Hnt hfirgtnl tfmr du
ilïstïg irÏ hut Snsld ËH*x
m.WffibM
TER.YERWERTI{G.
BEDENKINGEI{ TBGtrN DE INLEIDING
v..N
'f
HEr wERK
vnn Pnor. Dn. A. KUYPER,
,,DE VI,EESCI{\ilORDING DES \VOORIJS,''
DOOR
:;i,'I}r.
::Dít. BOIf Lt
Professor in ele ïreologie te \Veenen.
c))n*aq(J cvr.lcz, tce*icNSt nant
5"*
E,$+ïfx,.ocilrukt tor ,,Utrechhchc StoomihukkcriJ" - Utnehi - fa![fllnillf,
-l
.,.,,,irrnEriÉli&1"
4".
i.
I
:r,.-
TIOOFDSTUK
I.I.
VeNupr
BEELD Gons.Niet weinigen, ook mijner vrienden, zullen, na
mijne onlangs verschenen >Dogmatik", de volgentle opmerkingenwellicht
overbocligachten;
maarik
achtmij,
doorDr.
A.Kuyenn, Professor aan de
Vrije
Universiteit te Amsterdam,in
de Inleidingtot
de nieuwe uitgavezijner
vroegereArti- kelen in
de Herautover rde
Vleeschwording des Woords"en ook overigens herhaaldelijk in hetzelfde blad aangevallen, thans
tot
spreken genoopt, daar zwijgen, schoon gemakke-lijker, niet
strooken zou met de verplichting, welkeik
alsopenbaar leeraar op
mï
voel rusten.De
tusschenDr. Kuvpan en mij
gevoerdestrijd
be-perkt zich
geenszinstot
enkele punten, enhetgeschilpuntligt niet
enkelhierin, dat het Dr.
Kuvpsnniel heltler is,
wanneer God, begonnenheeft,
Zijnen geliefden Zoon onze zonden toete
rekenen,terwijl mij
zulkswel klaar
sch$nt'te
zijn; neen, het
verschilligt dieper en raakt de
leervan het beeld Gods, de overerving van
Adams zonde, deleer
vanhet werk- en
genadeverbond, alsmedede
leer derheiliging. Dr.
Kuvpnnduidt het mij
daarbijzeereuvel,,dat ik
arme epigoonhet
gewaagtl heb naar andere oplos- singen der genoemde vraagstukken ook maarte
zoeken, alsnaar
cleletter bli onze
hervormersen
oucle beproefde godgeleerden z[jnte vinden. Hij stelt mij
als een uitvinder&
van nieuwighetlen
voor,
entracht
zelfs b$degemeentevanChristus de
verdenkingop mij te
laden, als leerdeik
in sommige punten bedenkelijke dingen, alhoewelhij
dan tochweder zoo
oprechtis mli toe te
geven,ilat ik het
toch eigenlijkniet doe. Hij Wl zijn
publiek doen gelooven' datik mij de weeltle
veroorloof van eene roomsch-katholièkeleer
aangaande den mensch, en dat ik leer, gelijk Bellarminus leerde-
en toch niet eene enkele der kwade gevolgtrekkingenvan
Romedaaruit
ontleen, mitsdien noch Pelagiaan noch bestr$der der praedestinatieben. Zulks
moet htj mtj immers wel toegeven, daar mijne >Dogmatik" het uitwijst, en ikjuist
daarom de smaadheid Christi draag ondermljn
volk.fllj
beklaagt zich verder, datik
zeg (Dogmatik blz. 312):lI$
(Christus)heeft
krachtens deze geboorte eene evenzoo.volkomen menschelijke natuur, als
wij,
en als zoodanig isHem,
evenals onsallen,
de zondevan
Adam toerekenbaar(Hebr. 2 vs.
{.7 staat:dat Hlj in
alle dingen onsis
gelijk geworclen),en toch moet hlj
toestemmen,dat ik
onzenfleere
geene zondeteh
lastewil leggen. Ja, hij
zou het voorbehoud, waaronderhet
bovenstaande gezegd wordt, den lezers hebben kunnen mededeelen, wanneerhij
slechts de daarop volgende regels had gelieven aan tehalen:
>Nochtans wasHij nief
vleeschuit
vleesch geboren, zooals wlj,
maarHrj, het Woord, is
vleesch gewordenuit vrijwillige
liefde en barmhartigheid.Hij
heeft Zichin het
groote schuldboekder
menschen laten inschr$ven,tot
eer van Godentotheil Zijns volks. En zoo is en blijft de
Verlosser anderdeelsook na Ziine
geboorteuit
eene zondige vrou\ry, volgensLuc. {.
vs.35,
Godeheilig;
hoewelHij
tlen last destoorns Godsdraagt, bUjft Htj
Gode welbehagelijk.Hij is
Godeheilig
zooalsweleer Adam; iets nieuws is met
Hem op aarde geschapen, datin
geheel eenige betrekking staat totGocl." De
voorredevan Dr. Kuvpnn herinnert mij
aanMsnno SIuoqs'gejammer, omdat de gereformeerden Christus
natuurlijk
vleeschuit Maria lieten
aannemen,terwgl
hij5
zelf beweerde, dat de Logos
Zijn
vleeschuit
den hàmel had medegebrac6l.t) En
hoe Mrcnowrus,a Llsco
enClr,vux
zich ook beijverden, MEr.lr.ro de zaak duideliik te maken,hij
ismet
de overtuigingin
het graf gegaan, dat de Gerefor--
meerden een gruwelijk
stuk
bedreven, door Christus op zoo- danigew[js tot
zonclaarte
maken.En toch
deden Mnxuo's gereformeerde tegenstandersniets
anders,dan
dat zU op,
grond van Hebr.2
vs. 4,4,!7
en andere plaatsen, de volle,\ryare menschelijke
natuur
van Christus vasthielden,-
hoernoeielijk
het
ookviel dit
MnwNo aanhet
verstand te bren- gen 2). Ce,r,vrrn vond helaas geentijd,
dieper opdezevraagin te
gaan. Zijne beste krachten gingen, sedert het midden van de eeuw der hervorming, opin
den jammerl$kenstrijdvoor het
Avondmaal,
enueel
Ëleefliggen, dat
toch eene oplossingof
duidelijke formuleering dringend noodig had.Evenmin heeft men het van
gereformeerdezljde
ernstig genoeg opgenomenmet Osr.lnnrn, men liet
den man inhet
hooge noorden razenen
wasblijde,
als de Luthersche broeders werden bezig gehouden, en zij de Gereformeerden ophun
verhaal lieten komen.Deze
OsuNnnn nu
\ryashet,
die voornamelijk omstreekshet jaar
1550, bezorgd alshij
was voorde
leerder
heili-ging, haar
verwardemel
de leer der reohtvaardiging, en dientengevolgemannen als Mnr,eNcntnoN in het
veldriep
en hen noppte opte
komen voor het kleinoodvan
deleer der rechtvaardiging. Men had hem echter beter moeten tegenstaan en grondiger
het
zaad moeten uitroeien, datookin
den eigen akker nog verscholen lag. Velenechterhieldenhet met OsrlNnER, en z[jne leer werd
spoedig door de zijdeur 'der mystieke unie (unio mystica) met Ohristus in de1) CÁLYIJN, Opp., Dl.
to 'Wismar.
2) Yergel. mijn werk:
blz. 58 w.
X
blz. 1?6 MrcnoNrugt gesprek met 'ldnxlro Yon tler Inoarnation tleg Góttliohen 'Wortes.uL -**r,*r--.,,é,-!!-.-.,- r-, -.:u, !,g -.-
6
dogmatiák binnengehaald.
r)
Detiitl
der hervorming heeftdus
geenszins allen lateren arbeidder
nakomelingen over- bodig gemaakt.Wanneer wij ons niet
kunnen verheffentot dit
geloof,dat God aan Zijne kèrk op
aarde ook daarin een bewijs Zqner genade schenkt,dat Hij de
kennis vermeerdert, dan.rest ons niets dan als theologen af te dankenr of op roomsch- katholieke
wijs te
nrsten ente
slapen op de lauweren der oude vaderen.Ik schrijf
echter aanDr.
Kuypnn genoeg doorzicht toe, en weethet
ook van hem,dat hij
zich door de waarneming van leemtenbij
de oude leeraars (niet van feilen, maar van leemten, die aanvulling vereischen) totdit
voortwerken voelt aangespoord.Dr.
Kuvpn'n heeftin
zijne stukken over hetwerk- en
genadeverbond zich opdit
recht beroepen. (blz.ll2
vv.)De door
mij
voorgedragenleer
van het beeld Gods (Dog- matik $33)
staat sedert jarenbij mij vast, Ik
was er steedsop
uit
(endit
streven was opge\ryekt en gevoed door de ge.schriften van mijnen geliefden schoonvader Dr.
Koulnniiacn)
de leerstukken van den staat der rechtheid en van den val,van de
rechtvaardigingen
heiligmaking met elkander in overeenstemmingte brengen.
Indien menuit
de harmonieder
deelen van een gebouwtot
zijne sterkte en duurzaam-,heid mag besluiten, dan kan het niet
slecht staan metrhet
gebouwvan
mijneleer. Dr. Kuyppn vindt
zelfs, dat bijnaal te
goed daarinte
wonenis,
endit
komt hem ver- dacht voor.IIet
leerstuk van het beeld Gods heb ik uiteengezet in mijne>Dogmatik"; de vertaling >in Ons beeld, naar Onze gel$kenis"
hanclhaaf
ik
nogheden.
Mnla,NcuruoNschrijft
(Corp. Ref.XIII, blz. 771):
>Ad imaginem nostram, secundum simili-tudinem
nostramI dit luidt
hebreeuwsch:in
Ons beeld,r:
t:1) Zie Rrtsonr,, Gesobiohte iles Pietigmue
II,
1, blz, 20 vv. 160, (nhet kwam voort uit z$ne iloor God ' il.r
t 7\
\
naar Onzegelijkenis."
De taalwetten heb ik op mijne z[jde.\ Dr
Statenbijbel maaktin
zijne kantteekening melding van\dezevertaling,
enzegt: hebr: in
Onzen beelde. Enoverigens\s in
de tweede zinsneê: naar Onze gelijkenis (zie Dogmatik\2.
159vv.)
al datgene opgesloten, wat de gewone vertaling:n{ar
Ons beeld, naar Onze gelijkenis,en wel
tweemaal opge$ke wijze uitdrukt: n.l. dat Adam beeld
van God is.Allèen wat daaruit
afgeleidwordt, hoe hlj
datis,
en in hoevemedit beeld zich van
den menschkan
afscheiden;zonder
zijn wezen te
verstoren,is door
mijne vertaling reeds vooraf beter vastgesteldo dan door de gewone.'Wanneer
nu Dr. Kuvprn mij
aanvalt, omclatik
met dezeleer van het
beeld Godsniet in
overeenstemming zou zijn met Cer,vrru en anderen, zoo meenik, datClr,vr,lll,
indienhij
leefde,mlj billijker
zou beoordeelen.Waar Clr,vtlN
Osrennnn weerlegt, heefthij
het gevaarerkehd, dat zich
voordoet, 'wanneer men het beelcl Gods beschouwt, als den mensch als't
ware ingegoten, of dit metzijn
wezen vereenzelvigt.Hg
heeftin
zijne Consilia (Opp.X,
pag. 166) tegen Ostlwnens leer van een ons ingegotenbeeld Gods
(dat OsrlNnnn zelfs beschreef als eene wezen-lijke inwoning) dit
opgemerkt: Eene breedvoerige \ryeder-legging
is
overbodig, indienwii
dit beginsel vasthouden, datde
gerechtigheiddes
menschenin
de schepping zelve de staat van rechtheidwas,
waartoehlj
was geformeercl, opdatin rle
verschillende deelender
zíel,ja
ookin
het lichaamzelf
Gods heerl$kheidzou schitteren. Daar
derhalve de mensch voorzienwas
met hetlicht
des verstands, en eenwil
deelachtig was tot gehoorzaamheid Gods., en zijne andere vermogenselk
afzonderl$k daarmedein
overeenstemmingwaren,
zoo zeggenwij, dat
de menschrechtvaardiggeweestis. Met
deze zoo kalme beschouwing vanClr,vlÍp r
\ryaar- ,mede de leerstellingen mijner Dogmatiek
r)
volkomen over-1) Yergel, Dogmatik,, blz.
t
5q$#.i.".,:'
eenstemmen, en die
ik
ookin
de >Algemeene Paedagogiek"I I
hebuitgedrukt,
was OsrlNounhet niet
eens. Dezewilde, / dat Adam het ware beeld
Gods zouzijn. Dit
beeldzou/
door de
zondeverloren zijn
geraakten moet nu in d/
wetlergeboorte weder hersteltl woiden
-
hetwelkde
late/egodgeleerden (ook
Dr.
Kuvpnn)tot
stand wetente brenqén \
door de heiligmaking, welke immers, naar hunnemeen!{g,
iets
wezenlijkswerkt in
denmensch. Kortom, in tden-
stelling metOsrlworn wil
niemand z$ner tijdgenooted van ingieting. eener goddelijke substantie of van eene wezenlijke gerechtigheidiets
weten, nochbij
Adamin
den staat derrechtheid, noch
ookin
de wedergeboorte.Lurnpn
waar-schuwt BnsNz om niet te
denken aan hoedani:gheden irrons,
alser
sprakeis
van rechtvaardiging.Wilden wij
nubii
de leer der heiligingdit
standpunt verlaten, zoo zoudenw[i
afbreken hetgeenwij
opgebouwd hebben (Dogmatik, blz.504).
Doch hierover later.Als nu
Osrexosns tegenstanders zeiden: de oorspronke-lijke
gerechtigheid(iustitia originalis) is
iets natuurlijks,zoo
bedoeldenzij zulks in
tegenstelling met de roomscheleer, dat
de gerechtigheid den mensch als toegift zou ge- schonkenziin
(donumsuperatlditum). De
roomsch-katho- lieke leer scheidde zeer ten onrechte >beeld" en.ugelijkenis",Het
eersteis niet
verloren, maar het laatste, daarhet
toe- .gift
(donum superadditum)was, ging
verloren, en nuheeftde
mensch met het eerste, z$nen natuurliiken aanleg, het Iaatstena
tejagen,
en met dehulp
van Christus wordt hij ook wederin het
bezit van deze toegift gesteld, Tegenovereene
zoodanigescheiding
beweerdende
hervormers en oudere theologen,dat
de menschtot het
beeld Godsis
ge-geschepeu natuur, goed te z$n en goeit te hanilelon"); blz. 1?3 (nhet vat war
tot
aan den rancl toevol');
blz. 198 (oniet als oen maohteloos wezotr, moarin
de volle vapenruriing, welke hil van Gotl batl, etonal Àilsm in het Parad$r").'+1"*
I
:+
schapen. Dienvolgens hield men de oorspronkelijke {{erech'
tigheid voor iets, dat
den mensch diep was ingeprept' enmen wilde niet
toegeven,dat z[i
als een verloren gegaan ideaal,dat
van den beginne eigenlijk boven den mensch had gezweefd,ten
allentijde
door den mensch weder herkregenkon worden. Terwijl men b$ Osuuorn het
gevaar van Pantheïsme afweerde, bbstreed men hier (bij de Roomschen)het
Pelagianismeof
Dualisme, en hoedde zich. zoowel voorhet
denkbeeld,dat
het beeld Gotls den mensch als't
wareis
ingegoten en derhalve van hemniet
afgescheidett t1 kan worden, als ook voor de meening, dathet
beelcl Gods een boven den mensch zwevend ideaalis, tot
welks naiaging de wedergeboorte hem bekwaam maakte.Dat de val van
Adam eene verandering vanhet
wezen (de substantie) des menschen zou te weeg brengen, ontkennen onze beste leeraars tegenoverFr.Ecrus.' Zij
zagenhet beeldGods niet aan voor
het
wezen (substantie) van den mensch I waarhet
verlorenging,
leed de substantis a1 nieti
hetgeenveranderde, behoorde
niet tot het wezen, want dit
kanniet worden
opgeheven,of ondergaan. Clr,vlrN
hield'tegenover Mnt.txo staande,,
dat de
zonde slechts iets bij- komstigs (iets acoidenteels)is
(Cap Ref.38, blz. l7ó).
En 1) oDaar de gelijkenis Gods vertlwenen istt zegt C.lr,vrnr (Cat. Genev.van het jaar 1538 ncle hominett); alle bovennatuurl$ke gaven heeft tle menech verloren (Inst.
II,
cap. 2 $ 12).2) trfur,ÀNcsruor, Erotemata dialeoticeg pag. 5221 527: nSubstantie ie
het nzljnïe" (het wezen), hetwelk een eigen bestaan heeft en glechtg drager is van het b$komstige (acoidentia).
-
Het b$kometige (accidens)ia, 't geon niet op zichzelf beetaat, en ook niet eenndeol tler gubstantie uitmaekt, maar in ietg antlerg is, zoodat het kan woggetromen worilen,
of; hetwelk eanwezig of afwezig isl zoneler het subject zelf aen te tasten en
in z$n tegenrleel te veranderen (praeter eubiecti corruptionem)." Terwijl tlo orthorloxen de erfzonile voor ietg accitlenteelg verklaarilen (il.
i.
voor iets alet aanwezig is'buiten het verderf van h et
s ubj e ct
om) en tegel$k ile erfzonde als verdorvenheiil der natuur opvatten, spraken zij zichzelven tegen (vergel. b.v. Fonu, Cono. 640, 652).r*iii
;*
-q-{1 fr.
,, i'L
il
Í
tI{0
dit hielilen allen
staande, voornamelijkin
denstrijd
metFr,lcrus.
Aan
den anderenkant
moesien onze leeraarsuit
den tijd der hervorming opkomen tegen de oppervlakkigheid van het Roomsch-Katholicisme. En zoo kwamen zij, om het gevaar van Pelagianisnre te verm[jden, niet ver te staan vanFr,lclus.
NIen moestde
verdorvenheidder
menschelijke natuur zoo erg mogelijkvoorstellen.
Men dreef de kwade begeerte (prava concupiscentia) op de wijze vanAucusrrnus
(die ten slotte niets andersvoor
zonde aanzag), en de mensch werd voor- gesteldals een
rnod.usen poel van zonden. Dit
deden onze theologen,om maar niet
de verdenkingop
zich te laden, alshield
menhet
eenigszins met de aanhangers van Trentes leer.Dit laatste is
echter ookte
bereikenop
den door mijne Dogmatiek ingeslagenweg. Zij
houdt toch waarllik geenelofrede op den mensch. AIs op blz.
2&6 gezegd wordt,dat wij
doodzijn in
zondenen
misdaddn, en besloten onder eenewet der
zonde (volgens Efez.2 vs. {;
Rom.!
vs. 23),zegt
dit niet
veel meerr
dan wanneer men, in navolging van Augustinus, van de kwade begeerte als'de eigenlijke erfzondespreekt, (als
van hetgeen de beteekenis van zoncle heeft)?Is dan
dood-zijn tengevolgevan de richting .door
onzenatuur genomen,
niet
veel erger dan kwade begeerten, die zich dan naarhet
begrip der monniken voornamelijkin
deovertreding
van het
zevende gebod openbaren? Evenzoostaat op blz.
225 vv. uitdrukkelijkhet
volgende: .>Liefde Gods en desonaasten rwas voor denval
hem toteenetweedenatuur
geworden,nu daarentegen nadat
Adam dien goeden i;tand(in het
beeld Gods) had verlaten- trad
hettegendeel van dat alles
in werking.
De mensch werd niethet neutrale
\ryezen, zooals de Roomsche -Kêlk$em
leert beschouwert. Neen de mensch heeftGod
ni,et meerlief - hij doet,
spreekt en begeert hetgeenzljn
eigenhart of
de duivel en de wereltl hem ingeven, enz. Maar ook den naaste,,r,
heeft
hij
ni,et meerlief,
en overtreedt alzoo de geboden der tweedetafel met
gedachten, woorden en werken (vergel.Heidelb. Catech. 5).
De
strljd, of
de zoncle wezenis
des menschenof
iets b{j- komstigsb1j zin
\ryezen,is in
dentijd
der hervorming te berde gebracht, maarniet altljd in liet
rechte verband methet
leerstuk vanhet
beeld Gods cluidelijk beschouwd. Hoenu,
wanneerwij
door eene andere omschrijving van het beeld Godsniet
meer angstig behoefdente
vragen, of de zonde uitde
menschelijkenatuur
voortgekomenzij, en waar zij eigenlijk huist - in
welke hoedanigheiclzij
zich riertoont,nadat de
hoedanighedenvan
Lret beeld Godsz[in
wegge- vallen? Bij
zoodanig onderzoekstaan wij
grootel$ks ver-Iegen. Wij
nemen aan óf,
dathet
beeld Gods den mensch' zoo is ingedrukt, dat het tot
substantie des menschen ge- wordenis of althans een
deel daarvanl alsdanis
ook dedoor Adams val
in
de wereld gekomene zonde den menschzoo
ingegoten,dat zij
een deelder
substantieof
de sub-stantie zelve
gewordenis. Hier is
men aangelandbij
het Flacianisme, en heeft menbij
de wedergeboorte eene ver- nieuwde verandering van de substantie aante
nemen, door middel van ingieting van nieuwe krachten of hoedanigheden l).1) De Àugsburgeohe Confessie en Àpologie zijn veel voorzichtiger in hunne terminologie. Z$ stellen voorop afkeering van Ctod (aversio a Deo), ongeloof (eene onmaoht of een gemie), en eeret dan volgt tlo kwatle be- geerte. Moar ook deze worilt niet alseenepoeitievemaohtofoleeeneleoht zaarl beschreven, integendeel Mor,erscsrror zegt, Erotomata ilialeotioes
p. 542: nDeze kwade bogeerte is waarlijk onuaoht. 'Want in tle onver- dorvene natuur .des mensohen zon goen tweespalt:tusschen verstanal en
hart geweest z$n, maar het hart zou aan het juiet oordeelenrl veretanal zonder tegenzin gehoorzaamtl hobben. Maar nadat cleze hornonie (bij
Àdam voor ilen val) is verstoord, laat zich het hart, van z$ne kracht boroofd, tegen ile wet in, door de blinde hartetoohten meesleepen. Deze zwakheiil ig onmacht," Ietg wat in eubstantie kwaad is, zou het Gloils- begtuur (tle Yoorzienigheid) niet in gtanil hebben gehoutlen. Àlleen hetgeen
uit eene verkeerde riohting voortkomt, kan de Ileilige toeleten.
t
t2
f)e
menschis
danniet
eer volmaakt en rdp voor den hemel,dan
wanneerdtt
procesis geeindigd. Of wij
nemen aan,dat het
beeld Godsniet
behoordetot
de substantie, maarals iets
overtolligsaan den natuurlijken
aanleg van denmensch
was
toegevoegd.Dan blijft
de natuurlijke aanleg over,als met den val
des menschenhet
beeld Gods zichvan den
menschterugtrok, en is
deze aanleg, nadat dedooi
Adamsvai
over den mensch gekomen lastder
zonde,door den doop is
weggenomen,in
staat zich ontvankel$k te makenvoor
de genade Gotlsen
met den Heiligen Geestsamen
te
werken(hij werkt niet niets, -
nonnihil
agit:zegt het
Trentsche Concilie Sess.VI.
Cap.V). Terwijl wii in het
eerste gevaltot
Pantheïsme vervallen (ingieting van goddeldke krachien en hoedanigheden), staan wij in het ander geval voor den afgrond vanhet
Dualisme (Pelagianisme).0m dit
gevaarte
ontgaan, moetenwlj het
beeld Gods eensdeels zoover boven den mensch stellen,dat
hetophemwel is waar invloed
heeft enhem
bezielt-
Gode gelijkmaakt,
voorzoover zulks mogelljkis bij het
bchepsel, maar toch nietin
hem overgaat. Antlerdeels stellen wÍLj het beeldGods niet
zoovervan den
mensch af, tlat wij
zoudenmeenen, dat
hij
ook zonder hetzelvein
den grond bekwaam zonzíjn,
zichin
zuiver natuurlijke hoedanigheden (in putisnaturalibus) toe te rusten tot
samenwerkingmet
denHeiligen
Geestin
debekeering.
Adam moesthet
slechts voorloopig eenmaalbezitten - als
toegift (donum super-additum) - om het
dante
verliezen,in
Christus wederte
bekomen, maar zoo, dathij
moet medehelpen,- omhet te verkrijgen, waarvan dan zijne zaligheidafhangt.
Het beeldGods mag in onze
oogenniet iets
zelfstandigs worden,maar
evenminmag het iets
toevalligsz[jn,
zonder welks inwerkingop
den mensch, deze evenzeer (met de hulp desHeiligen
Geestesen
krachtens de verdienste van Christus)tot zijne
bestemming zou komen d.w. z.
daartoe,dat
hij Ooil behaagde enhet
eeuwige leven beérfde.{3
Zulks
bereikt mennu
volkomen bij de in mijne Dogmatiek gegevene omschrijvingvan het
beeld Gods, waarmedeik
slechtsde
waarheid der hervormers weder zoekin 't
lichtte. stellen en te steunen. In
de resultatenzijn wij
allenDr.
Kuvpnnin
den grondook,
éént). Doch Dr.
Kuvpnn' maaktzich
de zaak weder daardoor recht 'moeilijk,' dat hijhet
werk- en genadeverbon& zoodanig als een bouwkunstig beginselin
de dogmatiekinbrengt, dat
veel weder scheef komtte
staan,terwijl het bij
de hervormers toch anders be-doeld was. Mijn
wenschis, zuiver voort te
zetten wat onze hervormerszuiver
begonnen, ofschoon nietaltijd
vol- tooicl hebben.1) Yergel. den Lutherschen dogmaticus PBIlIml, Kirchliche Gtlaubeng' lehre
III
p. 51: oDaarom, evenals tle oorspronkel$ke gerechtigheitl, het ingesohapen evenbeekl Gotle, als ethische gestelilheid van den meusch,niet met het wszen eonzelvig is, daar het anilers niet hátl kunnen vor- loren goan, hetgeen tooh feitel$k
is
geschiecl, zoo is ook ile erfzonde ale eene later daarb$ gekomene omstantligheitl, welke tlaoiom weder veg' genom€n en v&n het wezen dss mengchen losgemaakt kon wortlen, niet het wezen van den mensoh zelt evenmin als b.v. tle ziekte het liohaamis."
Eveneens Jos. Gnnnlao, looi theol.XII,
oap.II,
XXIvv.
Dezekent aan Àilam voor tlen val den
wil
cler rechtheial toe, tlewelke iets tan hern te echeitlen blikomrtige was, zoo ingerioht dat, ms6 behoud van het wezen v&n den wil, deze kan telooqgaau, geliikzij
don ook teloor-ging. W'ant nailat door de zontle het beeltl Goilg toloorging, ie tegelijk
ook die macht om het goetle
te
kiezen teloorgegaan, enz. ToortsIlnrrn, Dogmatik, b12.247, Nootl5, waar deplaatsenuit Maestriohten Keckermanu van gew.icht z$n.
HOOFDSTUK II.
il. Dr. Kuvpsn
EN zrJNE BEsclrouwrNc vaN DENsrÀar
DER RECIITIIEID EN VÀN DE TIEILIGING.
Nu ik
getrachtheb,
voor mijne leer van het beel<l Godsde punten van
aansluitingbij onze
hervormersaan
tewijzen en mij
troost metde
hoop vanhun
getrouwe leer-ling te blijven,
ondanksDr.
Kuvpsns tegenspraak, brengik, voor ik
verderga,
denstrijd in het
kamp van mijnen aanvaller over.Dr. Kuvprn
heeft voor zeven jarenin
de Heraut de leervan het werk-
en genadeverbondin
hoofdartikelen behan-deld. Ik heb het
oog l'oornamelijk op de met3l
Januari begonnen verhandelingenover
,,Het verbond cler werken".Waar ik mij nu afvraag: is dat
gereformeerd,op
dewijs
der hervormers,wat hij
daarin
eenige hoofdartikelen van zijn blad neerschrijft?
zoo moetik dit
ontkennen. BUCelvrrN, Or,uvrlnus en ZlNcsrus heb ik zulks niet gelezen
-
zijne gereformeerde middeleeuwen, waarin
hij
met voorliefdeleeft, zijn voor mij
geenmaatstaf.
De mannen van,den eerstenrang uit de eeuw der
hervorming,te
beginnen metLurnrn
en MoLÀ.NoHTHoN, liggen hem minderna
aanhet hart,
dan die van den tweeden rangin
de 17d' eeuw.Ja;
hij
schroomtniet, wel
eens met zekere geringschattingte
spreken van Mcr-ar.toIrrlroNen op
een beschermenden toon vanLurnnn. Toch, dit
daargelaten,
beweerik:
deze geheele bondstheorieis
eeneafwijking,
welke de betweterij van Coccntusen
zdn afgetrohken biblicisme onsin
de kerk bezorgde, .en
rryaaropik het
woord toepas: er
schuilt eetre:l
;l L5
arlcler onder
het
gras. Door den weg cles treils op zoodanigewljze in een
systeemte
brengen enin
delijst
der twee verbondenmet
geweldte dwingen, wordt de leer
derrechtvaardiging
doodelijk getroffen,
zoodatzij uit het
be- heerschend middelpunt geslingerdwordt en plaats
moet maken voor de heiliging. Wanneerhlj
(blz.xLI
,,De vleesch-wording des Woords) beweert, dat Clr,vtrN
met heel de Zwitsersche Reformatie meer.roepinghad
voor de leer der heiligmakingte
waken,terw$l Lurnnn
hadte
waken voorde leer der
rechtvaardigmaking, zoo verdraaithli
de ge- schiedenis,en doet Crr,vrrN
groot onrechtaan,
die zichdaarin nooit van
Luruuns leer
wilde afscheiden.Dr.
Kuvpsn heeft uitgevonden, dat de bondsidee reeds inde
Drieêenheid eene plaatsvond.
Hoe komthij
daaraan ?Btj Anlu komt
hemalles op het
verbond aanI hij
laatAolu
optreden als iemand,die
met God een verbond maakt.Deze heeft
in het
paraclijs vanhet
beginaf
cle ontzaglijke verantwoordelijkheid met zich omgedragen, dathet
geheelewel en wee der
wereld aan den zijden draad van zij
n egehoorzaamheicl
hing. (De leer
der verbonden,blz.
'1,03.)'Wat
vooreen paradijs-geluk genoot
Aolu
danwel -
hoeveel
beter
washij er
aantoe,
toenhij van dezen last
ontheven was ! Dr. Kuvpnn vreest, dat zonder zulk een verbond
An.ru
een geheel onverschillig (indifferent) wezen zoa zijn,en in de
eeneof
andere betrekking moest GodZich
tochtot
den menschstellen. En
zoo verspreidt dan de uitdruk-king
,,verbond" een gewenscht licht, en er wordt beproefdrdit
verbondsbegripin het
geheele Oude en Nieuwe Testament aante toonen.
Maar waartoe de zaak aldq*in
het parad$swordt voorgesteld dat
zienwij
toch eigenl[fk eerst bijhet leerstuk der heiliging. Bij
het leerstuk der heiliging'en zoo ook bij dat van
den eerstenAneu in het
para-dlis, vreest hij, dat de
menschniet
genoegte
doen zou ,hebben. Hij
moethem,
zooals Coccnrus zulks weleer ook wenschte,arbeid, oefening zijner krachten
verschaffen.t6
Opdat de Christen niet in de leer der
rechtvaarcliginguit het
geloof blijve steken, maar tot de heiliging voortvaro, daartoemoet
reedsin het
parad$shet
nooclige voorbereidworden. Het
werken vanAonu is
hem van. zoo groot ge-wicht,
omdathij het
medewerkenvan
den Christen niet ontberenkan -
met één woord,hij
heeft het ethische (het zedel$kleven,
vergl. d.a. w.
blz. 290) te redden. Er mocht eens iets aan ontbreken, wanneerhij
.denraatl
Gods met de mensbhheiclniet met
eeneleer der
verbondenals
een beenderstelsel voorzag.De eerste
Aonu
moet derhalve (volgens zijne sterke beeld- spraak)als een weluitgerust
stoomschipz!jn,
waarmede door het proefgebotl (Gen. 2 vs. L7) proeven genomen worden,of het in alle
deelen hechtzij of niet
(vergel.blz.
272 tot276;
294w.), Mij
echter komthet
geheele ,,proefgebod"voor
als een overbodigeballast.
'W'antde proef,
waaropAolu werd
gesteld, pastniet bij
zoodanige betrekking totGod,
welke door een gelukkig doorstaan van de proef niet eenskon
verbeterdworden.
IJebewering, dat
de boom des levens als loon vanhet
goed doorstaandier
proef aan-wezig was in het paradijs, is
evenminte bewijzen.
Deboom was zegel en ontlerpand van den eeuwigen
duur
vanAoltus leven naar
lichaam en ziel-
van een leven, dathij bezat en niet
nog .eerstte
verdienenhacl. In
m[jne Dogmatiek hebik
overhet
gebod geheel anders geoordeeld ($36),
enik bl$f daarbij.
Nadatnu Aonu
eenwrak
ge- wordenis
(door denval),
en door de voorkomende genadevan Christus (als door
eene sleepboot)in
de haven was gebracht, moetdit wrak (in
de wetlergeboorte) van geheel andere machines worden voorzien, en dan verkrijgt h[i eenen anderen stuurman,nl.
Jesus, en eindelijk-
de Ileilige Geestis de stoom in
ele'machine. Het
zijnDr.
Kuvpnns eigenwoorden! Ik
verzin niets.Waar
blfiÍt -
zoo vra,genw[j -
deleer der
rechtvaar-cliging, \ryaar zoo
op de
heiliging de nadruk gelegd wordt,47
én
dezelveop
zoodanigewijs plaats vinclt, dat
nieuwe hoedanighedenden
mensch worden ingegoten? En
waarbliift
bovenalhet werk des Heiligen
Geestes? Ouk
Dr,Kuvpnn blijft niet daarbij staan, dat
enkel de verdienste van Christus den mensch wordt toegerekend, neenhij
rustniet, totdat
de geloovige zó6 metCsntsrus
één gewordenis
n dat
Goclnu
toch iets goedsin
den Christenziet.
IMlivragen: r,vaa,r
blijft het
dagel[jksch afsterven van den oudenen
de opstancling van den nieuwen mensch-
deze eerstevan Lurnnns 95
stellingen-,
waar destelling, dat
zelfsde
allerheiligsten slechtseen klein
beginsel dezer gehoor- zaam-heid hebben(welke God in
Zijne geboden eischt) enzich
daarmede tevreden hebbente
stellen, datz[i
slechts een ernstig voornemen daartoe hebben enbeginnen
naar alle geboden Godste leven?
(Heidelb. Catech.{14.)
\Maarblijft de vrucht der schtrpe prediking der
geboden voorde
wedergeborenen (Catech.1'15), door welke z$
aller-eerst hun
geheele levenlang
hunnen zondigen aard hoe langer hoe meer leeren kennent)
en des te begeeriger z!in,de
vergeving der zonden en de gerechtigheidin
Cnnrsruste
zoeken(N.8.)?
Ten tweede echter,dat
deze wedergebo-renen
zonder ophourlenzich
benaarstigen en God biddenom de
genade des Heiligen Geestes, opdatzij
hoe langer hoe meer naar he$ evenbeeld Gods yernieuwd worden, tot-dat zij tot deze
voorgestelde volkomenheidna dit
leven .geraken. Waar blijft
de dagel$ksche bekeering enhet
da-gelijks zich
vernieuwendgeloof,
zoodat de réeds bekeerdeDnvlp
nogbidt:
Schepmij
eenrein hart, o
God, en ver- nieuwin
het binnenste van mij eenen vasten geest (Ps. 51.)?Waar bl$ft de waarheid des woords: wtj
maken onze schuld nog dagelljks meerder ?Heeft
Dr. Kuvpnn
Romeinen7
zíchmet
ernst voorge- houden, toenhij het
beeld vanhet
nieuwe machine-stelsel1) Yertler zullen z$ het voletrekt niet brongen, volgene Mnl,lxcuruonl zio het oitaat in m$ne Dogmatiek, b12.506, uit de Àpologie 84.
2
-í(.*;fï:S
;1 .1' ,"rfjr".i;,,N i,lo\.,I
:,,1 ,, ;.-:.ï,,;,iï.,1'gy.rf'
.;:"rfliÈii'4'*
i
{8
gebruikte? Zulten
wij werkelijk
de verdenking op den opge' wekten Heiland laden,dat Hij
slaapt enZíjn schip' \ryaarvanHii de besturing en dat
nog wel metzulk
eene schoone (door den Heiligen Geestin
beweging gebrachte) stoomma-chine op Zich nam,
voortdurendweder pr$s geeft
aànwind
engoiven,
zoodat de Christenaltijd
weder moet, uit- roepen: Ik
ellendig mensch,
w ie
zalmij
verlossen van het lichaam dezes doods!
(Rom.7 vs' 24.) Is
dan ook Rornei-nen 6 voor het
levender
geheiligdente
vergeefs geschre-ven? Dit
Hoofdstukbegint rnet de
twijfelmoedige vraag:Wat dan,
zullenwij in
de zondeblijven,
opdat de genadete
meerder worde (waartoe Hoofdst. 5 vs. 20 aanleiding kon geven)? Ne en! roept
de Apostel der gemeente toe:
w!j, dieder
zonde gestorvenz$n, hoe zullen wii
nogin
dezelveleven? En daarop laat
hij
(gelijkik
Dogmatiek, blz.503 heb aangetoond)het
kleinood der plaatsvervangende genoegdoe-ning
vanCnntsrus,
Zijnen dooden
Zijne opstanding voor onze oogenschitteren, met dat gevolg, dat wij
gesteldworden
als dooden met Cunrsrus en
opgewekten met Hem- altijd in
denweg dbs geloofs,
Op eenen doodeechter,
die
reeds metCnnrsrus in
den hemelis,
heeft de zonde geen recht en geene aanspraak meer (Rom.6 vs. 7;.t;
De
zaakis
dus na rle rechtvaardiging door het geloof (welke ons volgens Rom. 5 vs.'L vrede met God schonk) geheel ver- anderd. Yoorheen is de zonde heerschende geweest, metal deaansprake.n op heerschappij, die haat'door den dood'(den gees- telliken, lichamelijken en eeuwigen) waren ten deel gevallen eene heerschuppU, die steeds op nieuw werd versterkt,
wijl -
wij de
zondemet de wet
wilden bestrijdenen
haar ten Iaatste toch meendente
kunnen uitroeien. Zoodanig régime (regeeringsstelsel) heeft echter opgehoudente
bestaan doorOnustus. H[i is
gestorvenen is
opgestaan.tlij is
derzonde gestorven,
d. i. om haar te niet te
doen, en het 1) Yergel.: J. J, velt Oosrnnznn, De theologie des Nieuwen Yerbonds prr,.229,; . jtl ii :rrlri,.t .r! i
"1
.
I:',t'-
t,',t.: u- ',,..1,
:' '
'1..', - '_.i','
., :,'.. .-rl ::lï;,.ffi,
t, ,:X,1,,{
{e
.'
:,1;;i'
'ii. .' ,,,''..
lichaam des
vleeschesheeft Hij
voor goed aan hetkruis
.!,i:1",afgelegd (Col.
2
vs.{.{.).
Maar dan isHij
ook opgewekt,en
.r, r,r'wat Hij leeft,
datleeft HÍj Gode.
Mitsdien hebben nuook
r, :;i",wij (in het
gelooÍ) ons aante
zien als doodenten opzichte ".:
van de zonde, maar als Gode levenden
in Cnusrus Jssus.
.,',',. iDit sluit echter in zich, dat wij nu niet meer
(alsin . ''',
l,het
vroegere régime) onderwet,
maar onder genadezijn. i
t,'Onder
.dit nieuvie op Cnnrsrus'
dood en opstanding ge-gronde régime zijn w$ vrij van de wet, om nog door
:haar
gerechtigheidte verkr[jgen;
integendeelzijn wij nu
, ,onder
genade,d. i. in
dien nieuwen doorCnusrus tot ,....'
stand
gebrachten staat, alwaar Gods Geestde wet in
onsvervult
(Rom.6
vs.{4).
:'Waar
ter
wereldblijft nu
plaats voor de machinerievan
r..
,Dr. Kuvprn?
rDat
nu de wet
waarlijk enkel toornbij
ons werkt,zoodat
rli
., '1men zich
te
verblijrlen heeft over harevoor-dood-verklaring
'.,.r..',i"'en hare verwijdering uit het
gebied van de nieuweheer-
::r :!,iischapp$,
zulks
geeftPlulus in
Rom.7 te verstaan. iIU
,:,, .',i,laat
deze Sphinx, waarmedewij altijd te
doen hadden,en
t,wier
raadselenwij ons
vleidente
kunnen oplossen, doorCnnrsrus
dooden, opdatwij
Hem geheel zouden toebehoo-ren
en Gode vruchten dragen (Rom.7
vs.l-4).
Maar inhetzelfde oogenblik, \4:aarop
hij
de wet alshet
warp vanden berg
ziet nederstorten, verdedigthij
haarreeds.
Hijzegt van vs. 7
af: de wet is niet
zondig-
maar wijmenschen betlienden ons van haar op zoodanige
wijs,
datuit
deze betrekking tusschenóns en
dewet
slechts het tegendeel (trouwens door God beoogd) voortkwam, van het- geende wet
eigenl[jlcwilde. Ik
ben.immers vleeschel$k, verkocht onder de zonde (vs.44); ik
kan noch voor- noclr achterwaarts- tle wet
daarentegenis geestelijk.
Hoe ver komennu
deze tweebij
zoodanigeverhouding? In
vrede moetenzij
uiteengaan;want
zekerlijk: tle
wedergeborene heeft vermaakin
de wet Gods naar den inwendigen mensch I20
maar nauweliiks is hij zich hiervan bewust
geworden, nauwelijks begonhij z\ch in dit
vliendel$klicht te
ver- heugen" of
de lichten worden uitgeblazen-
een weeselijkestorm vprheft zich en door den nooit
te
bedwingen stroomvan
gedachten, wenschenen
begeertenwordt
het,,ik"
heengevoerd
tot de
dienstbaarheidder zonde. Dè
zondedoet
het, die in mij woont, zegt Pa.ulustweemaal-
het kwade,dat mlj bljligt.
Inderdaad erg genoeg, dat het ,,ih",dat in
den Heiligen Geest vermaak heeftin
Gods wet, geenemeerdere
macht heeft in
denmensch. En
toch!
daarbijblijft het tot
het zalig einde!
t)Het is de
ouile ellende, waar Dr. Kuvpnn ons heen leidt;de ellende helaas van schier alle eeuwen, wa&rvan de geheele geschiedenis der
kerk getuigt.
Men heeft nooitin
het leer- stelselde
leer van den Heiligen Geestin
hare geheele vol-heirl der kerk ten
goedelaten komen. Dit
begon reeds met AucusrrNus' bekende scheiding, waarbij men aan denIleiligen
Geest eene voorkomende, werkende, mederverkendeen
volmakend genade toeschreef.Zeker,
men gaf daarbijalles over aan den Heiligen Geest, maar
liet
toch door deachterdeur van
het
>cooperans" (medewerkende) de mede-werking van den
menscb,die
menbij
de bekeering had buitengesloten, na
de wedergeboorte wederbinnen. In
dewedergeboorte
vindt
de ingieting van nieuwe hoedanigheden plaats,of
een nieuw beginsel wordt ingeplant volgens vele andere theologen. Dewil werkt
door nieuwe krachtenr
diein hem
gewrocht worden, met den Heiligen Geest samen.Is dit niet
eene nieuwevorm
van de oude ellende onderde
wet?- En al roept
men duizendmaal: neen!- *ti
zeggen naar Gal. 2vs.
16-21:
ja!
[Iet is een wederopbouwenvan
hetgeenmen
afgebrokenhad:
eene heiligingsleer als 1) Yergel. hierb$ Dr.II.
tr'. Kour,sntsen: Het zevencle Kapittel van Paulue brief aan ile Romeinen, alsmede z$ne leerreile over Rom. 6vs. 19; Col. 2 vs, 10-72 inhet 5d" Twaalftal,zoo ook mijne Dogmatiek, blz. ó03 vv. en blz. 508 vv.
21,
toevoegsel
tot de
leer derrechtvaardiging.
Geen sterven van den ouden, geene opstanding van den nieuwen mensch ophet
oogenblikzelf.van
de rechtvaardiging des zondaars voor God-
enhet
daarbijgelaten,
zooalsLurnsn
zulksop
voorbeeldigewijs
heeftgedaan.
Datis
geene vrijheid der kinderen Godsnaar
Gal.5
vs.t;
geene verlossing van dewet der
zonde en des doods (Rom.8 vs.7,2) -
slechtseen langzaam wegkwijnen des ouden en een daaraan even- redig kwijnend opwassen des nieuwen menschen met de hulp des Heiligen Geestes.
Nooit
echterhet een of het an{er;
namelijk dood des ouden en opstanding des nieuwen menschen.
Den
ouden
heeft men noodig,om
met zijnepogingenniette
spoedig gereedte zijn (want
waaroverzou
men dan prediken?) en dennieuwen
heeftmennoodig,om zichtochnu
en dan met zijne goede gezindheidof
denCsnrsrus
in onste kunnen troosten. Maar men
houdt beiden aan dehand en slechts,
wanneerde
oudete
zeerkwelt,
zoektmen
in
de plooien zljns harten naar den nieuwen, en ver- heugt zich overhem,
enis gerust,
\ryanneer dan de oude eenewijle stil is,
en overigens hoopt men in het oneindige,dat
de zaak met de hulp van.Cnntsrus en van Z$nen Geest eenmaalin het reine
zal komen.Maar hetgeen de vrijspraak des zondaars
in
Gods gericht heeft beloofd, datwordt (bij
zulk eene leer) niet gehouden.Zal de
leer der heiliging behelzen, hetgeenin
de leer der rechtvaardiging beloofdwe1d, zoo
hebbenw[j
afte
zienvan nieuwe
hoedanighedenals die
van OsrlNnpnof
vanden Cnnrsrus in
ons volgensScuwpxxvnlD
en de Mys- tieken.- of van Dr. Kuvprns
nieuwe seheepsinrichting.Zulke
nieuwe hoedanighedenzijn er niet,
diein
de plaatsder
zondige hoedanigheden tusschen Gods Geest en ons zouden kunnen ingeschovenworden.
,,Dochniet ik,
maarde
genadeGods, die
metmij is"
zegt Paulus({
Cor.{5 vs. {.0). rlk
vermagalle
dingen door Cnnrsrus, die mij kracht geeft"(Fil. 4
vs.l3).
,,Nietdat w[j
van ons zelvent: ::{l:
ll.'s
:,1 i;n) ;;
. i,r" "
' .1 ,.
:
,..;,.. , ,
,'''
22,
bekwaam,
zijn
ietste
denken, alsuit
ons zelvenl maar onze bekwaamheidis uit God" (2
Cor.3
vs.5).
,,'lV'anthet
isGod, die in u werkt: beide het willen
en het.werken,naar Zljn
welbehagen"(Fil. 2 vs. t3). Er is
dus geenvr[je wil in den
wedergeborene, welken de Heilige Geestniet
telkens opnieuw zou hebbenvrij te
maken, voor wat goeds dan ook,dat op
onzen wegte
doenvalt.
En volgens bovengenoemde Sctrriftuurplaatsen mag aan de nieuwe krachtenof
hoepanigheden, welkeuit
de wedergeboorte voortvloeien, geenszinsworden
overgelaten hetgeen Gods Geest onmid- del$kwerht. Als
Csnrsruszegt:
zonderMij
kunt gij nietsdoen, zoo is de
tusschenvoeging van bijzondere schakelsin den vorm van
nieuwe hoedanigheden, om de zondige hoedanighedente
verdringen, volstrekt misplaatst en over- bodig. Anderdeels is ook daarop acht te slaan, dat Cnnlsrusniet
op diewijs in
ons komtte
wonen, als de verdedigersvan de
rnystiekeunie
zichdit
voorgesteldhebben.
Deze vonden de rechtvaardigingsleer en altljd weder dd rechtvaar- digingsleerte
dentoonig.En nu
haddenzíj
'tan OsrÁ.Nnrnsinwoning der
geheele Drieëenheidin
den wedergeborene gehoord-
en met terz$destelling van Woord en Sacrament, zonderte
bedenken dat alles hier beneden aan het geloof ver- bondenis,
sprakenzij
van de mystieke unie van Cnnrsrus met de geloovigeziel.
\Maar echter van zoodanige mystieke eenheid sprakeis, in
de beroemde plaats Efez.6
vs.25-32 of in het
Hoogliedof 2
Cor. 1{. vs.2,
daw is altljd sprake van debruiloft
vanCnnrsrus
en Zijne gemeente. Aan het- geen door zulke heerl$ke beelden beloofdis,
heeft het individu slechts naar die mate deel, als het door trouw vasthouden aan de.belofte, zich
voorbereidt om eenmaal met de gemeentede
volheidin
de toekomslte
genieten. Hierbenedenis
het det[jd
des geloofsen niet
vanhet
aanschouwen. Zoo zegt Crr,vr;NInst. III
Cap.2, 6,7
o. a. het volgende: lallereerst moetenw[j er
aan herinnerd worden, dat het geloofin
eene voortdurendebetrekking tot het \[oord
staat en evenmin28
daarvan
kan worden
gescheicleh,als de stralen van
dozon, \ilaarvan zíj uitgaan."
Dezesoberheid, die
aan degeheele
paragraafeigen is, diene tot
voorbehoedmiddeltegen die
mystieheunie,
welke reedsin
de middeleeu\ryen\de
moeder van groote dwalingen geweestis
en ookna
dehervorming weder groot
kwaad gesticht heeft,ja
gediend heeftom
de gemeenteaf te
\4rennen van de rechtvaardiginguit fret geloof
(zooalsRtrsurr, niet ten
onrechtein
zijne>Geschiedenis
ían het
Piëtisme" beweert).Dr.
Kuvpunleidt
derhalve, waarhij
de leer der verbonden met de meeste theologen van de gereformeerde middeleeuwen weder als eenpanacee aanprijst,tot
eenen grond terug, waarniet
gevondenwordt,
hetgeen werd voorgegevenenbeloofd.Men wilde, door
dezen bijzonderen vorm aanhet
proces tusschen God en den menschte
geven,de
zaak levendiger maken en voorkomen, dat de mensch een stok of blok wordt.Het
was dezucht
naariets
nieuws,die
zulks uitdacht-
en deze was niet zonder gevaar. Om aan een iegelijk de zonde toerekenbaar
te
kunnen stellen, gaf men elk een bestaan ten
daarmede de beslissing over goetl en kwaad,in
Adam.Hebr. 7 vs. i.0 moest het bewijs voor
deze voorstelling Ieveren-
een zwak bewijs, nog zwakker geworden cloor hetrom
zoo te spreken"(ós
inos einfiu)- ik
zou haast wel willenzeggen (prope dixerim). Zn llcntus weet daarvan
niets,
zooalswlj
spoedig zullen zien;hij
kent in zijnen brief over de dwaling vanA.
de Lescaille volstrekt geene daad van individuën, diein
Adam zouden bestaan hebben.-
Adamnu,
en met hem al zijne bondgenooten, moest eenen proeftijd in het paradlis door- leven, moest naar hooger leven streven en zoo door werkeneindelijk
de eeuwigheiden
de. zaligheid deelachtig worden.Daartoe
zou dan de boom
des levens opwekken! Dit
ge-schiedde
echter niet, en nu
komtCnntsrus, het
nieuwe verbondshoofd, enin
Hemis
ons, met terzijdestelling vanal het
gebrekkige vanhet
werkverbondl)
en op onweder-lrY.rgrt
Dr. Kuxpnn t. a. p. blz. 276..i ,jiil
, ,.ll
ItL
staanbare
wijze
voor immer teruggegeven, hetgeen demen"
schen krachtens
de
eerste schepping eerst aanhet
eindevan
hunnen weg zouden verkregen hebben. Nu echter moet ookhier bij het
genadeverborid de mensch zijn recht hebben,hij moet sterker
houvasten hebben dan de heiliging door/den Heiligen
Geestis. Het
moet meer menschelllk, meeqrtastbaar toegaan. Gocl
is weder met
den menschin
eeq verbond getreden, en de verbondssluiting in Cnnrsrus heeÍldit bijzonder gevolg, dat de
mensch-
evenals weleer Adam- weder als
medewerker daar komtte
staan. Godlaat
den mensch beloven,dat hij
Hem zalwillen
gelooven (blz. 288).Nu
hebben de kinderen Gods ook ietste
doen, zoolangzij
nog in deze bedeeling zijn. Dat noemt Dr.Kuvprn
dentroost,
welken de kinderen Gods vanhetgenadeverbond hebben.Dr.
Kuypnnzegtverder: om het zedelljk, geestel[jk, bewustleven (in Dlvtns
huis)te
verhoogenis
de bonds- vorm door God gewild. Natuurlijk, opdatDr.
Kuvpnn en de z$neniets
zoudente
doen hebben en nietin
Quiëtisme ver-zinken;
maar aanhet
werkelijk geestelljke levenis te
kort gedaan.Aan
de rechtvaardiginguit
het geloofis de
grond ontnomenten
koste van eene daarna volgende heiligingsleer, waarb$ dan den mensch nieuwe hoedanigheden en bekwaam- heden ingeschapen worden, krachtens welkehij
het hoogereIeven
ontvangen kan. (Leer der Verbonden,blz.
297.)Zijn
wij
daartoeuit
Romes diensthuis uitgeleid, opdat men onshet zedelijk,
geestelijkleven op zulk
eenewijs
weder opde
schouders zou leggen en de heiligingsleer aan den hals zou hangen als een molensteen ?En
daarenboven wordt onsniet
eens meer, zooalsin
de Roomsche Kerk het stroo er bij geleverd, om deze tichelsteenen te bereiden, maarwli
moeten hopen,het
misschien te vinden op den weg, dien Dr. Kuvpunaanwijst,
waarbij de gaven,der
menschelijke natuur inge- goten, medewerken met de genade.- Ja,
detild
der t?duen l8d'
eeuw, doorDr.
Kuvesn wellicht een gouden eeuw genoemd,maar welke ik
veeleer de middeleeu\ryen onzer25
kerk
zounoemen-bewijst het,
hoe met zulk eene methodehet
ware leven als met een bezem werd weggeveegd-
en delachende erfgenamen
dier
eeuwen zitten nogaltljd in
staaten kerk
vooraan. Vaevictis
(wee den overwonnenen)! 'Wli zeggenderhalve: het werk des Heiligen
Geestes wordt wederommiskend;
vanHem,
dieZelf
Schepperis
en dieniet
doorhet
invoeren vanzulk
eenen bondsvorm op zijdemag
worden gesteld.Hij
zweeft (broedend) op de wateren (zooluidt het in
Gen.{.
vs. 2),en
dat is typisch. Hij houdt de geschapene stof levend voor de inwerking des Woords inde
zes scheppingsdagen. Evenzoowerkt Hii in
ons, steeds ons levend rnakend en ook onderhoudend voor de inwerking vanCunrsrus,
welke plaats vindt door'Woord en Sacrament.Gewis,
deze werkzaamheiddes Heiligen
Geestesis
nietop
bovengenoemdewds te
verdeelen, zLjdoortrekt
ge-lijkmatig het
geheele leven des Christens!
De genade Godsis één; niet nu
eens den zondaar voorkomende, opdat hijin staat zii te willen,
en \ilanneerhij nu
daartoein
staatis -
dan medewerkende.Zij
gief aanstondsbij het
begin,in
de rechtvaardiging, haren hoorn des overvloeds over denzondaar
uit. De
bondsvorm opDr. Kuvprns
manier dient alleen,om
onsheil op
de lange baan teschuiven, te syste' matiseeren,het als het ware
weder aan voorwaarden te verbinden, om daarmede het zedelijk leven aan te wakkerent en ons zoo eigenlljk op te houden. Dit alles dient alleen maartot
verzwakking vanhet werk
dqs Heiligen Geestes, en hetbaat weinig,
\ryanneerin plaats
daarvanDr.
Kuvpnn demystieke
unie of de
>zalving"Christi uit
den schat ziiner gereformeerde middeleeuwente
voorschijn haalt'
orn ookeen subjectief Christendom naast de bondstheologie voor zich