• No results found

Nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen)"

Copied!
123
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen)

MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE I. Algemeen 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het wetsvoorstel 1.2 De inhoud van het wetsvoorstel in vier thema’s 1.3 Opbouw van de memorie van toelichting

2 Nieuwe eisen, nieuwe mogelijkheden: de nieuwe basisregistratie personen 2.1 Algemeen

2.2 De modernisering van de basisregistratie 2.2.1 Inleiding

2.2.2 De gemeentelijke voorziening 2.2.3 De centrale voorzieningen 2.2.4 Het nieuwe gegevensmodel

2.3 De uitbreiding van de basisregistratie met niet-ingezetenen 2.3.1 Inleiding

2.3.2 Redenen voor een centrale registratie van niet-ingezetenen

2.3.3 Uitgangspunten voor de verwerking van gegevens over niet-ingezetenen 2.4 De verbetering van de kwaliteit van de basisregistratie

2.4.1 Inleiding

2.4.2 Het nieuwe evaluatie-instrument 2.4.3 De bestuurlijke boete

2.4.4 De kwaliteit van de gegevens over niet-ingezetenen

2.5 De verbetering van de dienstverlening en de vermindering van administratieve lasten 2.5.1 Inleiding

2.5.2 Bijhouding en verstrekking van gegevens 2.5.3 De vermindering van administratieve lasten 2.6 De invoering van de basisregistratie

(2)

3 Algemene bepalingen over de basisregistratie 3.1 Algemeen

3.2 Verplicht gebruik

3.3 Inrichting, werking en beveiliging 3.4 Financiën

3.5 Overleg

4 De bijhouding van de basisregistratie 4.1 Inleiding

4.2 De inschrijving

4.3 De opneming van persoonsgegevens

4.4 De verplichtingen van publiekrechtelijke instanties 4.5 De verplichtingen van de burger

4.6 De rechten van de burger

4.7 Afwijkende bepalingen ten aanzien van de bijhouding van gegevens over niet- ingezetenen

5 De verstrekking van gegevens uit de basisregistratie 5.1 Inleiding

5.2 Verstrekking aan overheidsorganen en derden 5.2.1 Verstrekking door de minister

5.2.2 Verstrekking door de colleges van burgemeester en wethouders 5.2.3 Verstrekking door het college van burgemeester en wethouders van de

bijhoudingsgemeente 5.2.4 Overige bepalingen 5.3 De rechten van de burger

6 Toezicht, overgangs-, straf- en slotbepalingen 6.1 Inleiding

6.2 Toezicht, onderzoek en informatieverstrekking 6.3 Overgangsbepalingen

6.4 Straf- en slotbepalingen

7 Uitvoeringslasten en financiële gevolgen 7.1 Inleiding

7.2 De modernisering van de basisregistratie

7.3 De uitbreiding van de basisregistratie met niet-ingezetenen 7.4 De verbetering van de kwaliteit van de basisregistratie

7.5 De verbetering van de dienstverlening en de vermindering van administratieve lasten 8 Reacties op het wetsvoorstel

II. Artikelsgewijs

(3)

I. ALGEMEEN 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het wetsvoorstel

Personen die in Nederland woonachtig zijn, worden geregistreerd in de

bevolkingsadministratie. Deze registratie, aangeduid als gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA), is van essentieel belang voor het functioneren van de overheid. Een overheid die zijn burgers niet kent of niet weet te vinden, is immers niet in staat de taken uit te voeren die door die zelfde burgers aan haar zijn toevertrouwd. In de GBA is daarom over iedere burger een aantal basisgegevens opgenomen met betrekking tot onder andere naam, adres, woonplaats, burgerlijke staat en nationaliteit. Het gaat hier om

kerngegevens die alle overheidsorganen in beginsel nodig hebben in verband met de uitvoering van hun werkzaamheden. In de Wet gemeentelijke basisadministratie

persoonsgegevens (hierna: Wet GBA) uit 1994 zijn de belangrijkste uitgangspunten van het huidige stelsel van bevolkingsadministratie neergelegd.

Het doel van de GBA is het in stand houden van een doelmatige informatievoorziening van de overheid met gelijktijdige waarborging van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde burger. Daarbij is het eenmalig verzamelen en opslaan van de relevante persoonsgegevens over de burger in combinatie met het meervoudig gebruik van die gegevens door de gehele overheid het uitgangspunt. Om dit laatste te bewerkstelligen is destijds in de Wet GBA aan overheidsorganen die systematisch persoonsgegevens over burgers nodig hebben, de verplichting opgelegd om zich aan te sluiten op het

geautomatiseerde verstrekkingensysteem van de GBA.

Sinds 1994 is de wet- en regelgeving met betrekking tot de GBA verschillende keren

aangepast. Dat ligt voor de hand. Een adequaat functionerende bevolkingsadministratie is per definitie geen statische aangelegenheid. Voortdurend moet worden ingespeeld op

bestuurlijke, maatschappelijke, juridische en technische ontwikkelingen en daaruit

voortvloeiende nieuwe eisen voor een correcte registratie van persoonsgegevens door de overheid. Ook het voorliggende wetsvoorstel vertaalt belangrijke vernieuwingen in

regelgeving. Er is echter wel een verschil. In plaats van een aanpassing van de bestaande Wet GBA is nu gekozen voor het schrijven van een geheel nieuwe wet. De aanleiding daartoe is met name terug te voeren op een tweetal ontwikkelingen: de technische modernisering van de GBA en het feit dat naast gegevens over personen die met een adres in Nederland zijn ingeschreven (de ingezetenen) straks ook gegevens bijgehouden zullen worden over niet- ingezetenen. Door deze ontwikkelingen evalueert de bevolkingsadministratie van een stelsel van gemeentelijke basisadministraties waarin uitsluitend gegevens over ingezetenen van gemeenten worden bijgehouden tot een meeromvattende basisregistratie personen, waarin zowel ingezetenen als niet-ingezetene worden opgenomen. De daarmee gepaard gaande wijzigingen in de opzet van de bevolkingsadministratie zijn zodanig ingrijpend, dat het noodzakelijk is geoordeeld om hiervoor een nieuw wettelijk kader te scheppen, De regelgeving met betrekking tot de bevolkingsadministratie wordt daarmee weer bij de tijd gebracht, hetgeen het uiteindelijke doel is van dit wetsvoorstel.

(4)

1.2 De inhoud van het wetsvoorstel in vier thema’s

Hoewel er in formele zin sprake is van een volledig nieuwe wettelijke regeling komt een aanzienlijk aantal bepalingen uit de huidige Wet GBA, soms op een andere plaats, terug in de nieuwe wet. Ook de indeling van de nieuwe wet komt in grote lijnen overeen met de

bestaande wet. De belangrijkste inhoudelijke vernieuwingen zijn samen te vatten in een viertal thema’s die een logisch geheel vormen.

Het thema dat als eerste genoemd dient te worden is de technische modernisering van de opzet van de basisregistratie. Zonder deze modernisering zouden een aantal andere vernieuwingen niet of minder goed mogelijk zijn. De technische modernisering van de bevolkingsadministratie betekent de invoering van een nieuw stelsel van centrale en gemeentelijke voorzieningen. Deze voorzieningen zijn enerzijds bedoeld om de gemeenten beter te ondersteunen in de uitvoering van hun taken in verband met de bijhouding van persoonsgegevens in de basisregistratie. Anderzijds beogen deze voorzieningen een efficiëntere en snellere manier van verstrekking van gegevens aan overheidsinstanties en andere gebruikers te waarborgen. Wat exact tot de centrale dan wel tot de gemeentelijke voorzieningen moet worden gerekend kan in technische zin op verschillende manieren worden ingevuld. Het wetsvoorstel geeft hierin een grote vrijheid doordat de daarop

betrekking hebbende bepalingen zoveel mogelijk techniekonafhankelijk zijn opgesteld. De wet beperkt zich voornamelijk tot het duidelijk formuleren van de bevoegdheden en

verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken overheidsorganen. Het college van B&W is verantwoordelijk voor de gemeentelijke voorziening, die het college in ieder geval ondersteunt in zijn taak van het bijhouden van persoonsgegevens over de ingezetenen van zijn gemeente. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister)1 is verantwoordelijk voor de landelijke voorzieningen. Daartoe behoren in ieder geval de centrale database met de gegevens over de in de basisregistratie opgenomen personen, de centrale voorziening waaruit de verstrekking van gegevens uit de

basisregistratie personen aan de daartoe gerechtigde overheidsorganen en derden plaatsvindt en de voorziening waarmee de bestuursorganen die van de basisregistratie gebruikmaken een zogenaamde terugmelding kunnen doen indien de gegevens waarover zij beschikken afwijken van de gegevens die over de betrokkene in de basisadministratie zijn opgenomen.

De aanwezigheid van centrale voorzieningen, in combinatie met nieuwe functionaliteiten, biedt de nodige voordelen. Zo worden overheidsorganen en andere gebruikers van de basisregistratie door de snelle online toegankelijkheid van de opgeslagen gegevens in staat gesteld om hun werkprocessen anders in te richten en kunnen zij bijvoorbeeld al in het rechtstreekse contact met de burger aan de frontoffice beschikken over de actuele persoonsgegevens van betrokkene. Deze online toegang tot de centraal opgeslagen

gegevens over alle ingeschreven personen geldt ook voor gemeenten. Hierdoor ontstaan ook nieuwe mogelijkheden voor plaatsonafhankelijke dienstverlening door gemeenten. Daarnaast kan door de centrale opslag van de persoonsgegevens en het centrale systeem van

terugmelding beter inzicht worden verkregen in de kwaliteit en consistentie van de opgeslagen gegevens dan in een decentraal stelsel mogelijk is.

1 Op dit moment behoort het dossier van de Nederlandse bevolkingsadministratie tot de portefeuille van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die deze memorie van toelichting dan ook heeft ondertekend.

(5)

Het tweede thema betreft de uitbreiding van de populatie over wie gegevens worden

vastgelegd. De GBA beperkt zich in beginsel tot registratie van de gegevens over burgers die bestendig in Nederland verblijven en een adres hebben in een gemeente (de zogenaamde ingezetenen). Indien een ingezetene komt te overlijden of emigreert worden de gegevens over hem weliswaar niet verwijderd (hij blijft ingeschreven in de GBA), maar de bijhouding daarvan wordt wel opgeschort. Straks zullen echter ook bepaalde gegevens worden

bijgehouden over personen die niet in Nederland verblijven2. Het gaat dan om personen die in een zodanige relatie met Nederlandse overheidsinstanties staan dat registratie van hun basisgegevens nodig is voor een goede uitvoering van de desbetreffende overheidstaken. Zij worden kortweg aangeduid als niet-ingezetenen. De regels met betrekking tot de verstrekking van gegevens over ingezetenen en niet-ingezetenen uit de basisregistratie zijn in beginsel gelijk. De belangrijkste verschillen in behandeling van ingezetenen en niet-ingezetenen in de basisregistratie personen betreffen de bijhouding van gegevens en het feit dat over niet- ingezetenen een beperkter aantal gegevens wordt bijgehouden dan over ingezetenen. Voor de bijhouding van gegevens over niet-ingezetenen is niet het college van burgmeester en wethouders van een gemeente, maar de minister verantwoordelijk. In het licht van het feit dat nu ook gegevens bijgehouden gaan worden over andere personen dan burgers die

ingezetene zijn van een gemeente, ligt het niet voor de hand om te blijven spreken over een gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. In het wetsvoorstel wordt de nieuwe term basisregistratie personen gehanteerd die zowel de registratie van gegevens over de ingezetenen als de niet-ingezetenen omvat.

Het derde thema heeft betrekking op de kwaliteit van de basisregistratie. Het wetsvoorstel bevat een aantal nieuwe maatregelen die tot doel hebben de kwaliteit van de geregistreerde gegevens verder te verbeteren. Het bewaken van de kwaliteit van de gegevens heeft altijd de nodige prioriteit gehad. In de loop van de jaren zijn onder het wettelijke regiem van de GBA al maatregelen getroffen om die kwaliteit waar mogelijk op een nog hoger plan te brengen, zoals de invoering van een driejaarlijkse audit bij gemeenten. Het gaat hier echter om een continu proces. Zo worden als gevolg van de invoering van het stelsel van basisregistraties hoge eisen gesteld aan de betrouwbaarheid van de in de basisregistratie personen opgeslagen gegevens. Om die reden wordt in dit wetsvoorstel de drie jaarlijkse audit bij de gemeenten vervangen door een nieuw instrumentarium, waarbij sprake is van een voortdurende evaluatie van de kwaliteit van de gegevens. Er zal minder nadruk worden gelegd op een formele controle van de uitvoering door de gemeenten. De focus komt meer te liggen op

mechanismen die er voor moeten zorgen dat gemeenten in staat worden gesteld en ook worden gestimuleerd om te komen tot betere inhoudelijke resultaten in de uitvoering van de regels. Met gebruikmaking van de nieuwe technische mogelijkheden van de basisregistratie zal voortdurend worden bijgedragen aan de betrouwbaarheid van de in de basisregistratie vermelde gegevens. Hierbij moet worden gedacht aan controles op de consistentie en integriteit van de centraal opgeslagen gegevens en op de terugmelding van afwijkende gegevens door de gebruikers, waarvan de resultaten worden gemeld aan de gemeenten, In aanvulling daarop worden de colleges van B&W wettelijk verplicht zelfevaluaties uit te voeren naar de inrichting, de werking en de beveiliging van de gemeentelijke voorziening, alsmede naar de juistheid van de gegevensverwerkingen in de basisregistratie, voor zover de verantwoordelijkheid daarvoor bij hen berust. Naast de maatregelen die gericht zijn op de gemeenten als uitvoerders van de wet, wordt ook ingezet op een betere handhaving van de wettelijke verplichtingen die aan burgers zijn opgelegd. In het bijzonder dient in dit verband de

2 Een deel van de gegevens over personen die aanvankelijk als ingezetene waren ingeschreven, maar door hun vertrek uit Nederland niet-ingezetene zijn geworden, zal in tegenstelling tot nu ook worden bijgehouden.

(6)

verplichting van de burger te worden genoemd om de informatie te verstrekken die noodzakelijk is in verband met een goede bijhouding van de gegevens over hem in de basisregistratie. Met het oog op de nakoming van deze verplichting wordt voorgesteld de gemeenten de mogelijkheid te geven om in voorkomende gevallen een bestuurlijke boete op te leggen.

Het vierde en laatste thema is de uitbreiding van de mogelijkheden voor plaatsonafhankelijke dienstverlening en in samenhang daarmee het verminderen van administratieve lasten. Het wetsvoorstel verruimt de bevoegdheden van de colleges van B&W om gegevens te

verstrekken uit de basisregistratie personen. Zij zullen straks, in bij of krachtens de wet aangewezen gevallen, niet alleen gegevens kunnen verstrekken over de ingezetenen van de eigen gemeente, maar ook over ingezetenen van een andere gemeente en zelfs over de niet- ingezetenen die in de basisregistratie personen zijn opgenomen. Deze plaatsonafhankelijke verstrekking van persoonsgegevens levert belangrijke voordelen op voor de dienstverlening.

Zo moeten overheidsorganen en derden (hierna: gebruikers) die de voor hun taak

noodzakelijke gegevens niet via een aansluiting op het GBA netwerk kunnen ontvangen, zich nu wenden tot het loket van de gemeente waar de gegevens over de persoon van wie zij de gegevens nodig hebben, worden bijgehouden. Ook de burger zelf die bijvoorbeeld de hem betreffende persoonsgegevens wenst in te zien, die wil weten aan wie in de afgelopen tijd gegevens over hem zijn verstrekt of die vraagt om een uittreksel uit de basisregistratie kan zijn verzoek nu uitsluitend richten tot de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven.

Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de gebruiker of de burger daarvoor in het vervolg bij iedere gemeente terecht kan, waardoor een vermindering van administratieve lasten optreedt.

Zoals hiervoor bij de behandeling van het eerste thema is aangegeven, speelt de technische modernisering van de GBA hierbij een belangrijke ondersteunende rol.

1.3 Opbouw van de memorie van toelichting

In hoofdstuk 2 wordt dieper ingegaan op de ontwikkelingen die hebben geleid tot het huidige wetsvoorstel. Na een korte inleiding komen de hiervoor genoemde vier thema’s aan de orde.

Daarna wordt, in de hoofdstukken 3 tot en met 6, op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de nieuwe wettelijke regeling. Hierbij wordt de volgorde van de wet aangehouden. Dit

betekent dat in hoofdstuk 3 de algemene bepalingen worden toegelicht met betrekking tot het doel en de opzet van de basisregistratie personen. Hoofdstuk 4 behandelt de wijze waarop de bijhouding van de gegevens in de basisregistratie personen plaatsvindt. In hoofdstuk 5 wordt de systematiek van de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen

uiteengezet. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de regeling van het toezicht door het College bescherming persoonsgegevens, de zelfevaluaties door de gemeenten waar het betreft de verwerking van de gegevens waarvoor zij verantwoordelijk zijn, de

overgangsbepalingen in verband met de vervanging van het GBA-stelsel door de nieuwe basisregistratie personen en de straf- en slotbepalingen. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de vermindering van de uitvoeringslasten en de financiële gevolgen van het wetsvoorstel. Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de reacties die zijn ontvangen op het wetsontwerp van de geraadpleegde adviesorganen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken.

(7)

2 Nieuwe eisen, nieuwe mogelijkheden: vernieuwing van de basisregistratie personen

2.1 Algemeen

Aan de basis van de beleidsontwikkeling op het terrein van de basisregistratie ligt de

technische modernisering van de GBA. Die maakt het mogelijk om de opzet en functionaliteit van het bestaande stelsel zodanig te wijzigen en uit te breiden, dat het kan voldoen aan nieuwe eisen, zoals de registratie van niet-ingezetenen, het structureel ondersteunen van de kwaliteitsbewaking van de gegevens en de uitbreiding van de dienstverlening van de overheid ten behoeve van de burgers. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de hiervoor genoemde vier thema’s uitvoerig ingegaan op de ontwikkelingen en de beleidsmatige uitgangspunten die hebben geleid tot dit wetsvoorstel.

2.2 Modernisering van de basisregistratie 2.2.1 Inleiding

Reeds korte tijd na de invoering van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens werd onderkend dat de snel voortschrijdende ontwikkelingen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie (ICT), het streven naar een efficiëntere, effectievere en meer dienstverlenende overheid en nieuwe wensen van gebruikers en ingeschrevenen om de toegang te krijgen tot de in de GBA opgeslagen gegevens, aanpassingen onvermijdelijk maakten. Dit heeft geleid tot het opzetten van een programma bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om de GBA in technische zin te moderniseren.

Het gaat hier om een veelomvattend programma, waaruit ook bijdragen worden geleverd aan andere nieuwe ontwikkelingen op het terrein van de overheidsinformatievoorziening, zoals de invoering van het stelsel van basisregistraties.3 De modernisering van de GBA is een

omvangrijk proces gebleken, dat nog steeds doorgaat. Dat is begrijpelijk wanneer men bedenkt dat het als informatiesysteem met basisgegevens over personen voor de gehele publieke en het grootste deel van de semipublieke sector moet fungeren en er veel betrokken partijen zijn die ieder hun eigen wensen en belangen hebben. De modernisering heeft in de afgelopen jaren belangrijke technische verbeteringen opgeleverd en is mede aanleiding om ook de wetgeving met betrekking tot de basisregistratie te moderniseren. Dat gebeurt in de vorm van dit wetsvoorstel.

De gewijzigde opzet van de basisregistratie personen is nauw verbonden met de in gang gezette technische modernisering van de GBA. Dankzij de invoering van nieuwe,

geavanceerde technische functionaliteiten in het bestaande systeem zijn de voorwaarden geschapen om een aantal noodzakelijke verbeteringen aan te brengen en nieuwe

beleidsvoornemens op het terrein van de basisregistratie persoonsgegevens te realiseren.

Nieuwe ontwikkelingen, of het nu gaat om uitbreiding van gegevens dan wel om nieuwe functies, kunnen eenvoudiger, sneller en tegen aanmerkelijk minder kosten in het systeem worden gerealiseerd. Daarbij worden de principes en beleidsrichtlijnen van de elektronische overheid (inclusief open standaarden en open source) toegepast. Dat heeft ook zijn weerslag op de bepalingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen met betrekking tot de technische aspecten van de basisregistratie personen. Het aantal artikelen dat gewijd is aan de

3 Nadere informatie over het programma modernisering GBA is te vinden in de Kamerstukken II, 27 859.

(8)

technische en administratieve inrichting, de werking en de beveiliging van de basisregistratie is aanzienlijk teruggebracht. Hierdoor is ruimte ontstaan voor verdere ontwikkeling van de basisregistratie personen, zonder hiervoor telkens de wet te hoeven aanpassen.

De nieuwe architectuur van de basisregistratie kenmerkt zich door de aanwezigheid van gemeentelijke voorzieningen en centrale voorzieningen. Deze voorzieningen kennen ieder hun specifieke functionaliteiten op het terrein van bijhouding, verstrekking en controle van de daarin opgenomen gegevens. Er vindt uitwisseling plaats van gegevens tussen de centrale voorzieningen en de gemeentelijke voorzieningen, in ieder geval waar het gaat om de activiteiten die gericht zijn op de bijhouding van gegevens (waaronder ook de terugmelding van afwijkende gegevens door bestuursorganen). Op het niveau van de wet worden overigens geen specifieke regels gesteld omtrent de exacte inhoud van de gemeentelijke voorziening of van de centrale voorzieningen, noch over de uitwisseling van gegevens tussen die voorzieningen. Dat gebeurt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Hiermee wordt bereikt dat op flexibele wijze kan worden ingespeeld op nieuwe technische

ontwikkelingen en architectuurkeuzes niet op voorhand worden belemmerd door een te rigide wettelijk kader. Dit neemt niet weg dat de wet volstrekt helder is over de

verantwoordelijkheden van de verschillende overheidsorganen die betrokken zijn de basisregistratie personen. Dat is niet alleen van belang voor de transparantie van de gegevensverwerkingen, maar ook voor de rechtsbescherming van de ingeschrevenen die moeten weten waar zij bezwaar kunnen maken indien zij het met de verwerking van

gegevens over hun persoon niet eens zijn. Bovendien zullen de nodige regels worden gesteld met betrekking tot de technische en administratieve inrichting, werking en beveiliging van de basisregistratie. Deze regels zullen zowel de gemeentelijke voorziening als de centrale voorziening omvatten.

Ook wat betreft de verstrekking van gegevens aan overheidsorganen (waaronder de gemeenten zelf) en derden laat de wet, in tegenstelling tot de Wet GBA, veel ruimte om te kiezen voor verschillende technische oplossingen. In de desbetreffende wettelijke bepalingen wordt uitsluitend gesproken over verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen.

Dit biedt de mogelijkheid om verstrekking van gegevens zowel uit de centrale voorzieningen als uit de gemeentelijke voorziening te laten plaatsvinden. Daarbij kunnen gegevens ook online geraadpleegd worden.

Voorts omvat de modernisering van de basisregistratie een wijziging van het gegevensmodel, waardoor een logischer ordening van de gegevens wordt gerealiseerd die naadloos aansluit op de nieuwe structuur van de basisregistratie. Het nieuwe gegevensmodel houdt onder andere rekening met de nieuwe mogelijkheden die als gevolg van de invoering van de centrale voorzieningen ontstaan. Zo is het bijvoorbeeld niet meer nodig dat verschillende gegevens over een persoon die aan een ingezetene is gerelateerd, zoals een ouder of een kind (die immers al in de basisregistratie zijn opgenomen) nog eens worden vermeld op de persoonslijst van de desbetreffende ingezetene. Volstaan kan worden met een verwijzing, door middel van het daartoe aangewezen nummer, naar de persoonslijst die van de gerelateerde in de landelijke gegevensverzameling is opgeslagen.

2.2.2 De gemeentelijke voorziening

De gegevens over een ingezetene worden, evenals voorheen, bijgehouden door het college van B&W van de gemeente waar deze zijn adres heeft. Hiermee wordt recht gedaan aan het

(9)

uitgangspunt dat de bijhouding van de gegevens zo dicht mogelijk bij de bron, te weten de in Nederland wonende ingezetene, dient te zijn belegd. De gemeente blijft daarvoor de meest aangewezen bestuurslaag. De bijhouding gebeurt met gebruikmaking van een zogenaamde gemeentelijke voorziening, waarvoor het college van B&W verantwoordelijk is. Zoals in paragraaf 2.2.1 is vermeld, laat de wet zich niet uit over de exacte inhoud van de

gemeentelijke voorziening. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zal echter de functionele inhoud van de voorzieningen van de basisregistratie personen, onder andere voor het proces van bijhouding van gegevens, dwingend worden voorgeschreven en waar nodig ter beschikking worden gesteld. Dit komt naar verwachting de kwaliteit van de gegevens in de basisregistratie ten goede omdat daarmee uniformiteit in de bijhouding kan worden

afgedwongen en wijzigingen in de regelgeving snel in de systemen kunnen worden

gerealiseerd. Voor de ondersteuning van gemeentelijke werkprocessen kunnen gemeenten voorts aanvullende modules ontwikkelen die op eenvoudige wijze met de voorzieningen van de basisregistratie personen kunnen communiceren.

2.2.3 De centrale voorzieningen

De minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van de zogenaamde centrale voorzieningen. Daartoe behoort in de eerste plaats de landelijke gegevensverzameling met de persoonslijsten van alle in de basisregistratie ingeschreven personen, zowel de

ingezetenen als de niet-ingezetenen. De persoonslijsten van de ingezetenen worden

bijgehouden onder verantwoordelijkheid van het college van B&W van de gemeente waar de desbetreffende persoon zijn adres heeft. Het college zorgt voor de aanlevering van de gegevens. De persoonslijsten van niet-ingezetenen worden bijgehouden onder

verantwoordelijkheid van de minister.4 Gegevens over een niet-ingezetene kunnen in de eerste plaats worden aangeleverd door een aangewezen bestuursorgaan. Een aangewezen bestuursorgaan is een bestuursorgaan dat op grond van deze wet bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen in verband met de bijhouding van gegevens over niet-

ingezetenen. Een aangewezen bestuursorgaan is bevoegd de minister te verzoeken om in de basisregistratie gegevens op te nemen betreffende personen die in het buitenland hun vaste woonplaats hebben en over wie het bestuursorgaan in verband met de uitoefening van zijn taak zelf al gegevens verwerkt. Voorbeelden van bestuursorganen die voor aanwijzing in aanmerking komen zijn de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank. Aanlevering van gegevens over een niet-ingezetene kan ook plaatsvinden vanuit een zogenaamde

inschrijfvoorziening, waar een persoon zich heeft aangemeld om als niet-ingezetene te worden ingeschreven. Inschrijfvoorzieningen zijn voorzieningen die in Nederland door de minister in stand worden gehouden, onder andere voor het inschrijven op eigen verzoek van personen die in aanmerking komen om als niet-ingezetene in de basisregistratie personen te worden opgenomen.

De centrale voorzieningen bieden voorts de technische mogelijkheid om vanuit één punt gegevens te verstrekken uit de basisregistratie personen. Onder de Wet GBA werden alle verstrekkingen in technische zin aanvankelijk vanuit de afzonderlijke gemeentelijke systemen gedaan. Dit gold ook voor de zogenaamde systematische verstrekkingen aan landelijke afnemers en zogenaamde bijzondere derden die gebaseerd zijn op een besluit van de minister (autorisatiebesluit). Om dit laatste mogelijk te maken moesten de gemeenten regelmatig door de minister beschikbaar gestelde software implementeren in hun systemen.

4 Zie voor de uitzonderingen op deze hoofdregel de toelichting op de artikelen 1.4 en 2.1.

(10)

Deze vrij omslachtige en dure methode is niet meer nodig als gevolg van de invoering van de zogenaamde verstrekkingenvoorziening. In deze centrale voorziening hoeven de

autorisatiebesluiten nog slechts eenmalig te worden geïmplementeerd en kan verstrekking van gegevens vanuit één punt plaatsvinden. De verstrekkingenvoorziening, die onder de werking van de Wet GBA beheersmatig al was ondergebracht bij de minister, wordt een onderdeel van de centrale voorzieningen op grond van deze wet.

Tenslotte maakt ook de zogenaamde terugmeldvoorziening deel uit van de centrale

voorzieningen. Met behulp van deze voorziening kan een bestuursorgaan dat gerede twijfel heeft over de juistheid van een authentiek gegeven dat hij verstrekt heeft gekregen uit de basisregistratie, hiervan op geautomatiseerde wijze mededeling doen aan het college van B&W van de gemeente waar de betrokken persoon als ingezetene is ingeschreven. Het desbetreffende college onderzoekt de terugmelding en verwerkt die zo nodig in de persoonslijst van de betrokkene. De terugmeldplicht geldt uitsluitend met betrekking tot ingezetenen. De terugmeldvoorziening van de basisregistratie personen werkt overigens samen met de generieke terugmeldfaciliteit van het stelsel van basisregistraties.

2.2.4 Het nieuwe gegevensmodel

Het slotstuk van de modernisering is de invoering van een nieuw gegevensmodel, waarin de persoonsgegevens op een meer logische wijze zijn gestructureerd. Dat maakt het mogelijk om het opnemen van gegevens in de basisregistratie consequenter uit te voeren. De bijhouding van de gegevens wordt hierdoor eenvoudiger en er is minder kans op

interpretatieverschillen tussen de verschillende instanties die met de bijhouding zijn belast.

Een voorbeeld daarvan is de systematiek met betrekking tot de verwerking van gegevens over personen die gerelateerd zijn aan een ingeschrevene (zoals diens ouders of kinderen).

Zoals hiervoor in paragraaf 2.2.1. is aangegeven worden de gegevens van de gerelateerde niet meer apart op de persoonslijst van de ingeschrevene vermeld, maar wordt met behulp van een nummer (in het algemeen het burgerservicenummer) een link gelegd naar de persoonslijst van de gerelateerde persoon in de centrale database. Dit draagt bij aan de consistentie in de gegevens die over een gerelateerde persoon zijn opgeslagen, omdat zij nog slechts op één plaats worden geregistreerd in de basisregistratie. Daarnaast worden in het geval van verstrekking van gegevens over een ingeschrevene, waarbij ook gegevens van een aan hem gerelateerde persoon van belang zijn, die gegevens rechtstreeks ontleend aan de persoonslijst van de desbetreffende gerelateerde. Hierdoor wordt gewaarborgd dat altijd de actuele gegevens van de gerelateerde worden verstrekt.

Voorts maakt de nieuwe opzet van het gegevensmodel het mogelijk om in veel gevallen zonder ingrijpende wijzigingen in het ontwerp, en daardoor goedkoper, de gegevensset aan te passen. Zo heeft destijds bijvoorbeeld de invoering in het burgerlijk wetboek van de mogelijkheid tot het sluiten van een huwelijk c.q. het aangaan van een geregistreerd partnerschap tussen personen van gelijk geslacht, geleid tot ingrijpende en kostbare

wijzigingen in het Logisch Ontwerp van de GBA. In het nieuwe gegevensmodel zouden deze aanpassingen beperkter van omvang zijn geweest.

(11)

2.3 Uitbreiding van de basisregistratie met niet-ingezetenen 2.3.1 Inleiding

Het idee om gegevens over niet-ingezetenen vast te leggen in een centrale registratie is niet nieuw. De eerste gedachtevorming hierover vond plaats in het kader van de

beleidsontwikkeling rond het burgerservicenummer. Sindsdien is in verscheidene

voortgangsrapportages over de elektronische overheid aandacht besteed aan de vorming van een registratie van niet-ingezetenen. Het voornemen om gegevens over niet-ingezetenen samen te voegen met gegevens over ingezetenen in een nieuw te vormen basisregistratie personen, werd verwoord in de brief van 27 januari 2009 over de dienstverlening van de overheid en het terugdringen van regeldruk.5 In de brief van 9 maart 2009 werd de relatie gelegd met het programma modernisering gemeentelijke basisadministratie

persoonsgegevens, dat zich mede is gaan richten op de totstandkoming van de registratie van niet-ingezetenen.6

Alvorens nader in te gaan op de achtergronden en uitwerking van de registratie van niet- ingezetenen in de basisregistratie personen, is het zinvol om de categorie personen om wie het gaat nader te omschrijven. Het wetsvoorstel kent in tegenstelling tot de ingezetene geen definitie van de niet-ingezetene. In beginsel komt namelijk iedere persoon die geen

ingezetene is van Nederland in aanmerking voor de kwalificatie niet-ingezetene. Het wetsvoorstel kadert de groep van niet-ingezetenen echter in door te bepalen dat de

basisregistratie slechts persoonsgegevens bevat over andere personen dan ingezetenen voor zover deze wet daarin voorziet. Dit betekent dat uit de samenhangende wettelijke bepalingen kan worden afgeleid wie niet-ingezetene is in de zin van deze wet. Enerzijds gaat het om personen die aanvankelijk als ingezetene in de basisregistratie zijn ingeschreven, maar inmiddels zijn geëmigreerd of overleden. Deze personen blijven als niet-ingezetene

ingeschreven in de basisregistratie, Anderzijds is er de nieuwe categorie personen die vanaf het begin als niet-ingezetene in de basisregistratie personen worden ingeschreven. Dat kan gebeuren op verzoek van een aangewezen bestuursorgaan dat reeds gegevens verwerkt over de betrokken persoon in verband met de uitoefening van zijn taak dan wel op eigen verzoek van een persoon die zich daartoe meldt bij een inschrijfvoorziening. In dit deel van de toelichting zal met name aandacht worden besteed aan de personen die zijn geëmigreerd en de nieuwe categorie personen, over wie gegevens worden bijgehouden als niet-ingezetenen.

De voordelen van een centrale registratie van algemene gegevens over niet-ingezetenen zijn onmiskenbaar. Niet alleen wordt de afstemming tussen de bestaande sectorale registraties van niet-ingezetenen daardoor verbeterd, maar ook kunnen de gegevens over niet-

ingezetenen uit een centrale registratie eenvoudiger dan voorheen worden verstrekt aan de verschillende overheidsorganen die deze gegevens nodig hebben voor hun taken. Ook het samenbrengen van de gegevens van ingezetenen en niet-ingezetenen in een gezamenlijke database biedt de nodige voordelen. Er kan, met name waar het gaat om het gezamenlijke gebruik van een aantal technische voorzieningen voor de opslag en verstrekking van gegevens, synergie worden bereikt, Overigens blijven er tussen ingezetenen en niet- ingezetenen ook duidelijke verschillen bestaan, in het bijzonder op het gebied van de bijhouding van gegevens.

5 Kamerstukken II 2008/09, 29 362, nr. 149.

6 Kamerstukken II, 2008/09, 27 859, nr. 17.

(12)

De uitgangspunten van de registratie van niet-ingezetenen zijn op beknopte wijze al uiteengezet in de zogenaamde startbrief van 2 juli 2009.7 Hierna zal daarop uitvoeriger worden ingegaan.

2.3.2 Redenen voor een centrale registratie van niet-ingezetenen Algemeen

In het kader van de uitvoering van hun taak leggen verschillende Nederlandse

bestuursorganen gegevens vast over niet-ingezetenen, bijvoorbeeld grensarbeiders. De Belastingdienst registreert gegevens over een grensarbeider in verband met de toekenning van een sofinummer en de loonheffing. In verband met mogelijke aanspraken van een grensarbeider op een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet, legt de Sociale verzekeringsbank eveneens gegevens over deze persoon vast. In verband met mogelijke aanspraken van dezelfde grensarbeider op een arbeidsongeschiktheidsuitkering worden over hem ook door het UWV gegevens vastgelegd. De grensarbeider heeft dus contact met meer dan één bestuursorgaan en zijn gegevens worden in evenzoveel registraties opgenomen.

Ook iemand die emigreert, later aanspraak maakt op een uitkering op grond van de AOW en een paspoort aanvraagt bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het land waar hij verblijft, heeft met meerdere bestuursorganen contact. Daarbij worden de door hem verstrekte gegevens telkens opnieuw vastgelegd in de verschillende betrokken overheidsregistraties.

De wijze waarop de informatie wordt vergaard hangt af van de concrete taak en van de manier waarop de uitvoering van deze taak is vormgegeven door het betreffende bestuursorgaan.8 Ondanks het bestaan van verschillen kan er een algemene lijn in deze informatievergaring worden onderkend. Het bestuursorgaan legt op een gegeven moment gegevens over een persoon voor de eerste keer vast (inschrijven), brengt wijzigingen in de gegevens over die persoon aan (actualiseren) en voert controles uit om de kwaliteit van de gegevens op het gewenste niveau te krijgen. Al deze handelingen kan het bestuursorgaan geheel zelf doen. Denkbaar is echter ook dat het bestuursorgaan gebruik maakt van informatie die al beschikbaar is.

Voor personen die zijn ingeschreven in de huidige GBA gebeurt dit al en kunnen

overheidsorganen voor de basisgegevens van een persoon zoals de naam, geboortedatum, geslacht en nationaliteit terugvallen op de gegevens die gemeenten in deze

basisadministratie bijhouden. Er bestaat op dit moment echter geen vergelijkbare basisadministratie met gegevens over niet-ingezetenen.

De huidige situatie is dat de verschillende bestuursorganen ieder voor zich

inschrijvingsprocedures voor niet-ingezetenen hebben opgezet. Voor fiscale doeleinden bijvoorbeeld kan een niet-ingezetene zich laten inschrijven bij een van de

inschrijfvoorzieningen van de Belastingdienst. Daarvan wordt onder meer gebruik gemaakt door personen uit het buitenland die hier seizoenwerk komen doen en door grensarbeiders.

De niet-ingezetene verkrijgt na inschrijving een sofinummer. Andere inschrijvingsprocedures zijn ingericht door de Sociale verzekeringsbank voor niet-ingezetenen die recht hebben op een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet en door het College voor

Zorgverzekeringen voor verzekerden die geen ingezetene zijn en die recht hebben op vergoeding van de kosten van medische zorg die in het buitenland aan hen is verleend.

7 Kamerstukken II, 2008/09, 27 859, nr. 26.

8 Dat is anders bij de bijhouding door gemeenten van gegevens over ingezetenen waarbij gebeurtenissen zoals geboorte, (r)emigratie en overlijden tot informatievergaring leiden.

(13)

Naast inschrijvingsprocedures hebben de betreffende bestuursorganen ieder hun systemen die ervoor moeten zorgen dat zij beschikken over actuele en correcte gegevens over niet- ingezetenen. Een onderdeel daarvan vormen de verplichtingen in de (sectorale) regelgeving aan de betrokkene om wijzigingen in zijn gegevens door te geven.9 Voorts zijn er inlichtingen- en opsporingsapparaten zoals sociaal attachés werkzaam bij Nederlandse

vertegenwoordigingen in het buitenland die ingezet kunnen worden om de juistheid van de gegevens te verifiëren. Evenals bij inschrijving zijn ook de procedures voor het actualiseren en controleren van de gegevens over niet-ingezetenen in hoge mate verbonden aan de taak die het betreffende bestuursorgaan uitvoert. Hetzelfde geldt voor de ambtelijke apparaten die daarvoor nodig zijn.

Tot nu toe maken de verschillende bestuursorganen slechts in beperkte mate gebruik van de gegevens over niet-ingezetenen die andere bestuursorganen verzamelen. In sommige gevallen kan gebruik worden gemaakt van de gegevens in de huidige GBA over geëmigreerde personen. Deze weerspiegelen echter veelal niet de actuele situatie; zo worden adreswijzigingen in het buitenland niet geactualiseerd. Het is ook mogelijk dat de gegevens van de niet-ingezetene bij een andere uitvoeringsorganisatie zoals de

Belastingdienst bekend zijn omdat deze (al dan niet recent) contact heeft gehad met de persoon in kwestie. Om gebruik te maken van de gegevens van een ander bestuursorgaan moeten de betrokken organisaties echter bilateraal de gegevensuitwisseling mogelijk maken.

Er zijn immers organisatorische en technische afspraken nodig voor informatie-uitwisseling.

Bovendien is bilaterale afstemming inefficiënt en foutgevoelig. Dat heeft tot gevolg dat afstemming soms achterwege blijft, waardoor eenzelfde persoon verschillend geregistreerd kan staan bij verschillende bestuursorganen. En ook al is er sprake van informatie-

uitwisseling tussen de bestuursorganen, dan betekent dat nog niet dat wijzigingen in de gegevens over een niet-ingezetene die beschikbaar zijn bij het ene bestuursorgaan

automatisch terecht komen bij de andere bestuursorganen die ook een relatie onderhouden met de niet-ingezetene. Gevolg hiervan is dat in veel gevallen pas achteraf, bijvoorbeeld wanneer gebleken is dat de informatie over een niet-ingezetene niet meer actueel is,

informatie ingewonnen wordt bij andere bestuursorganen. Omdat niet op voorhand bekend is bij welke registratie de niet-ingezetene staat geregistreerd, bijvoorbeeld omdat onbekend is of het om een ingezetene dan wel een niet-ingezetene gaat, betekent het ontbreken van

gegevens over niet-ingezetenen in een voor alle betrokken bestuursorganen raadpleegbare basisregistratie personen dat bestuursorganen altijd meerdere registraties moeten

raadplegen.

De nadelen die voortvloeien uit het ontbreken van een centrale registratie van gegevens over niet-ingezetenen, gelden zowel voor de overheid als voor niet-ingezetenen. Extra

inschrijvingen in registraties belasten niet alleen de desbetreffende bestuursorganen maar evenzeer de betrokken niet-ingezetenen. Hetzelfde geldt voor het meermaals actualiseren, controleren en verstrekken van gegevens over de niet-ingezetene. Daardoor wordt de niet- ingezetene immers vaker met de vraag naar zijn algemene gegevens geconfronteerd dan nodig is. Hij kan bijvoorbeeld niet volstaan met het eenmalig doorgeven van een verhuizing in het buitenland omdat er geen mechanismen zijn om deze verhuizing aan alle relevante bestuursorganen door te geven.

9 Zie bijvoorbeeld artikel 2 en 3 in ‘Controlevoorschriften AOW’, Staatscourant 13 juni 2008, nr. 112 / pag. 27.

(14)

De bovengenoemde nadelen die verbonden zijn aan de registratie van de algemene

gegevens van niet-ingezetenen door de verschillende bestuursorganen die ieder op zich een relatie onderhouden met de betrokken persoon, kunnen worden opgeheven door deze gegevens in een centraal bestand vast te leggen dat door de desbetreffende

bestuursorganen kan worden geraadpleegd. Aangezien niet-ingezetenen op een gegeven moment ingezetenen kunnen worden of eerder ingezetene zijn geweest en veel van de betrokken bestuursorganen zowel gegevens over ingezetenen als niet-ingezetenen

verwerken, is voorts besloten om de gegevens over beide categorieën personen bij te houden in één basisregistratie personen, waaruit zij ook verstrekt kunnen worden.

Alternatieven voor de opneming van niet-ingezetenen in de basisregistratie

De opneming van niet-ingezetenen in de basisregistratie personen, waarin ook de gegevens over ingezetenen zijn opgeslagen, verdient de voorkeur boven andere alternatieven die zijn overwogen. Zo zou het denkbaar zijn geweest de centrale registratie van niet-ingezetenen onder te brengen bij een van de bestuursorganen die al een registratie van niet-ingezetenen heeft voor de uitvoering van de eigen taken of om een geheel aparte centrale registratie op te zetten. Het gevolg daarvan zou in beide gevallen echter zijn dat er twee centrale

basisregistraties met persoonsgegevens ontstaan, één voor ingezetenen en één voor niet- ingezetenen. Dat zou betekenen dat er twee informatiesystemen nodig zijn voor de opslag, actualisering en verstrekking van persoonsgegevens en dat bestuursorganen die gegevens over personen nodig hebben op twee plaatsen te rade zouden moeten gaan om te weten te komen waar zij de gegevens kunnen vinden. Voorts zou een aparte voorziening moeten worden getroffen voor de uitwisseling van gegevens tussen beide registraties in het geval een ingezetene door emigratie niet-ingezetene wordt en andersom. Ook de betrokken persoon zou door deze opzet nadelen ondervinden omdat hij niet met één maar met twee registraties te maken kan krijgen, wat meer belastend voor hem is. Dit alternatief is daardoor beduidend minder efficiënt dan de voorgestelde oplossing van een gezamenlijke basisregistratie met persoonsgegevens van zowel ingezetenen als niet-ingezetenen.

Bestendigheid van de opneming van niet-ingezetenen in de basisregistratie tegen misbruik De basisregistratie personen vormt een schakel in verschillende ketens waarmee de overheid haar dienstverlening aan ingezetenen en niet-ingezetenen realiseert. In een onderzoek naar de potentiële risico’s die de opname van gegevens over niet-ingezetenen in de

basisregistratie personen met zich mee kan brengen, is aanbevolen nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden om misbruik te maken van de voorziening. Het effect van de opname van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen op misbruik van overheidsvoorzieningen is onderzocht en er is nagegaan of nieuwe mogelijkheden tot het plegen van identiteitsfraude worden geïntroduceerd.10

Bij alle vormen van misbruik waarvan de casuïstiek werd onderzocht, blijkt dat er geen nieuwe mogelijkheden tot misbruik verschijnen. Dat heeft twee redenen. In de eerste plaats stelt de voorgestelde opname van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen voor de inschrijving eisen aan de identiteitsvaststelling van niet-ingezetenen die minimaal op hetzelfde niveau liggen als de eisen die gelden voor inschrijving in sectorale registraties van niet-ingezetenen. In de tweede plaats geven de gegevens in de

basisregistratie personen over niet-ingezetenen geen recht op overheidsvoorzieningen, ze vormen slechts een hulpmiddel.

10 Zie het onderzoeksrapport ‘De zwakste schakel’ inzake de positieve en negatieve fraude-effecten van de RNI, december 2008, Deloitte.

(15)

In een aantal casussen maakt de bundeling van gegevens in de basisregistratie personen het mogelijk om een poging tot misbruik te signaleren. Een voorbeeld hiervan vormt de situatie dat een persoon die niet in Nederland is ingeschreven in de basisregistratie personen zich op een bepaalde wijze voordoet bij een overheidsorgaan dat in verband met de uitvoering van zijn taak gegevens over hem nodig heeft. Indien dit overheidsorgaan een aangewezen bestuursorgaan is als bedoeld in deze wet, worden de gegevens over de betrokken persoon opgenomen in de basisregistratie. Wanneer de betrokkene later in contact komt met een ander overheidsorgaan (ook al is dat geen aangewezen bestuursorgaan als bovenbedoeld) en daar opeens andere gegevens verstrekt, is er grote kans dat dit feit aan het licht komt, omdat het andere overheidsorgaan straks ook gebruik kan maken van de gegevens die over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen zijn geregistreerd. Een ander voorbeeld vormt een poging om gebruik te maken van het persoonsnummer van een andere persoon.

Doordat niet-ingezetenen die zijn opgenomen in de basisregistratie personen de beschikking hebben over een burgerservicenummer kunnen uitvoeringsorganisaties snel en effectief controleren of een opgegeven persoonsnummer is toegekend en of het aan de niet- ingezetene is toegekend. De registratie van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen maakt de controlemogelijkheden die het burgerservicenummer biedt voor een bredere doelgroep toegankelijk. Daardoor wordt het ook lastiger voor een niet- ingezetene om gebruik te maken van het persoonsnummer van een ander, onder meer omdat een online verificatie mogelijkheid bestaat om na te gaan of een burgerservicenummer bij een bepaalde persoon hoort

2.3.3 Uitgangspunten voor de verwerking van gegevens over niet-ingezetenen

De verwerking van gegevens over niet-ingezetenen kent essentiële verschillen ten opzichte van de gegevensverwerking over ingezetenen. De regels met betrekking tot de bijhouding van gegevens over ingezetenen gaan uit van het feit dat een persoon is gevestigd op een adres in een gemeente. Door het enkele feit dat een persoon bestendig verblijf heeft in een gemeente ontstaan er relaties tussen deze persoon en Nederlandse overheidsinstanties.

Doordat betrokkene een adres heeft in een gemeente, is de gemeente de voor de hand liggende bestuurslaag voor de bijhouding van de gegevens over de ingezetene. Het college van B&W is verantwoordelijk voor de bijhouding en beschikt over de wettelijke middelen om de burger eventueel op te roepen en nadere inlichtingen te laten verstrekken die voor de bijhouding van de gegevens over hem van belang zijn. Zij zijn tevens het meest aangewezen overheidsorgaan om onderzoek te doen naar het feitelijke adres van de ingeschrevene in hun gemeente. Voorts legt de wet aan een groot aantal publiekrechtelijke instanties verplichtingen op om spontaan dan wel op verzoek gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de bijhouding van de persoonsgegevens over een ingezetene in de basisregistratie. Daardoor is het mogelijk over ingezetenen een actuele registratie bij te houden met basisgegevens die in principe voor alle overheidsorganen relevant kunnen zijn bij de uitvoering van hun taken.

Door de voortdurende actualisering voldoen die gegevens bovendien aan zodanige kwaliteitseisen dat een aantal daarvan als authentieke gegevens kunnen worden aangewezen die in beginsel verplicht gebruikt moeten worden door bestuursorganen.

Met betrekking tot de niet-ingezetenen ligt dit anders. Afgezien van de personen die eerder als ingezetene zijn ingeschreven en door emigratie of overlijden niet-ingezetene zijn geworden, is de aanleiding voor opneming van gegevens over de niet-ingezetene in de basisregistratie niet gelegen in het feit dat deze zich vestigt op een adres in een gemeente.

De registratie van de niet-ingezetene vloeit voort uit de aanwezigheid van een of meer

(16)

specifieke relaties die al tussen de betrokken persoon en bepaalde bestuursorganen bestaan of uit het feit dat degene die een relatie met de overheid heeft maar niet bestendig in

Nederland zal verblijven, zich aanmeldt voor inschrijving in de basisregistratie als niet- ingezetene. De achtergrond van de registratie is daarmee een andere dan bij ingezetenen.

De aanleiding voor inschrijving van niet-ingezetenen is meer specifiek en de bijhouding van gegevens over hen is, mede door het feit dat zij niet op een adres in Nederland zijn

ingeschreven, beperkter van opzet dan bij ingezetenen het geval is. Ook zijn er ten opzichte van ingezetenen minder uitgebreide mogelijkheden voor actualisering van de opgenomen gegevens over niet-ingezetenen.

De gegevens over niet-ingezetenen die in de basisregistratie personen worden opgenomen zullen voor een deel afkomstig zijn van de zogenaamde aangewezen bestuursorganen die deze gegevens reeds in hun bedrijfsprocessen verwerken. Zoals vermeld in paragraaf 2.2.3 is een aangewezen bestuursorgaan een bestuursorgaan dat grond van deze wet bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen in verband met de bijhouding van gegevens over niet- ingezetenen. Het aangewezen bestuursorgaan is bevoegd de minister te verzoeken om in de basisregistratie gegevens op te nemen betreffende niet-ingezetenen over wie het

bestuursorgaan in verband met de uitoefening van zijn taak zelf al gegevens verwerkt. Het aangewezen bestuursorgaan draagt er derhalve zorg voor dat de betrokken persoon in de basisregistratie personen wordt ingeschreven en dat latere wijzigingen in diens

geregistreerde gegevens aan de basisregistratie worden doorgegeven. Daarmee heeft de minister op het punt van de bijhouding een lijdelijke rol, in tegenstelling tot de colleges van B&W. De colleges moeten voortdurend actief de gegevens van de ingezetenen in hun gemeenten actualiseren en in voorkomende gevallen ambtshalve personen inschrijven in de basisregistratie, indien deze feitelijk op een adres in de gemeente blijken te verblijven De inschrijving van een niet-ingezetene op verzoek van een aangewezen bestuursorgaan heeft het voordeel dat zij doelmatig is. De inspanningen die nodig zijn om een niet-ingezetene in te schrijven in een overheidsregistratie van een aangewezen bestuursorgaan hoeven voor het grootste deel slechts één keer uitgevoerd te worden. Het resultaat van een inschrijving bij een aangewezen bestuursorgaan komt ter beschikking van de basisregistratie personen en van de overheidsorganen die geautoriseerd zijn om daaruit gegevens verstrekt te krijgen, waaronder andere aangewezen bestuursorganen. Ook wordt bereikt dat veranderingen in de gegevens over niet-ingezetenen in beginsel slechts één keer vastgesteld en vastgelegd hoeven te worden.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Een van de beoogde aangewezen bestuursorganen is de Sociale verzekeringsbank (SVB) in zijn rol als uitkeringsinstantie voor de Algemene ouderdomswet (Aow). De niet-ingezetene Aow-gerechtigde is verplicht om wijzigingen in zijn persoonlijke omstandigheden direct aan de SVB door te geven. Die plicht omvat het

doorgeven van een nieuw adres in het geval van verhuizing. Zodra de SVB het nieuwe adres ontvangt en dit in haar bedrijfsprocessen heeft verwerkt, doet ze opgave daarvan aan de basisregistratie personen. Het nieuwe adres wordt dan opgenomen. Daarbij wordt de datum vermeld evenals de naam van het aangewezen bestuursorgaan - in dit geval de SVB - dat het nieuwe adres heeft doorgegeven. Overheidsorganen die het adres van deze niet-ingezetene nodig hebben en geautoriseerd zijn voor spontane gegevensverstrekking uit de

basisregistratie personen, krijgen automatisch een elektronische melding van het nieuwe adres van de niet-ingezetene. Deze vorm van actualiseren heeft als voordeel dat gebruik wordt gemaakt van bestaande regels en procedures waarvan de uitvoering nu al belegd is bij

(17)

overheidsorganen. De niet-ingezetene hoeft dus niet lastig te worden gevallen met een

‘nieuwe’ overheidsinstantie die informatie van hem wil hebben en er hoeft geen nieuw overheidsapparaat te worden opgezet om de basisregistratie personen van informatie over niet-ingezetenen te voorzien.

De bundeling van gegevens over niet-ingezetenen in de basisregistratie personen omvat ook de vastlegging van de resultaten van controles waarmee gegevens worden geverifieerd.

Wanneer een controle heeft uitgewezen dat de gegevens over de niet-ingezetene correct zijn, wordt de datum vastgelegd waarop de controle is uitgevoerd. Dat maakt het mogelijk dat de aangewezen bestuursorganen hun controles eenvoudig kunnen optimaliseren. Een

aangewezen bestuursorgaan dat de gegevens van een niet-ingezetene verstrekt krijgt, kan immers voorafgaand aan een controle nagaan of eenzelfde controle recentelijk door een ander aangewezen bestuursorgaan heeft plaatsgevonden. Doordat de controleresultaten worden gedeeld, is een vermindering van de intensiteit van de controles mogelijk. Bundeling van gegevens leidt voorts tot minder fouten in de gegevens en tot hogere actualiteit omdat de aangewezen bestuursorganen correcties van fouten en actuele gegevens met elkaar delen.

Ze biedt extra mogelijkheden om misbruik van voorzieningen tegen te gaan omdat bestuursorganen die de gemeenschappelijke gegevens over niet-ingezetenen gebruiken, dezelfde algemene gegevens hanteren.

Gegevens over een niet-ingezetene kunnen ook in de basisadministratie personen worden opgenomen door tussenkomst van een inschrijfvoorziening waar de betrokken persoon zich heeft gemeld. Inschrijfvoorzieningen zijn, zoals in paragraaf 2.2.3 is uiteengezet,

voorzieningen die in Nederland door de minister in stand worden gehouden, onder andere voor het inschrijven op eigen verzoek van personen die in aanmerking komen om als niet- ingezetene in de basisregistratie personen te worden opgenomen. Zodra aangewezen bestuursorganen in het kader van de uitvoering van hun taak gegevens over de betrokken persoon gaan verwerken, zullen wijzigingen daarin door een aangewezen bestuursorgaan aan de basisregistratie kunnen worden doorgegeven en wordt het bovengenoemde systeem van controle en actualisering van toepassing op de gegevens van deze niet-ingezetene.

De verantwoordelijkheid voor de verstrekking van gegevens over zowel ingezetenen als niet- ingezetenen ligt bij de minister en bij de colleges van B&W. De systematische verstrekkingen vinden plaats op grond van een autorisatiebesluit van de minister. De wet geeft voorts een regeling met betrekking tot de niet-systematische verstrekkingen van gegevens over ingeschrevenen die door ieder college van B&W kunnen geschieden (plaatsonafhankelijke verstrekkingen). Daarnaast zijn er nog lokale verstrekkingen mogelijk door een college van B&W, die in beginsel betrekking hebben op de gegevens over personen die als ingezetene in de gemeente zijn ingeschreven. Tenslotte is er nog de gegevensverstrekking aan betrokkene zelf. Deze verstrekking vindt echter plaats in een andere context. Zij vloeit voort uit een verzoek van de betrokkene in het kader van de uitoefening van zijn recht op inzage van de gegevens die over hem worden verwerkt in de basisregistratie. Een dergelijk verzoek kan door de betrokken persoon behalve aan een college van B&W ook worden gericht aan de minister door tussenkomst van een inschrijfvoorziening. De verstrekking van de gegevens vindt vervolgens plaats door de instantie bij wie het desbetreffende verzoek is ingediend.

(18)

2.4 De verbetering van de kwaliteit van de basisregistratie 2.4.1 Inleiding

Het wetsvoorstel bevat een aantal nieuwe maatregelen die een verdere verbetering van de kwaliteit van de gegevens in de basisregistratie personen moeten waarborgen. Het spreekt voor zich dat, gezien het doel en het belang van de basisregistratie personen als hét informatiesysteem van de overheid waarin algemene persoonsgegevens over de burgers worden bijgehouden, die gegevens aan hoge eisen van betrouwbaarheid moeten voldoen.

Onder kwaliteit wordt hier verstaan dat de gegevens die over een persoon in de

basisregistratie zijn opgenomen een actuele en correcte weergave zijn van de relevante rechtsfeiten en andere feitelijke omstandigheden met betrekking tot de geregistreerde. Zo moeten niet alleen de gegevens kloppen die nauwelijks zullen wijzigen, zoals de naam, geboortedatum en geboorteplaats van de ingeschrevene of de gegevens van diens ouders.

Ook andere gegevens die vaker aan verandering onderhevig zijn, zoals het bestaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap, de aanwezigheid van kinderen of het adres, moeten correct zijn geregistreerd. Dat er groot belang wordt gehecht aan de kwaliteit van de

gegevens in de bevolkingsadministratie is vanzelfsprekend niet nieuw. De Wet GBA bevat de nodige bepalingen die gericht zijn op een correcte bijhouding van de gegevens. Daarin worden onder andere verplichtingen opgelegd aan bestuursorganen en aan burgers om gegevens aan te leveren die voor de bijhouding relevant zijn.

Het belang van de kwaliteit van de gegevens heeft echter een nieuwe dimensie gekregen door de ontwikkeling van de GBA tot een basisregistratie, die moet voldoen aan de uitgangspunten die zijn geformuleerd in het kader van het stelsel van basisregistraties. Dit houdt in dat een deel van de in de GBA opgenomen persoonsgegevens authentiek is verklaard, waardoor deze gegevens in beginsel verplicht moeten worden gebruikt door alle bestuursorganen. De bestuursorganen dienen deze gegevens in eerste instantie als juist aan te nemen en mogen de burger niet meer vragen deze gegevens telkens opnieuw aan hen te overleggen. Bij brief van 11 juni 2008 is aan de Tweede Kamer in verband met deze

ontwikkeling een actieplan gepresenteerd, waarin uiteen wordt gezet op welke wijze het kwaliteitsniveau van de gegevens zal worden gerealiseerd dat bij de basisregistratie

persoonsgegevens past11. Een van de belangrijkste noties uit de brief is dat verbetering van de kwaliteit van de gegevens slechts kan worden bereikt door de gezamenlijke inspanningen van een ieder die op enigerlei wijze betrokken is bij de basisregistratie personen. Dat zijn dus niet alleen de colleges van B&W, die verantwoordelijk zijn voor de bijhouding van de

gegevens over de ingezetenen in hun gemeente, of de minister die verantwoordelijk is voor de bijhouding van de gegevens over niet-ingezetenen. Ook de bestuursorganen die een terugmelding moeten doen aan de basisregistratie wanneer de daaruit aan hen verstrekte gegevens over een ingeschrevene afwijken van de gegevens waarover zij zelf beschikken, leveren een onmisbare bijdrage aan de kwaliteit van de basisregistratie. Tenslotte is het van wezenlijk belang dat de burger zelf tijdig alle informatie doorgeeft die relevant is voor de bijhouding van de basisregistratie.

In de brief worden twee nieuwe maatregelen genoemd die in dit wetsvoorstel hun beslag krijgen. De eerste betreft de invoering van een nieuw instrumentarium waarmee voortdurend

11 Kamerstukken II, vergaderjaar 2007/08, 27 859, nr. 12.

(19)

de betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens kan worden gemonitord en eventueel passende actie kan worden ondernomen om de kwaliteit van (de bijhouding van) de gegevens structureel te verbeteren. Daarnaast wordt voorgesteld dat in een aantal gevallen door het college van B&W een bestuurlijke boete kan worden opgelegd aan een ingezetene die een in de wet opgenomen verplichting om (tijdig) de informatie te verstrekken die van belang is voor de correcte bijhouding van de basisregistratie, niet nakomt.

Zowel het nieuwe instrumentarium als de bestuurlijke boete beogen de kwaliteit van de gegevens over de ingezetenen in de basisregistratie verder te verhogen en zijn derhalve bedoeld als ondersteuning van de colleges van B&W die belast zijn met de verwerking van deze gegevens, Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat gemeenten een

afzonderlijke bestuurslaag vormen. In een aparte paragraaf zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop het wetsvoorstel voorziet in de handhaving van de kwaliteit van de gegevens over de niet-ingezetenen in de basisregistratie.

2.4.2 Het nieuwe kwaliteitsinstrumentarium

Met het oog op het handhaven van de noodzakelijke kwaliteit van de gegevensverwerking in de huidige GBA is op dit moment in de Wet GBA een driejaarlijkse controle bij de gemeenten voorgeschreven. Deze controle wordt uitgevoerd door daartoe door de minister aangewezen bedrijven. Deze zogenaamde GBA audit heeft enerzijds betrekking op de uitvoering van de wettelijke regels met betrekking tot de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministratie. Daarbij wordt ook gecontroleerd op de

aanwezigheid en correcte toepassing van procedures, die de bescherming van de privacy van de ingeschrevenen moeten waarborgen. Anderzijds richt de audit zich op een controle op de juistheid van de in de basisadministratie opgenomen gegevens. In de praktijk blijken de driejaarlijkse audits meer een formele exercitie te zijn dan een instrument dat de gemeenten stimuleert om in hun werkprocessen voortdurend bezig te zijn met het aspect van

kwaliteitsbewaking van de gegevensverwerking. Om die reden is er voor gekozen een nieuw instrumentarium in te richten, dat uitgaat van permanente aandacht voor de kwaliteit van de gegevens.

Het nieuwe instrumentarium kent twee kernpunten. Ten eerste zullen de colleges van B&W, met gebruikmaking van de nieuwe technische mogelijkheden van de basisregistratie, ondersteund worden in de bijhouding van de gegevens. Dat gebeurt doordat de minister regelmatig controles uitvoert op de consistentie en integriteit van de in de centrale

voorziening opgeslagen gegevens en op de terugmeldingen van afwijkende gegevens door de gebruikers. De resultaten daarvan meldt hij aan de colleges van B&W van de gemeenten waar zich afwijkingen blijken voor te doen. Het betreft hier de uitvoering van zijn wettelijke informatieverplichtingen in het kader van de bijhouding van de gegevens in de basisregistratie als bedoeld in hoofdstuk 2 van het wetsvoorstel.

In de tweede plaats worden de colleges van B&W wettelijk verplicht om periodiek onderzoek te doen naar de inrichting, de werking en de beveiliging van de gemeentelijke voorziening, alsmede naar de juistheid van de gegevensverwerking (bijhouding en verstrekking) voor zover het college van B&W verantwoordelijk is voor die gegevensverwerking. Het college van B&W dient periodiek een uittreksel van deze zelfevaluatie te zenden aan het College

bescherming persoonsgegevens (Cbp) ten behoeve van de taak van het Cbp om in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toe te zien op de uitvoering van deze wet. Het college van B&W zendt ook periodiek een uittreksel van de resultaten van het

(20)

onderzoek aan de minister. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de periodiciteit en de uitvoering van de onderzoeken en de periodiciteit van de verzending van de resultaten daarvan aan het Cbp en de minister.

De minister krijgt door het uitvoeren van regelmatige controles op de centraal opgeslagen gegevens en op de terugmeldingen van afwijkende gegevens door de gebruikers van de basisregistratie en door de toegezonden resultaten van de zelfevaluaties een landelijk beeld van de inrichting de werking en de beveiliging van de basisregistratie en de juistheid van de gegevensverwerking voor zover de colleges van B&W daarvoor verantwoordelijk zijn. Deze informatie stelt hem in staat om zo nodig het stelsel aan te passen om een goede uitvoering te bevorderen. Latere resultaten en zelfevaluaties moeten vervolgens uitwijzen of de situatie verbeterd is. Uitgangspunt daarbij is dat het instrumentarium zodanig intensief zal worden ingezet, dat gemeenten daardoor worden gestimuleerd de zorg voor de kwaliteit van de gegevens over de ingezetenen in hun dagelijkse werkzaamheden in te bedden. Aandacht voor kwaliteit wordt hierdoor een continue proces.

2.4.3 De bestuurlijke boete

Behalve door de invoering van een kwaliteitsinstrumentarium dat zich richt op de gemeenten die primair verantwoordelijk zijn voor de verwerking van de gegevens over ingezetenen in de basisregistratie, kan de noodzakelijke verhoging van de betrouwbaarheid van de gegevens ook worden bevorderd door een betere handhaving van de verplichtingen van degenen die de desbetreffende gegevens moeten aanleveren. Dit heeft geleid tot het in het wetsvoorstel opnemen van de mogelijkheid voor de colleges van B&W om een bestuurlijke boete op te leggen. Een college van B&W kan in een aantal gevallen daartoe overgaan indien een ingezetene niet voldoet aan de wettelijke verplichting om desgevraagd inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de bijhouding van gegevens over hem.

De burger bepaalt door zijn feitelijke handelingen (zoals vestiging in Nederland, verhuizing of vertrek) of door het verrichten van rechtshandelingen (zoals huwelijk of erkenning van een kind in het buitenland) in overwegende mate of gegevens over hem moeten worden vastgelegd. Het grootste deel van de burgers voldoet aan zijn wettelijke verplichtingen om kennis te geven van de bovenbedoelde gebeurtenissen aan de colleges van B&W die voor de bijhouding van gegevens over de ingezetenen verantwoordelijk zijn. De werking van de basisregistratie brengt trouwens met zich mee dat de burger in het algemeen ook aan zijn verplichtingen zal willen voldoen. Indien over hem geen of onjuiste gegevens in de basisregistratie zijn opgenomen, zal hij daarvan immers zelf ook nadelen kunnen ondervinden. Hierbij valt te denken aan het mislopen van uitkeringen, problemen bij het verkrijgen van een paspoort of rijbewijs of het niet verkrijgen van een oproeping voor verkiezingen. De kans hierop is niet denkbeeldig, omdat Nederlandse bestuursorganen in beginsel verplicht zijn bij hun contacten met burgers uit te gaan van de in de basisregistratie personen opgenomen gegevens.

Hoewel de opneming van de juiste gegevens over hem in de basisregistratie derhalve ook in zijn belang is, blijkt de burger zich niet altijd bewust te zijn van de noodzaak om tijdig de informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor een correcte bijhouding van die gegevens.

De burger die er op uit is om fraude te plegen of misbruik van overheidsvoorzieningen te maken, heeft er zelfs belang bij om geen dan wel onjuiste informatie te verstrekken. In de Wet GBA is om die reden voorzien in een bepaling, die het niet nakomen van verplichtingen van de burger tot het verstrekken van informatie in bij de wet aangewezen gevallen als

(21)

overtreding strafbaar stelt. Deze strafbepaling is in dit wetsvoorstel overgenomen. De toepassing van deze strafbepaling is in de praktische uitvoering echter nogal omslachtig gebleken, waardoor er tot nu toe nauwelijks vervolging van de daarin genoemde

overtredingen heeft plaatsgevonden. Om die reden wordt voorgesteld voor een aantal overtredingen, in plaats van de strafrechtelijke sanctie, de bestuurlijke boete in te voeren.

Het wetsvoorstel legt de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete bij de colleges van B&W. Zij hebben een doorslaggevende rol in het kader van de handhaving van de verplichtingen van de burgers. Deze rol volgt rechtstreeks uit hun verantwoordelijkheid voor de bijhouding en de kwaliteit van de gegevens betreffende de ingezetenen in de basisregistratie. Het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd is 325 euro. Daarmee blijft dit bedrag beneden de grens in de Algemene wet bestuursrecht, waarboven extra formele eisen worden gesteld aan de oplegging van een bestuurlijke boete.

Hierdoor blijven de uitvoeringslasten voor de gemeenten beperkt.

2.4.4 De kwaliteit van de gegevens over niet-ingezetenen

De gegevens over niet-ingezetenen zijn enerzijds afkomstig van de onder de minister

ressorterende inschrijfvoorzieningen en worden anderzijds ontleend aan de bedrijfsprocessen van de aangewezen bestuursorganen. In het geval van inschrijving bij een

inschrijfvoorziening wordt de betrokkene deugdelijk geïdentificeerd waarbij voor de meeste gegevens op zijn minst gebruik wordt gemaakt van geldige identiteitsbewijzen. Bij inschrijving op verzoek van een bestuursorgaan staat vast dat het betrokken bestuursorgaan de

gegevens over de niet-ingezetene in zijn eigen bedrijfsprocessen verwerkt. De gegevens voldoen daarmee in ieder geval reeds aan de eisen die gesteld worden aan de bedrijfsvoering van de desbetreffende instellingen die belast met de uitvoering van wetten als de Algemene ouderdomswet en de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het aangewezen

bestuursorgaan dat verzoekt om opneming in de basisregistratie van gegevens over een niet- ingezetene is echter ook gehouden om belangrijke gegevens over de burgerlijke staat en de nationaliteit van de niet-ingezetene aan dezelfde rechtsbronnen te ontlenen die ook voor ingezetenen moeten worden gebruikt. Daarmee wordt bereikt dat waar mogelijk de kwaliteit van de gegevens over niet-ingezetenen in beginsel van hetzelfde hoge niveau is als bij de ingezetenen.

Het voorgaande neemt niet weg dat de actualiteit van de gegevens over niet-ingezetenen van geval tot geval uiteen kan lopen. De gegevens over niet-ingezetenen die frequent contact hebben met een van de aangewezen bestuursorganen, hebben veelal een hogere actualiteit en daarmee een hogere kwaliteit dan de gegevens over niet-ingezetenen die nauwelijks contact met een aangewezen bestuursorgaan hebben. Voor de beoordeling van de kwaliteit staat degene die uit de basisregistratie gegevens over niet-ingezetenen verstrekt krijgt (de gebruiker) een aantal hulpmiddelen ter beschikking. In de eerste plaats ontvangt de gebruiker tegelijk met het gegeven ook informatie over de datum waarop het gegeven voor de laatste keer is geactualiseerd, door welk aangewezen bestuursorgaan dat is gebeurd en de herkomst van het gegeven. In de tweede plaats wordt informatie meegegeven over de datum waarop een bepaald gegeven over de niet-ingezetene voor de laatste keer is geverifieerd (dat wil zeggen de juistheid van het gegeven is bevestigd) en door welk aangewezen bestuursorgaan dat is gebeurd. Deze informatie over de gegevens stelt de gebruiker in staat om zich een oordeel te vormen over de kwaliteit daarvan en zodoende te bepalen of de gegevens voor zijn bedrijfsproces geschikt zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Anders dan bij verzoeken die zien op de registratie van levenloos geboren kinderen, zal de registratie van kinderen die geleefd hebben, maar zijn overleden voor eerste

het college van de gemeente waar hij onmiddellijk voorafgaand aan deze wijziging zijn woonadres had; of, indien hiervan geen sprake is.. het college van de gemeente waar hij

Op grond van dit besluit worden vier nieuwe werkzaamheden aangewezen als werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang ten behoeve waarvan systematisch gegevens uit

Voor alle andere dreigingen heeft het versleutelen van een gegevensbestand geen toegevoegde waarde, aangezien zowel de leveranciers als de afnemers van de persoonsgegevens

Dit onderzoek is opgedeeld in twee fasen en deze eindrapportage doet verslag van beide. In de eerste fase is een bureauonderzoek uitgevoerd om een inventarisatie te maken van

De vijf gemeenten die in 2015 voor deze twee onderdelen beneden de norm scoorden 11 behalen nu voor de kwaliteit van processen zoals getoetst in de vragenlijst allemaal een

De juistheid van de gegevens in de BRP is van essentieel belang voor het al dan niet toekennen van tal van overheidsvoorzieningen zoals toeslagen, heffingen en uitkeringen. Om

De in deze regeling opgenomen bepalingen gelden voor de basisregistratie personen als bedoeld artikel 1 van de Verordening Basisregistratie Personen evenals voor de daarin