• No results found

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sectoraal comité van het Rijksregister

Beraadslaging RR nr 28/2016 van 25 mei 2016

Betreft: machtigingsaanvraag van de "Direction de l'Inspection sociale" van de DGO6 van de SPW (Directie Sociale Inspectie van de Algemene Operationele Directie 6 van de Waalse Overheidsdienst) voor het controleren van zelfstandige, buitenlandse werknemers (RN-MA-2016-008)

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR");

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis ;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

Gelet op de aanvraag van de "Direction de l'Inspection sociale" van de "DGO6" van de "SPW", ontvangen op 11/01/2016;

Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 25, 02/02, 08/03, 10/03, 09 en 11/05/2016;

Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 11/03/2016;

(2)

Gelet op het technisch en juridisch advies ontvangen op <datum>;;

Gelet op het verslag van de Voorzitter;

Beslist op 25 mei 2016 na beraadslaging, als volgt:

I. ONDERWERP EN CONTEXT VAN DE AANVRAAG

1. De Directeur van de Directie Sociale Inspectie van de Algemene Operationele Directie Economie, Werk en Onderzoek (DGO6) van de Waalse Overheidsdienst (SPW), hierna "de aanvrager", diende een machtigingsaanvraag in om via de Waalse Kruispuntbank voor gegevensuitwisseling toegang te hebben tot het Rijksregister en het Wachtregister, tot de Registers van de identiteitskaarten en vreemdelingenkaarten alsook een aanvraag om het rijksregisternummer te gebruiken om controles uit te voeren op zelfstandige, buitenlandse werknemers.

II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR)

2. De machtiging om toegang te verkrijgen tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, WRR of om daar mededeling van te verkrijgen en het rijksregisternummer te gebruiken, wordt verleend door het Comité "aan de Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen krachtens een wet, decreet of ordonnantie" (artikel 5, 1ste lid, 12° van de WRR).

3. Ook de machtiging voor toegang tot het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten, wordt verleend door het Comité "aan de Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen krachtens een wet, decreet of ordonnantie" (artikel 6bis, §3 van de wet van 19/07/1991 betreffende de bevolkingsregisters).

4. De Directie Sociale Inspectie van de DGO6 behoort tot de Waalse Overheidsdienst en kan daarom beschouwd worden als een Belgische overheid als bedoeld in de voormelde wettelijke bepalingen.

(3)

A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP)

5. De informatiegegevens en het rijksregisternummer zijn persoonsgegevens. Artikel 4, § 1, 1°

van de WVP vereist van iedere verantwoordelijke voor de verwerking dat hij uitsluitend persoonsgegevens verzamelt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden.

B. FINALITEIT

6. De aanvrager wenst dat zijn sociale inspecteurs toegang krijgen tot het Rijksregister om te kunnen instaan voor de controle op zelfstandige, buitenlandse werknemers om na te gaan of zij de wettelijke vereisten naleven inzake de uitoefening van zelfstandige activiteit in België door een buitenlandse onderdaan (wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen) (nagaan of hij beschikt over de juiste beroepskaart voor de uitoefening van zijn activiteit, de geldigheid verifiëren van zijn beroepskaart, etc...).

7. De bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de zesde Staatshervorming heeft in verband met het tewerkstellingsbeleid een aantal federale bevoegdheden naar de Gewesten overgeheveld. De Waalse regering heeft op 12 december 2013 en op 20 februari 2014, de administraties aangeduid die de overgehevelde bevoegdheden inzake tewerkstellingsbeleid zullen overnemen. Voor de beroepskaarten werd DGO6 aangeduid.

8. De aanvrager staat (onder meer) in voor de controleopdrachten van de "Direction de l'Emploi et des Permis de travail" (directie tewerkstelling en werkvergunningen) van de DGO6; uit eigen beweging of op zijn verzoek. De opdrachten van de sociale inspecteurs van de aanvrager zijn onder meer geregeld bij het decreet houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid van 5 februari 1998 (tewerkstellingsdecreet). Het Decreet van 28 april 2016 houdende de implementatie van de zesde Staatshervorming en diverse bepalingen met betrekking tot het tewerkstellingsbeleid, machtigt de sociale inspecteurs van de aanvrager voor het uitvoeren van controle en toezicht op de beroepskaart voor de buitenlandse, zelfstandige werknemers. Artikel 12 van dit Decreet voegt een nieuw artikel 12/1 in de voormelde wet van 19 februari 1965 in waarin wordt gepreciseerd dat het toezicht en de controle ter zake overeenkomstig het Decreet terwerkstelling zullen worden uitgevoerd. Het bepaalt eveneens dat de sociale inspecteurs, bedoeld in artikel 2, 1° van dit Decreet gemachtigd zijn om enerzijds beroepskaarten in beslag te nemen die werden ingetrokken of waarvoor er redenen zijn te geloven dat zij zijn

(4)

nagemaakt of vervalst en anderzijds, om de buitenlandse persoon te gelasten zijn activiteiten stop te zetten of hem te bevelen de zaak die hij uitbaat, te sluiten.

9. Uit wat voorafgaat, blijkt dat de nagestreefde doeleinden welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn op grond van de artikelen 4, §1, 2° van de WVP en artikel 5, tweede lid van de WRR.

C. PROPORTIONALITEIT

10. Artikel 4, § 1, 3° van de WVP stelt dat persoonsgegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig moeten zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt.

C.1 Ten overstaan van de gegevens

11. De aanvrager wil gemachtigd worden om toegang te hebben tot de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, 1ste lid, 1° tot 6° (uitsluitend de datum van overlijden), 8° tot 11°

(uitsluitend de gegevens van het Wachtregister die hierna worden opgesomd voor dit gegeven 11°), 13° en 14° van de WRR alsook de gegevens bedoeld in artikel 6bis, §1, tweede lid, 1°

(uitsluitend de foto van de houder van de kaart) van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en dat voor de personen waarop zijn inspecteurs, voor het voormelde doeleinde, een controle uitvoeren (zelfstandigen en hun familieleden).

• naam en voornamen;

• geboorteplaats en -datum;

• geslacht

• nationaliteit;

• hoofdverblijfplaats;

• datum van overlijden.

• burgerlijke staat;

• gezinssamenstelling;

• vermelding van het register waarin de betrokken persoon ingeschreven staat;

• administratieve toestand van de ingeschreven personen in het Wachtregister maar uitsluitend de gegevens van het Wachtregister als bedoeld in artikel 2, 2° tot 5°, 9°, 11°, 12° en 14° van het KB van 1/02/1995;

• wettelijke samenwoning;

verblijfstoestand voor de vreemdelingen;

• foto van de houder van de identiteitskaart of vreemdelingenkaart (via de Kruispuntbank van de sociale zekerheid).

(5)

12. De gegevens "naam en voornamen", "plaats en datum van overlijden", "geslacht"

en "hoofdverblijfplaats" zijn de minimale basisgegevens om een dossier van een persoon samen te stellen en met hem contact op te nemen. In het kader van hun voormelde opdrachten, moeten de sociale inspecteurs inderdaad de identiteit verifiëren van de personen die zij controleren en zij moeten daartoe een proces-verbaal opmaken die de betrokkene nauwkeurig identificeert.

13. Met het gegeven "datum van overlijden" kan vooraf worden nagegaan of de controle gegrond is, wat niet het geval is als de houder van de beroepskaart ondertussen overleden is.

14. De gegevens "nationaliteit" », « , burgerlijke staat », « , gezinssamenstelling" en

"vermelding van het register waarin de persoon ingeschreven staat" zijn relevant om te kunnen beoordelen of de gecontroleerde vrijgesteld is van de verplichting om houder te zijn van een beroepskaart. Een dergelijke vrijstelling wordt inderdaad verleend aan de onderdanen van een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte, aan hun echtgenote(s)(n), de afstammelingen die te hunnen laste zijn, de buitenlanders die toestemming of machtiging hebben om in België te verblijven voor een onbepaalde duur of om er zich te vestigen of de in België erkende vluchtelingen. (Koninklijk besluit van 3 februari 2003 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit).

15. Met het gegeven wettelijke samenwoning" kan de aanvrager ook aan de wettelijke samenwonenden dezelfde vrijstellingen verlenen als aan de partner, naar voorbeeld van de administratieve werkwijze die gehanteerd wordt om de buitenlandse werknemers te controleren. Op voorwaarde dat deze werkwijze wordt bevestigd door de bevoegde Minister, beschouwt het Comité die gegevens als relevant.

16. Het gegeven "verblijfstoestand voor de vreemdelingen bedoeld onder artikel 2 van de WRR" is noodzakelijk omdat de inspecteurs van de aanvrager daarmee kunnen weten of een ander Gewest een beroepskaart aan de gecontroleerde persoon heeft uitgereikt; dit zou een vrijstelling betekenen voor de anderen Gewesten van het land (regeringsverklaring van december 2011 en commentaar bij de bijzondere wet inzake de institutionele hervorming van 6 januari 2014) De rechtmatigheid van het verblijf is overigens een voorwaarde voor de geldigheid van de beroepskaart (art. 4 van de voormelde wet van 19 februari 1965).

(6)

17. Onder de gegevens van het Wachtregister, bedoeld in artikel 3, 11° van de WRR en artikel 2 van het KB van 1 februari 19951, zijn de hiernavolgende gegevens noodzakelijk voor de volgende redenen:

i. « de verblijfplaats die de kandidaat-vluchteling heeft gekozen krachtens artikel 51bis van de wet van 15 december 1980 »,

« verplichte plaats die desgevallend werd bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde in toepassing van artikel 54 van de wet van 15 december 1980" en "adres aangegeven bij de Dienst Vreemdelingenzaken van het Commissariaat voor de Vluchtelingen en Staatslozen, bij de directeurs van de opvangcentra voor vluchtelingen en bij de Raad van State": voor doeleinden van identificatie- en kennisgeving van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk;

ii. « ieder identiteitsdocument of ander stuk dat kan dienen om de identiteit van de kandidaat-vluchteling vast te stellen" en "andere namen of pseudoniemen waaronder de kandidaat-vluchteling gekend is": correcte identificatie van de gecontroleerde persoon;

iii. "het dossiernummer toegekend door de Dienst Vreemdelingenzaken": noodzakelijk voor de sociale inspecteurs opdat zij met de Dienst Vreemdelingenzaken contact zouden kunnen opnemen indien de verblijfstoestand niet duidelijk is of bij twijfel over de identificatie van de gecontroleerde persoon.

18. Het gegeven "aankomstdatum in België en land van herkomst" van het Wachtregister blijkt niet noodzakelijk te zijn omdat het gegeven "nationaliteit" volstaat om het doeleinde dat de aanvrager nastreeft, te verwezenlijken. Bijgevolg wordt de toegang tot dit gegeven geweigerd.

19. Het gegeven "voorlopig persoonlijk nummer toegekend aan de kandidaat door de Dienst Vreemdelingenzaken" lijkt niet noodzakelijk te zijn voor de identificatie omdat iedere persoon die ingeschreven is in het Wachtregister een rijksregisternummer heeft (art. 2 WRR). Bijgevolg wordt de toegang tot dit gegeven geweigerd.

20. Het gegeven "foto van de houder van de identiteitskaart of vreemdelingenkaart"

opgenomen in het Register van de identiteitskaarten bedoeld in artikel 6bis van de voormelde wet van 19 juli 1991, lijkt dan weer wel noodzakelijk gezien de argumenten

1 KB van 1 februari 1995 tot vaststelling van de in het Wachtregister vermelde informatiegegevens en tot aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om die gegevens in het Wachtregister in te voeren.

(7)

van de aanvrager. De sociale inspecteurs worden immers regelmatig geconfronteerd met het feit dat de gecontroleerde persoon zijn identiteitspapieren niet voorlegt met te zeggen dat hij ze thuis heeft liggen of in zijn auto of door weg te lopen waardoor het onmogelijk is de gecontroleerde te authenticeren. In die gevallen lijkt een toegang tot de foto van de te controleren of gecontroleerde persoon daaraan te verhelpen.

21. Gelet op de argumenten van de aanvrager, stelt het Comité vast dat de hiernavolgende gegevens relevant en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het voormelde doeleinde: naam en voornamen, geboorteplaats en -datum, geslacht, hoofdverblijfplaats, datum van overlijden, nationaliteit, burgerlijke staat, gezinssamenstelling, vermelding van het register waarin de persoon is ingeschreven, wettelijke samenwoning, verblijfstoestand voor de vreemdelingen bedoeld in artikel 2 van WRR, gekozen verblijfplaats door de kandidaat-vluchteling krachtens artikel 51bis van de wet van 15 december 1980, verplichte plaats desgevallend bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde in toepassing van artikel 54 van de wet van 15 december 1980, en adres dat werd aangegeven bij de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat voor de vluchtelingen en staatlozen, de directeurs van de opvangcentra en de Raad van State, elk identiteitsstuk of ander document dat kan dienen om de identiteit vast te stellen van de kandidaat- vluchteling, en, andere namen of pseudoniemen waaronder de kandidaat-vluchteling gekend is, dossiernummer toegekend door de Dienst Vreemdelingenzaken en ook de foto van de houder van de identiteitskaart of vreemdelingenkaart (art. 3, 1ste lid, 1° tot 6°

(enkel de datum van overlijden), 8° tot 10°, 13°, 14° van de WRR en art. 2, 1ste lid, 2°

tot 4°, 9°, 11° en 14° van het voormelde KB van 1 februari 1995 en art. 6bis, §1, 2de lid, 1° (enkel de foto van de houder van de kaart) van de wet van 19 juli 1991). om de hierboven vermelde redenen, weigert het Comité de toegang tot de gegevens omschreven in artikel 2, eerste lid, 5° en 12° van het voormelde KB van 1 februari 1995.

22. De aanvrager wenst ook toegang tot de historiek en de wijzigingen aan de gevraagde gegevens voor de 6 jaren die de raadpleging voorafgaan. Met een toegang tot de historiek kunnen de sociale inspecteurs desgevallend vaststellen dat een persoon in overtreding is met zijn verblijf tot op een zeker datum; wat een bijzondere omstandigheid is die in zijn voordeel zou kunnen spelen.

23. De aanvrager wenst ook de de toekomstige wijzigingen automatisch te ontvangen aan de gevraagde gegevens over de personen wier gegevens de inspecteurs verwerken.

De aanvrager moet om zijn opdrachten te kunnen uitvoeren, altijd over bijgewerkte gegevens beschikken. Het Comité wijst de aanvrager erop dat hij, om van deze functionaliteit te kunnen genieten, bij voorkeur moet beschikken over een verwijzingsrepertorium. Het is op die

(8)

voorwaarde dat een toegang tot de wijzigingen wordt verleend. Dit repertorium dient als filter opdat de aanvrager slechts de informatie zou ontvangen die relevant is voor de behandeling van zijn actieve dossiers. Het Comité acht het evenwel niet noodzakelijk dat de aanvrager zelf dit verwijzingsrepertorium opricht. Hij kan gebruik maken van een dienstenintegrator.

C.2. Gebruik van het rijksregisternummer

24. De aanvrager wil om zijn voormeld doeleinde te verwezenlijken, gebruik maken van het rijksregisternummer van de betrokkenen als zoeksleutel bij de raadpleging van het Rijksregister.

25. Door het rijksregisternummer te gebruiken als zoeksleutel in het Rijksregister kan worden vermeden dat er per vergissing gegevens worden geraadpleegd van een andere persoon dan deze waarvoor de raadpleging nodig was. Artikel 8, §1, 3de lid van de WRR bepaalt overigens dat de machtiging om het rijksregisternummer te gebruiken, de verplichting met zich meebrengt dit nummer te gebruiken in de contacten met het Rijksregister van de natuurlijke personen.

26. Krachtens het KB van 24 november 2010 tot vastlegging van de gevallen waarin een machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister niet vereist is, is de aanvrager al gemachtigd om voor dit doel het rijksregisternummer te gebruiken. De vraag is daarom zonder voorwerp voor wat dit punt betreft.

C.3 De frequentie en de gevraagde duur van de toegang

27. De aanvrager wenst permanent en voor onbepaalde duur toegang tot de gegevens.

28. Het Comité stelt vast dat voor de verwezenlijking van het voormelde doeleinde de frequentie van de toegang tot de gevraagde gegevens onmogelijk kan bepaald worden. Een permanente toegang is dan ook gepast.

29. Ook is een machtiging nodig voor onbepaalde duur aangezien de nieuwe opdrachten van de aanvrager ingevolge de 6de Staatshervorming niet beperkt zijn in de tijd.

(9)

C.4. Ten overstaan van de bewaartermijn

30. De aanvrager werd gevraagd naar de bewaartermijn van de gegevens en heeft bevestigd dat hij de geraadpleegde gegevens en het rijksregisternummer gedurende 5 jaar zal bewaren (naast de archiveringstermijn waarbij 10% van de dossiers wordt bewaard op grond van de nationale archiveringscriteria).

31. Deze termijn is voor de aanvrager van administratief nut gelet op het feit dat artikel 3, §2 van de voormelde wet van 19 februari 1965, bepaalt dat de geldigheidsduur van een beroepskaart maximaal 5 jaar bedraagt. Artikel 5, §2 van diezelfde wet bepaalt ook dat een buitenlander die geen beroepskaart heeft gekregen, pas een nieuwe aanvraag voor dezelfde activiteit mag aanvragen, 2 jaar na de indiening van zijn aanvraag.

32. Het Comité neemt hier akte van en stelt vast dat een dergelijke bewaartermijn van de gegevens in overeenstemming lijkt te zijn met artikel 4, §1, 5° van de WVP.

C.5. Intern gebruik en/ of mededeling aan derden

33. De aanvrager legt uit dat naast het intern gebruik van de gegevens door zijn sociale inspecteurs voor de verwezenlijking van het voormelde doeleinde, de sociale inspecteurs, in toepassing van het Decreet van 5 februari 1998 betreffende het tewerkstellingsbeleid (art. 4 tot 7) alsook van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van hun opdrachten de verkregen inlichtingen in het kader van hun onderzoeken, moeten meedelen aan andere ambtenaren of diensten, op voorwaarde dat die inlichtingen hen van belang kunnen zijn in de uitoefening van hun opdrachten. De vastgestelde inbreuken in verband met de beroepskaart zullen ook meegedeeld worden aan de Procureur des Konings.

34. Het Comité stelt vast dat die gegevensmededelingen reglementair zijn voorgeschreven en bijgevolg toelaatbaar zijn. Het Comité herinnert er evenwel aan dat in toepassing van de WVP alleen de relevante en noodzakelijke gegevens voor de verwezenlijking van de nagestreefde doeleinden kunnen meegedeeld worden en dat het rijksregisternummer slecht kan worden meegedeeld aan de personen die gemachtigd zijn dit nummer de gebruiken.

35. In de mate dat deze externe mededelingen kaderen binnen het voormelde doeleinde, stelt het Comité het passende karakter daarvan vast.

(10)

C.6. Netwerkverbindingen

36. Uit de uitleg die de aanvrager verstrekte, blijkt dat hij tot op vandaag op basis van het rijksregisternummer als primaire zoeksleutel geen enkele informatie uitwisselt met derden en dat er bijgevolg geen netwerkverbindingen zullen zijn.

37. Het Comité neemt hier akte van. Volledigheidshalve benadrukt het Comité dat:

• indien er later andere netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen ;

• het rijksregisternummer kan slechts gebruikt worden in relaties met derden voor zover dit kadert binnen de doeleinden waarvoor deze laatsten eveneens gemachtigd -werden om dit nummer te gebruiken.

D. VEILIGHEID

D.1. Consulent inzake informatiebeveiliging

38. De identiteit van de consulent inzake informatiebeveiliging werd aan het Comité meegedeeld.

Het Comité neemt hier akte van.

D.2. Informatiebeveiligingsbeleid

39. Uit de documenten die de aanvrager verstrekte, blijkt dat de aanvrager over een beveiligingsbeleid beschikt en dat hij dit ook praktisch op het terrein uitvoert.

D.3. Personen die toegang zullen hebben tot de gegevens, het rijksregisternummer gebruiken en lijst van die personen

40. Volgens de aanvraag blijkt dat alleen de sociale inspecteurs, belast met de controles op beroepskaarten toegang zullen hebben tot de voormelde gegevens en gemachtigd zijn om het rijksregisternummer te gebruiken.

(11)

41. Het Comité neemt daarvan akte en herinnert eraan dat zoals voorgeschreven in artikel 12 van de WRR, de aanvrager een lijst moet opmaken van de personen die toegang hebben tot het Rijksregister en/of het rijksregisternummer gebruiken en hij moet die persoenen een verklaring laten ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijke karakter van de informatiegegevens te bewaren. Deze lijst moet voortdurend bijgewerkt en ter beschikking van het Comité gehouden worden.

42. Het Comité eist dat de aanvrager de nodige maatregelen zou nemen om de loggings te registreren (wie, wanneer en waarom toegang had tot de gegevens) zodat de toegangen kunnen worden gecontroleerd.

OM DEZE REDENEN, het Comité

1° machtigt de aanvrager voor de verwezenlijking van het voormelde doeleinde omschreven onder punt B en onder de voorwaarden bepaald in deze beraadslaging om voor onbepaalde duur:

• toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in atikel 3, 1ste lid, 1° tot 6 (alleen de datum van overlijden), 8° tot 10°, 11° (alleen de gegevens van het Wachtregister, hierna opgesomd), 13°, 14° van de WRR en in artikel 2, 1ste lid, tot 4°, 9°, 11° en 14° van het voormelde KB van 1 februari 1995 alsook in artikel 6bis,

§1, 2de lid, 1° (alleen de foto van de houder van de kaart) van de voormelde wet van 19 juli 1991, met inbegrip van de historiek van die gegevens beperkt tot 6 jaar;

• en om automatisch de wijzigingen aan die gegevens te ontvangen over de personen van wie hij de gegevens verwerkt;

2° weigert het overige gevraagde;

3° bepaalt dat indien op een later tijdstip een wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de informatiebeveiliging die een impact kan hebben op de antwoorden uit het beveiligingsformulier dat aan het Comité werd verstrekt (aanstelling van een consulent inzake informatiebeveiliging en antwoorden op de vragen m.b.t. de organisatie van de beveiliging), de aanvrager een nieuwe vragenlijst i.v.m. de stand van de informatiebeveiliging naar waarheid moet invullen en aan het Comité moet bezorgen. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt het recht daar later desgevallend op te reageren;

(12)

4° bepaalt dat wanneer het Comité een vragenlijst over het beveiligingsniveau van de aanvrager toestuurt, die laatste deze vragenlijst naar waarheid moet invullen en naar het Comité moet terugsturen. Het Comité stuurt een ontvangstmelding en behoudt het recht daar later desgevallend op te reageren.

De Wnd. Administrateur, De Voorzitter,

(get.) An Machtens (get.) Mireille Salmon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Betreft: Beraadslaging houdende het verlenen van een eenmalige machtiging aan de ziekenhuizen om toegang te krijgen tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en

De aanvrager wenst meer in het bijzonder de gegevens van het Rijksregister te gebruiken om de door de betrokken personeelsleden meegedeelde identificatiegegevens te verifiëren

De aanvrager wenst een permanente toegang omdat het voor hem onontbeerlijk is de aanvragers duidelijk te kunnen identificeren aangezien een steeds groeiend aantal aanvragen bij

Zijn opdrachten bestaan uit het beheren van het natuurlijk en landelijk patrimonium, het voorstellen van ontwikkeltrajecten in de landbouw- en milieusector (met inbegrip van

de beraadslagingen vermeld in de punten 4, 5 en 6 van toepassing op de mededelingen van dezelfde gegevens door de organisaties van de gemeenschappen en gewesten die bevoegd

Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) wenst een enquête te verrichten bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd (vanaf 18 jaar) over de mate

Het OCMW en de SHM van de stad Antwerpen zouden aldus de volgende persoonsgegevens uitwisselen over de personen die tot hun beider doelgroep behoren (personen die zowel

Het is de taak van dit Comité om na te gaan “ of deze mededeling enerzijds nodig is voor de implementatie van de opdrachten die toevertrouwd worden door of krachtens de wet aan