesteld, namelijk bij het primaire x-factorbesluit van 22 september 2000, de beslissing op bezwaar van 21 september 2001 en de Correctie Besluiten van 23 augustus 2002. Deze continue bijstelling van de x-factor doet afbreuk aan de (rechts)zekerheid van de netbeheerders en hun afnemers. Ten eerste zijn de netbeheerders ieder jaar geconfronteerd met een nieuwe x-factor, op basis waarvan hun aan hun afnemers door te berekenen tarieven ook weer worden gewijzigd. Het is dan ook voor de netbeheerder zeer moeilijk geworden om een planning te maken van de bedrijfsvoering die meerdere jaren bestrijkt. Ten tweede zijn de afnemers nu ieder jaar geconfronteerd met correcties op de aan hen doorberekende tarieven. 2.4 Het in de Parlementaire Geschiedenis1 omschreven doel van een x-factor voor de eerste

reguleringsperiode, namelijk een x-factor die de netbeheerders voor langere tijd zekerheid zou bieden omtrent de hoogte van de korting, is dan ook niet gehaald.

2.5 De doelstellingen van de eerste reguleringsperiode zijn niet gehaald: het is nu aan de sector en de overheid om gezamenlijk tot een (praktische) oplossing te komen. Alleen wanneer op korte termijn duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de x-factor wordt vastgesteld, en de netbeheerder voor langere tijd haar tarieven hier op kan afstemmen, zal de (rechts)zekerheid voor netbeheerder en afnemer worden bereikt. Pas dan kan de tweede reguleringsperiode van start gaan.

2.6 De wens van ENBU om een voortvarende besluitvorming over de x-factor staat niet haaks op de noodzaak van een zorgvuldige besluitvorming. Een zorgvuldige besluitvorming betekent dat de DTe de nodige kennis vergaart, om de belangen van alle betrokken goed te kunnen afwegen. Slechts wanneer de netbeheerders de gelegenheid krijgen om hun stem te hebben in het besluitvormingsproces, kan er voldoende draagvlak ontstaan voor de vaststelling van de x-factor, en worden eventuele verdere beroepsprocedures voorkomen. Zonder zorgvuldigheid komt een besluit al gauw in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Alleen bij een zorgvuldige besluitvorming kan een definitief, onherroepelijk x-factorbesluit bestaan, alle voortvarendheid ten spijt. ENBU verwacht dan ook dat de DTe de ingezette trend van overleg met de netbeheerders over de reparatie van de x-factor zal voortzetten.

3

De stand van zaken voor de x-factorbesluiten

3.1 Op 13 november 2002 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven een streep gehaald door de Correctie Besluiten van 23 augustus 2002. Het beleid van de DTe, waarbij voor de verschillende netbeheerders een individuele x-factor was vastgesteld, werd in strijd geacht met artikel 41 Elektriciteitswet. Door de vernietiging van de Correctie Besluiten, herleeft de bezwaarfase. De DTe zal aan de hand van de bezwaarschriften van de netbeheerders het 1

(5)

primaire x-factorbesluit van 22 september 2000 moeten heroverwegen. Deze heroverweging zal ex nunc moeten plaatsvinden, dat wil zeggen dat de huidige feiten en omstandigheden bij de heroverweging moeten worden betrokken.

3.2 Doordat het College van Beroep voor het bedrijfsleven de mogelijkheid om individuele x-factoren vast te stellen op grond van de huidige Elektriciteitswet heeft afgesloten, is de DTe vooralsnog gehouden om bij de beslissing op bezwaar over te gaan tot het vaststellen van een collectieve x-factor. De wenselijkheid van een individuele x-factor staat echter nog overeind en is dan ook als zodanig erkend in het voorstel tot Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductie (OEPS). De OEPS, die terugwerkende kracht zal hebben tot het begin van de eerste reguleringsperiode, is op 18 december 2002 door de Tweede Kamer aangenomen. Op 4 maart 2003 zal de behandeling plaatsvinden in de Vaste Kamercommissie van de Eerste Kamer. Indien de OEPS in werking treedt, voordat de beslissing op bezwaar is genomen, zal de DTe per netbeheerder afzonderlijk individuele x-factoren kunnen (en zoals later zal blijken - moeten) vaststellen.

4

De randvoorwaarden voor de vaststelling van de x-factor

4.1 Ongeacht welke methode voor reparatie uiteindelijk door de DTe zal worden gekozen, de DTe zal bij haar keuze een aantal randvoorwaarden in acht moeten nemen, te weten:

- Geen reformatio in peius;

- ENBU moet een redelijk rendement kunnen behalen;

- De eerste reguleringsperiode moet worden afgerond met een voor alle betrokkenen aanvaardbaar resultaat, pas dan kan de tweede reguleringsperiode van start gaan.

Geen reformatio in peius

4.2 In het Correctie Besluit van 23 augustus 2002 heeft de DTe voor ENBU de x-factor op 0,4 % vastgesteld. Deze vaststelling vond plaats aan de hand van de activawaarden die zijn gebruikt in de beslissing op bezwaar van 21 september 2001. Volledigheidshalve benadrukt ENBU dat deze activawaarden geen correct beeld van de werkelijkheid geven. De DTe heeft voor de Correctie Besluiten een nieuwe analyse van de activawaarden voor de netbeheerders uitgevoerd en nadien heeft de DTe ook nog een audit ter zake van de activagegevens bij ENBU uitgevoerd. Deze - tijdens de audit naar voren gekomen - activawaarden moeten dan ook als uitgangspunt worden genomen bij de beslissing op bezwaar door de DTe.

(6)

afgezien.2 Dit betekent dat de DTe haar besluit in de huidige fase van bezwaar moet heroverwegen en alleen moet nagaan of het bezwaar tot een voor ENBU gunstiger resultaat dient te leiden.3 De x-factor voor ENBU behoort gelijk dan wel gunstiger te zijn dan de eerder vastgestelde 0,4 %.

4.4 Het verbod van reformatio in peius zou alleen niet gelden wanneer de DTe ook buiten de bezwaarfase de bevoegdheid zou hebben gehad om op basis van nieuwe feiten en omstandigheden haar eerdere Correctie Besluit in te trekken of ambtshalve te wijzigen. De Elektriciteitswet biedt echter geen grondslag voor een dergelijke bevoegdheid. De x-factor wordt éénmalig, voor een periode van drie tot vijf jaar, vastgesteld. Juist het feit dat de x-factor niet meer door de DTe ambtshalve kan worden aangepast, werd door de Memorie van Toelichting noodzakelijk geacht voor de rechtszekerheid voor de netbeheerders. 4

4.5 Ten overvloede wijst ENBU erop dat de bezwaarfase vanuit een meer formeel/procedureel oogpunt zich ook niet leent voor een wijziging van de x-factor ten nadele van ENBU.5 Immers ENBU zou dan geschaad worden in haar verweermogelijkheden, aangezien tegen een dergelijk besluit alleen nog maar beroep mogelijk is.

4.6 ENBU verwacht niet anders dan dat de DTe dit verbod van reformatio in peius in acht zal nemen, gelijk de DTe dat heeft gedaan bij de vaststelling van de x-factor in de beslissing van bezwaar op 21 september en bij de vaststelling van de x-factor in de Correctie Besluiten van 23 augustus 2002.

ENBU moet een redelijk rendement kunnen behalen

4.7 In de Parlementaire Geschiedenis bij de Elektriciteitswet 1998 is op meerdere plaatsen bepaald dat het netbeheerders moet worden toegestaan om door middel van hun tarieven een redelijk rendement te behalen.

“De directeur van dienst kan, alle omstandigheden in acht nemend, tot een afweging komen waarbij de netbeheerder de door hem te maken kosten vergoed krijgt en een <<redelijke winst>>, onder meer nodig voor het plegen van investeringen, kan maken (…).”6

“Bij het vaststellen van de efficiency-kortingen zal rekening moeten worden gehouden met een

redelijke vergoeding voor het geïnvesteerde vermogen van de netbeheerders en vergunninghouders."7

2 Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 221, nr. 3.

3

College van Beroep voor het bedrijfsleven 13 januari 1998, AB 1998/112. 4

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 - 1999, 26 303, nr. 7, p. 45. 5 Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 221, nr. 8. 6

(7)

“Rendementen zullen wel een rol kunnen spelen bij het vaststellen van de efficiency-kortingen, de <<x>>-en in de tariefformules.”8

4.8 Ook de DTe heeft het behalen van een redelijk rendement door de netbeheerder als één van de voorwaarden gesteld voor de vaststelling van de x-factor.

“De x-factor moet worden bepaald om prijzen vast te stellen die een efficiënt bedrijf juist in staat stellen de kosten te dekken, met inachtneming van een redelijk rendement op de activa.”9

4.9 Voor de uitleg van het begrip redelijk rendement wordt in de Memorie van Toelichting bij de Elektriciteitswet 199810 aansluiting gezocht bij artikel 24 Mededingingswet. Artikel 24 van de Mededingingswet verbiedt ondernemingen misbruik te maken van een economische machtspositie.

4.10 De netbeheerder verkeert van nature in een economische machtspositie, aangezien er per net maar één netbeheerder is. De tarieven en technische voorwaarden moesten volgens de Parlementaire Geschiedenis juist worden vastgesteld ter voorkoming van misbruik van deze economische machtspositie ten opzichte van de afnemer van het net. 11 Eén van de vormen van misbruik is het afdwingen van te hoge prijzen, dat wil zeggen prijzen die niet in een redelijke verhouding staan tot de economische waarde van de geleverde prestatie.12 Het behalen van een excessief rendement is niet toegestaan13, het behalen van een redelijk rendement wel.

4.11 Het begrip redelijk rendement is uitgewerkt in de beschikking van het Ministerie van Economische Zaken van 17 december 1996 (Arcade en Eurosport).14 In deze zaak betrof het een kabelexploitant die doorgiftetarieven berekende aan programma-aanbieders. De vraag was of deze tarieven te hoog waren. De Ministerie van Economische Zaken heeft toen bepaald dat:

“Omdat een kabelexploitant een economische machtspositie inneemt (…), dient het standaardtarief aan de hand van de feitelijke kosten berekent te worden. Daarbij mag de kabelexploitant een zekere opslag hanteren om een redelijk rendement op het in zijn bedrijf geïnvesteerde vermogen te kunnen realiseren. (…) Het is redelijk dat een kabelexploitant een rendement kan behalen dat overeenkomt met bedrijven, die in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Een dergelijk rendement is nodig om de noodzakelijke investeringen te kunnen financieren teneinde zijn dienstverlening (…) op een adequaat peil te houden. (…) Vanzelfsprekend dient ieder geval op zijn eigen merites te worden

7 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 3, p. 15

8

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 7, p. 42. 9

Informatie- en consultatiedocument, DTe, juli 1999, “Price cap-regulering in de elektriciteitssector”, p. 15. 10 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 621, nr. 3, p. 36.

11

Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 621, nr. 3, p. 35. 12

HvJ EG 14 februari 1978, zaak 26/76, Jur. 1978, 207 (Unit Brands). 13 NMa 1998 zaak 1048, De Joode-A2000.

14

(8)

beoordeeld. Dit betekent ook dat de mate van (in)efficiency van de bedrijfsvoering van de desbetreffende kabelexploitant zal worden meegewogen.”

4.12 Welke methode de DTe ook kiest om de x-factor te kunnen vaststellen, aan ENBU moet derhalve worden toegestaan dat zij een redelijk rendement met haar tarieven kan behalen. Een redelijk rendement kan niet worden vastgesteld voor alle netbeheerders tegelijk. De specifieke omstandigheden van ENBU ter zake van haar investeringen en huidige efficiency moeten hierbij in acht worden genomen. Ten overvloede wijst ENBU hier op het feit dat de momenteel door de DTe ingestoken route van tariefbepaling voor 2003 (namelijk 2002=2003, met een beperkte correctie) in strijd is met het vereist van een redelijk rendement.

De eerste reguleringsperiode moet worden afgerond met een voor alle betrokkenen aanvaardbaar resultaat, pas dan kan de tweede reguleringsperiode van start gaan.

4.13 De DTe heeft in de Consultatienotitie onder randnummer 5 de uitgangspunten gegeven voor de reparatie van de x-factor, namelijk: het zo snel mogelijk afronden van de eerste periode, het afronden van de eerste periode zonder nieuwe procedures en het afronden van de eerste periode als voorbereiding op de tweede periode. Het belang van de eerste twee uitgangspunten heeft ENBU al aangegeven onder de paragrafen 2.2 tot en met 2.5, namelijk de noodzaak van voortvarendheid en het vereiste van zorgvuldigheid.

4.14 De DTe hecht aan het derde uitgangspunt het grootste belang. Overeenkomstig de Parlementaire Geschiedenis wenst de DTe in de eerste periode de nog bestaande (historische) verschillen tussen de netbeheerders weg te werken.15 In randnummer 6 van de Consultatienotite licht de DTe toe dat op deze wijze een gelijk speelveld tussen de netbeheerders wordt gecreëerd. De DTe betoogt dat een gelijk speelveld wordt bereikt door de bedrijven op een vergelijkbaar efficiëntieniveau te krijgen. Daartoe dienen de bedrijven uniforme normen te hanteren op het gebied van activa waardering, afschrijving en rendement. Maatstafconcurrentie zou dan de juiste prikkels afgeven aan de netbeheerders, waarna met de tweede reguleringsperiode kan worden begonnen.

4.15 De doelstellingen van de eerste reguleringsperiode zijn nog steeds niet gehaald. Er is nog steeds geen definitieve x-factor vastgesteld. Tussen de netbeheerders bestaan nog steeds verschillen. Van een gelijk speelveld is dan ook geen sprake. De start van de tweede reguleringsperiode dient dan ook te worden opgeschort. De Elektriciteitswet biedt deze mogelijkheid door in artikel 41, lid 2 te bepalen dat de x-factor voor een periode van ten minste drie jaar en ten hoogste vijf jaar kan worden vastgesteld. ENBU vindt dat deze mogelijkheid niet door de DTe onbenut moet worden gelaten en stelt dan ook voor de eerste reguleringsperiode maximaal te verlengen tot 1 januari 2006. Indien dan nog steeds verschillen in efficiency tussen 15

(9)

de netbeheerders bestaan, dan zal de tweede reguleringsperiode moeten worden gebruikt om deze verschillen alsnog weg te werken.

4.16 ENBU merkt hierbij nog op dat het doel van de DTe om het gelijke speelveld te laten uitkomen op de theoretisch meest efficiënte netbeheerder niet realistisch is. De omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een netbeheerder als zodanig moet worden aangewezen, kunnen op toevalligheden berusten en op voor die netbeheerder unieke omstandigheden, zoals beperkte aansluitdichtheid, bodemgesteldheid en weinig noodzaak tot nieuwe investeringen. ENBU erkent de noodzaak om tot een voor alle netbeheerders objectieve standaard te komen, maar deze dient dan ook de werkelijkheid te reflecteren, waarbij een netbeheerder als ENBU niet met dezelfde maatstaf als bijvoorbeeld ENECO Netbeheer Weert B.V. kan worden vergeleken. Maatstafconcurrentie bij een ongelijk speelveld doet geen recht aan de positie van de netbeheerder.

5

Voorkeur gaat uit naar individuele x-factor

5.1 ENBU heeft in de x-factor discussie altijd als standpunt naar voren gebracht dat alleen wanneer voor de afzonderlijke netbeheerders individuele x-factoren worden vastgesteld, de onderlinge verschillen kunnen worden weggewerkt voor de tweede reguleringsperiode. Dus alleen met een individuele x-factor kan een gelijk speelveld wordt bereikt. Slechts een individuele x-factor kan voldoende stimulans zijn voor efficiency-verbetering. ENBU roept hierbij nog eens het beeld in de herinnering van een efficiënte netbeheerder en een minder efficiënte netbeheerder die een collectieve factor krijgen opgelegd. Voor de efficiënte netbeheerder zal een collectieve x-factor snel te hoog zijn, kosten verlaging is in zijn geval (bijna) niet meer mogelijk, terwijl de collectieve x-factor voor de minder efficiënte netbeheerder snel te laag zal zijn en derhalve weinig stimulerend, aangezien deze zijn kosten slechts beperkt hoeft aan te passen om aan de x-factor te kunnen voldoen.

5.2 Bij het vaststellen van de x-factor moet dus maatwerk worden geleverd. Dit kan alleen door per individuele netbeheerder rekening te houden met de specifieke kosten, investeringen, aantal aansluitingen etc. Het is niet mogelijk om in één keer maatwerk voor de gehele sector te leveren, dit kan slechts van netbeheerder tot netbeheerder worden opgezet. De voorkeur van ENBU gaat dan ook uit naar een op haar specifieke omstandigheden toegesneden, individuele x-factor. Dit betekent niet dat de DTe alsdan kan volstaan met een klakkeloze overname van de Correctie Besluiten, de bezwaren van ENBU tegen de daar gekozen methode voor het vaststellen van een x-factor staan nog steeds overeind, en zullen dan ook door de DTe moeten worden betrokken in haar beslissing op bezwaar.

(10)

6

DTe voorstel: Tariefbenchmarking

6.1 ENBU geeft hieronder haar opmerkingen weer met betrekking tot deze methode:

- De keuze van de DTe om zich te richten op het laagste tarief in Nederland in 2000 is volgens ENBU te zeer afhankelijk van toevallige factoren en daarom willekeurig. Het is beter om te overleggen over een redelijk bereikbaar minimumniveau, waarbij de specifieke omstandigheden van de diverse netbeheerders in ogenschouw worden genomen;

- Het vaststellen van een collectieve x-factor doet alleen recht aan het doel van efficiency-verbetering, indien er sprake is van een gelijk speelveld tussen de netbeheerders. Dit is nu nog niet het geval. Het is dus van belang dat zo snel mogelijk een gelijk speelveld wordt gecreëerd. Volgens de DTe is dit hier niet mogelijk. ENBU vindt dit een te groot nadeel.

- Het concept ‘tariefbodem’ als toets voor kostendekking, naar analogie van het reguleringsmodel voor de vergunninghouders elektriciteit, is volgens ENBU verdedigbaar. Bij het vaststellen van een collectieve x-factor is de tariefbodem het middel om te kunnen voldoen aan het vereiste dat de netbeheerder een redelijk rendement moet kunnen behalen met zijn tarieven. Maar wanneer het laagste tarief in 2000 tevens als bodem zal gelden, zal het doel van de tariefbodem, te weten een haalbaarheidstoets, volledig voorbij geschoten worden. De tariefbodem moet op een objectieve wijze worden vastgesteld, maar er moet worden geabstraheerd van het laagste tarief in 2000. Zoals reeds eerder gesteld berust dit tarief op toevalligheden, die geen recht doen aan alle netbeheerders. ENBU denkt dat alleen een per netbeheerder variërende tariefbodem, recht kan doen aan het vereiste van een redelijk rendement. Het redelijk rendement dient namelijk te worden bepaald aan de hand van de eigen omstandigheden van een netbeheerder, zo volgt uit de beschikking Arcade en Eurosport.

(11)

7

DTe voorstel: gestandaardiseerde tariefbenchmarking

7.1 ENBU geeft hieronder haar opmerkingen met betrekking tot deze methode:

- De bezwaren van ENBU ter zake van de methode tariefbenchmarking, zoals

weergegeven in paragraaf 6, gelden hier evengoed.

- Als voordeel van deze methode ziet ENBU dat bij de onderlinge vergelijking van de netbeheerders standaardisatie van kapitaalslasten vereist is. Wel moet voorkomen worden dat de bestaande bedrijfsvoeringsverschillen, bijvoorbeeld verschillen in technische levensduur voor de kabels, tussen de netbeheerders door de standaardisatie worden veronachtzaamd

- Het vergelijken van tarieven conform deze mogelijkheid kan een nuttige benadering van de gewenste outputsturing zijn. Daartoe dient echter wel een genuanceerde methodiek te worden ontwikkeld die rekening houdt met toevallige historische factoren (schaal, ouderdom en aard van het net, uitkering aan aandeelhouders, enz.) en omgevingsfactoren. Hiermee wordt in deze methode nog onvoldoende rekening gehouden. Dit is voor ENBU onaanvaardbaar.

8

Conclusie

8.1 ENBU wenst op korte termijn duidelijkheid over de voor haar te gelden x-factor. Alhoewel ENBU een zorgvuldige besluitvorming noodzakelijk acht, is zij graag bereid mee te denken voor een praktische oplossing. Van groot belang is dat de netbeheerders in het algemeen en ENBU in het bijzonder bij de besluitvorming betrokken blijven en hun stem kunnen laten horen. Alleen zo kunnen verdere beroepsprocedures worden voorkomen.

8.2 ENBU gaat ervan uit dat de DTe, ongeacht de uiteindelijke keuze voor een methode, het verbod van reformatio in peius in acht zal nemen. Dit betekent dat de x-factor van ENBU in ieder geval gelijk aan de in het Correctie Besluit vastgestelde x-factor van 0,4 % moet zijn, en indien mogelijk zelfs gunstiger moet worden vastgesteld.

8.3 De x-factor moet zodanig worden vastgesteld dat ENBU een redelijk rendement met haar tarieven kan behalen. Bij een collectieve x-factor is een tariefbodem dan ook noodzakelijk, maar deze zal wel per netbeheerder moeten kunnen variëren, afhankelijk van de omstandigheden van deze netbeheerder.

(12)

8.5 ENBU houdt vast aan haar standpunt dat alleen een individuele x-factor recht kan doen aan de behoeften van de netbeheerders en de wenselijkheid van efficiency-verbetering. De voorkeur van ENBU gaat dan ook uit naar een individuele x-factor, waarbij bij de vaststelling daarvan acht wordt geslagen op de bezwaren van ENBU tegen de wijze waarop in de Correctie Besluiten vaststelling heeft plaatsgevonden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

KK Kapitaalkosten voor zover deze betrekking hebben op de kwaliteitsconversietaak in het jaar t , gegeven de vermogenskostenvoet voor de jaren 2009 tot en met 2013, in prijspeil t

OK 2009 Operationele kosten voor zover deze betrekking hebben op de inkoopkosten voor energie voor de transporttaak in het jaar

OK 2009 Operationele kosten voor zover deze betrekking hebben op de inkoop kosten voor energie voor de balanceringstaak in het jaar

KK Kapitaalkosten voor zover deze betrekking hebben op de kwaliteitsconversietaak in het jaar t , gegeven de vermogenskostenvoet voor het jaar 2013, in prijspeil t ;..

Het gelijke speelveld zal moeilijker te realiseren zijn indien een collectieve x-factor voor de eerste periode wordt vastgesteld.. Dit zou betekenen dat concessies gedaan dienen

Toepassing van deze tarieven bij de bedrijven genereert voor de sector een totale opbrengst gelijk aan die bij toepassing van de eigen tarieven:5. gewogen opbrengst opbrengst

Op de component voor exploitatiekosten zou dan een x-factor kunnen worden toegepast (mogelijk gebaseerd op de nieuwe nader overeen te komen tariefbenchmark systematiek)..

In formules in bijlage 1 en in appendix bij bijlage 3 worden efficiente kosten (2007, 2010) per samengestelde output berekend. Kunnen kosten