• No results found

Natuur.focus 2003-3 Vegetatiesuccessie in kalkrijke duinvalleien

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2003-3 Vegetatiesuccessie in kalkrijke duinvalleien"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

".- - --

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER -SEPTEMBER 2003 - JAARGANG 2 - NUMMER 3

Natuur.focus

(2)

NatulIr.fcKLIs 2(3); 96-101

ARTIKELS VEGETATIESUCCESSIE IN KALKRIJKE DUINVALLEIEN: BEATRIjS BOSSUYT & MARTIN HERMY EEN WISSELWERKING VAN TIJD EN LANDSCHAP

Vegetati es u ccess ie

in kalkrijke duinvalleien:

een wisselwerking van tijd en landschap

BEATRIjS BOSSUYT & MARTIN HERMY

De uitbreiding van de bebouwing en de daling van de grondwatertafel hebben ertoe geleid dat kalrijke duinvalleien - en hun typische plantengemeenschappen - in West-Europa steeds zeldzamer geworden zijn. Na de vorming van de vallei door zanduitstuiving start een successieproces waarbij verschuivingen optreden in de plantensoortensamenstelling. Inzicht in dat proces levert nuttige informatie voor een gepast natuurbeheer. Dit artikel rapporteert over het verloop van die successie in duinvalleien aan de Belgische westkust en de aansluitende Noord-Franse kust. De onderlinge afstand tussen de valleien bleek in dit verband erg belangrijk.

De habitat van kalkrijke duinvalleien bedreigd

Duinvalleien zijn depressies in het duinland- schap, gevormd door uitstuiving van duinzand tot op de grondwatertafel (Fig. 1). Ze zijn gekenmerkt door specifieke habitatkenmerken:

een hoge en schommelende grondwatertafel en een kalkrijke en voedselarme bodem. Tot de typische plantengemeenschap behoren ver- schillende van kalkminnende Rodelijstsoorten (Cosijns et al. 1994) zoals Parnassia, Stranddui- zendguldenkruid, Waterpunge en Teer Guichel- heil.

Na de vorming van de duinvallei start een pri- mair successieproces (Box 1). Meer en meer plantensoorten gaan zich vestigen op het nieuw gevormde substraat, zodat de totale soorten- rijkdom en de bedekking toenemen. In de loop van de successie verschuift de soortensamen- stelling van echte pionierssoorten naar soorten eerder kenmerkend voor kalkmoerassen. Tijdens dit proces stapelt zich organische stof op en neemt de voedselrijkdom van de bodem toe.

Hierdoor zijn ook meer competitieve en alge- meen voorkomende plantensoorten in staat om het duinvalleibiotoop te koloniseren. In de laatste fase vestigen zich ook struweel- en boomsoorten en uiteindelijk worden typische duinvalleisoorten weggeconcurreerd (Lam- merts et al. 1999).

In een natuurlijk dynamisch ecosysteem kent dit proces een cyclisch verloop en worden er voortdurend nieuwe valleien uitgestoven. Hier- door blijft de oppervlakte aan verschillende suc- cessiestadia van de duinvalleigemeenschap in het landschap constant. Duinvalleisoorten van alle verschillende stadia kunnen dan hun popu- laties handhaven door nieuwe valleien te kolo-

niseren. In de loop van de vorige eeuw echter hebben verschillende factoren, zoals een alge- mene verlaging van de grondwatertafel, het stopzetten van begrazing en toenemende atmosferische neerslag van vermestende stof- fen, ertoe geleid dat het natuurlijk successiep- roces versneld werd (Grootjans et al. 2001).

Daarnaast verhindert de stabilisatie van duinen

Figuur 1: In een duinlandschap vormen duinvalleien bijzondere botanische milieus waarin de vegetatie via een proces van successie geleidelijk verandert (Foto: B. Bossuyt).

(3)

VEGETATIESUCCESSIE IN KALKRIJKE DUINVALLEIEN: BEATRIjS BOSSUYT & MARTIN HERMY EEN WISSELWERKING VAN TIJD EN LANDSCHAP

North Sea

,

Dunes Marchands

A

,

...

~. /

/

,

/

r/-· .. ---~~~

C::>

._---.--

...

r "'--_

. ""'-... --.... pan

proefl'lak

Ter Yde

-- '

Figuur 2: Situering van het studiegebied met de vijf natuurreservaten aan de Belgische en Noord-Franse kust.

door dichte bebouwing en wegen de uitstuiving van nieuwe valleien. Hierdoor zijn duinvalleien en hun typische plantengemeenschappen in

heel West-Europa bedreigd. In België zijn ze enkel nog terug te vinden aan de westkust, in de natuurreservaten Ter Yde (Oostduinkerke), de

500~---~

400

300

, tJ~

leeftijd vd vallei

200

,..

< 5 jaar

" "

5 -15

100 15 - 25

..

25 -50

,..

0 tJ > 50

0 100 200 300 400 500 600

X1

Figuur 3: Mate van gelijkenis tussen de vegetatieopnames in functie van de leeftijd van duinvalleien.

Resultaat van de statistische analyse van de vegetatie in meer dan 700 proefvlakken in 82 valleien in vijf reservaten van het studiegebied (multivariate analyse DCA). Elk punt in de grafiek stelt een proefvlak voor. Hoe dichter twee proefvlakken bij elkaar liggen. hoe meer ze qua soortensamenstelling op elkaar lijken. Proefvlakken van oudere valleien liggen duidelijk meer naar rechts en naar boven in de grafiek.

ARTIKELS

Houtsaeghersduinen en De Westhoek (De Pan- ne). Om de populaties van duinvalleisoorten te behouden zijn er maatregelen nodig die het natuurlijke successieverloop vertragen, zoals begrazen, maaien, plaggen en het verwijderen van Duindoorn (Provoost et al. 2003).

Bepalende factoren in de successie

Het verloop van de successie en het verschui- ven van de soortensamenstelling wordt voor een groot stuk bepaald door veranderingen in lokale habitatomstandigheden zoals de water- huishouding en bodemeigenschappen. De groei van plantensoorten veroorzaakt veran- deringen in bodemeigenschappen, zoals een toename aan organische stof en nutriënten . Veranderingen in bodemeigenschappen leiden dan weer op hun beurt tot verschuivingen in competitieverhoudingen tussen de soorten.

Het successieproces dat hier optreedt, wordt dus vanuit veranderingen in de vegetatie gestuurd. Dat heet een 'endogeen successiep- roces' in het jargon (Box 1).

Tenslotte hangt het al of niet aanwezig zijn van een soort op een bepaald moment in de suc- cessie ook af van het feit of de soort in kwes-

Box 1: Successie: enkele termen ...

Het proces van successie kan gedefinieerd worden als een opeenvolging van veranderin- gen in soortensamenstelling van de vegetatie, op gang gebracht door een verstoring.

Bij een endogene successie ontstaan deze ver- anderingen door processen in de vegetatie zelf (bv. opbouw van organische stof, competitie).

terwijl bij een exogene successie verschuivin- gen in soortensamenstelling ontstaan door factoren buiten de plantengemeenschap (bv.

plotse grondwaterwijzigingen, klimaatswijzi- gingen of bemesting) .

Primaire successie is de vestiging en ontwikke- ling van een plantengemeenschap op nieuw gevormd habitat. Dat betekent op een plaats waar vroeger nooit planten gestaan hebben, en waar er dus geen organische stof of kiem- krachtige zaden in de bodem aanwezig zijn bij het begin van de successie. Een voorbeeld is de ontwikkeling van een plantengemeenschap op een lavastroom na een vulkaanuitbarsting.

Secundaire successie is een successieproces op een plaats waar een bestaande plantenge- meenschap is vernietigd door een verstoring, maar waarbij de bodem, met inbegrip van organische stof en zaadvoorraad, intact is gebleven (bv. spontane bebossing op verlaten landbouwgronden).

(4)

Natuur.r0CUS 2(3):96·101

ARTIKElS VEGETATIESUCCESSIE IN KALKRIJKE DUINVALLEIEN:

EEN WISSELWERKING VAN TIJD EN LANDSCHAP

I Flg.4a

I

slress tolerante soorten Fig. 4d lnd .... '.rw""-Id. bod"",I5II~$ÛlJ

I

05

04

T

I T

03

1

f - -

~

02 I- I--

--

ril

01

<5jaar 5-15 15-25 25-50 <50

Fig.4b

I

competitieve soorten 0.4

1 1-

0.35

0.3 I-

0.25

r h rn [0

< 5jaar 5-15 15-25 25-50 <50

Fig.4c indicatarwaarde bodempH

< 5 jaar 5-15 15-25 25-50 < 50

3 -t-n-t--.+-'--j

< 5jaar 5-15 15-25 25-50

I

Fig.4e

I

indicatorwaarde licht 9

8

-a;" ,r

7 -

- - Hl-î r

6

< 5jaar 5-15 15-25 25-50 <50

I

Fig. 4f lolale bedekking

100, . - - - -r-""1 8Ot---- - - " f - - - t - --j

20

< 5 jaar 5-15 15-25 25-50 <50

Figuur 4: Overzicht van verschillen tussen de leeftijdsklassen voorde bemonsterde duinvalleien voor zes parameters: a) proportie van de vegetatie bedekt door stress-bestendige plantensoorten, b) pro- portie van de vegetatie dedekt door competitieve plantensoorten, c) gemiddelde indicatorwaarde voorde zuurtegraad van de bodem, d) gemiddelde indicatorwaarde voor bodemstikstof. e) gemiddel- de indicatorwaarde voor licht en

n

totale bedekking van het proefvlak (%)./ndicatorwaarden voor d) en e) werden afgeleid uitde tabellen van Ellenberg die per plantensoort waarden voor deze parame-

ters opsommen. Gemiddelden worden telkens getoond met aanduiding van de standaardfout.

door de vegetatie van valleien met een ver- schillende ontstaansdatum te vergelijken.

De gegevens werden verzameld in drie Belgi- sche (Ter Yde, de Houtsaeghersduinen en de

BEATRIJS BOSSUYT & MARTIN HERMY

Westhoek) en twee Franse natuurreservaten (le Perroquet en Dunes Marchands) (Fig. 2).ln deze natuurreservaten vonden we 82 duinval- leien. In elke vallei werd een variabel aantal proefvlakken (1 x 1 m) op willekeurige plaat- sen gelegd, waarin de bedekking van elke plan- tensoort werd geschat. Zo werden er in totaal 718 proefvlakken geïnventariseerd. Daamaast werd er voor elke vallei een zo volledige mogelijke lijst van de voorkomende planten- soorten opgesteld.

Alle duinvalleien werden ook nauwkeurig opge- meten met een GPS-toestel, waarna met een computertoepassing (GIS-pakket) de opper- vlakte en mate van isolatie bepaald werden. De isolatie van een vallei werd gedefinieerd als de gemiddelde afstand tot de drie dichtstbij gele- gen valleien. Hoe groter die afstand, hoe meer geïsoleerd de vallei in het landschap ligt. Voor elke vallei was er ook informatie beschikbaar over de ontstaansdatum. Voor de gedetailleer- de bespreking van de aanpak van ons onder- zoek verwijzen we naar Bossuyt et al. (2003).

Verschuivingen in soortensamenstelling

De resultaten van een statistische analyse geven aan dat de leeftijd van de duinvallei de meest bepalende variabele is voor de soor- tensamenstelling (Fig. 3). Hoe dichter proef- vlakken bij elkaar liggen op deze grafiek, hoe meer ze qua soortensamenstelling op elkaar gelijken. De proefvlakken waarin de successie het verst gevorderd is liggen het meest naar rechts en naar boven op de figuur.

In de loop van de eerste 50 jaar na het ont- staan van de duinvallei treden er belangrijke verschuivingen op in kenmerken van de plan- tengemeenschap. De vegetatiebedekking in de tie in staat is om een nieuw gevormde vallei te

koloniseren vanuit een bestaande populatie in een andere vallei. Deze kolonisatiekans wordt aan de ene kant bepaald door de verbreidings- capaciteit van de soort en aan de andere kant door de onderlinge afstand tussen de duinval- leien en dus door de aard van het landschap waarin de duinvallei zich bevindt (del Moral 1999, Bossuyt et al. 2003). Aangezien duinval- leien voorkomen als eilanden in een zee van droog en ongeschikt duin kan er verwacht wor- den dat de mate waarin een duinvallei geïso- leerd is ten opzichte van andere valleien een invloed heeft op de kolonisatie van soorten en dus op het successieverloop.

%

70 ~---~

Het doel van deze studie is tweevoudig: 1) Nagaan hoe de successie verloopt in de duin- valleien aan de Noordzeekust gedurende 50 jaar na vorming; en 2) Nagaan hoe de graad van isolatie van een duinvallei in het landschap het successieverloop beïnvloedt. Omdat het praktisch onmogelijk is om 50 jaar lang de vegetatieveranderingen op te volgen, werden deze wijzigingen onrechtstreeks bestudeerd

60 r---=~~

5 0 r -

40+---,~

20 10

O+---,---r---~---~

< 5 jaar 5-15 15-25 25-50 > 50

Leeftijd van de panne

C Watermunt

• Koninginnenkruid

11 Waternavel cBraam

C Zeegroene zegge c Gestreepte witbol c Zomprus C Fioringras c Duinriet c Kruipwilg

Figuur 5: Variatie in relatieve bedekking van de. 10 meest voorkomende soorten in de duinvallei- en met toenemende leeftijd.

(5)

VEGETATIESUCCESSIE IN KALKRIJKE DUINVALLEIEN: BEATRIJS BOSSUYT & MARTIN HERMY EEN WISSELWERKING VAN TIJD EN LANDSCHAP

Tabel 7: Lijst van soorten waarvan de bedekking aantoonbaar verschilt tussen de leeftijdsklas- ses van de duinval/ei. De bedekkingen zijn gemiddelden over al/e proefvlakken in die leeftijds- klasse (inclusiefproefvlakken waar de soort niet in voorkomt) en zijn uitgedrukt in %. De hoog-

ste bedekking van de soort in de loop van de successie is aangegeven in vet.

<5 5-15

21 6

Vroeg successie soorten

Dwergzegge 0.80 030

Waterpunge 0.15 0.14

Zandzegge 2.4 115

Zomprus 6.86 4.05

Midden successie soorten

Krielparna"ia 0.24 0.18

Kruipwilg 13.1 12.6

Moeraswespenorchis 001 0.13

Parnassia 0.03 0.02

laat successie soorten

Bitterling 0.01 0.00

Dauwbraam 0.3 0

Duinriet 0.5 0.35

Fioringras 3.6 0.9

Gestreepte witbol 0.37 0.07

Gewone brunei 0.01 0

Gewone rolklaver 0.03 0.05

Grote kattestaart 0.04 0.04

Heelblaadjes 0.00 0.02

Heermoes 0.D3 0

jacobskruiskruid 0.03 0.12

Koninginnenkruid 0.16 0.08

Riet 0.2 0.01

Ruw walstro 0 0

Stijve ogentroost 0.2 0.06

Vogelwikke 0 0

Watermunt 0.02 0.04

Waternavel 0.06 0.04

Witte klaver 0.20 0.03

Wolfspoot 0 om

vallei is de eerste 15 jaar laag (Fig. 4f) en de plantengemeenschap wordt dan voornamelijk gedomineerd door Kruipwilg en Zomprus, in associatie met Zandzegge, Dwergzegge en Waterpunge (Tabel 1, Fig. 5). De toename in bedekking na 15 jaar is voornamelijk te wijten aan een toename in bedekking van competi- tieve soorten, met een hoge stikstofbehoefte en een lagere lichtbehoefte (Fig. 4b, d, e).

Dit patroon suggereert dat voedingsstoffen zich in de loop van de successie opstapelen.

Daardoor is er een verschuiving in het type van concurrentie tussen planten: competitie voor voedingsstoffen in de eerste stadia en competitie voor licht in de latere stadia (Berendse et al. 1998, Lammerts et al. 1999).

Hiermee samenhangend worden eenjarige soorten geleidelijk vervangen door meerjarige soorten, een patroon dat ook optreedt tijdens successie in andere ecosystemen, zoals moe- rassen (Odland & del Moral2002).

Leeftijd van de duinpan (jaar)

15-25 25-50 > 50

9 10 37

0.60 0.30 0.50

0.08 002 0.08

0.86 0.53 0.44

3.60 280 2.40

0.34 0.15 0.14

34.8 226 12b

0.46 0.06 040a

0.07 0 0

0.01 0.04 0.22

0.8 1.5 7.6

2.3 6.7 15.8

1.4 48 10.35

2.7 7.94 504

005 050 0.90

0.21 0.11 0.72

0.9 0.8 2.8

003 018 0.26

007 0.15 0.90

0.19 0.11 0.78

0,3 4.1 2.8

0,Q3 Oa 2.1b

0.29 1.11 019

0.66 2.12 0.41

0.07 0.12 0.74

1.1 4.1

1.07 2.3 4.3

0.10 0.40 0.25

0,48 0 0.93

De verwachte daling in de zuurtegraad van de bodem als een gevolg van het opstapelen van organische materiaal is niet terug te vin- den in de indicatorwaarden voor de zuurte- graad van de bodem (Fig. 4c). Typische soor- ten van kalkrijke biotopen zoals Zeegroene zegge, Moeraswespenorchis, Stijve ogen- troost, Parnassia en Krielparnassia, worden na 15 jaar erg talrijk in de duinvalleien, wat weerspiegeld wordt door het hoge aandeel stress-bestendige soorten in die leeftijds- klasse (Fig. 4a). Tussen 25 en 50 jaar wordt de plantengemeenschap gedomineerd door Kruipwilg en Gestreepte witbol samen met meer competitieve soorten zoals Duinriet, Koninginnenkruid en Dauwbraam. Ondanks de toenemende competitiedruk door deze soorten blijven populaties van kalkminnende soorten in zekere mate aanwezig, vooral als gevolg van een aangepast beheer zoals begrazen of maaien. Dit verklaart de hoge

ARTIKELS NatuurJocus

2(3):96-101

soortendiversiteit in de leeftijdsklasse tus- sen 25 en 50 jaar. In deze fase komen zowel kalkminnende stress-bestendige soorten als meer competitieve soorten samen voor.

Na 50 jaar wordt de competitiedruk te hoog, en neemt de soortenrijkdom af. In dit stadi- um wordt de gemeenschap gedomineerd door Fioringras en Duinriet en competitieve soorten zoals Wolfspoot, Wederik, Jacobs- kruiskruid of Riet worden talrijk. Door het beheer zijn verschillende duinvalleisoorten echter in staat om ook hier populaties te behouden (bv. Bitterling of Brunel).

De duinvallei in het Landschap

De snelheid van verschuivingen in kenmer- ken van de plantengemeenschap met toene- mende leeftijd blijkt af te hangen van de mate van isolatie van een duinvallei in het landschap. Voor eenzelfde leeftijd liggen proefvlakken in minder geïsoleerde valleien meer naar rechts op de grafiek in Figuur 2, en hebben ze een hogere bedekking aan plan- tensoorten dan meer geïsoleerde valleien.

De verschuiving in de grafiek, die kan beschouwd worden als de verandering in soortensamenstelling, verloopt dus gemid- deld sneller voor minder geïsoleerde valleien.

Dit betekent dat de snelheid van veranderin- gen in de soortensamenstelling lager is voor valleien waarvan naburige duinvalleien op een aanzienlijke afstand liggen.

We vonden geen verschillen in het totaal aantal soorten in de duinvallei wanneer we meer of minder geïsoleerde valleien vergele- ken. Dit geeft aan dat niet zozeer het aantal soorten, dan wel de aard van de soorten afhankelijk is van de onderlinge afstand tus- sen duinvalleien. In de eerste stadia van de successie is enkel een beperkt aantal pio- nierssoorten in staat om zich te vestigen op de voedselarme, kalkrijke en vochtige bodem, waardoor verschillen tussen valleien van dezelfde leeftijd eerder beperkt zijn.

Bovendien zijn pionierssoorten over het algemeen soorten die zich makkelijk verbrei- den en dus ook de meer geïsoleerde valleien kunnen bereiken (del Moral et al. 1995). Dat betekent dat in het begin van de successie de plaatselijke abiotische kenmerken van een duinvallei belangrijker zijn dan de landschap- pelijke positie. Daarom zullen er ook weinig verschillen zijn tussen meer of minder geïso- leerde valleien, en verloopt de successie de eerste jaren overal parallel.

In de loop van de successie wordt de groep van soorten die zich potentieel kunnen ves- tigen in de duinvallei groter omdat de hoe- veelheid voedingsstoffen in de bodem toe-

(6)

Natuur.focus 2(3): 96-101

ARTIKELS

neemt. Daarbij zullen er ook meer soorten met zware zaden, die minder gemakkelijk verbreid worden, een populatie kunnen ves- tigen (Whittaker et al. 1997, Tsuyuzaki & del Moral 1995). Dan speelt de onderlinge afstand tussen valleien wel een beduidende rol. We vonden inderdaad dat het aandeel van traag verbreidende soorten afnam naar- mate de duinvallei meer geïsoleerd was: de opbouw van de soortengemeenschap door- heen dit deel van de successie kan dus beperkt worden als de afstanden tussen duinvalleien relatief groot zijn tegenover de verbreidingscapaciteit van sommige soor- ten. Regionale factoren zoals de positie van een duinvallei in het landschap beïnvloeden dus de snelheid en richting van successie.

Hierdoor zullen valleien meer van elkaar gaan verschillen naarmate ze ouder worden, wat tot een zogenaamd divergent successie- patroon leidt (Bossuyt et al. 2003).

Besluit

Na de vorming van een duinvallei treedt er een successieproces op waarbij voedingsstof- fen in de bodem opgestapeld worden. Dit leidt tot belangrijke verschuivingen in de soortensamenstelling op een tijdspanne van 50 jaar: stress-bestendige, eenjarige en goed verbreidende soorten worden geleidelijk ver- vangen door competitieve, meerjarige of minder goed verbreidende soorten. Door een aangepast beheer met afvoer van voedings- stoffen kan de bedekking van competitieve soorten verminderd worden, waardoor de successie vertraagd wordt en typische plan- tensoorten hun populaties in de duinvallei kunnen behouden.

Het successieverloop wordt evenwel niet alleen bepaald door de lokale abiotische milieuomstandigheden en de competitie- druk, maar ook door de ligging van de duin- vallei in het landschap. Als een duinvallei ver- der verwijderd ligt van andere valleien, verloopt de successie trager. Dit heeft twee implicaties. Ten eerste, betekent dit dat de kans kleiner is dat duinvalleisoorten die typisch zijn voor de middenfase van de suc- cessie - zoals Parnassia (Fig. 6) en Moeras- wespenorchis - zich kunnen vestigen. Ten

VEGETATIESUCCESSIE IN KALKRIJKE DUINVALLEIEN: BEATRIjS BossuYT & MARTIN HERMY EEN WISSELWERKING VAN TIJD EN LANDSCHAP

Figuur 6: Pamassia is een typische soort van de middenfase van de successie van een duinvallei. De kolonisatiekansen van deze soort hangen sterk afvan de onderlinge afstand tussen de valleien: hoe groter de afstand van een mogelijke bronpopulatie, hoe geringer de kans dat Pamassia zich zal vesti-

gen (Foto: B. Bossuyt).

tweede, is het ook zo dat de accumulatie van soorten en bijgevolg van voedingsstoffen in deze duinvalleien minder snel verloopt, zodat in latere stadia de druk van competitieve soorten er ook kleiner kan zijn. Deze studie illustreert dat voor het behoud van bijzonde- re vegetaties niet alleen plaatselijke proces- sen en de ingreep daarop via beheer van

belang zijn, maar ook de landschappelijke context waarin deze bijzondere vegetaties terug te vinden zijn.

(7)

VEGETATIESUCCESSIE IN KALKRIJKE DUINVALLEIEN: BEATRIjS BOSSUYT & MARTIN HERMY

ARTIKElS

NatuurJocus Z(3): 96·101

EEN WISSELWERKING VAN TIJD EN LANDSCHAP

SUMMARY BOX:

BossuYT B. & HERMY M. 2003. The successional pathway in wet dune slacks: an interaction between time and landscape [in Dutch]. Natuur.focus 2(3): 96-ro1.

Wet dune slacks occur as naturally fragrnented biotopes in dune landscapes, characterised by their isolation from other slacks. We studied the effects of slack isolation on the rate and direction of primary succession in a chronosequence of dune slacks. The results indicate that important changes occur in community characteristics in a period of 50 years. Total cover and number of species increase as a result of the endogenous

DANKWOORD:

Met dank aan Floris Verhaeghe en Sigrid Coenen voor de grote hulp bij de dataverzameling,cMarc Leten, Sam Pro- voost en Laurent Faucon voor het beschikbaar maken van terreingegevens en Afdeling Natuur West-Vlaanderen en de Administratie van Sport, Toerisme en Natuur van de Franse regering voor de toelating om in hun natuurreservaten te werken. Het onderzoek werd gefinancierd door een beurs als postdoctoraal onderzoeker van het FWO.

AUTEURS:

Beatrijs Bossuyt is postdoctoraal onderzoeker en Martin Hermy is professor aan het Laboratorium voor Bos, Natuur

& Landschap van de K.U.Leuven.

CONTACT:

B. Bossuyt, Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap, Katholieke Universiteit Leuven, Vital Decosterstraat 102, B-3000 Leuven, e-mail: beatrijs.bossuyt@agr.kuleuven.ac.be

,'---~

succession process, during which organic matter and nutrients accumulate. Consequently, competitive interactions shift from competition for nutrients to competition for light. Hence, local factors determine at least partially the community composition in the slack, especially in the first successional stages. Howev- er, differences in community composition with increasing age are smaller when the slack is more isolated, suggesting a slow- er succession rate and biomass accumulation. Together with a lower contribution of slow dispersing species in more isolated slacks, this indicates that species accumulation is dispersallim- ited and thus influenced by regional factors. The stochastic vari- ation resulting from this dispersallimited species accumula- tion causes a divergent successional pathway.

Referenties

Berendse F., Lammerts E.J. & Olff H. 1998. Soit organic matter accumulation and its impli- cations for nitrogen mineralizaion and plant species composition during succession in coastal dune slacks. Plant Ecology 137, 71-78.

Bossuyt B .. Honnay O. & Hermy M. 2003. An island biogeographical view on succession in dune slacks. Journalof Vegetation Science (in druk).

Cosijns E., Leten M., Hermy M. & Triest L. 1994. Een statistiek van de wilde flora van Vlaanderen. In opdracht van het Instituut voor Natuurbehoud. Brussel.

del Moral, R. 1999. Plant succession on pumice at Mount St. Helens, Washington.Ame- rican Midland Naturalist 414, 101-114.

del Moral R., Titus J.H. & Cook AM. 1995. Early primary succession on Mount St. Helens, Washington, USA Journal ofVegetation Science 6,107-120.

Grootjans A'p., Everts H., Bruin K. & Latzi F. 2001. Restoration of wet dune slacks on the Dutch Wadden Sea islands: recolonization af ter large scale sod cutting. Restoration Ecology 9, 13 7-146.

Lammerts E.J., Pegtel O.M., GrootjansAP. & van derVeen A. 1999. Nutrient limitation and vegetation changes in a coastal dune slack. J. Vegetation Science 10, 111-122.

Odland A & del Moral R. 2002. Thirteen years of wetland succession following a perma- nent drawdown, Myrkdalen, Norway. Plant Ecology 162, 185-198.

Provoost S., Hoffmann M., Bonte D. & Leten M. 2003. Landschap en beheer van de kust- duinen. In: Hermy M. & De Blust G. (red.), Natuurbeheer, Davidsfonds, Leuven.

Tsuyuzaki S. & del Moral R. 1995. Species attributes in early primary succesion on vol- canoes. Journalof Vegetation Science 6, 517-522.

Whittaker R.J" Jones S.H. & Partomihardjo 1. 1997. The rebuilding of an isolated rain forest assemblage: how disharmonic is the flora of Krakatau? Biodiversity and Conser-

vation 6, 1671-1696. .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geef deze laag een Laagstijl Gloed buiten met volgende waarden Grootte: 10 px – Dekking: 15% - Kleur: zwart.. Plaats dit rechthoekje tussen twee

Dit is mede ingegeven door de opgave voor boscompensatie voor dit gebied.

Plaats op de wall ook plaatjes van de eerste televisie- toestellen en laat kinderen erop

Het gescheiden in- zamelen van afval gaat welis- waar niet zo professioneel als in Velsen (met zijladers), doch het is wel weer een stap voor- waarts naar een duurzaam

Het gescheiden in- zamelen van afval gaat welis- waar niet zo professioneel als in Velsen (met zijladers), doch het is wel weer een stap voor- waarts naar een duurzaam

Door het vragen van een tegenprestatie zien we dat veel werkzoekenden zich weer nuttig voelen, meer sociale contacten krijgen, talenten ontdekken en meer aankunnen dan ze

Zijn weduwe Sue Mingus waakt over zijn erfenis en publiceerde zopas ,,Tonight at noon, a love story’’.. Daarin beschrijft ze haar turbulente relatie met de grote jazzman, maar ook

Het verhaal gaat over Perspe-phone, een jong meisje dat naar het rijk van de doden gaat, maar bevrijd wordt door de kinderen.. Componist