• No results found

Samenvattende conclusies en aanbevelingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenvattende conclusies en aanbevelingen"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Evaluatie Ouderschapsondersteuning van gezinnen met een

drugproblematiek (GoiA – Gezinnen onder invloed Antwerpen) – Free Clinic:

Januari 2018 – Kwartaal 1 2020

Inleiding

Het project GoiA kwam er na een open oproep in 2017. Het project is erop gericht gezinnen waarbinnen sprake is van een drugproblematiek bij één of beide ouders van de nodige (ouderschaps)ondersteuning te voorzien. Daarnaast wil het de deskundigheid van zowel studenten als intermediairs met betrekking tot de problemen van druggebruikende ouders verhogen.

In onderstaand evaluatiedossier worden de projectresultaten en indicatoren zoals deze in de betoelagingsovereenkomst werden opgenomen besproken en geëvalueerd. De evaluatie is gebaseerd op

- de kwartaalrapportages;

- het jaarverslag van 2018 en 2019;

- de regelmatige overlegmomenten die tussendoor plaatsvonden.

(2)

Samenvattende conclusies en aanbevelingen

Voortgaande op onderstaande bespreking en beoordeling van de doelstellingen wordt een verderzetting geadviseerd. Hieronder zijn de bevindingen en aanbevelingen per projectresultaat beknopt samengevat. Een uitgebreide beoordeling is onder deze grijze kader terug te vinden.

Het project ‘Gezinnen onder invloed Antwerpen’ (GoiA) heeft een tweeledige opdracht:

1. De uitvoerder spreekt (ex)drugafhaneklijke ouders in een zo vroeg mogelijk stadium aan en activeert en regisseert rond het gezin een netwerk van (opvoedings)ondersteunende diensten en/of mantelzorgers. De uitvoerder brengt samen met de ouder(s) de hulpverleningsnoden in kaart, stemt het aanbod van de verschillende bestaande diensten op elkaar af en maakt het toegankelijk voor deze ouders.

2. Daarnaast behoort deskundigheidsbevordering absoluut ook tot het takenpakket. De uitvoerder ondersteunt hulpverleners en mantelzorgers die met (ex)drugverslaafde ouders werken. Eveneens worden ook studenten geïnformeerd in functie van een optimale dienstverlening tijdens hun latere beroepscarrière. Voor hen wordt er informatie en vorming aangeboden over de thematiek.

Doelstelling hier is helpen het stigma te doorbreken dat nog vaak op ouderschap en verslaving rust.

Projectresultaat 1: Behaald.

Hulpvragers kunnen gebruik maken van een toegankelijk aanbod casemanagement en deskundigheidsbevordering.

In de loop van 2018 veranderde het in Antwerpen na 15 jaar reeds zeer gekende ‘Bubbels en babbels’ van naam. Het project ouderschapsondersteuning van gezinnen met een drugproblematiek werd met behulp van een grootste studiedag (148 aanwezigen) GoiA, Gezinnen onder invloed Antwerpen, gedoopt. Het aantal aanmeldingen leed niet onder de naamsverandering, aanmelders en cliëntsystemen zelf bleven de weg makkelijk vinden. Enkel in 2018 was het aantal aanmeldingen lager dan de doelwaarde, wat voornamelijk te wijten was aan het te kort in personeel. Er kon hierdoor immers minder tijd vrijgemaakt worden voor bekendmaking. Het feit dat dit hulpverleningsaanbod gratis kan worden aangeboden door de stad, maakt het bovendien erg laagdrempelig en toegankelijk.

Van alle aanmeldingen, krijgt 70% van de cliënten binnen de 14 dagen een eerste gesprek. De overige 30% geraakt niet steeds op afspraak, haakt af of wordt doorverwezen naar de wachtlijst.

Voor het eerst sinds het bestaan was er zowel in 2018 als in 2019 sprake van een wachtlijst1. De uitvoerder hanteert hierbij niet het ‘first come, first served’ principe, maar geeft steeds voorrang aan die cliëntsystemen met de hoogste noden (thuisverblijvende kinderen, zwangere vrouwen,…).

Binnen de begeleidingen trachten de medewerkers ook steevast zo kort mogelijk op de bal te spelen en nauw aan te sluiten bij de noden van de cliënten. Dit gebeurt door outreachend te werken bij die cliënten waar dit nodig is en/of door in te spelen op de onvoorspelbare dag-routines die regelmatig kenmerkend zijn voor mensen met een verslavingsproblematiek, en dus cliënten te ondersteunen afspraken na te komen (vb: op voorhand een SMS sturen). Beide factoren maken dat cliënten sneller vertrouwen krijgen in hulpverlening en dat de samenwerking en afstemming met andere

1 De bijkomende financiële tegemoetkoming van de stad wordt vanaf 01/01/2020 ingezet om meer gezinnen te kunnen begeleiden. Namelijk een bijkomende €35.000,00 voor het begeleiden van 35 gezinnen i.p.v. 30 gezinnen in 2018 en 2019.

(3)

hulpverlenende partners vlotter verloopt. Daarnaast wordt de cliënt ook maximaal zelf betrokken door op regelmatige basis naar het werkdoelenschema te grijpen en samen het traject te bespreken.

Om maximaal te kunnen blijven aansluiten bij de problematieken van de cliënten, spendeert het team tijd aan bijscholingen en studiedagen. Daarenboven is er op regelmatige basis (10-tal per jaar) sprake van intervisies met Jeugdzorg Zorgbedrijf Antwerpen voor casusbespreking, opstart van nieuwe contextbegeleiding en/of de samenwerking te bespreken.

Aanbeveling 1: Diversiteit

Opvallend is dat GoiA, net als bij vele andere hulpverleningsdiensten, een minder divers cliënteel heeft dan wat zou mogen verwacht worden van een organisatie dat zich in een grootstad als Antwerpen bevindt. Om hieraan tegemoet te komen heeft de uitvoerder voor zichzelf samen met experts van de Ondersteuningsdienst Allochtonen Antwerpen (OTA), Atlas en Terra (De touter vzw) een aantal actiepunten geformuleerd. De uitvoerder heeft de nodige inspanningen geleverd, maar helaas heeft dit niet geresulteerd in meer aanmeldingen uit meer diverse hoek.

De uitvoerder geeft aan blijvend aandacht te zullen hebben voor zijn diversiteitsbeleid en hier ook steevast op te blijven inzetten.

Als stad echter is het vanuit de regiefunctie mogelijks zinvol om te bekijken hoe dit sectorbreed – gezien er sprake is van een gekend fenomeen bij de verschillende hulpverleningsorganisaties – meer op de agenda kan komen.

Projectresultaat 2: Behaald.

Intermediairen en studenten zijn deskundiger in hun omgang met de problematiek van druggebruikende ouders.

GoiA heeft een expliciete opdracht in de expertiseverbreding en deskundigheidsbevordering rond het thema ouderschap en afhankelijkheid. Bijvoorbeeld bij hulpverleners die af en toe werken met gezinnen waar er ook sprake is van middelengebruik houden vaak nog vast aan vooroordelen omtrent verslaving. Door informatie over te brengen met vormingen en ook in de nodige consulten en adviezen te voorzien, probeert de uitvoerder het stigma over de combinatie van beide thema’s te doorbreken en de handelingsverlegenheid te verminderen.

De wisselwerking tussen casemanagement enerzijds en deskundigheidsbevordering anderzijds garandeert dat de kennis voldoende aansluit bij de concrete praktijk én dat tegelijkertijd de casemanagers zich ook steeds (moeten) blijven verdiepen in de meest nieuwe inzichten en onderzoeken om deze info te kunnen verwerken in het vormingsaanbod. Er is met andere woorden, dankzij deze doelstelling voldoende ‘kruisbestuiving’ tussen praktijk en theorie voor de medewerkers.

Naast intermediairs, voorziet GoiA ook in lezingen en workshops voor toekomstige hulpverleners (studenten van sociale en medische richtingen). Zowel voor het vormen van intermediairs als studenten werden steeds de jaarlijkse doelwaardes bereikt.

Als laatste voorziet GoiA ook op verschillende fora (zowel online als offline) up to date informatie over ouderschap en verslaving. Er is sprake van de websites www.oudersonderinvloed.info en www.goia.be die steeds van de meest recente content worden voorzien. En ook de inhoud van de nieuwsbrief Exponent wordt door de medewerkers van GoiA uitgewerkt.

(4)

Aanbeveling 1: Vormingen verfijnen

Corona steekt er momenteel een stokje voor, maar GoiA wil verder werken aan vormingen op maat.

Er mag geen sprake zijn van louter informatieoverdracht, zonder rekening te houden met de mensen van ‘vlees en bloed’ die schuilgaan achter de casussen. De uitvoerder gaat op zoek naar mogelijkheden om het nog interactiever te maken, door bijvoorbeeld te werken met casus die uit de organisatie zelf komen,…

De corona-pandemie en het vele online werken dat hiermee gepaard gaat, maakt ook dat de uitvoerder wil uitzoeken hoe er via de online kanalen idealiter kan gewerkt worden en welke toepassingen meer of minder geschikt zijn om deze thematieken over te brengen.

Projectresultaat 3: Deels behaald.

Gezinnen met een afhankelijkheidsprobleem zijn ondersteund in functie van optimale ontwikkelingskansen van het kind.

Uitstroom/doorstroom is een belangrijke factor in hulpverlening, want enkel op die manier is er ruimte voor nieuwe instroom en voor nieuwe cliënten die geholpen kunnen worden. In het geval van GoiA kan een dossier worden afgesloten eens er sprake is van voldoende en gedegen ondersteunging door een autonoom en goed functionerend netwerk, met aandacht voor het welbevinden van alle leden van het gezin. Gezien de doelgroep vaak gekenmerkt is door afwisselende periodes van stabiliteit en instabiliteit én er eveneens een grote complexiteit aan moeilijkheden op verschillende levensdomeinen speelt, kan dit soms wel even op zich laten wachten en is het niet steeds evident voor de casemanager om met zekerheid te kunnen afronden. Dit verklaart waarom er slechts enkel in 2018 de doelwaarde van 16 afrondingen op jaarbasis werd bereikt en waarom dit projectresultaat slechts als deels behaald wordt beoordeeld.

GoiA erkent het belang van kwalitatieve begeleidingen en vindt het ook belangrijk om dit te kunnen monitoren. Om dit mogelijk te maken wordt er momenteel gebruikt gemaakt van een uitgebreid arsenaal aan instrumenten en methodieken. Een allesomvattende test – met aandacht voor verschillende levensdomeinen, contextuele en relationele situaties – is er tot op heden nog niet gevonden.

De samenwerking tussen beide partners wordt als zinvol en verrijkend ervaren. Cliënten merken deze samenwerking ook op en vertrouwen contextmedewerkers – en ruimer ook de hulpverleners van andere diensten – veel sneller.

Aanbeveling 1: samenwerking Zorgbedrijf

Ondanks het feit dat er sprake is van een samenwerking tussen Free Clinic en het Zorgbedrijf, komt er van deze tweede partner zo goed als geen rapportage aan bod in de verslaggeving. Er is sprake van een goede samenwerking tussen de partners, dit wordt zo door beiden ervaren. Er is eveneens zicht op het aantal contextbegeleidingen, maar wat niet aan bod komt is hoe beide werkingen elkaar versterken. Dit zal vanaf het jaarverslag van 2020 uitgebreider aan bod komen.

Aanbeveling 2: ZRM en andere instrumenten

Om de begeleidingen goed te kunnen monitoren wordt er een veelheid aan instrumenten en methodieken gebruikt. Niet allemaal zijn ze even gebruiksvriendelijk en makkelijk toepasbaar/bruikbaar in elke situatie. Van de SIK was reeds beslist dat dit enkel nog door contextbegeleiders zou worden ingevuld, daar zij veel dichter bij het gezin staan. Deze nauwere

(5)

betrokkenheid is noodzakelijk een betere weergave te geven. GoiA wil echter blijven inzetten op kwalitatief hoogstaande hulpverlening en wil dit ook kunnen aantonen. Het meest geschikte meetinstrument is, zoals reeds aangegeven, nog niet gevonden.

Voorlopig wordt dan ook beslist om te blijven roeien met de riemen die er zijn en de tests die voor handen zijn te gebruiken. De uitvoerder zal wel blijvend aandacht hebben voor eventuele nieuwe instrumenten.

Wat de ZRM betreft blijft de uitvoerder uitdrukkelijke aangeven hiervoor een opleiding te willen volgen. Een dergelijke training kon immers de voorbije projectperiode niet gevonden worden.

De stad engageert zich om in de volgende projectjaren een gedegen vorming te voorzien voor de medewerkers van GoiA.

(6)

Uitgebreide evaluatie

A. Projectresultaat 1: Hulpvragers kunnen gebruik maken van een toegankelijk aanbod casemanagement en deskundigheidsbevordering.

A.1. Kwantitatieve analyse

Omschrijving 2018 2019 Q1 2020 Doelwaarde

jaarbasis

# aangemelde cliëntsystemen

E.I. Verw. E.I. Verw. E.I. Verw.

32

15 25 8 16 10 4

Totaal 40 24 14 (doelwaarde: 8)

# intervisies 8 9 10

A.2. Kwalitatieve analyse

Hulpvragers, maar ook intermediairs met vragen aangaande ouderschap en verslaving, moeten snel en efficiënt hun weg vinden naar GoiA en het aanbod dient ook aan te sluiten bij de noden van het doelpubliek. In de betoelagingsovereenkomst wordt dit weergegeven aan de hand van 6 van de

‘zeven B’s van toegankelijkheid’, zoals opgesteld door de VVSG2. Deze methodiek geeft de mogelijkheid een integraal beeld te maken van de toegankelijkheid en aldus de laagdrempeligheid van hulpverleningsinstanties.

A.2.1. Bekendheid

De mate waarin het aanbod bekend is bij de doelgroep.

In de loop van 2018 veranderde het project van naam, van Bubbels&Babbels naar GoiA (Gezinnen onder invloed Antwerpen). Dit ging gepaard met een studiedag, en een ruime bekendmaking via een mailing aan het hulpverleningsnetwerk. De studiedag telde in totaal 148 deelnemers, waarvan ongeveer de helft werkzaam is binnen de Antwerpse hulpverlening. De vernieuwde werking werd ook aangepast op websites als socialekaart.be, panzo.be, druglijn.be,…

Ondanks of dankzij de naamsverandering blijven veel verschillende partners GoiA vinden en stromen de aanmeldingen over het algemeen vlot binnen. Verwijzende instanties bevinden zich in verschillende (hulpverlenings)sectoren, zoals bijvoorbeeld: residentiële drughulpverlening, OndersteuningsCentrum Jeugdzorg, materniteiten, jeugdbrigade, CAW, Sociale Dienst Jeugdrechtbank,… Maar ook mensen uit de doelgroep zelf vinden de weg, 42% van de aanmeldingen bij GoiA komt van de cliënt zelf. Zowel in 2018 als in het eerste kwartaal van 2020 is het aantal aanmeldingen ruim boven de doelwaarde. In 2019 is het aantal aanmeldingen eerder aan de lage kant. Dit wordt vooral gewijd aan het feit dat GoiA ongeveer een half jaar met minder personeel heeft gewerkt (door het vertrek van een collega), waardoor er meer aandacht uit moest gaan naar

2 https://www.vvsg.be/kennisitem/vvsg/de-7-bs-van-de-toegankelijkheid

Enkel ‘betrouwbaarheid’ (= De mate waarin de dienstverlener en zijn aanbod als betrouwbaar wordt

gepercipieerd door de (potentiële) gebruiker. Dit heeft invloed op de mate waarin er mentale drempels – zoals angst voor vooroordelen – bestaan) werd niet meegenomen in de evaluatiecriteria.

(7)

het opvolgen van alle lopende dossiers eerder dan het investeren in de bekendmaking van het aanbod.

A.2.2. Begrijpbaarheid

De mate waarin informatie over het aanbod begrijpelijk is, zodat de potentiële gebruiker kan beoordelen of het aanbod voor hem of haar bestemd is en de mate waarin er in de hulp- en dienstverlening zelf begrijpelijk gecommuniceerd wordt.

In 2018 startte de uitvoerder met het nader bekijken van het diversiteitsbeleid van de werking.

Opvallend was immers dat het publiek/de gezinnen veel minder divers zijn dan wat zou mogen verwacht worden van een organisatie dat zich in een grootstad als Antwerpen bevindt. Door in gesprek te gaan met experts van de Ondersteuningsdienst Allochtonen Antwerpen (OTA), Atlas en Terra (De touter vzw) werd gekozen om in te zetten op 3 verschillende domeinen, namelijk:

personeel, bekenmaking en aanbod. Meer specifiek:

1. Personeel

a. Medewerkers/stagiaires: Bij functieomschrijvingen wordt uitdrukkelijk het belang van (culturele) diversiteit benadrukt. In 2019 moest een nieuwe collega worden gezocht. Helaas echter stelde geen enkele kandidaat met een meer diverse achtergrond zich kandidaat.

b. Vormingen/trainingen: Minimum 1 relevante vorming/studiedag wordt gevolgd door het volledige team.

c. Vrijwilligers/ervaringsdeskundigen: in 2019 sloot 1 vrijwillige ervaringsdeskundige aan bij het team. Zij ondersteunt een tweetal dossiers.

2. Bekendmaking

a. Vertalen folder: deze werd in 2019 vertaald in het Frans en Engels en is sinds 2020 in gebruik genomen. De werktaal blijft uiteraard Nederlands.

b. Aanpassen/vertalen website: Enkel de meest essentiële info is eveneens vertaald worden naar het Engels en het Frans en staat sinds kort online.

c. Bekendmaking bij organisaties die zich richten op etnische minderheden: doelstelling is dat deze partners gerichter kunnen doorverwijzen na het hebben van correcte informatie. Voorlopig werd de werking bekendgemaakt (in 2019) tijdens een debatlunch bij de Touter en tijdens een intervisie bij OTA.

3. Aanbod: Uit tevredenheidsonderzoek (zie A.2.4. Bruikbaarheid) bij cliënten bleek dat het aanbod van GoiA voldoende aansluit (vaardigheden en gepaste attitude, zelfreflectie, verbindend werken, kennis over referentiekaders, werken rond afstemming,…) bij de behoeftes en noden van álle gezinnen die kampen met een verslavingsproblematiek.

a. Interculturele communicatie: door specifieke vormingen en studiedagen uit te kiezen willen het team meer focussen op het duidelijker rekening houden met traditie en religie in begeleidingen.

b. Positieve acties: Terra stelde voor om mensen met een andere achtergrond voorrang te verlenen voor hulpverlening. Maar gezien de enorme kwetsbaarheid wordt er gekozen om steeds zwangere vrouwen en gezinnen met pasgeboren baby’s, los van de etnische achtergrond, met prior te begeleiden.

(8)

A.2.3. Betaalbaarheid

De mate waarin de prijs voor het aanbod een drempel vormt.

Dankzij de stedelijke financiering kan alle hulpverlening gratis worden aangeboden. Betaalbaarheid is binnen dit project dus zeker gewaarborgd.

Andere drempels of moeilijkheden die wel worden ervaren zijn voornamelijk exclusiecriteria: enkel sprake van alcoholproblematiek, cliënt woont buiten de werkingsregio,…

Ook het opleidingsaanbod voor Antwerpse studenten of vormingsaanbod voor hulpverleners uit het grondgebied van stad Antwerpen wordt steeds gratis aangeboden.

A.2.4. Bruikbaarheid

De mate waarin het aanbod aan de behoeften voldoet, ook van specifieke doelgroepen.

In 2018 ontwikkelde de uitvoerder een instrument om systematisch een kwalitatieve tevredenheidsbevraging (zowel open als gesloten vragen) te doen bij cliënten. De verdere verfijning is in 2019 uitgebleven, maar wordt in 2020 opnieuw opgepakt. Doelstelling blijft om deze jaarlijks af te nemen bij (een groot deel van) de cliënten.

Tijdens de begeleidingen hebben de medewerkers eveneens de gewoonte om de cliënt regelmatig te bevragen naar de meerwaarde van de opvolging. Dit kan tijdens een gesprek maar evengoed aan de hand van het werkdoelenschema (handelingsplan) gebeuren, om op die manier steeds vinger aan de pols te hebben.

Minimaal 5% van de werktijd van de medewerkers van het GoiA-team dient uit te gaan naar vorming en opleiding om op die manier het professioneel handelen steeds meer te verfijnen en af te stemmen op de doelgroep. Een greep uit de thema’s: Signs of Safety, intersectoraal samenwerken, kindreflex, intrafamiliaal geweld,… Daarnaast is er het engagement om deel te nemen aan de overlegmomenten met de Expertisegroep Ouders onder Invloed (VAD), de stuurgroep KOPP/KOAP (Pang 0-18) en het Vlaams expertisecentrum perinatale geestelijk gezondheid.

Binnen de samenwerking met Jeugdzorg Zorgbedrijf Antwerpen worden er jaarlijks intervisiemomenten georganiseerd. Doelstelling is drieërlei: (1) casusbespreking, (2) de eventuele mogelijkheid om contextbegeleiding op te starten alsook (3) de samenwerking tussen GoiA en het Zorgbedrijf te bespreken en evalueren. In principe dienen er op jaarbasis 10 intervisiemomenten door te gaan. Deze doelstelling werd zowel in 2018 (n = 8) en 2019 (n = 9) net niet bereikt.

In 2019 zetten het team eveneens stappen in de richting van het worden van een zelfsturend team.

In samenwerking met een externe procesbegeleider werden 9 bijeenkomsten georganiseerd om dit mogelijk te maken. De reden hiervoor is voornamelijk omdat het GoiA-team een klein team is, met slechts 3 medewerkers, waarvan er 2 ongeveer 10 jaar bij het project werken. Uiteraard blijft de verbinding met Free Clinic vzw gewaarborgd door aanwezigheid van een beleidsmedewerker op de teamvergaderingen.

Volgens de betoelagingsovereenkomst diende de uitvoerder zowel een training ‘implementatie Zelfredzaamheid-Matrix’ (ZRM) te volgen als opgeleid te zijn in de methodiek van ‘Signs of Safety’.

Dit laatste werd nauw opgevolgd: oude medewerkers hadden reeds een intensieve opleiding achter

(9)

de rug, de nieuwe medewerkers konden er in de loop van de voorbije projectjaren ook een volgen.

Een trainingsmogelijkheid voor een betere en meer doorgedreven gebruik van de ZRM werd echter niet gevonden en dus ook niet bijgewoond.

A.2.5. Bereikbaarheid

De mate waarin het aanbod fysiek, ruimtelijk en in de tijd toegankelijk is.

Aanmeldingen kunnen zowel telefonisch, als via mail of rechtstreeks aan de deur worden gedaan. De overgrote meerderheid gebeurt echter via de telefoon.

Volgens de betoelagingsovereenkomst moeten cliënten binnen de 14 dagen na aanmeldingen een eerste gesprek krijgen. In 70% van de gevallen lukt dit ook effectief. Voor het andere deel van de aanmeldingen lukt dit echter niet wat vaak te maken heeft met de complexiteit van de doelgroep: zij geraken regelmatig niet op de afspraak. Ook de aanwezigheid van een wachtlijst, maakt dat het soms langer duurt alvorens mensen een eerste gesprek kunnen hebben. Toch proberen de medewerkers in het geval van een wachtlijst wel in de nodige zorg te voorzien door eventueel advies te geven of door wel reeds op belangrijke netwerkoverlegmomenten aanwezig te zijn, alvorens de begeleiding ook effectief wordt opgestart.

In 2018 konden van de 40 aangemelde cliëntsystemen 19 begeleidingen worden opgestart. Voor 21 cliënten werd er geen begeleiding opgestart omwille van verschillende redenen (niet meer bereikbaar, geen vragen meer, doorverwezen,…). Op het einde van 2018 stonden nog 4 cliënten op de wachtlijst. In 2019 meldden 24 nieuwe cliëntsystemen zich aan bovenop de 4 cliënten die reeds op de wachtlijst stonden. Er konden echter slecht 9 begeleidingen worden opgestart, beduidend minder dan in 2018. Zoals reeds in punt A.2.1. aangegeven is vooral het tekort aan personeel, bovenop de zwaarte van de dossiers (wat langere begeleidingen impliceert) de oorzaak. 10 cliënten werden niet verder geholpen, 5 daarvan stonden in eerste instantie op de wachtlijst, maar zijn tijdens het wachten afgehaakt. Kort op de bal spelen is met andere woorden essentieel. Eind december 2019 waren nog 6 cliënten wachten op begeleiding. Met ingang van 01/01/2020 werd een addendum aan de betoelagingsovereenkomst gekoppeld, waardoor in plaats van 30 er nu 35 gezinnen kunnen begeleid worden. In 2018 en 2019 werd GoiA immers voor het eerst met een wachtlijst geconfronteerd en merkten ze op dat ze voorrang moesten geven aan cliëntsystemen met de hoogste noden, zoals thuisverblijvende kinderen, zwangere vrouwen,… Dit betekende zoals hiervoor reeds aangegeven dat er vaak cliënten uitvielen.

A.2.6. Beschikbaarheid

De mate waarin het aanbod gemakkelijk beschikbaar is en waarin er administratieve en andere drempels zijn zoals wachtlijsten, maar het begrip verwijst ook naar de inspanningen om de vraag te ontrafelen en latente vragen aan bod te laten komen.

De uitvoerder heeft binnen deze betoelagingsovereenkomst de opdracht outreachend te werken. De medewerkers van GoiA maken hiervoor steeds samen met de cliënt de inschatting: is de drempel naar de vooropgestelde hulpverlening voldoende laag, dan wordt er krachtgericht gewerkt met de cliënt om op eigen initiatief naar de afspraak te gaan, maar wordt het proces wel nauw opgevolgd.

Indien de cliënt aangeeft ondersteuning nodig te hebben of indien uit de praktijk blijkt dat deze er niet in slaagt om de afspraken met andere organisaties na te komen, dan zal de casemanager de cliënt bijstaan (zowel in het maken van de afspraak als in het meegaan naar de afspraak). In 2018

(10)

werden 75 outreachende prestaties gerealiseerd, in 2019 waren dit er 2019. Voor 2020 staat de teller voorlopig op 6.

GoiA heeft te maken met een erg complexe en moeilijk doelgroep, vooral het middelengebruik wat vaak gepaard gaat met een onvoorspelbare dag-routine is hierbij kenmerkend. Hierdoor slagen de cliënten er niet steeds in om (tijdig) op de afspraak te geraken. De medewerkers werken hier hard op door cliënten bij aanvang van de begeleiding te bevragen naar steunende maatregelen om wel op afspraak te kunnen komen. Vaak betekent dit dat er de dag voordien of de dag zelf een herinnerings- SMS wordt gestuurd. In totaal werd er in 2018 87 keer niet op afspraak geregistreerd. In 2019 was dit 60 keer, terwijl het in Q1 van 2020 voorlopig over 13 maal niet op afspraken gaat. Eerlijkheid gebied te zeggen dat er nog regelmatig net vlak voor het uur van de afspraak/huisbezoek wordt afgebeld. Deze worden niet geregistreerd als ‘niet op afspraak’, wat dus mogelijk de cijfers iets of wat vertekent.

A.3. Conclusies – Beoordeling projectresultaat 1: Behaald

De uitvoerder doet er alles aan om de werking zo toegankelijk mogelijk te maken, en dit gebeurt op een professionele manier.

Er is een veelheid aan organisaties/partners die de werking van GoiA kennen en hier gebruik van maken, zoals de aanmeldingen uit verschillende hoeken ook bewijzen. Cliënten krijgen na aanmelding, in 70% van de gevallen, binnen de eerste 14 dagen na aanmelding een eerste gesprek.

Zij die, jammer genoeg, op de wachtlijst terecht komen, krijgen ook in de mate van het mogelijke reeds de juiste ondersteuning om de wachttijd goed te kunnen overbruggen. Op basis van het addendum dat werd opgemaakt bij de oorspronkelijke betoelagingsovereenkomst kan niet verwacht worden dat de wachtlijst volledig wordt weggewerkt. Dat is een utopie. Het is wel merkbaar dat er nu minder wachtenden zijn en dat het de uitvoerder de mogelijkheid geeft om kwalitatiever en dieper in te werken op dossiers.

Dankzij het outreachend werken, bij die casussen waarbij dit aangewezen is, wordt er sneller gewerkt aan een vertrouwen naar hulpverlening toe alsook de onderlinge samenwerking en afstemming tussen verschillende hulpverleningspartners verloopt hierdoor vlotter.

Het team probeert ook steeds zo goed mogelijk aan te sluiten bij de noden van de cliënten.

Bijscholingen, studiedagen,… staan steeds in het teken van nog betere hulpverlening. Maar ook de intervisies met het Zorgbedrijf hebben tot doel nog meer op maat te werken. Door daarenboven op regelmatige basis samen met het cliëntsysteem terug naar het werkdoelenschema te grijpen, probeert men ook de cliëntperspectieven maximaal in het begeleidingstraject te betrekken.

Enkel cliënten vanuit een andere culturele achtergrond blijken nog moeilijk aansluiting te vinden bij GoiA (maar dit is anderzijds in heel de drughulpverlening merkbaar). Met behulp van een aantal experts op het vlak van diversiteitsbeleid werd hiervoor een ‘actieplan’ opgesteld, gefocust op personeelsaanwerving, ruimere bekendmaking en een aanbod dat voldoende aansluiting vindt.

Gehoopt wordt dat dit op termijn zal resulteren.

B. Projectresultaat 2: Intermediairen en studenten zijn deskundiger in hun omgang met de problematiek van druggebruikende ouders.

B.1. Kwantitatieve analyse.

(11)

Omschrijving 2018 2019 Q1 2020 Doelwaarde jaarbasis

# adviesvragen over

ouderschap en druggebruik

Interm. Ouders Interm. Ouders Interm. Ouders

/

60 25 52 20 22 6

Totaal 85 72 28

# gevormde hulpverleners A’pen Elders A’pen Elders A’pen Elders

521 49 226 0 91 0 150

Totaal 570 226 91 (doelwrd: 40)

# gevormde studenten A’pen Elders A’pen Elders A’pen Elders

551 200 675 0 140 0 100

Totaal 751 675 140 (doelw: 30)

B.2. Kwalitatieve analyse

De uitvoerder ziet het als zijn taak om stigma omtrent ouderschap en middelenafhankelijkheid mee te helpen doorbreken. Nog te vaak blijven hulpverleners binnen het eigen denkkader aan de slag en wordt er te weinig over de muurtjes heen gekeken om cliënten met specifieke noden – ouders met een verslavingsprobleem in dit geval – correct verder te helpen. Om dit enigszins in de juiste richting te bewegen probeert GoiA intermediairs op verschillende manieren deskundiger te maken in beide thema’s.

B.2.1. Info beschikbaar stellen

De uitvoerder probeert mensen – al dan niet hulpverleners die op regelmatige basis in contact komen met de doelgroep – te informeren over de thematiek. Hiervoor stellen ze allerlei documentatie ter beschikking.

De eigen website (www.goia.be) kon zo in 2018 3.385 unieke bezoekers noteren, in 2019 waren dit er 2.957. Daarnaast ondersteunt de uitvoerder ook de inhoudelijke ontwikkeling van de website www.oudersonderinvloed.info. Deze site gaat uit van de Expertisegroep Ouders onder Invloed en de doelstelling is dan ook om dit uit te bouwen tot hét kennisportaal voor heel Vlaanderen aangaande ouderschap en verslaving. Echter zowel de uitvoerder als andere partners van de expertisegroep geven aan deze bijkomende opdracht moeilijk te kunnen combineren met het eigen werk. Daarom werd er gekozen om in de loop van 2020 de site onder te brengen onder de algemene VAD-website.

In 2018 bezochten 2.878 unieke bezoekers deze website, in 2019 waren dit er 2.421.

Up to date literatuur wordt eveneens door de uitvoerder beschikbaar gesteld in de infotheek van GoiA. Elk jaar wordt de verzameling uitgebreid met nieuwe publicaties uit zowel binnen- als buitenland. Eveneens worden er telkens meer artikels toegevoegd aan de website van GoiA die voor iedereen toegankelijk zijn.

GoiA is daarnaast ook de stuwende kracht achter Exponent, de nieuwsbrief van de Expertisegroep Ouders onder Invloed, die éénmaal per jaar wordt uitgezonden. Zowel de inhoudelijke als de redactionele uitwerking wordt grotendeels door de medewerkers van GoiA uitgevoerd. Exponent is

(12)

goed voor een 750-tal gedrukte exemplaren en ongeveer 3.000 mails naar hulpverleners en geïnteresseerden uit Vlaanderen en Nederland.

Een laatste component gericht op informeren en informatie beschikbaar stellen, zijn de overlegmomenten waarbij ouderschap en druggebruik expliciet op de agenda staan. De medewerkers van GoiA nemen regelmatig deel aan overlegmomenten en werkgroepen of begeleiden zelf ook intervisiebijeenkomsten. De reden is evident: expertise, kennis en ervaring uitwisselen met andere hulpverleners ten behoeve van betere hulpverlening aan ouders met een afhankelijkheidsprobleem. Immers nog te vaak is er sprake van een stereotiep beeld en stigma rond deze doelgroep.

B.2.2. Adviesvragen

Het project geeft hulpverleners, studenten, maar ook andere betrokkenen bij een ‘gezin onder invloed’ de mogelijkheid om telefonisch contact op te nemen voor vragen rond het thema ouderschap en afhankelijkheid en de impact dat dit heeft op de kinderen. In 2018 namen 60 verschillende intermediairs contact op voor advies en consult. 25 ouders stelden zelf een adviesvraag. 2019 vertoont iets lagere cijfers: 52 intermediairs maakten gebruik van het aanbod en 20 ouders.

B.2.3. Vormingen

Via vormingen, lezingen en workshops wordt er getracht intermediairs en toekomstige hulpverleners (studenten verpleegkunde/vroedkunde, pedagogie, maatschappelijk werk, …) kundig te maken in – of alvast enige notie mee te geven van – het complexe verhaal van ouderschap en middelenafhankelijkheid. In deze presentaties is er steeds zowel aandacht voor theoretische achtergrond als voor praktijkgerichte oefeningen. In 2018 betekende dit 570 gevormde hulpverleners op 16 vormingen/workshops en 1 studiedag en 9 vormingen/workshops gericht aan 751 studenten. Voor het jaar 2019 werd er afgesproken enkel nog opleidingen te voorzien in Antwerpen en districten, wat resulteerde in 226 gevormde hulpverleners tijdens 13 sessies en 675 Antwerpse studenten tijdens 7 opleidingsmomenten. Al deze cijfers liggen ruim binnen de vooropgestelde doelwaardes.

Wat betreft de vormingen wil GoiA bij intermediairs meer gaan werken met kleinere groepen en meer intervisie toelaten. De laatste jaren zijn er immers steeds meer signalen dat er meer nood is aan een aanbod gericht op het bespreken van bestaande casussen.

Voor de studenten is het opvallend dat het niet evident is om de materie over te brengen. Er zal creatief moeten worden nagedacht over het aanbod en hoe dit eventueel op een herwerkte manier kan worden overgebracht.

B.3. Conclusies – Beoordeling projectresultaat 2: Behaald

Uit de evaluatie blijkt dat de medewerkers van GoiA veel investeren en tijd besteden aan

‘ouderschap in combinatie met verslavingsproblemen’ uit de taboesfeer te halen.

Deskundigheidsbevordering wordt dan ook als een belangrijke opdracht aanzien, gezien het belangrijk is dat hulpverleners die regelmatig met deze doelgroep aan de slag gaan specifieke kennis hebben van de complexe thematiek. Ervaring leert dat hulpverleners vaak vanuit de eigen zuil

(13)

handelen (vb: diensten die werken rond kinderen, zijn zeer deskundige op het vlak van ouderschap, maar hebben weinig tot geen expertise rond het thema verslaving) en daardoor mogelijk niet de volledige context/problematiek benaderen tijdens het begeleidingstraject.

Om expertise te verhogen is er een ruime waaier aan mogelijkheden: de eigen website en deze van de Expertisegroep Ouders onder Invloed, de infotheek met steeds de meest recente publicaties, het telefonisch beschikbaar zijn voor adviesvragen én het aanbod van vormingen en workshops zowel voor studenten als voor intermediairs. Alle verwachtingen binnen dit projectresultaat werden bovendien ruimschoots bereikt.

C. Projectresultaat 3: Gezinnen met een afhankelijkheidsprobleem zijn ondersteund in functie van optimale ontwikkelingskansen van het kind.

C.1. Kwantitatieve analyse.

Omschrijving 2018 2019 Q1 2020 Doelwaarde jaarbasis

# begeleidde gezinnen 40 34 30 30

Vanaf 2020: 35

# nieuw opgestarte gezinnen 19 9 7 (doelw: 4) 16

# afgeronde begeleidingen 18 13 2 (doelw: 4) 16

C.2. Kwalitatieve analyse

Gezinnen doorlopen, binnen het intensief krachtgericht casemanagement van GoiA, 7 geformaliseerde stappen.

1. Aanmelding: Elke Antwerpse dienst of organisatie (of ouders zelf) kan aanmelden. Naast een aantal inclusiecriteria (verslavingsprobleem, minimaal één minderjarig kind,…) is er slechts sprake van 2 exclusiescriteria, namelijk: enkel misbruik van alcohol en/of medicatie, gezin woonachtig buiten Antwerpen.

2. Kennismaking: In dit gesprek krijgen de ouders een duidelijke uitleg over het doel, het kader en de werkwijze van het project. Ook de visie van GoiA op drugsgebruik en ouderschap wordt uitvoerig besproken.

3. Assessment: Na ondertekening van het samenwerkingscontract (wat houdt het project in, wat verwacht het project van het gezin, welke grenzen heeft het aanbod, wanneer zal er worden doorverwezen naar opgelegde hulpverlening), wordt er een analyse gemaakt van de krachten, de risico’s en de noden van het gezin aan de hand van verschillende instrumenten.

4. Aanpak: Op basis van deze analyse wordt een werkplan (elk gezinslid krijgt binnen dit schema doelen voorgeschreven die al dan niet samen met hulp- en dienstverlening zullen worden aangepakt) opgemaakt. Dit werkplan is de leidraad voor het organiseren, samenbrengen en aansturen van relevante hulp- en dienstverlening en indicatie van doorverwijzing naar begeleiding en/of interventies.

5. Monitoring: De gemaakte afspraken en afstemming met het gezin en hulp- en dienstverlening worden van nabij opgevolgd. Hiervoor zullen bijvoorbeeld regelmatig overlegmomenten en rondetafels worden georganiseerd.

(14)

6. Evaluatie: Driemaandelijks worden alle lopende begeleidingen aan de hand van de ZelfRedzaamheid-Matrix (ZRM) met het supplement ‘lijst voor Screening en Interventie Keuze’ (SIK) geëvalueerd (voor zij met een contextbegeleider).

7. Afsluiting en nazorg: De doelgroep kenmerkt zich vaak door een erg chronische problematiek waardoor periodes van stabiliteit zich afwisselen met instabiliteit. Daarom worden begeleidingen pas beëindigd als het gezin voldoende ondersteunt is door een autonoom goed functionerend netwerk, steeds met het oog op het welbevinden van alle leden van het gezin. De nazorg houdt in dat er steeds na afronding van het begeleidingstraject ouders en/of netwerk beroep kunnen blijven doen op de expertise van GoiA (telefonisch,…).

C.2.1. Profiel van de systemen/gezinnen

In 2018 werden 40 gezinnen begeleid door GoiA, in 2019 waren dit er iets minder, namelijk 34 en voorlopig staat de teller voor 2019 op 30 van de 35 begeleidingen. Het groot aantal begeleidingen uit 2018 en 2019 – in combinatie met de complexiteit van de systemen – maakten dat er in 2020 een addendum werd opgesteld om het aantal begeleidingen omhoog te trekken van 30 naar 35.

Het doel (n = 16) van het aantal nieuwe opgestarte begeleidingen werd enkel in 2019 niet bereikt, voornamelijk wegens het langdurig onvolledig zijn van het team. Nieuwe begeleidingen konden wegens personeelstekort niet worden opgenomen. Op het vlak van afrondingen kon enkel in 2018 de streefwaarde bereikt worden. Er is hier immers vaak sprake van erg complexe dossiers waarbij afronding (ondersteuning door een autonoom en goed functionerend netwerk) soms tijd vraagt.

Begeleidingen kunnen om verschillende redenen worden afgerond, de meest voorkomende redenen zijn: geen hulpvraag meer (n = 11), zorgafstemming/begeleiding afgerond (n = 10), niet meer bereikbaar (n = 4). De meeste begeleidingen duren tussen de 6 en 12 maanden (n = 12), maar er is ook een heel groot aantal begeleiding dat meer dan een jaar tijd vraagt (n = 11).

Kijkend naar de gezinnen die GoiA helpt is het duidelijk dat een veelheid aan hulpverlening betrokken is. De meest voorkomende betrokken partner is de ambulante drughulpverlening, kortelings gevolgd door de sociale dienst van de jeugdrechtbank. Vooral dit laatste geeft aan dat er in de meeste gevallen sprake is van zware dossiers. Residentiële drughulpverlening komt op de derde plaatst. In 2019 werd uitdrukkelijk meer ingezet op het betrekken van financiële hulpverleners en ook de brug met de GGZ-hulpverlening (zowel voor volwassenen als voor kinderen) werd meer gemaakt.

Het betrekken van een informeel netwerk is ook een belangrijke taak voor de medewerkers van GoiA. Hier zien we ook een brede waaier: (ex)partners, grootouders, tantes en nonkels, pleegouders, vrijwilligers, vrienden,… Dit informeel netwerk is essentieel om de draagkracht van het gezin te kunnen vergroten.

Gezinnen die in begeleiding zijn hebben hoofdzakelijk kinderen onder de 10 jaar, maar de leeftijden kunnen ook oplopen tot ver boven de meerderjarigheid. Oudere kinderen verblijven meestal niet meer thuis, bij de jongste kinderen is er wel vaak sprake van thuisverblijvers. De grootste groep is deze van de alleenstaande ouder met of zonder thuiswonende kinderen. Waar er vroeger voornamelijk sprake was van problematisch opiaat-gebruik bij (een of beide) ouders, blijken nu voornamelijk opwekkende middelen op de voorgrond te staan, zoals cocaïne en amfetamines. De groep van problematische cannabisgebruikers wordt ook jaar na jaar groter.

C.2.2. Verhogen welbevinden kind en creëren veilig opvoedingsklimaat

(15)

Over het algemeen kan opgemerkt worden dat er in het grootst aantal dossiers sprake is van vooruitgang of stabilisatie op het vlak van het welzijn van de kinderen. Een belangrijk element uit de SIK (lijst voor Screening en Interventie Keuze) hierbij is de mate waarin er inzicht is in de problematiek van de ouders en de impact dat dit heeft op de kinderen (zowel in hoeverre de ouders dit zelf erkennen als de mate waarin het kind over de nodige info over de problematiek beschikt).

Het blijft ouders immers steeds erg afschrikken om de kinderen uitleg te verschaffen over het eigen gebruik, ze willen hun kinderen liever ‘beschermen’ en ‘afschermen’ van dit deel van hun leven. Toch is net dit waardevol en noodzakelijk om de veerkracht van kinderen te versterken. Analyse van de cijfers toont aan dat ‘informatie geven’ vaak pas vooruitgang boekt in het geval van langdurige begeleidingen, waarbij er met de ouders eerst voldoende rond sensibilisering en psycho-educatie is gewerkt.

In 2019 werd de bruikbaarheid van de SIK geëvalueerd. De afname wordt nu enkel nog gedaan door de contextbegeleiders van het Zorgbedrijf omdat zij dichter bij het gezin en de kinderen staan. Dit betrokken standpunt is noodzakelijk om over voldoende info te beschikken om de SIK in te vullen.

Wat betreft het risico op minshandeling, misbruik en/of verwaarlozing, gemeten met de North Carolina Gezinsrisicotaxatie (NCG), kan er gezegd worden dat er bij geen enkel gezin bij afronding nog sprake is van een hoog of zeer hoog risico. Dit is wel het geval bij de grootste groep bij aanvang van de begeleiding (vb: in 2018 was er slechts bij 4 van de 40 gezinnen sprake van een laag risico – dit had dan vooral te maken met het feit dat de kinderen elders verblijven). Veiligheidsplannen, als antwoord op deze verhoogde risico’s – herval, intra familiaal geweld,… – worden dan ook erg vaak opgesteld binnen begeleidingen bij GoiA.

C.2.3. Versterken ouders in ouderidentiteit en ouderrol

Op het vlak van de kwalitatieve analyse van de scores van de ZRM is heel duidelijk merkbaar dat de begeleide gezinnen kampen met grote problemen op het vlak van verslaving – uiteraard – en geestelijke gezondheid. Daarnaast is er zo goed als steeds sprake van een gebrek aan goede betaalbare huisvesting, zijn er financiële problemen en is er sprake van het afwezig zijn van een goed functionerend informeel en formeel netwerk. Al deze componenten maken duidelijk dat het noodzakelijk is om te werken op meerdere levensdomeinen en dat hiervoor noodzakelijkerwijs sprake moet zijn van een goede samenwerking met zowel het professionele als het niet- professionele netwerk. Casemanagers, om dit allemaal aan elkaar te knopen, en rondetafel- overlegmomenten zijn dan ook onmisbaar in de begeleidingen van GoiA.

Kijkend naar de cijfers, dan is er in de meeste gevallen sprake van een vooruitgang of stabilisatie van de gezinnen over de kwartalen heen. Uiteraard zijn deze bevindingen relatief en moeten ze idealiter steeds bekeken worden in relatie tot de huidige situatie waarin het gezin, de ouders, de kinderen,…

zich bevinden.

2018 Vooruitgang Stabilisatie Achteruitgang

Kwartaal 1 15 12 0

Kwartaal 2 19 5 2

Kwartaal 3 16 6 5

Kwartaal 4 22 4 3

2019 Vooruitgang Stabilisatie Achteruitgang

(16)

Kwartaal 1 16 11 4

Kwartaal 2 7 6 12

Kwartaal 3 9 9 8

Kwartaal 4 14 7 5

C.2.4. Gebruik instrumenten en methodieken

De uitvoerder heeft een verscheidenheid aan instrumenten ter beschikking die naarmate de noodzaak of de situatie van het cliëntsysteem zullen worden gebruikt: NCG, SIK welbevinden in situaties, driekolommenmodel en Signs of Safety, ZRM, hulpverleningsplan, veiligheidsplan, werkplan, … Het gebruik en registratie van al deze instrumenten en methodieken vragen veel tijd en inzet, maar geeft soms alsnog niet voldoende informatie of een volledig en duidelijk beeld van de gehele situatie. De uitvoerder blijft het echter erg belangrijk vinden dat er grondige en kwalitatieve begeleidingen plaatsvinden en vindt daarom dat monitorring een essentieel deel moet uitmaken van de werking. Tot er een beter en allesomvattend instrument is gevonden, zal er blijvend gewerkt worden met de gekende instrumenten door ze samen te gebruiken.

C.2.5. Samenwerking Jeugdzorg Zorgbedrijf

De contextbegeleiders van het Zorgbedrijf stappen mee in een begeleiding op het moment dat een gezin extra ondersteuning kan gebruiken in het organiseren van het gezinsleven en de opvoeding.

Dit alles staat steeds in het teken van het bevorderen van het welzijn en het welbevinden van de aanwezige kinderen. Een aantal zaken die nauwer zullen opgevolgd worden zijn dan bijvoorbeeld: de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, de gehechtheid, maar ook de sociale responsiviteit van de ouders. In 2018 werden 6 gezinnen door een contextbegeleider opgevolgd, in 2019 waren dit er 7.

De samenwerking wordt door beide partners als bijzonder zinvol ervaren. Dankzij de vele intervisiemomenten (8 in 2018 en 9 in 2019) kunnen casussen en eventuele moeilijkheden die daarin worden ondervonden alsook de opstart van mogelijke nieuwe contextbegeleidingen doorsproken worden. Door deze nauwe samenwerking vertrouwen de cliënten de contextbegeleiders veel sneller.

Bovendien zorgt de snelle afstemmingen en informatiedeling tussen de beide hulpverleners dat dit versterkend werkt voor het gezin en de kinderen. Toch blijft er vaak nog sprake van zeer complexe dossiers waarbij een nauwe samenwerking essentieel is, eerder dan dat de contextbegeleider het begeleidingstraject overneemt. Hierdoor laat de verhoopte verminderingen van werkdruk voor de GoiA-casemanagers op zich wachten. Zeker omdat ook de contextbegeleiders voldoende blijvend gecoached en ondersteund moeten worden in het werken met dit type complexe systemen.

C.3. Conclusies – Beoordeling projectresultaat 3: Deels behaald

Het casemanagement zoals aangeboden door GoiA is essentieel voor dit type gezinnen. Nog te vaak denkt het ‘hulpverleningslandschap’ in hokjes en is het moeilijk om out of the box te denken en over de muurtjes heen te kijken. Een verbindende figuur is dan aangewezen, als bemiddelaar, vertaler, buffer, informatieoverdrager,…

De samenwerking met Jeugdzorg van het Zorgbedrijf loopt goed en wordt als belangrijke meerwaarde gezien door beide partners. Dankzij de intense samenwerking, krijgen cliënten sneller vertrouwen in het hulpverleningsaanbod van de contextbegeleiding. Ook het feit dat deze

(17)

samenwerking maakt dat er snel en efficiënt informatie kan worden uitgewisseld, heeft een positief effect op het gezin en de kinderen. Meer gedetailleerde informatie over deze contextbegeleidingen ontbreekt echter in de verslaggeving. Het is duidelijk dat GoiA penhouder is voor de verslaggeving en rapportage en dat informatie vanuit het Zorgbedrijf eerder summier is.

Om de begeleidingen goed te kunnen monitoren wordt er een veelheid aan instrumenten en methodieken gebruikt. Niet allemaal zijn ze even gebruiksvriendelijk om makkelijk toepasbaar/bruikbaar in elke situatie. Toch wil de uitvoerder uitdrukkelijk inzetten op kwalitatieve, goede begeleidingen en vindt monitoring van deze begeleidingen uitermate belangrijk. Tot ze een instrument hebben gevonden dat zowel de verschillende levensdomeinen van de cliënten in kaart brengen, mét de nodige aandacht voor het relationele en de context, zullen alle instrumenten samen gebruikt worden (waar nodig).

Vooral het aantal afrondingen onder de doelwaarde maakt dat dit projectresultaat slechts deels behaald is. Het betreft hier steeds problematische gezinssituaties met een grote complexiteit aan moeilijkheden op verschillende levensdomeinen, waardoor langdurige begeleiding aangewezen is.

Aanklampend, vasthoudend en bekrachtigend werken maken inherent deel uit van de GoiA- methodiek, toch zal ook moeten worden gekeken hoe doorstroom kan blijven bestaan om ook steeds nieuwe gezinnen te kunnen helpen. Het werd immers reeds aangehaald: GoiA werkt voor de wachtlijst met een prioriteiten-systeem waarbij de meest dringende situaties/kwetsbare gezinnen eerst worden geholpen. Andere, minder acute toestanden vallen zo soms uit de boot, maar worden dan in een later stadium mogelijks wel erg problematisch. Vanuit een subsidiariteitsbeginsel is dit niet zo’n ideale oplossing.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de eerste workshop maken de studenten kennis met meerdere tekstgenres (Van Norden 2014), schrijven ze zelf een aantal verschillende korte teksten en ervaren ze het tot

Wanneer het niet mogelijk is voor een arts en/of een farmaceutisch expert om deze in ontvangt te nemen, dan voorzien zij een procedure dat de centrumverantwoordelijke en/of een

Alle aanpassingen aan het geïnspecteerde speeltoestel, aan zijn samenstelling en de manier van samenstellen moeten voorgelegd worden aan TÜV SÜD Benelux en kunnen leiden tot een

Wanneer het niet mogelijk is voor een arts en/of een farmaceutisch expert om deze in ontvangt te nemen, dan voorzien zij een procedure dat de centrumverantwoordelijke en/of

Er is nood aan meer (technisch) personeel voor onder meer het beheer van de infrastructuur en het technisch materiaal, zeker wanneer de opdracht van dit personeel wordt uitgebreid

2) Enkele grondwetsbepalingen staan delegatie niet toe; dan is dus experimenteren bij lager voorschrift niet toegestaan. 3) Is delegatie in concreto mogelijk, dan is, als niet aan

Wanneer gezocht wordt naar meer diepgaande informatie, staat de medewerker van de infotheek klaar om informatie met een extra woord uitleg aan te reiken.. Een infotheek

Als het kabinet de motie als volgt mag lezen dat we een inspanning doen voor eva- cuatie van Afghanen die zichtbaar het Nederlandse belang hebben gediend en voor wie de