• No results found

B2MGZQ6 MGZ-Iijntoets *hertoets*

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "B2MGZQ6 MGZ-Iijntoets *hertoets* "

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

B2MGZQ6 MGZ-Iijntoets *hertoets*

Datum 30 april 2018

Toetsafname 13:00 - 15:00 uur Deze toetsset kunt u na afloop meenemen.

Het gebruik van een standaardrekenmachine (type casio fx-82MS) is toegestaan.

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

Deze toets bestaat uit 80 meerkeuzevragen.

De beschikbare tijd voor de gehele toets is 2 uur.

Controleer of uw toetsset compleet is.

Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer.

Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste.

U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen in uw toetsset

Wanneer u alle vragen heeft beantwoord dient u uw antwoorden zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier. Gebruik daarvoor een zwarte of blauwe pen. Corrigeer fouten door een kruisje door het foutieve antwoord te zetten.

Als u een vraag open wilt laten vult u het hokje boven het vraagteken"?" in.

De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsset

Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd.

Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier.

Het gebruik van andere audiovisuele en technische hulpmiddelen is met toegestaan. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt.

Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etuis moeten van tafel.

Als u uw antwo,ordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan de toets niet correct verwerkt worden. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoo·rdformulier.

De vragen worden als volgt gescoord:

an tw oor en: d G d oe F OU t open

2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten

3 keuze-vraag 1 - 1/2 0 Punten

4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 Punten

5 keuze-vraag 1 - 1/4 0 Punten

Lever na afloop het antwoordformulier in. Indien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

LET OP: ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANlWOORDFORMULIER!

VEEL SUCCES!

(2)

De samenstelling van intra- en extracellulaire vloeistof verschilt. Zo is de concentratie van kaliumionen in de meeste cellen ongeveer 110 mM en in plasma 5 mM. Dit verschil komt tot stand doordat kaliumionen ...

CD

actief de cel in getransporteerd worden.

2. de celmembraan niet kunnen passeren.

3. in de cel aan eiwitten gebonden zijn.

Vraag

2

Regulatie van genexpressie is uitermate belangrijk tijdens de ontwikkeling van een organisme en voor het behoud van homeostase later in het leven, bijvoorbeeld ter voorkoming van het ontstaan van kanker. Een voorbeeld van regulatie van genexpressie is alternatieve splicing. Veel genen coderen op die manier voor tientallen verschillende eiwitten.

Alternatieve spiicing is een vorm van . . .

1. posttranscriptionele regulatie.

posttranslationele regulatie.

trv.J\.))C

Vraag 3

Tijdens de celdeling zorgen onder andere microtubuli ervoor dat het DNA gelijk over de dochtercellen verdeeld wordt. In de figuur hierboven zijn drie soorten microtubuli te onderscheiden. Microtubule 2 is een

1. astrale microtubule.

2. kinetochore microtubule.

®

polaire microtubule.

Pagina 1 van 24

(3)

In het onderstaande figuur staat een stukje van de coderende streng van het GJB2 gen, met daarbij de 13 aminozuren (aangegeven met de standaard 1-letter code) waar dit DNA voor codeert. Hierin zijn vier verschillende genetische varianten met een pijl aangegeven. De bijbehorende letter verwijst naar de beschrijving van de genetische varianten daaronder.

a b

"' "'

c d

"' "'

TACTGTATG AAG GAA ACT GGA AAA TTA GGC ATG GAG AGT TAT CTG

M K E T G K L G M E S Y L

Variant a:

De aangegeven nucleotide (A) is veranderd in een andere nucleotide (T).

Variant b:

De aangegeven nucleotide (T) is veranderd in een andere nucleotide (C).

Variante:

De aangegeven nucleotide (G) is veranderd in een andere nucleotide (C).

Variantd:

Op deze positie zijn er 3 nucleotiden (CTl) bij gekomen.

Variant b is een variant van het type ...

1. frame-shift.

2. indel.

3. missense.

4. nonsense.

([)

silent.

Vraag 5

Stressoren kunnen als gevolg van de primaire en secundaire inschatting van de stressor leiden tot fysiologische en psychologische stressreacties. Als de hersenen een stressor als bedreigend hebben beoordeeld wordt het autonome zenuwstelsel geactiveerd. Het zogenoemde stresshormoon cortisol wordt afgegeven. Dit zorgt ervoor dat .. .

1. een verhoging van de hartslag en bloeddruk plaats vindt.

2. energie wordt bespaard.

(4)

Een sportieve jongeman komt voor een sportkeuring bij de sportarts. Uit diverse metingen in rust komen de volgende resultaten voort:

Slagvolume 80ml

Hartfrequentie 50 slagen per minuut

Gemiddelde arteriële bloeddruk(MAPl 80mmHg

Bereken aan de hand van bovenstaande waarden de totale perifere weerstand bij deze jongeman in rust. Deze is . . .

1. 10 mmHg/L.min.

I)

2. 20 mmHg/L.min.

3. 50 mmHg/L.min.

4. 128 mmHg/L.min.

Vraag 7

8o mmHg

tJo M.A

1 mrn

Kg

.... 1

rY\..Q

10CO mmHg

___. \000

ML

L

De maagzuursecretie wordt op verscheidene manieren aangestuurd. Tijdens de

L

il'!testinale fase wordt de maagzuursecretie gestimuleerd door . . . 1. aminozuren in de maag.

2. een lage pH in de maag.

3. gastrine uit het duodenum.

4. secretine uit het duodenum.

Vraag 8

Onder voedselrijke omstandigheden zal de citroenzuurcyclus veel citraat produceren.

Dat wordt dan getransporteerd naar het cytoplasma buiten het mitochondrion. Dit citraat wordt vervolgens vooral gebruikt voor de synthese van ...

1. aminozuren.

2. glucose.

3. vetzuren.

Vraag 9

Het volume van de xtracellulaire vloeist f wordt onder andere beïnvloed door wat je drinkt. Het volume van de extracellulaire vloeistof, neemt het minst toe a het drinken van 1 liter . . .

1.

(

hypotone zoutoplossing.

@1Sc3tüne

zoutoplossing.

;

3. zuiver water.

l.A..:O:*v'

Pagina 3 van 24

(5)

0

?

p

Op onderstaande afbeelding is een doorsnede door de buik te zien. De afbeelding betreft een . . .

, --�

(1 �

0

.#'.

t/:!1 0

f'!'·' ·

'

\ .

' ':'!

-

� :�.

' ... "

1. CT opname.

2. PET opname.

3. PET-CT opname.

Vraag 11

Sommige cellen van het niet-specifieke immuunsysteem spelen een rol bij celdoding en de uitscheiding van cytokines tegen pathogenen. Welke cellen zijn dit?

1. B-cellen.

2. Dendritische cellen.

3. Mestcellen.

4. NK-cellen.

Vraag 12

Effector T-cellen hebben slechts één signaal nodig om hun effector-functie uit te oefenen. Dit signaal ontstaat door binding van . . .

1. cytokines aan de cytokine receptor.

9

2. MHC-peptide complex aan de T-eel receptor.

o 3. 'pathogen-associated molecular patterns' aan 'Toll-like' receptoren.

(6)

Een van de producten die ontstaan bij activatie van het complementsysteem is het C5-9 complex (MAG). Er zijn medicijnen beschikbaar die de vorming van dit product specifiek remmen. Welke bijwerking heeft deze medicatie?

o Verhoogde kans op bacteriële infecties.

Verhoogde stollingsneiging.

\r

3. Verminderde fagocytose-capaciteit.

Verminderde infiltraatvorming.

Vraag 14

Een 25-jarige vrouw heeft klachten van pijn in de onderbuik en zij moet vaak kleine beetjes plassen. De huisarts denkt aan een blaasontsteking door een bacterie. Er wordt urine voor onderzoek ingestuurd naar het microbiologisch laboratorium. Met welke techniek kunnen bacteriën in de urine worden aangetoond?

Het aantonen van een antistofrespons met een ELISA.

V 2. Kweek op een cellijn . . __. c.la.t er \o:uden."UL

�n

Lichtmicroscopie na een gramkleuring.-4 �A.:e.A.t-4!'- bo...c� c�,,---· ��..v ·'l.ftJ .

Vraag 15

Tumoren gebruiken verschillende mechanismen om aan het immuunsysteem te ontsnappen, zoals het induceren van niet-functionele tumorspecifieke T-cellen.

Wat is een ander mechanisme dat tumoren gebruiken om aan het immuunsysteem te ntsnappen?

Het aantrekken van immuun-onderdrukkende cellen.

2. Het aantrekken van NK-cellen.

3. Het verhogen van de expressie van antigeen-presenterende moleculen.

4. Het verminderen van de vasculatuur.

Vraag 16

Een zwangere heeft bij 28 weken een fundushoogte tot navelhoogte. Hoe wordt dit enoemd en wat is de mogelijke oorzaak?

Negatieve discongruentie t.g.v. groeirestrictie.

2. Negatieve discongruentie t.g.v. macrosomie.

Positieve discongruentie t.g.v. groeirestrictie.

Positieve discongruentie t.g.v. macrosomie.

Pagina 5 van 24

(7)

Bij een meisje van 8 jaar meet je een zithoogte/lengte (sitting heightlheight) ratio van 0,49 (zie onderstaande groeicurve).

B

i u o . 7 o 1-\1\l·+H+HH+

0. 4 5 H+t-H·+H+H-H-I+H

Female

0 4 0 W-J .w...J ..l...W..LL.l�L..L.Jl-LLLJ

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21

Age (years)

Bij welk syndroom past deze zithoogte/lengte-ratio waarschijnlijk?

Syndroom van Turner (45, X) 2. Triple X syndroom (47, XXX)

Vraag 18

De aanwezigheid van SRY (sex-determining region of Y) heeft gevolgen voor wat er met de buizen van Müller gebeurt. In de aanwezigheid van SRY . . .

(j)

gaan de buizen van Müller in regressie.

2. ontwikkelen de buizen van Müller zich tot zaadleiders.

Vraag 19

De levensverwachting van mensen is wereldwijd de laatste decennia toegenomen.

Welke factor speelde hierbij de grootste rol?

Afname van de mortaliteit door cardiovasculaire ziekten.

Minder 'wear and tear' door betere arbeidsomstandigheden.

3. Selectie op mensen met een beter herstel van DNA-schade.

(8)

In de palliatieve zorg is er aandacht voor vier typen mechanismen: biologisch, psychisch, sociaal en spiritueel (mechanismen van zingeving). Welk van de onderstaande vragen betreft een typische zingevingsvraag?

1. Hoe kan het sterven van een pasgeborene ooit goed zijn?

2. Hoe kunnen we mantelzorg in de palliatieve fase verbeteren?

Moeten we depressie aan het levenseinde altijd behandelen?

4. Wat kost het om palliatieve chemotherapie te geven?

Vraag 21

- •50

>

g ";>E

� 0

� &

-50

E -70

0

V

2 3 4 5

T1me (ms)

c Phys.otooyWttb al www pnys!Oiogywcb com

extracellulair

intracellulair

In bovenstaande linker afbeelding zijn de verschillende fases van de actiepotentiaal met nummers aangeduid. De rechter afbeelding geeft de beweging van natrium- en kaliumionen over de celmembraan weer. Bij welke fase van de actiepotentiaal hoort de rechter afbeelding? )

Fase 0

.);:l

Fase 1

3. Fase 4

@

Fase5

Vraag 22

.Dtnc.

s waru to..o...-t�u

na

E'f\ 1:-. ctll� cU..

iuj

p-er

De werking van sommige geneesmiddelen berust op hun effect op de rustpotentiaaL Wat is het gevolg van de activatie van chloridekanalen door sommige anti-epileptica

})'\

op de rustpotentiaal? De rustpotentiaal wordt daardoor . . .

y ""' 'l..

minder negatief.

V

meer negatief.

(jz_ ....

Pagina 7 van 24

k�

(lo

(9)

Q

?

7

De aanwezigheid van verschillende kanalen is gekoppeld aan de bio-elektrische eigenschappen van een neuron. Wat is de voornaamste functie van voltage­

onafhankelijke kaliumkanalen? Dat is hun bijdrage aan . . . 1. de mobilisatie van neurotransmitters in een synaps.

de repolarisatiefase van een actiepotentiaaL de rustpotentiaaL

Vraag 24

Bij een zogenaamd WPW-syndroom is de elektrische isolatie tussen atria en ventrikels doorbroken. Bij een WPW-syndroom zal er, naast de normale activatie door de AV-knoop, ook. ventriculaire activering beginnen via de "opening" in de

isolatie. --

Wat is hiervan het gevolg voor het �-interval vergeleken met die van een gezond hart? Het PO-interval is bij een WPW-symdroom ...

orter.

2. even lang.

3. langer.

Vraag 25

Een 72-jarige man heeft polyneuropathie als gevolg van diabetes. Bij hem zijn voornamelijk de C-vezels aangedaan.

Welke van onderstaande symptomen wordt veroorzaakt door uitval van de C-vezels?

1. Atrofie.

2. Retentieblaas.

3. Spierkramp.

Vraag 26

Een 52-jarige vrouw is behandeld met het chemotherapeuticum vincristine. Van dit middel is bekend dat het een polyneuropathie kan veroorzaken.

Wat voor soort polyneuropathie ontstaat door het gebruik van chemotherapie? Dit is een ...

1. axonale polyneuropathie.

2. demyeliniserende polyneuropathie.

(10)

Een 44-jarige man krijgt in toenemende mate problemen met lopen. Bij neurologisch onderzoek blijkt er sprake te zijn van krachtsverlies van zijn bovenarmen en bovenbenen. Deze combinatie van problemen past het beste bij een aandoening van de . . .

1. perifere zenuw.

9

2. spier.

e 3. zenuwworteL

Vraag 28

Patiënten met de ziekte van Parkinson hebben vaak last van een tremor aan hun handen. Deze tremor treedt vooral op in bepaalde situaties. Deze tremor is maximaal wanneer de hand ...

1. in een bepaalde houding gehouden wordt.

@

in rust is.

3. naar een voorwerp toegebracht wordt.

Vraag 29

Bij patiënten met de ziekte van Parkinson is er sprake van degeneratie van de substantia nigra. Waar ligt de substantia nigra? Dit is ter plaatse van

1. - cijfer 1 cijfer 2

�p�

cijfer 3 1

h.-tJ 1

0

t he

-LOv 1-t. t.j

cijfer 4

re_ d �' oH�

lof�

Pagina 9 van 24

(11)

Een 72-jarige man krijgt een auto-ongeluk. Hij ligt een tijd in het ziekenhuis. Vier weken nadien kan hij mobiliseren. Het blijkt dat hij zijn rechter been niet goed kan bewegen. De kniepeesl=8flex en de achillespeesreflex zijn verlaagd.

Dit past bij een aandoening van het ...

1. centrale zenuwstelsel.

·a>

perifere zenuwstelsel.

Vraag 31

De ziekte van Parkinson kent naast motare symptomen ook non-motare symptomen.

Welke van onderstaande symptomen is een non-matoor-symptoom van de ziekte van Parkinson?

1. Blindheid.

2. Depressie.

3. Doofheid.

Vraag 32

Patiënten die een herseninfarct hebben gehad krijgen het medicijn clopidogrel om nieuwe herseninfarcten te voorkomen.

Wat is het werkingsmechanisme van clopidogrel? Clopidogrel remt . ..

1. de aanmaak van vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren.

2. de vorming van fibrine.

het aggregeren van trombocyten.

(12)

De n. tibialis is een perifere zenuw die afferente en efferente vezels bevat. In onderstaande figuur ziet u een schets van de EMG activiteit in de kuitspier m. soleus die u mag verwachten in reactie op één elektrische prikkelpuls van deze gemengde zenuw in knieholte. De reactie bestaat uit twee delen: de M-respons en de H­

respons.

H r\

M //

....--

Respons& ! _/1

.-

----·/

(\Tolt)

,v

11.. / (

/1

r-

....

tijd (ms)

Wat veroorzaakt de M-respons (1 e piek)?

\

1. Activatie van alfa motorische neuronen in het ruggenmerg.

2. Activatie van neuronen in de motorische hersenschors.

<3)

Prikkeling van alfa motorische vezels in de n. tibialis.

4. Prikkeling van la-afferente vezels in de n. tibialis.

Vraag 34

Het netvlies bestaat uit meerdere lagen met daarin verschillende celtypes. Wat is de rol van horizontale cellen in het netvlies? Horizontale cellen . . .

1. integreren signalen over een klein deel van het netvlies.

2. zetten de graduele responsies van bipolaire cellen om in actiepotentialen.

3. zijn verantwoordelijk voor laterale inhibitie.

4. zorgen ervoor dat licht omgezet wordt in elektrische signalen.

Vraag 35

Een 35-jarige man heeft een nil terale laesie van het ruggemerg (Brown-Sequard syndroom). Wat vindt men meer dan drie segmenten onder het niveau van de beschadiging?

1. Contralaterale gnostische stoornissen.

CJ

2. Contralaterale piramidebaanstoornissen.

o 3. Contralaterale vitale stoornissen.

4. lpsilaterale vitale stoornissen.

Jg �

3 ill V UA 1(.11

l i

3S ?

Pagina 11 van 24

t lnui.LLLC/) 0

r r

·-<' I I

(13)

Een 7 -jarig meisje heeft een tweezijdig symmetrisch gehoorverlies als gevolg van het ontbreken van middenoorbeentjes. Dit gehoorverlies heeft de grootste gevolgen voor het ...

1. bilateraal richtinghoren.

C)

2. spraakverstaan in lawaai.

e.; 3. spraakverstaan in stilte.

7

Vraag 37

Als een F16-vlieger abrupt een horizontale rechtlijnige versnelling maakt, zal hij dit ervaren alsof zijn hoofd achterover helt. Dit wordt veroorzaakt door . . .

1. depolarisatie van de utriculi.

2. depolarisatie van halfcirkelvormige horizontale kanalen.

3. hyperpolarisatie van de sacculi.

4. hyperpolarisatie van halfcirkelvormige verticale kanalen.

Vraag 38

Bij een patiënt met bilaterale vestibulaire uitval blijkt de vestibulo-oculaire reflex (VOR) geheel afwezig. Wanneer de VOR is aangedaan kan dat leiden tot ...

continue valneiging naar één richting .

2iJ kcvu-

� moeite om in een lift te voelen of je omhoog of omlaag beweegt.

---'ll

(])

oscillopsia ('wobbling world') en moeite om een krant te lezen.

4. spontane nystagmus.

Vraag 39

Bij uitval van de hamstrings zijn bepaalde bewegingen moeilijker te maken. Welke beweging is het meest aangedaan, omdat er geen andere spieren zijn die deze beweging kunnen bewerkstelligen?

1. Abductie van de heup.

Endorotatie van de knie.

Exorotatie van de knie.

4. Extensie van de heup.

(14)

Bij uitval van de m. tibialis anterior is dorsaalflexie in het enkelgewricht nog steeds mogelijk. Welke van de onderstaande spieren helpen in dit geval bij de dorsaalflexie?

1. m. extensor digitorum longus.

2. m. peroneus longus.

3. m. plantaris.

4. m. tibialis posterior.

Vraag 41

Bij artrose treden er veranderingen in het kraakbeen op. Er is onder andere verlies van kraakbeen en het onderliggende bot reageert hierop. Wat is de reactie van het subchondrale bot op deze kraakbeenveranderingen?

De hoeveelheid onderliggend subchondraal bot ...

1. blijft gelijk maar de verdeling verspreidt zich over het gewrichtsoppervlak waardoor osteofyten ontstaan.

2. neemt af en er ontstaat osteoporose.

3. neemt toe en er treedt subchondrale sclerosering op.

Vraag 42

De oriëntatierichting van de trabecula kan zeer verschillend zijn in het lichaam. Zo is de oriëntatie van de trabecula in een wervellichaam anders dan die in de femurkop.

Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring? Dit komt door het verschil tussen wervellichaam en femurkop in ...

1. bewegingsmogelijkheden.

2. krachtenverdeling.

Vraag 43

De pees-bot overgang is vaak dermate sterk dat de kans groter is dat er een stuk bot wordt losgetrokken dan dat er een pees afscheurt. Dit fenomeen heet avulsie. Een veel voorkomend probleem bij de knie is een avulsie van ...

1. de malleelus medialis.

2. de trochanter major.

3. de tuberositas tibiae.

4. het tuberculum majus.

Pagina 13 van 24

(15)

Via welk mechanisme kan adipositas de aandoening atrose versnellen? Dit gebeurt vooral door ...

1. overproductie van bijnierschorshormonen .

..rf·.

productie van proinflammatoire cytokinen door adipocyten.

(3

transformatie van mesenchymale cellen in kraakbeen naar vetcellen.

Vraag 45

B F

u

In de bovenstaande grafiek is de kracht-verplaatsingscurve van ligament A en ligament B weergegeven. Wat is de juiste conclusie op basis van deze twee curves?

Ligament A is ...

1. brosser en sterker dan ligament B.

brosser en stijver dan ligament B.

3. taaier en sterker dan ligament B.

4. taaier en stijver dan ligament B.

Vraag 46

De sterkte van ligamenten wordt bepaald door factoren als leeftijd, geslacht en belasting. Dat geldt ook voor de voorste kruisband. Welk van de onderstaande personen heeft meest waarschijnlijk de sterkste voorste kruisband?

1. Een 21-jarige topatleet die twee dagen geleden een nieuwe voorste kruisband

v.RtS

heeft gekregen.

Een 25-jarige gezonde vrouw.

3. Een 30-jarige mannelijke astronaut die zich sinds 3 dagen in de ruimte bevindt.

4. Een 75-jarige man die vaak fietst.sqJm.qe La..p

(16)

De anaerobe drempel is een belangrijke maat bij het vaststellen van iemands belastbaarheid. Bij de anaerobe drempel wordt er ...

1. evenveel 02 ingeademd als co2 uitgeademd 2. meer 02 ingeademd dan co2 uitgeademd.

Q)

minder 02 ingeademd dan co2 uitgeademd Vraag 48

Een patiënt heeft zijn achillespees gescheurd en deze is chirurgisch gehecht. Echter, de achillespees blijkt te kort te zijn. De fysiotherapeut behandelt dit door langere tijd rek op de achillespees uit te oefenen. Van welk mechanisme wordt hier gebruik gemaakt?

1. Kruip 2. Relaxatie

Vraag 49

Bekijk onderstaande botstructuren van twee femora. De ene hoort bij een 25-jarige vrouw en de andere bij een 55-jarige vrouw. Welk plaatje hoort het meest waarschijnlijk bij het femur van een 55-jarige vrouw?

G)

Afbeelding A 2. Afbeelding B

Pagina 1 5 van 24

(17)

Een 27 -jarige gezonde jonge korfbalster heeft een gemeten V02 max van 48 mllkg/min. Tijdens een korfbaltoernooi stijgt haar zuurstofopname van 5 mllkg/min in rust naar 33 mllkg/min. Wat is haar absolute belasting?

1. 28%

2. 58%

3. 69%

4. 77%

Vraag 51

Echografie leent zich niet goed voor het onderzoeken van botweefsel. Dit komt omdat de echo's niet door het bot kunnen dringen.

et gevolg hiervan is ...

een (witte) schil met veel signaal, met hierachter een (zwart) wazig gebied met weinig signaal.

2. een (zwarte) wazige schil met weinig signaal, met hierachter een (wit) gebied met veel signaal.

3. een wazig beeld met weinig signaal.

Vraag 52

De tabel hieronder geeft van een aantal weefsels de T1 ('overeindkomtijd') en T2 ('uitwaaiertijd').

weefsel Tl (ms) T2 (ms)

lever 500 40

mer 650 60

vet 200 80

Om een T2-gewogen opname te maken waarbij goed verschil te zien is tussen lever en vet, moet gekozen worden voor een repetitietijd TR van ongeveer ...

100 ms.

2. 350 ms.

3. 2000 ms.

(18)

7

0

Van patiënten met obesitas wordt gezegd dat deze minder toegankelijk zijn voor echografie. Als bij een dergelijke patiënt een diepere penetrantie in het weefsel nodig is om de nieren af te beelden moet worden gekozen voor een transducer met ...

:<> een lage frequentie.

2. een hoge frequentie.

Vraag 54

Echografie leent zich niet goed voor het onderzoeken van longweefseL Dit komt omdat ultrageluid ...

1. gevoelig is voor ademhalingsartefacten.

2. niet door weefsel-lucht overgangen dringt.

Vraag 55

Opname A OpnameB

Hierboven zijn echo-opnames weergegeven van de levers van twee patiënten. Welke

9

opname past het best bij steatose?

c 1. Opname A 2. Opname B

Pagina 17 van 24

(19)

0

7

Tijdens intensieve fysieke inspanning komt er lactaat vrij in de skeletspieren. Welk effect heeft dit op de zuurstof dissociatiecurve van hemoglobine (Hb)? Deze verschuift naar ...

1. links, waardoor bij een zelfde zuurstofdruk is de binding van zuurstof aan Hb sterker is.

2. links, waardoor bij een zelfde zuurstofdruk zuurtstof moeilijker los laat van Hb.

3. rechts waardoor bij een zelfde zuurstofdruk is de binding van zuurstof aan Hb minder sterk is.

Vraag 57 __

Een aortaklepstenose erhoogt de afterload van het linker ventrike . De gevolgen van een ernstige aortaklepstenose zijn ...

1. dilatatie van de linker ventrikel en afname van de compliantie van de linker ventrikel.

2. dilatatie van de linker ventrikel en toename van de compliantie van de linker ventrikel.

@

hypertrofie van de linker ventrikel en afname van de compliantie van de linker ventrikel.

4. hypertrofie van de linker ventrikel en toename van de compliantie van de linker ventrikel.

Vraag 58 NUf\.d.JLr 02..

Iemand heeft een verlaagd hemoglobinegehalte. Wat is hiervan het effect op het C02 transport in het bloed?

1. De veneuze transportcapaciteit voor C02 wordt minder.

(g)

Dit heeft geen effect op de C02 transportcapaciteit.

Het totaal C02 dat vervoerd wordt in het bloed zal hierdoor licht stijgen.

Vraag 59

Bij een patiënt met longfibrose wordt in rust een afwijkende waarde voor het verschil tussen de arteriële p02 en alveolaire 02 gemeten.

Wordt dit verschil door de longfibrose groter of kleiner dan bij gezonde personen?

1. Groter.

2. Kleiner.

(20)

In het longfunctie-laboratorium wordt een hypoxische respons gemeten. Hierbij ademt een persoon een afgenomen fractie 02 in en wordt gemeten wat de respons van de ventilatie hierop is.

Wat zal er met deze respons gebeuren na een dubbelzijdige glomus caroticum­

resectie? De hypoxische respons zal ...

1. afwezig zijn.

2. licht afgenomen zijn.

3. licht toegenomen zijn.

4. normaal zijn.

Vraag 61

Een van de mechanismen om verstoringen van het zuur-base-e nwicht te compenseren is regulatie door de nieren. Als iemand een respiratoire a

ka o e heeft, wat zal er dan met HC03- en H+ gebeuren als compensatie voor deze verstoring?

Excretie van HC03- en H+ via de urine.

2 Excretie van HC03- via de urine en resorptie van H+ in het plasma.

3. Resorptie van HC03- en H+ in het plasma.

Resorptie van HC03- in het plasma en excretie van H+ via de urine.

Pagina 19 van 24

(21)

Een 76-jarige vrouw met hypertensie in de voorgeschiedenis meldt zich op de SEH­

afdeling met palpitatieklachten die al meer dan een week bestaan. Zij gebruikt amlodipine tegen haar hypertensie, die nu goed gereguleerd is.

Welk ritme is er op onderstaand ECG te zien?

Atriumfibrilleren.

? 2.

Sinus tachycardie.

3. Ventriculaire tachycardie.

Vraag 63

De centrale chemoreceptoren zijn de belangrijkste regulatoren van de ademhaling.

De directe prikkeling van de �nt ale chemoreceptor wordt veroorzaakt door

verandering van . . . ____.

1.

de PaC02.

2.

de Pa02.

3. de pH-verandering in het hersenvocht

/'j het vrij H+ in het plasma.

Vraag 64

(et;s m.L'--t d.a..A-

(1) a WOrdj. 0

t{oo'5 �...o G

2

�co�+ �

De chylomicronen die zijn gemaakt en afgegeven door de darmcellen worden in de bloedbaan voorzien van de apolipoproteïnes apoE en apoCII. De chylomicronen () krijgen deze apolipoproteïnes van ...

( 1.

HOL.

'"' 2.

LOL.

3. VLDL.

(22)

De endotheelcellen van bloedcapillairen hebben aan de bloedzijde het enzym lipoproteïne lipa LPL) op hun celoppervlak. Welk bestanddeel van het circulerende Iomier wordt afgebroken door dit enzym?

Fosfolipiden.

Triglyceriden.

Q 2

Vraag 66

Het enzym lipoproteïne Iipase (LPL) dat aanwezig is op het celoppervlak aan de bloedzijde van capillaire endotheelcellen wordt geactiveerd door ...

!/

1. Apo-848.

2. Apo-CII.

!{) 3. Apo-E.

Vraag 67 .--7

h UJ..f\

ZGfg

t �or er L1.ll-

o<f

e-r ,n

Het aantal ABCA 1 cholesterol transporters dat aanwezig is op de celmembraan is afhankelijk van de intracellulaire cholesterolconcentratie.

Wanneer de intracellulaire cholesterolconcentratie stijgt, zal het aantal ABCA 1 transporters op de celmembraan . . .

W

afnemen.

2. toenemen.

Vraag 68

Wanneer de perifere organen een overschot aan cholesterol bezitten wordt dit door HOL afgevoerd naar de lever. Aangekomen bij de lever bindt cholesterol-rijke HOL aan een receptor waarna het cholesterol en de cholesterol-esters worden geïnternaliseerd.

Het cholesterol-arme HOL wordt vervolgens weer afgegeven aan de bloedbaan.

Welke receptor speelt bij dit proces een rol?

1. LOL receptor.

2. LDLR related protein.

3. Scavenger receptor class B type 1 (SR-BI).

Vraag 69

Een 26-jarige patiënt heeft de ziekte van Von Willebrand. Welk proces in de bloedstolling is bij hem aangedaan?

n 1. Fibrinolyse.

"/ 2. Primaire hemostase.

� 3. Secundaire hemostase.

Pagina 21 van 24

(23)

De fibrinolyse is het proces waarbij fibrine wordt afgebroken tot fibrine­

afbraakproducten. Eén van die stoffen is tPA. Welke andere stof bevordert eveneens de fibrinolyse?

1. PAI-1.

2. alpha-2 antiplasmine.

3. uPA.

Vraag 71

Fibrine-afbraakproducten kunnen gemeten worden in het bloed van patiënten. Dit gebeurt door de bepaling van ...

Î

1. D-dimeer.

2. factor VIl.

3. fibrinogeen.

Vraag 72

Er zijn verschillende stoffen die lokaal zorgen voor de regulatie van de vaattonus.

Welke van de volgende factoren bevordert vasoconstrictie?

1. Adenosine.

;) 2. Prostacycline.

I 3. Stikstof mono-oxide.

p 4. Tromboxane.

Vraag 73

In de verschillende stappen van de stolling spelen verschillende factoren een rol.

Welke stollingsfactor speelt een belangrijke rol in de propagatie?

·)

1. Factor VIl.

2. Factor XII.

3. Factor IX.

Vraag 74

Een 72-jarige vrouw heeft een trombosebeen. Er wordt gestart met een vitamine K­

antagonist. Gezien de lange halfwaardetijd van een van de stollingseiwitten dient gelijktijdig gestart te worden met heparine of laagmoleculair heparine.

Om welk stollingseiwit gaat het hier?

1. Proteïne C.

()

2. Proteïne S.

Q 3. Protrombine.

4. Stollingsfactor VIl.

(24)

Een 26-jarige man is van zijn fiets gevallen en op zijn hoofd terecht gekomen.

Aangekomen op de SEH-afdeling reageert hij niet adequaat op de aangeboden prikkels. Hij draagt een 'codicil' waarop staat aangegeven dat hij Hemofilie A met een restactiviteit van minder dan 1% heeft.

Wat is de beste eerstvolgende stap op de SEH-afdeling?

1 . CT -cerebrum.

?

2. Intercollegiaal consult van de neuroloog.

q, 3. Toedienen factor VIII.

Vraag 76

In de 'stages of change' worden verschillende fasen van gedragsverandering beschreven. In iedere fase zijn weer andere interventies nodig om iemand naar een volgende fase te helpen. Het met foto's zichtbaar maken van de negatieve gevolgen van roken op pakjes sigaretten past in dit kader bij de fase van ...

1. contemplatie.

precontemplatie.

preparatie.

Vraag 77

In revalidatieprogramma's, bijvoorbeeld hartrevalidatie voor mensen die een myocardinfarct hebben doorgemaakt, is het aanleren van een gezonde leefstijl vaak een belangrijk element. Het gaat hierbij dan altijd om ...

1. primaire preventie.

secundaire preventie.

tertiaire preventie.

Vraag 78

In augustus 2017 zijn er veel eieren uit de handel genomen, omdat deze eieren Fipronil bevatten. Dit luizenbestrijdingsmiddel is via de kippen in de eieren terecht gekomen.

Deze preventieve maatregel is een voorbeeld van ...

1. gezondheidsbescherming.

;k.,_

gezondheidsbevordering.

' W

ziektepreventie.

Pagina 23 van 24

(25)

Een 50-jarige man loopt al jaren de Nijmeegse vierdaagse. Ook in 2016 heeft hij deelgenomen. Het was dat jaar extreem warm. Na de eerste wandeldag bleek dat zijn kerntemperatuur hoger geworden was (39°C) en hij ruim 1,3 kg aan vocht had verloren. Wat kan men het beste drinken om in zo'n situatie het vochtgehalte aan te vullen?

1. Koffie.

2. Kraanwater.

Water gecombineerd met elektrolyten.

Vraag 80

Een 28-jarige vrouw komt op de SEH-afdeling met een warm, dik, rood en gespannen onderbeen en pijn bij het ademhalen. Dit past bij een diep veneuze trombose en een longembolie.

Welke beeldvormende techniek is nu de eerst aangewezen in het diagnostische traject?

1. CT angiogram thorax 2. Echo duplex been 3. V/P scan

4. X-thorax

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Welke eiwitten die worden gemaakt door de T-cellen, spelen daarin een

In de nieuwe situatie zal de personeelsadviseur zo min mogelijk de initiator zijn van deze procedures, kunnen controles zoals bij stap 1, simultaan worden uitgevoerd via

De personen houden zich bezig met reizen en laten dit zien door: de globe / het boek met landkaarten / de landkaart op tafel, of: het bankboek op tafel laat zien dat dit de

overheid 1 Voorbeeld van juiste verwijzing uit tekst 4 (één van de volgende):. − De oproep van RVZ aan het kabinet om meer te doen aan het probleem, veronderstelt dat het

Als in plaats van de twee namen de merken genoemd worden (Nissan, Toyota), mag dit worden goed gerekend. / In gedachten nagaan waar je de sleutels voor het laatst hebt

Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt

(Hoe langer) de passagiers op het vliegveld/binnen zijn, des te meer geld ze uitgeven / des te meer winst BAA maakt / de winkels maken / des te meer aankopen ze zullen

[r]