Provincie : Vlaams-Brabant Gemeente: Machelen Dossiernr. : 7237970003
Besteknummer: BTK01A-7237970003 DEEL III - bijlagen
MACHELEN
R Ri ij jw wo on ni in ng g te t e Ma M ac ch he el le en n V
Va an n Mo M ol ld de er rs st tr ra aa at t 24 2 4 R
Re en no ov va at ti ie e va v an n 2 2 d do oo or rg ga an ng gs sw wo on ni in ng ge en n en e n 1 1 n no oo od dw wo on ni in ng g D De ee el l I II II I: : Bi B ij jl la ag ge en n
Opdrachtgever:
OCMW Machelen C. Peetersstraat 45 1830 Machelen
Vestiging Hasselt
Herkenrodesingel 8B bus 3.01 3500 Hasselt Tel: 011/26.08.70 Fax: 011/26.08.80
DEEL III: BIJLAGEN
Aan dit bestek zijn volgende bijlagen verbonden:
- Bijlage 1: modelbrief verplicht plaatsbezoek
- Bijlage 2: algemene richtlijnen voor het dichten van brandvrije doorvoeren - Bijlage 3: Veiligheids- en Gezondheidsplan
GRONTMIJNV
HERKENRODESINGEL8B BUS3.01 3500 HASSELT
011/26.08.70 WWW.GRONTMIJ.BE
AANNEMER: aan: Bij te voegen bij inschrijvingsformulier
datum: tav: Bestuur
P L A A T S B E Z O E K
betreft: Renovatie Doorgangswoningen te Machelen 7237970003
Geachte,
Hierbij meldt het OCMW Machelen dat men de aannemer met volgende gegevens : Firmanaam:
Bij het verplicht plaatsbezoek vertegenwoordigd door:
Adres:
Gemeente:
ontvangen heeft op datum van 06/03/2014 , om 15h00 om deze perso(o)n(en) te vergewissen van de bestaande toestand en mede van de omvang der werken. De hierboven vermelde firma meldt hierbij dan ook ontvangen en rondgeleid te zijn door een afgevaardigde van het OCMW Machelen.
Dit schrijven dient bij de inschrijving gevoegd, conform de administratieve bepalingen. Gezien de omvang/aard der werken, wordt er gevraagd aan de inschrijvers zich ter plaatse te begeven en zich alzo van de bestaande toestand te vergewissen.
Namens Namens
AANNEMER OCMW MACHELEN
NAAM: NAAM: PEPERMANS
VOORNAAM: VOORNAAM: CARINE
BIJLAGE 2: DICHTEN VAN BRANDVRIJE DOORVOEREN
Bij het doorbreken of doorvoeren van leidingen / of andere elementen eigen aan deze aanneming van één brandcompartiment of element met Rf waarde naar het andere, zowel verticaal als horizontaal, zal de aannemer van dit lot de brandweerstand van het bouwelement blijven waarborgen.
Alvorens het brandwerend materiaal toe te passen is hij verplicht eerst een technische fiche op te stellen en deze ter goedkeuring voor te leggen aan de bouwheer en het studiebureau.
Hij dient producten te gebruiken waarvan hij een attest kan afleveren volgens proeven vermeld in de NBN 713.020.
Te bereiken Rf waarde: 2 uur.
Bij het doorbreken of doorvoeren van leidingen / of andere elementen eigen aan deze aanneming van één brandcompartiment of element met Rf waarde naar het andere, zowel verticaal als horizontaal, zal de aannemer van dit lot de brandweerstand van het bouwelement blijft waarborgen.
Alvorens het brandwerende materiaal toe te passen is hij verplicht eerst een technisch fiche op te stellen en deze ter goedkeuring voor te leggen aan het bestuur, het studiebureel en aan de brandweer.
Hij dient producten te gebruiken waarvan hij een attest kan afleveren volgens proeven vermeld in de NBN 713.020.
Te bereiken Rf waarde: 2 uur.
BRANDCOMPARTIMENTERING
De brandcompartimentering wordt vastgelegd door de architect in overleg met de brandweer volgens de geldende reglementering. Voor het indienen van de offerte van de aannemer wordt deze verondersteld inzage te hebben gehad in de compartimenteringplannen. De aannemer zal de compartimentering op eigen initiatief opvragen bij de architect voor uitvoering van de werken.
Zijn steeds als een compartiment te beschouwen: technische lokalen ( vb stookplaats, elektriciteitslokalen, liftmachinekamers, enz…), traphallen, technische kokers, liftkokers, liftsassen, tussenvloeren verdiepingen, enz…
De doorgangen door de wanden van deze compartimenten zijn steeds brandvrij uit te voeren.
A. WETGEVING
Op het vlak van preventie van brand en ontploffing zijn volgende KB’s van toepassing. Het KB. van 4 april 1996, 18 december 1996, 19 december 1997 en 4 april 2003, tot wijziging van het K.B. van 7 juni
1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan gebouwen moeten voldoen.
Volgens het K.B. van 7 juli 1994, Basisnormen waaraan gebouwen moeten voldoen op het vlak van brandveiligheid, mogen doorvoeringen doorheen wanden van leidingen voor fluïda of voor elektriciteit,
en van luchtkanalen, en de uitzettingsvoegen de vereiste weerstand tegen brand van de bouwelementen niet nadelig beïnvloeden.
Aanbevelingen betreffende doorvoeringen doorheen wanden van leidingen voor fluïda en elektriciteit
werden in een ministeriële omzendbrief dd 15 april 2004 rondgestuurd.
Voor andere oplossingen voor afdichting van doorvoeringen wordt de brandweerstand beoordeeld door een brandproef volgens NBN 713.020.
Doorgangswoningen te Machelen Grontmij Belgium nv Deel III
BTK01A-7237970003 DEEL III - bijlagen 5 van 12 B. TERMINOLOGIE
B.1 Doorvoering
Een opening in een scheidingselement B.2 Afdichting
Een inrichting die ter plaatse van een doorvoering wordt gebruikt om de verspreiding van brand doorheen het bouwelement te beperken;
B.3 Enkelvoudige doorvoering
Een doorvoering van een leiding of kabel die op een voldoende afstand van andere doorvoeringen gelegen is zodat er geen wederzijdse beïnvloeding is. De onderlinge afstand tussen twee willekeurige leidingen of kabels is tenminste gelijk is aan de grootste diameter van de beide leidingen (met inbegrip van eventuele brandbare isolatie) of kabels
B.4 Onbrandbaar isolatiemateriaal
Bouwproduct voor de isolatie van leidingen dat:
ofwel beantwoordt aan de klassering A2,s1,d0 volgens de norm NBN EN 13501-1;
ofwel opgebouwd is uit een isolatiemateriaal dat beantwoordt aan de klasse A0, zoals omschreven in
B.5 Brandbaar isolatiemateriaal
Bouwproduct voor de isolatie van leidingen die geen onbrandbare isolatie is B.6 Mortel
Een mengsel op basis van gips, kalk en/of cement met anorganische vulstof al dan niet met toevoeging van composietversterking en chemische toeslagstoffen
B.7 Niet-opschuimende coating en mastiek Definitie:
In water opgeloste thermoplastische harsen, anorganische onbrandbare vezelmaterialen, vlamvertragende chemicaliën en vul- en kleurstoffen
Werking:
Bij brand gaan de bestanddelen smelten en verdampen (onttrekken van warmte van de kabels), de gassen en dampen die vrijkomen duwen de zuurstof weg. (minder zuurstof, minder vuur)
Het resultaat is een solide structuur van anorganische componenten met hoog isolerend vermogen.
B.8 Opschuimende coating en mastiek.
Definitie:
In water opgeloste thermoplastische harsen, brandvertragende chemicaliën en vul- en kleurstoffen.
Werking:
Bij brand wordt een isolerende koolstoflaag gevormd waarbij de dikte toeneemt tot 50 x de oorspronkelijke dikte.
De brandwerende werking van de coating is gebaseerd op twee effecten:
de endotherme reactie tijdens de vorming van de koolstoflaag koelt de kabels
de thermisch isolerende koolstoflaag weerstaat geheel aan warmte en warmtestraling, waardoor direct contact met de kabels uitgesloten is.
C. BRANDZAKJES Definitie:
Zakjes van dicht en vast geweven glasvezeldoek, gevuld met minerale vezels en onbrandbare vulmiddelen, opzwellende waterbestendige additieven en toeslagstoffen.
Werking:
3-fasig, 130°C de inhoud is gesmolten en wordt samen gehouden door kleefadditieven 230°C de inhoud zet uit met 40%
700°C de inhoud verhard tot een stabiel blok
D. BRANDWERENDE MORTEL Definitie:
Droog mortelmengsel met gecontroleerd zwellend vermogen bestaande uit anorganische bindmiddelen, vulstoffen en lichte aggregaten vermeng met additieven.
Werking:
Bij uitharding zwelt de mortel met 3%, zo worden krimpscheuren en barsten vermeden én wordt een homogene rook- en gasdichte afdichting bekomen.
E. BRANDMOF Definitie:
Sterk opzwellend materiaal dat verankerd is aan een buigzame plaatstalen mantel die voorzien is van
een snelsluiting en bevestigingshaken.
Werking:
Bij brand zet het zwellend materiaal zeer sterk uit waardoor : leidingen worden gewurgd openingen tussen buis en muur worden gedicht.
F. UITTREKSEL UIT DE VEREISTEN VOLGENS M.O. DD 15-04-2004
F.1 Brandweerstand F.1.1 Vereiste criteria
Om de overeenstemming van de doorvoeringen met de vereiste van weerstand tegen brand te evalueren, houdt men geen rekening met hun invloed op het draagvermogen (R) van de bouwelementen. Enkel het scheidend vermogen, dit wil zeggen het vermogen om te voldoen aan de criteria van de vlamdichtheid (E) en de (thermische) isolatie (I), wordt in aanmerking genomen.
De vereiste criteria om de invloed van een doorvoering van een bouwelement op het scheidende vermogen van deze laatste weer te geven, worden bijgevolg geven in onderstaande tabel.
Doorgangswoningen te Machelen Grontmij Belgium nv Deel III
BTK01A-7237970003 DEEL III - bijlagen 7 van 12 F.1.2 Vereiste tijdsduur
De afdichting moet voldoen aan de vereiste criteria gedurende ten minste dezelfde tijdsduur als vereist voor het bouwelement.
F.2 Beoordeling van de brandweerstand van doorvoeren
De brandweerstand van de afdichting in termen van vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I) kan aangetoond worden:
hetzij door de CE-markering
hetzij, door een BENOR- en/of ATG-goedkeuring, of een equivalent
hetzij, door een test, uitgevoerd volgens de norm NBN EN 1366-3 of NBN 713.020 hetzij door de toepassing van één van de typeoplossingen zoals hieronder beschreven.
F.3 Type-oplossingen volgens MO DD 15/04/2004 voor enkelvoudige doorvoeringen, diameter 160mm.
F.3.1 OPLOSSING A – AFDICHTEN VAN EEN ENKELVOUDIGE DOORVOERING MET MORTEL OF STEENWOL
In tabel 2 zijn de maximale diameters (in mm) van de leidingen door bouwelementen weergegeven waarvoor een eenvoudige afdichting met mortel of steenwol de aangegeven vereiste brandweerstand niet nadelig beïnvloeden.
De volgende aanbevelingen moeten evenwel nageleefd worden:
1) De bouwelementen waarin de doorvoeringen zijn aangebracht, hebben een brandweerstand van tenminste Rf 1 h volgens NBN 713.020 of EI 60 volgens NBN EN 13501-2.
2) Bij afdichting met mortel
- De leidingen worden rondom volledig afgedicht met een mortel en dit over een afdichtingdiepte van minstens Lm = 50 mm voor een vereiste vlamdichtheid van 30 en 60 minuten (E30 en E60) en
Lm = 70 mm voor een vereiste vlamdichtheid van 120 minuten (E 120)
Er kan rekening gehouden worden met de dikte van een eventuele bepleistering voor het verkrijgen van de afdichtingdiepte Lm.
- De afdichting gebeurt bij voorkeur langs beide zijden van het bouwelement. In dit geval kan de totale dikte Lm gerealiseerd worden door het optellen van B + C ³ Lm, op voorwaarde dat B ³ 25 mm en C ³ 25 mm (fig. 2a).
- Als de afdichting maar langs één zijde gerealiseerd kan worden, moet de totale dikte Lm langs deze zijde gerealiseerd worden: A ³ Lm (fig. 2a).
- In geval van een lichte scheidingswand (of een bouwelement met een grote holle binnenruimte), zal de afdichting in het algemeen langs beide zijden moeten gebeuren om de vereiste dikte te kunnen bekomen (fig. 2b).
3) Bij afdichting met steenwol:
Doorgangswoningen te Machelen Grontmij Belgium nv Deel III
BTK01A-7237970003 DEEL III - bijlagen 9 van 12 - De leidingen worden rondom volledig afgedicht met steenwol en dit over een totale diepte
van tenminste 50 mm (fig. 3).
- De afdichting kan langs één zijde gebeuren.
- De steenwol dient goed stevig aangedrukt te worden.
- In geval van een lichte scheidingswand moet in de kern ter plaatse van de doorvoering een
isolatiemateriaal met zodanig dichtheid aangebracht zijn dat het stevig aangedrukt kan worden. De afdichting met steenwol moet bovendien langs beide zijden van het bouwelement gebeuren.
4) De leidingen moeten ondersteund en bevestigd zijn volgens de regels van goed vakmanschap. De bevestigingen het dichtst bij het bouwelement mogen niet verder dan 500 mm langs weerszijden ervan gelegen zijn ( fig.4).
F.3.2 OPLOSSING B – ENKELVOUDIGE DOORVOERING MET EEN MANTELBUIS De regels van de goede praktijk schrijven in sommige gevallen het gebruik van een mantelbuis voor.
In tabel 3 zijn de maximale diameters (in mm) van de leidingen door bouwelementen weergegeven waarvoor een afdichting met mantelbuis, al dan niet met open speling, de aangegeven vereiste brandweerstand niet nadelig beïnvloeden.
De volgende praktische aanbevelingen moeten echter nageleefd worden:
1) De bouwelementen zijn in metselwerk of beton.
2) De afdichting tussen de mantelbuis en het bouwelement wordt uitgevoerd in mortel en voldoet aan de voormelde voorwaarden voor de afdichting van de leidingen in mortel (oplossing A, punt 2), met dien verstande dat de opvulling steeds langs beide zijden van het bouwelement dient te gebeuren, op een minimale diepte van 25 mm.
3) De mantelbuizen zijn gemaakt
- uit metaal of andere onbrandbare materiaal met een smeltpunt groter dan 1000 K (727°C), met uitzondering van leidingen in glas
of
- uit harde polyvinylchloride ( PVC-U) geklasseerd in B, s3, d0 volgens de norm NBN EN 13501-1 of in A1 volgens methode nr. 2 zoals gedefinieerd in bijlage 5 bij het koninklijk besluit van 7 juli 1994; de wanddikte van de mantelbuis is tenminste gelijk aan de wanddikte van de leiding.
Doorgangswoningen te Machelen Grontmij Belgium nv Deel III
BTK01A-7237970003 DEEL III - bijlagen 11 van 12 De mantelbuis wordt gedeeltelijk zichtbaar gelaten en moet uitsteken ten opzichte van
het bouwelement.
Als de speling tussen de leiding en de mantelbuis open blijft, moet deze zo klein mogelijk zijn
(maximum 4 mm).
Als de speling tussen de leiding en de mantelbuis opgevuld is, mag deze maximaal 45 mm bedragen en wordt deze rondom volledig afgedicht met steenwol, volgens de aanbevelingen beschreven voor de oplossing –type A, in punt 3.
Indien de diameter van de mantelbuis kleiner dan of gelijk aan 25 mm is, worden er geen voorwaarden opgelegd betreffende de speling.
4) De leidingen zijn onbrandbare leidingen of leidingen in harde polyvinylchloride (PVC- U) 5) De leidingen moeten opgehangen en bevestigd zijn, zoals aangegeven voor de oplossing
- type A, punt 4.
F.4 Andere toegestane oplossingen LEIDINGEN VOOR ELEKTRICITEIT
Algemeen: Oplossing moet gebeuren met geattesteerde producten.
F.4.1 RF-BESPUITING
F.4.1.1 Beschrijving
Om brandverspreiding en/of vorming van toxische gassen tgv kabelbrand te verhinderen, worden leidingen met een niet-opschuimende RF-coating behandeld.
F.4.1.2 Afbeelding F.4.2 RF-PANELEN
F.4.2.1 Beschrijving
Voor het afdichten van doorvoeringen van leidingen in wanden en vloeren, d.m.v.
steenwolpaneel
(isolerende werking) dat met een opschuimende/niet-opschuimende RF-coating (endotherme werking) behandeld is. Steenwolpaneel met volume massa +/- 150 kg/m³ en dikte 60 mm. Afhankelijk van de gewenste brandweerstand moeten 1 of 2 panelen geplaatst worden.
De leidingen worden ook met deze coating behandeld over een afstand die overeenkomt met de gewenste brandweerstand. Voegen en spleten worden opgevuld met een zwellende/niet-zwellende
mastiek.
F.4.2.2 Afbeelding
F.4.3 RF-BRANDZAKJES F.4.3.1 Beschrijving
Voor flexibele, brandwerende afdichtingen van doorvoeringen van leidingen in wanden en vloeren. Bij grote openingen worden brandzakjes gecombineerd met brandwerende mortel of RF-panelen.
Indien op later tijdstip geregeld kabels dienen bijgeplaatst te worden is het gebruik van brandzakjes aan te bevelen als brandwerende afdichting.
F.4.3.2 Afbeelding
F.4.4 BRANDWERENDE MORTEL F.4.4.1 Beschrijving
Voor opbouwen van brandwerende afdichtingen van doorvoeren van leidingen voor elektriciteit.
De opening in het bouwkundige element wordt volledig opgevuld met brandwerende mortel.
Dikte van
de mortellaag afhankelijk van de gewenste brandweerstand.