• No results found

Windpark Oostzeedijk. Ruimtelijke onderbouwing. Auteurs. Opdrachtgever Windturbinepark Oostzeedijk B.V. Postbus KB Vlissingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Windpark Oostzeedijk. Ruimtelijke onderbouwing. Auteurs. Opdrachtgever Windturbinepark Oostzeedijk B.V. Postbus KB Vlissingen"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oostzeedijk B.V.

Postbus 5054 4380 KB Vlissingen Franz-Lisztplantsoen 220

3533 JG Utrecht 030 – 677 6466

Windpark Oostzeedijk

Ruimtelijke onderbouwing

(2)

Bosch & Van Rijn Franz-Lisztplantsoen 220 3533 JG Utrecht

Tel: 030-677 6466

Mail: info@boschenvanrijn.nl Web: www.boschenvanrijn.nl

© Bosch & Van Rijn 2020

Behoudens hetgeen met de opdrachtgever is overeengekomen, mag in dit rapport vervatte informatie niet aan derden worden bekendgemaakt. Bosch & Van Rijn BV is niet aansprake- lijk voor schade door het gebruik van deze informatie

Windpark Oostzeedijk

Ruimtelijke onderbouwing

Datum

7 augustus 2020

Versie

0.1 Concept

0.2 Verzendversie concept

0.3 Verzendversie herziend concept 0.4 Verzendversie definitief

0.5 Aanpassingen n.a.v. vooroverleg-partners 0.6 Verruiming RD

(3)

Inleiding 2

Inhoudsopgave

INLEIDING 3

1.1 Aanleiding 4

1.2 Omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan 5

1.3 Inspraak en communicatie 5

1.4 Conclusie 7

1.5 Leeswijzer 8

PROJECTBESCHRIJVING 9

2.1 Ligging projectgebied 10

2.2 Bestemmingsplan 10

2.3 Beoogde situatie 11

2.4 Bandbreedte afmetingen windturbines 11

2.5 Autonome ontwikkelingen 12

2.6 M.e.r.(beoordelings)-procedure 13

2.7 Vergunningenprocedure 14

2.8 Coördinatie 14

BELEIDSKADER 16

3.1 Rijksbeleid 17

3.2 Provinciaal beleid 18

3.3 Gemeentelijk beleid 20

3.4 Conclusie 20

SECTORALE TOETSEN 21

4.1 Inleiding 22

4.2 Geluid 22

4.3 Slagschaduw 25

4.4 Ecologie 32

4.5 Externe veiligheid 37

4.6 Landschap 45

4.7 Archeologie en cultuurhistorie 51

4.8 Bodem en water 55

4.9 Overige aspecten 59

4.10 Conclusie toetsen 62

UITVOERBAARHEID 63

TOELICHTING AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING 65

6.1 Toelichting op de aanvraag 66

6.2 Toelichting op het bouwplan 66

BIJLAGEN 71

BIJLAGE 1 AANMELDINGSNOTITIE M.E.R.-BEOORDELING 72

Bijlage AAkoestisch onderzoek 72

Bijlage BSlagschaduwonderzoek 72

Bijlage CNatuurrapport 72

Bijlage D Externe Veiligheidsonderzoek 72

Bijlage ELandschappelijke beoordeling 72

BIJLAGE 2 VVGBDEFENSIE EN RADARONDERZOEK 72

BIJLAGE 3 SITUATIETEKENING 72

BIJLAGE 4 VOOR- EN ZIJAANZICHT WINDTURBINE (BANDBREEDTE) 72 BIJLAGE 5 PRINCIPETEKENING FUNDATIE EN PALENPLAN 72 BIJLAGE 6 MACHTINGSFORMULIER VERGUNNINGAANVRAAG 72

(4)

Inleiding

3

3

Inleiding

(5)

Inleiding

4

4 1.1 Aanleiding

De gezamenlijke provincies hebben in 2013 afspraken gemaakt met het Rijk over de verdeling per provincie van de Rijksdoelstelling van 6.000 MW windenergie op land in 2020. De afspraak van 6.000 MW windenergie op land is tevens inzet van de gezamenlijke provincies in het kader van het door de SER gefaciliteerde Nationaal Energieakkoord. De provincie Zeeland heeft een opgave van 570,5 MW opgesteld vermogen. Het ruimtelijke provinciaal belang ten aanzien van windenergie is opge- nomen in de Omgevingsverordening Zeeland 2018. Voor duurzame energie is een goede ruimtelijke inpassing belangrijk, de provincie kiest hierbij voor concentratie bij grootschalige infrastructurele werken en industrieterreinen. Om concentratie bij deze locaties te bewerkstelligen zijn een aantal concentratielocaties aangewezen, waar de beoogde locatie een van is.

De coöperatie Zeeuwind is voornemens om Windpark Kats II op te schalen. Het voornemen is om de drie bestaande windturbines te windpark Kats II te vervangen met drie nieuwe windturbines. Het nieuwe opgeschaalde windpark zal met de naam Windpark Oostzeedijk gaan. Het projectgebied is gelegen in de provincie Zeeland in gemeente Noord-Beveland. Twee woonkernen zijn gesitueerd in de na- bijheid van het windpark, namelijk Colijnsplaat ten noordwesten en Kats ten zui- den.

Figuur 1 Plangebied Oostzeedijk. Ook woningen zijn weergegeven.

(6)

Inleiding

5

5 1.2 Omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan

De voorgenomen ontwikkeling van 3 windturbines met toebehoren past niet in het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied 2013’. De realisatie van Windpark Oostzeedijk wordt mogelijk gemaakt met behulp van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan ex. artikel 2.1 lid 1 onder c. Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevings- recht (Wabo) moet het besluit tot afwijken van het bestemmingsplan een goede ruimgelijke onderbouwing bevatten. Dit document bevat deze onderbouwing.

De voorkeur gaat uit naar een omgevingsvergunning voor het afwijken van het be- stemmingsplan omdat dit ogenschijnlijk de meest geschikte procedure is. Dit is ge- baseerd op de volgende argumenten:

- Geschiktheid locatie. De windturbines staan gepland op een daarvoor zeer ge- schikte locatie aansluitend bij hoofdinfrastructuur (Zeelandbrug, N256). Boven- dien gaat het om een opschaling van 3 bestaande windturbines. Dit sluit aan bij de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte van provincie Zeeland.

- Eén procedure. Het volgen van één procedure (omgevingsvergunning voor af- wijken, bouwen en milieu) heeft in de communicatie naar belanghebbenden het voordeel dat het een overzichtelijke procedure is.

- Inspraak. Ook in de voorgestelde procedure heeft een ieder de mogelijkheid om inspraak te leveren in de procedure behorende bij de omgevingsvergunning voor afwijken. Dit kan door middel van het indienen van een zienswijze. Tevens is het mogelijk om een beroepsprocedure op te starten.

- Provinciale verordening. Opschaling van de bestaande windturbines met mo- derne nieuwe windturbines is op deze locatie mogelijk conform de provinciale verordening.

Naast afwijken van het bestemmingsplan wordt de omgevingsvergunning ook aan- gevraagd voor de activiteit ‘bouwen’, ‘OBM’ en ‘aanleggen’. In Hoofdstuk 6 wordt een nadere toelichting gegeven op de aanvraag omgevingsvergunning.

Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning is het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Noord-Beveland.

1.3 Inspraak en communicatie

In deze paragraaf worden de mogelijkheden tot participatie en communicatie bij het windpark voor betrokkenen zoals omwonenden toegelicht.

(7)

Inleiding

6

6 1.3.1 Wettelijke inspraak

Na het indienen van de vergunningaanvragen zorgt het bevoegd gezag voor een degelijke beoordeling van de vergunningaanvragen. Gedurende deze periode kun- nen eventuele verzoeken tot aanpassing voortkomen, welke verwerkt dienen te worden voordat het ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd.

Als onderdeel van het proces is wettelijk vooroverleg gevoerd met diverse voor- overleg-partners, zoals de provincie Zeeland, , Waterschap Scheldestromen en Rijk- waterstaat.

Het ontwerpbesluit zal zes weken ter inzage liggen bij de gemeente Noord-Beve- land. Informatie hierover wordt vermeld in de lokale bladen. Iedereen kan een zienswijze indienen over dit ontwerpbesluit gedurende de periode van zes weken dat het besluit ter inzage ligt. De binnengekomen zienswijzen worden door het be- voegd gezag van een beantwoording voorzien. Vervolgens wordt de definitieve ver- gunning voorbereid.

Na publicatie van de definitieve vergunning volgt een beroepstermijn van zes we- ken. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbe- sluit kunnen beroep instellen. De omgevingsvergunning treedt pas in werking na afloop van de beroepstermijn.

1.3.2 Samenvatting reacties vooroverleg-partners en verwerking

De binnengekomen reacties van de vooroverleg zijn samengevat en verwerkt en/of voorzien van een toelichting. Daarnaast zijn tevens de opmerkingen op de aanmel- dingsnotitie m.e.r.-beoordeling verwerkt in de Ruimtelijke Onderbouwing en on- derliggende sectorale onderzoeken.

Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland

De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland heeft een aantal opmerkingen ge- maakt op het Akoestisch onderzoek. De opmerkingen gaan onder andere over het Activiteitenbesluit, turbinekeuze, cumulatie, geluidsniveau woningen en laagfre- quent geluid. De opmerkingen zijn verwerkt en/of voorzien van toelichting. De ge- actualiseerde versie van het Akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage A. Te- vens zijn deze aanpassingen in paragraaf 4.2 verwerkt. Tot slot is de mogelijke uit- breiding van Kingfish Zeeland B.V. als autonome ontwikkeling meegenomen.

Daarnaast heeft de RUD Zeeland een aantal opmerkingen gemaakt op het Externe Veiligheidsonderzoek. Het betreft opmerkingen over beperkt kwetsbare objecten, risicovolle installaties, faalfrequenties en verwijzingen naar het Handboek risicozo- nering. Deze opmerking zijn verwerkt en/of voorzien van toelichting. De geactuali- seerde versie van het Externe Veiligheidsonderzoek is opgenomen in Bijlage D. Te- vens zijn deze aanpassingen in paragraaf 4.5 verwerkt. Tot slot is de mogelijke uit- breiding van Kingfish Zeeland B.V. als autonome ontwikkeling meegenomen.

(8)

Inleiding

7

7 De tekstwijzigingen in de EV-paragraaf omtrent dijkveiligheid zijn tevens in para-

graaf 4.8 verwerkt in het onderdeel water.

Veiligheidsregio Zeeland

De veiligheidsregio Zeeland heeft het project ten aanzien van het aspect externe veiligheid beoordeeld. Uit de beoordeling blijkt dat het plan voldoet aan de veilig- heidseisen- en richtlijnen die gelden ten opzichte van de nabijgelegen objecten en infrastructurele werken. Wel heeft de veiligheidsregio nog een advies uitgebracht over de bereikbaarheid van de windturbines. Dit advies wordt meegenomen en is relevant voor de bouwfase van de windturbines, het heeft echter geen wijzigingen in de Ruimtelijke Onderbouwing tot gevolg.

Provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft geconstateerd dat de paragraaf over Cultuurhistorie ontbreekt. Dit aspect is nu opgenomen in paragraaf 4.7.

Daarnaast heeft de provincie Zeeland een aantal opmerkingen gemaakt op het sec- toraal onderzoek ‘ecologie’ en de bijbehorende natuurtoets. In het kader van de aanvraag Wet natuurbescherming is de natuurtoets reeds gewijzigd. Hier is de slachtofferbepaling uitgebreid uitgeschreven. De aanvraag Wet natuurbescher- ming, ontheffingaanvraag Wnb (soortenbescherming) en vergunningaanvraag Wnb (gebiedsbescherming) zijn inmiddels in behandeling bij de provincie. Eventuele ver- zoeken om aanvullingen zullen in die vergunningstrajecten verder worden uitge- werkt. De uitgevoerde natuurtoets geeft geen aanleiding om te denken dat de ont- heffing/vergunning Wnb niet kan worden verleend. Van belang is om te weten dat er geen sprake is van een PlanMER-plicht, ook niet bij de opstelling van een pas- sende beoordeling. Er is immers geen sprake van een nieuw bestemmingsplan, maar van een omgevingsvergunning voor afwijken. Tot slot zijn de opmerkingen op het sectorale onderzoek ‘ecologie’ in de Ruimtelijke Onderbouwing verwerkt, zie paragraaf 4.4.

1.3.3 Vrijwillige omgevingscommunicatie

Initiatiefnemer heeft het plan voor opschaling van het bestaande Windpark Kats II in het kader van omgevingsmanagement besproken met direct omwonenden en het naastgelegen bedrijf Kingfish. Gelet op de ligging op grote afstand van bebou- wing zijn, anders dan de overlegpartners en de al betrokken bevoegde gezagen in verband met vergunningverlening, geen overige partijen die een rol hebben in het proces.

1.4 Conclusie

In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing is de voorgenomen realisatie van Windpark Oostzeedijk getoetst aan het ruimtelijk beleid en het beleid en de norm- stelling voor de relevante sectorale aspecten. In verband met de omgevingsvergun- ningaanvraag voor o.a. bouwen en milieu is er een Aanmeldingsnotitie m.e.r.-be- oordeling opgesteld.

(9)

Inleiding

8

8 Uit de toetsing blijkt het volgende:

- Het initiatief is in lijn met rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.

- De plannen passen binnen de bestaande ruimtelijke en functionele structuur.

- De diverse omgevingsaspecten staan de uitvoering van het project niet in de weg.

Geconcludeerd wordt dat het project voldoet aan de eisen van een goede ruimte- lijke ordening. Na uitvoering van het project is sprake van een goede ruimtelijke situatie.

1.5 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een beschrijving van het project opgenomen. In Hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader. Vervolgens zijn in Hoofdstuk 4 de sectorale aspecten benoemd die relevant zijn voor het beoogde windpark. Per aspect is een samenvatting van het toetsingskader opgenomen en zijn de resultaten van de toetsing van het project aan het betreffende beleidskader weergegeven. In Hoofdstuk 5 wordt de economi- sche en financiële uitvoerbaarheid van het project onderbouwd.

Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 een nadere toelichting op de omgevingsvergunnings- aanvraag en op het bouwplan gegeven.

(10)

Projectbeschrijving

9

9

Projectbeschrijving

(11)

Projectbeschrijving

10

10 2.1 Ligging projectgebied

Het voornemen bestaat uit de ontwikkeling van drie moderne windturbines in een lijnopstelling. De gebogen noordwest-zuidoost georiënteerde lijn volgt de Oost Zee- dijk te Noord-Beveland. Zie onderstaande figuur voor de situering van de beoogde windturbines.

Figuur 2 Situering beoogde windturbines, Windpark Oostzeedijk

2.2 Bestemmingsplan

Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied 2013’. Binnen het projectgebied gelden de volgende planregels:

- Enkelbestemming ‘agrarisch’

- Enkelbestemming ‘verkeer’

- Enkelbestemming ‘windturbine’

- Dubbelbestemming ‘waarde - archeologie 4’

- Functieaanduiding ‘aquacultuur’

- Gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - windturbine’

- Gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone dijk’

De beoogde windturbinelocaties vallen binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheids- zone – windturbine’ en worden derhalve ‘beschermd’ door deze veiligheidszone.

(12)

Projectbeschrijving

11

11 Voor de gronden met ‘Waarde - Archeologie – 4’, waar een aanlegvergunningplicht geldt, dient in de omgevingsvergunning een voorschrift te worden opgenomen waarmee in voldoende mate is gegarandeerd dat de aanwezige waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving. Dit kan middels een archeologisch onderzoek op basis van de definitieve windturbine en fundatiekeuze of archeologische bouwbegeleiding. Hiervan is sprake bij alle wind- turbinelocaties.

2.3 Beoogde situatie

De beoogde drie windturbines van Windpark Oostzeedijk worden parallel aan de Oost Zeedijk gepositioneerd. De dichtstbijzijnde windturbine staat op circa 6,4 km van Goese Sas .

2.4 Bandbreedte afmetingen windturbines

Omdat de initiatiefnemers zich bij de aanvraag van de vergunning nog niet kunnen vastleggen op een specifiek windturbinetype wordt een omgevingsaanvraag voor- bereid voor de activiteit ‘bouwen’ voor een windturbinetype met algemene ken- merken, waarbij een bandbreedte aangehouden wordt voor de ashoogte en rotor- diameters. Deze bandbreedte, die is weergegeven in Tabel 1, is als bandbreedte genomen voor de milieuonderzoeken. Dat wil zeggen dat de minimale en maximale milieueffecten voor mogelijke windturbines binnen de bandbreedte is onderzocht.

Deze bandbreedte vormt tevens de basis voor de omgevingsvergunningaanvraag voor afwijken van het bestemmingsplan. Deze werkwijze is sinds 2015 gemeengoed geworden bij het aanvragen van vergunningen voor windparken en in diverse uit- spraken van de AbRvS getoetst1.

Voor wat betreft de afmetingen is deze bandbreedte als volgt:

➢ Ashoogte: minimaal 105 meter, maximaal 130 meter;

➢ Rotordiameter: minimaal 130 meter, maximaal 150 meter;

➢ Tiphoogte: minimaal 170 meter, maximaal 200 meter;

Tabel 1 Bandbreedte ashoogte en rotordiameter

Bandbreedte Ashoogte Rotordiameter Tiphoogte Ondergrens (minimaal) 105m 130m 170m Bovengrens (maximaal) 125m

(max. 130m)2

150m 200m

1 Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2011:BT2817 uit 2011 en ECLI:NL:RVS:2019:1947 uit 2019

2 De maximale ashoogte van 130m is alleen mogelijk bij een RD van 140m of minder, de maximale RD (150m) hoort bij een ashoogte van max. 125. Bij de sectorale onderzoeken wordt telkens de band- breedte gehanteerd met het maximale effect.

(13)

Projectbeschrijving

12

12

Figuur 3 Schematische weergave van de bandbreedte uit de vergunningaanvraag

Met deze bandbreedte worden windturbines mogelijk gemaakt die kunnen voldoen aan alle milieueisen en die tevens economisch uitvoerbaar zijn.

NB. Het aantal MW per windturbine heeft geen directe milieueffecten tot gevolg en is daarom niet relevant in de ruimtelijke afweging. Er is daarom geen band- breedte gedefinieerd voor het vermogen van de windturbines.

2.5 Autonome ontwikkelingen

In deze paragraaf worden alle ontwikkelingen beschreven die vergund, maar nog niet gerealiseerd zijn en ontwikkelingen die naar verwachting eerder vergund wor- den dan het Windpark Oostzeedijk.

Nabij de projectlocatie is het bedrijf Kingfish Zeeland gelegen. Dit bedrijf is voorne- mens om de inrichting uit te breiden en de omgevingsvergunnningaanvraag hier- voor is reeds ingediend. Het bedrijfspand heeft op het moment een oppervlak van ca. 7.500 m2. Het pand wordt uitgebreid naar ca. 15.000 m2. In het pand wordt het aantal kweekbassins uitgebreid. De productiecapaciteit neemt toe tot meer dan 2.000 ton vis per jaar. De uitbreiding van de bebouwing is zichtbaar op onder- staande afbeelding.

(14)

Projectbeschrijving

13

13

Figuur 4 Voorgenomen uitbreiding Kingfish Zeeland

De uitbreiding van Kingfish Zeeland wordt in de relevante sectorale toetsing opge- nomen als autonome ontwikkeling.

2.6 M.e.r.(beoordelings)-procedure

Op het besluit waarmee de oprichting, wijziging of uitbreiding van een windturbi- nepark mogelijk wordt gemaakt (categorie D22.2 uit het Besluit m.e.r.) is in begin- sel artikel 2.1 lid onder i Wabo (OBM-vergunningplicht) van toepassing. Dit volgt uit artikel 2.2a lid 1 onder a van het Bor. De OBM vergunningplicht is niet van toe- passing als vrijwillig of volgend uit een m.e.r.-beoordelingsbesluit een m.e.r.-pro- cedure wordt doorlopen (artikel 7.18 Wm).

De wettelijke regeling voor de m.e.r.-beoordeling gaat uit van het principe 'nee, tenzij': een m.e.r.-procedure is alleen nodig als er sprake is van 'belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu'. Op grond van de Wm houdt het bevoegd gezag bij haar besluit rekening met de omstandigheden zoals aangegeven in bijlage III van de EEG- richtlijn milieueffectbeoordeling, te weten:

• Kenmerken van het project;

• Locatie van het project;

• Kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria)

Uit de aanmeldingsnotitie voor de m.e.r.-beoordeling voor Windpark Oostzeedijk volgt dat er geen belangrijke negatieve milieueffecten te verwachten zijn die een volwaardige projectm.e.r.-procedure wenselijk of noodzakelijk maken. Derhalve blijft de OBM vergunningplicht van toepassing. Voor het beoogde Windpark Oost- zeedijk geldt dat de drempelwaarde van 15 MW niet wordt overschreden. Om die reden wordt geldt voor de omgevingsvergunning de zogeheten ‘vormvrije m.e.r.- beoordelingsprocedure’. Het uiteindelijke m.e.r.-beoordelingsbesluit ligt samen met de ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage.

(15)

Projectbeschrijving

14

14 Voor de ruimtelijke onderbouwing ontstaat geen aanleiding om invulling te geven

aan de planm.e.r.-plicht. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (de AMvB) is namelijk bepaald dat een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan in geen geval een plan is als bedoeld in kolom 3 van Onderdeel C en D van dezelfde bijlage.

2.6.1 M.e.r.-beoordelingsplichtig besluit en overige vergunningen

Het m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit waarvoor de m.e.r.-beoordeling wordt uit- gevoerd betreft de omgevingsvergunning voor de activiteiten ‘bouwen’, ‘aanleg- gen’, ‘Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets’ en alle benodigde vergunningen voor de realisatie van het windpark. Voor het project is in ieder geval tevens een ontheffing Wet natuurbescherming en een watervergunning benodigd.

2.7 Vergunningenprocedure

Sinds de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet zijn, op grond van artikel 9f, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, Gedeputeerde Staten bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor windparken met een gezamenlijk opgesteld vermogen tussen 5-100 MW.

De gemeente heeft de provincie verzocht de bevoegdheid bij de gemeente neer te leggen. Gedeputeerde Staten hebben besloten dat artikel 9f, eerste en tweede lid, Elektriciteitswet 1998, niet van toepassing is op Windpark Oostzeedijk binnen de gemeente Noord-Beveland. Hierdoor ligt de bevoegdheid voor het afgeven van een omgevingsvergunning voor het windpark bij het college van gemeente Noord-Be- veland.

Aangezien sprake is van een activiteit die is aangewezen in artikel 3.10 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), moet de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Wabo worden gevolgd. Dat houdt in dat eerst een ontwerp van de omgevingsvergunning met de bijbehorende documenten ter inzage wordt gelegd op basis waarvan eenieder zijn zienswijze naar voren kan brengen. Na de periode van terinzagelegging van het ontwerp van de omgevingsvergunning be- slist het college van burgemeesters en wethouder definitief op de aanvraag waarbij een totale termijn van 6 maanden na ontvangst van de aanvraag wordt aangehou- den. De activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd staan aangegeven in art. 2.1 a, c en i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

2.8 Coördinatie

Gelijktijdig met de besluitvorming over de verklaring van geen bedenkingen heeft de gemeenteraad een coördinatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 3.30 Wro.

(16)

Projectbeschrijving

15

15 In het besluit zijn diverse activiteiten aangewezen waarvoor de vergunning met het besluit onder coördinatie is gebracht. Het gaat om de omgevingsvergunning voor Windturbinepark Oostzeedijk B.V. voor de navolgende activiteiten:

a. de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan (art 2.1 lid 1 sub c);

b. de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (art 2.1 lid 1 sub a);

c. de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) (art 2.1 lid 1 sub i).;

d. de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitvoeren werk of werkzaamheden’

(art 2.1 lid 1 sub b).

(17)

Beleidskader

16

16

Beleidskader

(18)

Beleidskader

17

17 3.1 Rijksbeleid

Om tot een duurzame energiehuishouding te komen heeft het toenmalige ministe- rie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) in het energierapport (2011)3 vastgelegd te willen investeren in duurzame energie. Dit heeft onder an- dere geresulteerd in de doelstelling om in 2020 minstens 6.000 Megawatt (MW) aan windenergie op land te hebben staan.4 In het Nationaal Energieakkoord zijn deze doelen nog eens bevestigd en vastgelegd. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)5 geeft het rijk aan dat de overgang naar duurzame energie om meer ruimte vraagt. Ten behoeve van de besluitvorming over de Structuurvisie Wind op Land6 is tevens een planMER opgesteld. Om te waarborgen dat er in Ne- derland voldoende ruimte wordt gereserveerd voor windenergie, zijn in samenwer- king met de provincies kansrijke gebieden aangewezen voor grootschalige wind- energie. Dat zijn windparken met een totaal opgesteld vermogen van 100 MW of meer. In de provincie Zeeland is in het kader van de SWOL één gebied voor groot- schalige windenergie aangewezen door het rijk, namelijk de Krammersluizen. Dit gebied is reeds ingevuld door de realisatie van Windpark Krammer.

3 Ministerie van EL&I, Energierapport 2011 (2011).

4 Uit de Nationale Energieverkenning 2016 blijkt dat deze doelstelling hoogstwaarschijnlijk niet ge- haald zal worden.

5 Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, 13 maart 2012.

6 Structuurvisie Windenergie op Land, 31-03-2014.

(19)

Beleidskader

18

18

Figuur 5 Gebieden voor grootschalige windenergie, Structuurvisie Wind op Land

Naast de gebieden voor grootschalige windenergie is het echter noodzakelijk dat ook daarbuiten ruimte wordt geboden voor kleinere windturbineparken. Provincies kunnen daarvoor locaties aanwijzen of hebben dit reeds gedaan. In de Structuurvi- sie Wind op Land is in maart 2014 – na overleg met de provincies – voor elke pro- vincie een doelstelling opgenomen voor de hoeveelheid gerealiseerd vermogen in 2020.

3.2 Provinciaal beleid

Windenergie is van groot provinciaal belang. De provincie Zeeland heeft als doel- stelling om in 2020 ten minste 570,5 MW aan windvermogen te hebben opgesteld, daarnaast verwacht zij dat deze doelstelling voor 2030/2050 waarschijnlijk ver- hoogd zal worden. De RES-regio7 Zeeland zet in op een doelstelling om 10,5 PJ duur- zaam elektrisch op te wekken met wind- en zonne-energie in 2030. Zeeland kent al een lange geschiedenis in het ontwikkelen van windenergie en het bestaande be- leid wordt in de RES voortgezet. De strategie is om de reeds benoemde locaties voor windenergie door opschaling, vernieuwing en uitbreiding zo optimaal mogelijk in te vullen. Daarnaast wordt in het Omgevingsplan 2018 ruimte geboden om extra locaties toe te voegen. Tezamen zou dit voldoende moeten zijn om minimaal de benodigde 130 MW (om 700 MW te halen) daadwerkelijk te realiseren.

7 Elke gemeente, provincie en waterschap werkt op dit moment binnen een regio samen met sta- keholders aan een Regionale Energiestrategie (RES).

(20)

Beleidskader

19

19 Omgevingsplan Zeeland 2018

In het nieuwe Omgevingsplan zet het provinciebestuur in op het opwekken van duurzame energie met wind, zon en water in een omvang waarbij in de eigen elek- triciteitsbehoefte van Zeeland kan worden voorzien en zodoende een evenredige bijdrage te leveren aan de landelijke doelstellingen. Hierin zijn kaders voor wind, zon en waterprojecten op hoofdlijnen gesteld.

Voor windenergie voert de provincie een beleid dat zich kenmerkt door concentra- tie van windturbines binnen een aantal locaties. Deze bevinden zich op of bij groot- schalige industrieterreinen en op en bij grootschalige infrastructurele werken. De concentratielocaties voor windturbines zijn op ‘Kaart 7: Duurzame en hernieuw- bare vormen van energie aangegeven’.

Figuur 6 Omgevingsplan Zeeland 2018, Kaart 7: Duurzame en hernieuwbare vormen van energie

(21)

Beleidskader

20

20 Omgevingsverordening Zeeland 2018

In artikel 2.8 is het concentratiebeleid voor windenergie neergelegd. De Provincie wil de ontwikkeling van windenergie stimuleren. Vanuit de gedachte van de kwets- baarheid van het landschap wordt ingezet op concentratie in globaal aangeduide gebieden (locaties). Deze bevinden zich op of bij grootschalige industrieterreinen en op en bij grootschalige infrastructurele werken. Deze aspecten worden van pro- vinciaal belang geacht. Het maatwerk voor de begrenzing en de invulling van deze locaties wordt aan de gemeenten overgelaten. Voor de begrenzing van de wind- energie concentratielocaties is onder andere de volgende locatieaanduiding mede- bepalend:

Toegangswegen Zeelandbrug in de gemeenten Noord-Beveland en Schouwen- Duiveland.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Noord-Beveland 2030

In juli 2019 heeft de gemeente Noord-Beveland haar toekomstvisie voor 2030 op- gesteld. Hierin staat vastgesteld dat binnen de gemeentelijke besparingsstrategie nadruk gelegd zal worden op zonnepanelen op daken en het ‘upgraden’ van be- staande windturbines. Het toevoegen van windturbines in Noord-Beveland wordt niet voorgestaan.

3.4 Conclusie

Het initiatief past in het nationale beleid en draagt bij aan de doelstelling van 6.000 MW op land in 2020 en aan de doelstelling van 35 TWh in de regionale energiestra- tegieën (RES). De locatie past in het provinciaal beleid gezien de invulling van het voor windenergie aangewezen concentratiegebied en de bijdrage aan de doelstel- ling van 570,5 MW opgesteld vermogen in 2020 en de aanvullende 130 MW in 2030. De locatie is tevens in lijn met het gemeentelijk beleid, daar een bestaand windpark wordt opgeschaald.

(22)

Sectorale toetsen

21

21

Sectorale toetsen

(23)

Sectorale toetsen

22

22 4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk vindt de toetsing van het voornemen plaats aan het beleid en de normstelling voor de relevante sectorale aspecten, te weten geluid, slagschaduw, ecologie, externe veiligheid, landschap, archeologie en cultuurhistorie, bodem en water en overige aspecten.

Ter beschrijving van de milieueffecten is een aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoorde- ling opgesteld (Bijlage 1). In deze aanmeldingsnotitie zijn de diverse milieueffecten van de beoogde ontwikkeling onderzocht. De uitkomsten van de onderzoeken be- schrijven het windpark van voorliggende vergunningaanvraag. De conclusies uit on- derstaande paragrafen zijn overgenomen uit de aanmeldingsnotitie.

Bandbreedte

De vergunningaanvraag betreft een bandbreedte. Voor wat betreft de afmetingen van de windturbines is deze bandbreedte als volgt:

Tabel 2 Afmetingen windturbines8

Windturbines Ashoogte Rotordiameter

onder boven onder boven

1 105 125 (130) 130 150

2 105 125 (130) 130 150

3 105 125 (130) 130 150

Vanwege deze bandbreedte staat het windturbinetype nog niet vast. Ten aanzien van de milieueffecten zijn de minimale en maximale effecten (ook wel boven- en ondergrens genoemd) onderzocht en in beeld gebracht. Hiermee hebben belang- hebbenden inzage in de minimale en maximale te verwachten milieueffecten.

4.2 Geluid

4.2.1 Toetsingskader

Windturbines produceren geluid, dat meestal wordt omschreven als suizend of zoe- vend. Er is veel onderzoek gedaan naar windturbinegeluid en de effecten van bloot- stelling aan dit geluid. Op basis van deze onderzoeken zijn relaties bepaald tussen de hinderbeleving en de blootstelling aan geluidniveaus. Dit zijn dosis-effectrelaties waarbij met de mate van blootstelling een bepaalde mate van effect gepaard gaat.

Deze relaties vormen de basis voor de geluidwetgeving in Nederland.

Windturbines vallen onder het Activiteitenbesluit. Volgens dit besluit is de maxi- maal toegestane waarde ter plaatse van geluidsgevoelige objecten9 47 dB Lden en

8 Zoals tevens in hoofdstuk 2 is gesteld zal de bandbreedte met het maximale effect worden behandel per milieuthema.

9 Onder geluidsgevoelige objecten worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven, woonwagens- tandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen. Bron: Wet geluidhinder.

(24)

Sectorale toetsen

23

23 41 dB Lnight. De Lden (Engels: Level day-evening-night) is een maat om de geluidsbe-

lasting door omgevingslawaai uit te drukken. Hierbij wordt de geluidsbelasting die optreedt gedurende de nacht en de avond zwaarder meegewogen dan geluid over- dag. De norm staat beschreven in artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit. Aan deze norm moet worden voldaan op de gevel van een gevoelig gebouw of op de grens van een gevoelig terrein. Dit betreft een gevoelig gebouw zoals bepaald in artikel 1.1 lid 1 van het Activiteitenbesluit.

Wanneer aan de 47 dB Lden norm kan worden voldaan, kan gesteld worden dat in het algemeen ook aan de 41 dB Lnight norm wordt voldaan.

4.2.2 Onderzoek

In het kader van deze ruimtelijke onderbouwing voor de omgevingsvergunningaan- vraag is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 1 bij de aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling). In het akoestisch rapport wordt ingegaan op diverse aspecten zoals de jaargemiddelde geluidsdruk, laagfrequent geluid en cumulatie van geluid.

Aangezien het geluid dat windturbines produceren niet 1-op-1 schaalt met de af- metingen is voor het milieuaspect geluid een tweetal windturbinetypes uitgekozen die:

- Voldoen aan de bandbreedte-eisen voor wat betreft afmetingen.

- Een zo groot mogelijke bandbreedte voor geluid opspannen.

Binnen de bandbreedte blijkt dat de GE 3.4-130 de hoogste gemiddelde geluidse- missie heeft, en de Vestas V136-4,2 de laagste. Om de bandbreedte voor het mili- eueffect geluid op te spannen wordt de stilste windturbine doorgerekend op de laagste ashoogte die binnen de bandbreedte past (105m). De luidste windturbine wordt doorgerekend op de hoogste ashoogte (130m), om zo het maximale effect te bepalen. Zie onderstaande tabel voor de samengevatte gegevens van de twee doorgerekende types::

Tabel 3 Gegevens onder- en bovengrens v.w.b. geluid

Kop Variant Type Rotordiameter Ashoogte LE,den1

m m dB

Onder Vestas V136-4,2MW 136 105 108,0

Boven GE 3.4-130 130 130 110,8

1 LE,den is de jaargemiddelde bronsterkte, berekend volgens de LDEN-methodiek.

In de verdere akoestische beschouwing wordt de Vestas V136-4,2MW aangeduid met ‘ondergrens’ en de GE 3.4-130 met ‘bovengrens’. Onderstaande afbeeldingen tonen de 47 dB Lden-contouren van de onder- en bovengrens. Een 47 dB-Lden con- tour wil zeggen dat de jaargemiddelde geluidsbelasting binnen de contour hoger is dan 47 dB Lden en erbuiten 47 dB of lager.

De wettelijke norm beoordeelt naast het jaargemiddelde geluidsniveau (LDEN) ook het jaargemiddelde nachtelijke geluidsniveau (Lnight). Hiervan zijn geen aparte con- touren getekend; wel is deze waarde voor elke woning berekend en in Bijlage C van het Akoetisch onderzoek weergegeven.

(25)

Sectorale toetsen

24

24 In de praktijk geldt voor woningen buiten de 47 dB Lden-contour vrijwel altijd dat hier ook aan de 41 dB Lnight-voorwaarde wordt voldaan. Uit de berekening volgt dit inderdaad.

Figuur 7 47 dB Lden-contouren van de onder- en bovengrens

Bij zowel de onder- als bovengrens liggen er geen woningen van derden binnen de Lden-47 dB-contour noch binnen de Lnight-41 dB-contour (deze contour is niet weer- geven op bovenstaande figuren, maar wel berekend in het akoestisch rapport, bij- lage A bij de m.e.r.-beoordeling). Uit de rekenresultaten blijkt dat voor de volledige bandbreedte kan worden voldaan aan de Lden-grenswaarde van 47 dB en de Lnight- grenswaarde van 41 dB ter plaatse van omliggende woningen.

In het kader van goede ruimtelijke ordening is tevens gekeken naar geluidscumula- tie. Hiervoor is de cumulatie inzichtelijk gemaakt voor nabijgelegen geluidsbronnen als gevolg van wegverkeer, industrielawaai vanwege Kingfish B.V. (inclusief de uit- breiding) en het bestaande windpark.

Uit de cumulatieberekeningen volgt dat de windturbines op enkele nabijgelegen woningen een toename van de geluidsbelasting veroorzaken. Bij de ondervariant treedt geen verandering van de akoestische kwaliteit op . Bij de bovenvariant ver- slechtert bij sommige woningen de akoestische situatie, maar wordt deze nergens slechter dan ‘matig’. Zie het akoestisch onderzoek voor nadere toelichting op de cumulatieberekening.

(26)

Sectorale toetsen

25

25 4.2.3 Conclusie

Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het windpark voldoet aan de grenswaarden voor geluid uit het Activiteitenbesluit ter plaatse van nabijgelegen woningen. Turbinetypes in dezelfde MW-klasse die niet onderzocht zijn hebben een gelijkwaardige of kleinere geluidemissie waardoor diverse windturbinetypes geplaatst kunnen worden op deze locatie. Aangezien windturbines direct onder het Activiteitenbesluit Milieubeheer vallen en er geen sprake is van bijzondere lokale omstandigheden zijn aanvullende voorschriften omtrent geluid niet nodig. Gecon- cludeerd wordt dat het aspect Geluid de uitvoering van het project niet in de weg staat.

4.3 Slagschaduw

4.3.1 Toetsingskader

De beoogde windturbines vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbe- sluit. Het toetsingskader voor wat betreft het aspect slagschaduw wordt gevormd door de voorschriften die zijn opgenomen in de Activiteitenregeling.

Slagschaduw kan hinder veroorzaken. De flikkerfrequentie, het contrast en de tijds- duur van de blootstelling zijn van invloed op de mate van hinder die kan worden ondervonden. Zoals eerder genoemd valt het windpark binnen de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Het toetsingskader voor wat betreft het aspect slag- schaduw wordt gevormd door de algemene voorschriften die worden gegeven in de Activiteitenregeling milieubeheer.

De artikelen 3.12 en 3.13 van de Activiteitenregeling bevatten voorschriften ter voorkoming van het optreden van hinder door slagschaduw en lichtschittering.

Hierin is opgenomen dat een windturbine moet zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objec- ten voor zover de afstand tot de windturbine minder dan 12x de rotordiameter be- draagt en de schaduw gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten kan optreden.

Om normoverschrijding te voorkomen kan een stilstandvoorziening op de windtur- bine worden aangebracht zoals vermeld in het Activiteitenbesluit. Deze zorgt er- voor dat bij overschrijding van de slagschaduwnorm, de windturbine wordt uitge- schakeld. De voorziening wordt per schaduwgevoelige woning vooraf ingeregeld, aangezien het gaat om specifieke momenten die van te voren bepaald kunnen wor- den afhankelijk van de zonnestand. Daarnaast wordt gemeten of er daadwerkelijk voldoende zon (en dus slagschaduw) is op die momenten.

(27)

Sectorale toetsen

26

26 4.3.2 Onderzoek

In hoofdstuk 3 van het slagschaduwonderzoek is onderzoek uitgevoerd voor de windturbineopstelling (zie bijlage B bij de m.e.r.-beoordeling). De verwachte scha- duwduur ter plaatse van woningen binnen 12x de rotordiameter van de bovengrens van het beoogde windpark is gemodelleerd met behulp van het programma Wind- PRO. Ook dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een tweetal windturbinety- pen waarmee de bandbreedte is opgespannen (zie Tabel 4). Hiermee kan de mini- male en maximale schaduwduur in de omgeving van het windpark worden weerge- geven.

Tabel 4 Gegevens onder- en bovengrens voor wat betreft slagschaduw (in meter)

Kop 1 Variant Type Ashoogte Rotordiameter

Onder Siemens SWT-3.3-130 105 130

Boven Vestas V150-4.2 125 150

NB. De ashoogte is gemaximeerd op 130 meter. Omdat echter de tiphoogte gemaxi- meerd is op 200 meter en een grotere rotordiameter meer effect heeft op de slag- schaduwproductie dan de ashoogte, zijn de bovengenoemde afmetingen aange- houden.

Onderstaande afbeeldingen tonen de 5 uur en 40 minuten per jaar slagschaduw- contour (wettelijke norm) én de 0 uur per jaar slagschaduwcontour van zowel de boven- als ondergrens. Hierbij wordt uitgegaan van een realistische meteorolo- gische situatie. Dit wil dus zeggen dat er binnen de rode lijn jaarlijks meer dan 5 uur en 40 minuten slagschaduw optreedt en er buiten minder. De jaargemiddelde slag- schaduwduur binnen de gele contour is hoger dan 0 uur per jaar en erbuiten afwe- zig.

(28)

Sectorale toetsen

27

27

Figuur 8 De 5:40u en 0u slagschaduwcontouren van de ondergrens van de bandbreedte. Hierbij zijn ook wo- ningen van derden weergegeven.

Figuur 9 De 5:40u en 0u slagschaduwcontouren van de bovengrens van de bandbreedte. Hierbij zijn ook wo- ningen van derden weergegeven.

(29)

Sectorale toetsen

28

28 Er bevinden zich slechts enkele woningen binnen de 5 uur en 40 minuten slagscha-

duwcontouren voor de onder- en bovengrens van de afmetingen. Onderstaande tabel geeft de aantallen en in Bijlage B van het bijbehorende slagschaduwonder- zoek is een lijst van adressen opgenomen van woningen die meer dan 0 minuten slagschaduw per jaar ontvangen.

Tabel 5 Aantal woningen binnen 5:40 uur/ slagschaduwcontour van de opstellingen.

Kop 1 Opstelling Aantal woningen binnen 5:40u contour

Ondergrens 4

Bovengrens 7

Om aan de norm te voldoen mogen woningen niet meer dan 5 uur en 40 minuten slagschaduw per jaar ontvangen. Onderstaande tabel geeft de derving die optreedt bij toepassing van een stilstandregeling ter voorkomen van de overschrijding van een totale schaduwduur van meer dan 5u en 40 minuten op één van de omliggende woningen.

Tabel 6 Stilstand in uren per jaar om normoverschrijding te voorkomen.

Kop 1 Opstelling Stilstand per jaar (uu:mm) Derving (%)

Ondergrens 18:31 0,07%

Bovengrens 29:39 0,12%

Om aan de wettelijke norm voor slagschaduw te voldoen zal een stilstandvoorzie- ning in de turbines moeten worden aangebracht. Voor de bovengrens leidt dit tot een opbrengstverlies van 0,12% en voor de ondergrens van 0,07%. Een dergelijke kleine opbrengstderving brengt rendabele exploitatie van het windpark niet in ge- vaar.

Ter plaatse van het beoogde windpark Oostzeedijk zijn in de huidige situatie de drie windturbines van het op te schalen windpark Kats II operationeel. Het type en de afmetingen van deze turbines zijn weergegeven in onderstaande tabel:

Tabel 7 Gegevens windturbines windpark Kats II (afmetingen in meter).

Kop 1 Windturbinetype Ashoogte Rotordiameter

Vestas V90-3.0 80 90

Om te onderzoeken wat de toename is van de slagschaduwduur op de omliggende woningen ten gevolge van WP Oostzeedijk zijn ook slagschaduwberekeningen uit- gevoerd (en contouren getekend) van het op te schalen WP Kats II. In onderstaande figuur zijn de contouren weergegeven van zowel het huidige WP Kats II als de on- der- en bovengrens van WP Oostzeedijk:

(30)

Sectorale toetsen

29

29

Figuur 10 Slagschaduwcontouren (5:40 uur slagschaduw per jaar) van de huidige windturbines van WP Kats II (zwart), de ondergrens (blauw) en de bovengrens (rood) van WP Oostzeedijk.

Onderstaande tabellen tonen de slagschaduwduur als gevolg van het huidige WP Kats II en het voorgenomen WP Oostzeedijk op nabijgelegen woningen, inclusief de toename als gevolg van de onder- en bovengrens van de windturbines van Oost- zeedijk, wanneer er geen mitigerende maatregelen worden toegepast. Hieruit blijkt dat de toename van de slagschaduwduur t.g.v. de windturbines van Oostzeedijk maximaal 11 uur en 27 minuten bedraagt op een woning. Een volledige lijst met de toename van de slagschaduwduur per adres als gevolg van de onder- en de boven- grens van WP Oostzeedijk, is gegeven in Bijlage C van het bijbehorende slagscha- duwrapport.

Tabel 8 Toename van de slagschaduwduur op omliggende woningen als gevolg van de bovengrens van het beoogde windpark Oostzeedijk t.o.v. de huidige situatie in uu:mm, weergegeven voor de 20 adres- sen met de hoogste toename bij de bovengrens van de bandbreedte.

Adres WP Kats II WP Oostzeedijk Toename slagschaduw

Oost-Zeedijk 10 Colijnsplaat 04:49 16:16 11:27

Noordlangeweg 38 Kats 08:17 15:01 06:44

Molenweg 2b Colijnsplaat 01:50 07:21 05:31

Noordlangeweg 19 Kats 03:52 09:09 05:17

Molenweg 2 Colijnsplaat 01:40 06:56 05:16

Molenweg 2a Colijnsplaat 01:36 06:41 05:05

Noordlangeweg 40 Kats 03:31 07:55 04:24

Havelaarstraat 115 Colijnsplaat 01:24 05:04 03:40

Noordlangeweg 42 Colijnsplaat 00:41 04:09 03:28

Oost-Zeedijk 9a Colijnsplaat 01:20 04:44 03:24

Havelaarstraat 111 Colijnsplaat 01:13 04:33 03:20

(31)

Sectorale toetsen

30

30

Havelaarstraat 109 Colijnsplaat 01:10 04:22 03:12

Havelaarstraat 107 Colijnsplaat 01:05 04:11 03:06

Rozenstraat 42 Colijnsplaat 00:59 03:58 02:59

Havelaarstraat 105 Colijnsplaat 01:03 04:01 02:58

Havelaarstraat 96 Colijnsplaat 01:02 04:00 02:58

Rozenstraat 40 Colijnsplaat 00:59 03:53 02:54

Havelaarstraat 103 Colijnsplaat 00:57 03:49 02:52

Havelaarstraat 94 Colijnsplaat 00:57 03:49 02:52

Rozenstraat 38 Colijnsplaat 00:57 03:49 02:52

Tabel 9 Toename van de slagschaduwduur op omliggende woningen als gevolg van de ondergrens van het beoogde windpark Oostzeedijk t.o.v. de huidige situatie in uu:mm, weergegeven voor de 20 adres- sen met de hoogste toename bij de ondergrens van de bandbreedte.

Adres WP Kats II WP Oostzeedijk Toename slagschaduw

Oost-Zeedijk 10 Colijnsplaat 04:49 11:54 07:05

Noordlangeweg 38 Kats 08:17 14:46 06:29

Noordlangeweg 19 Kats 03:52 07:35 03:43

Noordlangeweg 40 Kats 03:31 06:56 03:25

Molenweg 2b Colijnsplaat 01:50 04:57 03:07

Molenweg 2 Colijnsplaat 01:40 04:39 02:59

Molenweg 2a Colijnsplaat 01:36 04:31 02:55

Oost-Zeedijk 9a Colijnsplaat 01:20 03:30 02:10

Havelaarstraat 115 Colijnsplaat 01:24 03:32 02:08

Havelaarstraat 111 Colijnsplaat 01:13 03:09 01:56

Noordlangeweg 42 Colijnsplaat 00:41 02:36 01:55

Havelaarstraat 109 Colijnsplaat 01:10 03:01 01:51

Havelaarstraat 107 Colijnsplaat 01:05 02:52 01:47

Havelaarstraat 96 Colijnsplaat 01:02 02:46 01:44

Rozenstraat 42 Colijnsplaat 00:59 02:42 01:43

Havelaarstraat 105 Colijnsplaat 01:03 02:44 01:41

Havelaarstraat 94 Colijnsplaat 00:57 02:38 01:41

Havelaarstraat 103 Colijnsplaat 00:57 02:37 01:40

Rozenstraat 40 Colijnsplaat 00:59 02:39 01:40

Rozenstraat 38 Colijnsplaat 00:57 02:35 01:38

Om te komen tot de toename van de jaarlijkse slagschaduwduur die woningen in werkelijkheid zullen ontvangen als gevolg van de opschaling, wordt aangenomen dat voor het bestaande windpark mitigerende maatregelen zijn toegepast om te voldoen aan de norm uit de Activiteitenregeling. Onderstaande tabel geeft de toe- name van de jaarlijks te verwachten slagschaduwduur op omliggende woningen weer als gevolg van de realisatie van WP Oostzeedijk, wanneer de slagschaduwduur per woning per windpark is gemaximeerd op 05:40 per jaar.

Tabel 10 Toename van de slagschaduwduur op omliggende woningen als gevolg van de bovengrens van het beoogde windpark Oostzeedijk t.o.v. de huidige situatie in uu:mm, waarbij de slagschaduwduur per woning per windpark is gemaximeerd op 05:40. Weergegeven voor de 20 adressen met de hoogste toename bij de bovengrens van de bandbreedte.

Adres WP Kats II WP Oostzeedijk Toename slagschaduw

Molenweg 2a Colijnsplaat 01:36 05:40 04:04

Molenweg 2 Colijnsplaat 01:40 05:40 04:00

(32)

Sectorale toetsen

31

31

Molenweg 2b Colijnsplaat 01:50 05:40 03:50

Havelaarstraat 115 Colijnsplaat 01:24 05:04 03:40

Noordlangeweg 42 Colijnsplaat 00:41 04:09 03:28

Oost-Zeedijk 9a Colijnsplaat 01:20 04:44 03:24

Havelaarstraat 111 Colijnsplaat 01:13 04:33 03:20

Havelaarstraat 109 Colijnsplaat 01:10 04:22 03:12

Havelaarstraat 107 Colijnsplaat 01:05 04:11 03:06

Rozenstraat 42 Colijnsplaat 00:59 03:58 02:59

Havelaarstraat 96 Colijnsplaat 01:02 04:00 02:58

Havelaarstraat 105 Colijnsplaat 01:03 04:01 02:58

Rozenstraat 40 Colijnsplaat 00:59 03:53 02:54

Havelaarstraat 94 Colijnsplaat 00:57 03:49 02:52

Havelaarstraat 103 Colijnsplaat 00:57 03:49 02:52

Rozenstraat 38 Colijnsplaat 00:57 03:49 02:52

Rozenstraat 87 Colijnsplaat 00:56 03:47 02:51

Rozenstraat 36 Colijnsplaat 00:57 03:47 02:50

Rozenstraat 85 Colijnsplaat 00:56 03:46 02:50

Rozenstraat 34 Colijnsplaat 00:57 03:47 02:50

Tabel 11 Toename van de slagschaduwduur op omliggende woningen als gevolg van de ondergrens van het beoogde windpark Oostzeedijk t.o.v. de huidige situatie in uu:mm, waarbij de slagschaduwduur per woning per windpark is gemaximeerd op 05:40. Weergegeven voor de 20 adressen met de hoogste toename bij de ondergrens van de bandbreedte.

Adres WP Kats II WP Oostzeedijk Toename slagschaduw

Molenweg 2b Colijnsplaat 01:50 04:57 03:07

Molenweg 2 Colijnsplaat 01:40 04:39 02:59

Molenweg 2a Colijnsplaat 01:36 04:31 02:55

Oost-Zeedijk 9a Colijnsplaat 01:20 03:30 02:10

Noordlangeweg 40 Kats 03:31 05:40 02:09

Havelaarstraat 115 Colijnsplaat 01:24 03:32 02:08

Havelaarstraat 111 Colijnsplaat 01:13 03:09 01:56

Noordlangeweg 42 Colijnsplaat 00:41 02:36 01:55

Havelaarstraat 109 Colijnsplaat 01:10 03:01 01:51

Noordlangeweg 19 Kats 03:52 05:40 01:48

Havelaarstraat 107 Colijnsplaat 01:05 02:52 01:47

Havelaarstraat 96 Colijnsplaat 01:02 02:46 01:44

Rozenstraat 42 Colijnsplaat 00:59 02:42 01:43

Havelaarstraat 105 Colijnsplaat 01:03 02:44 01:41

Havelaarstraat 94 Colijnsplaat 00:57 02:38 01:41

Rozenstraat 40 Colijnsplaat 00:59 02:39 01:40

Havelaarstraat 103 Colijnsplaat 00:57 02:37 01:40

Rozenstraat 38 Colijnsplaat 00:57 02:35 01:38

Rozenstraat 87 Colijnsplaat 00:56 02:34 01:38

Rozenstraat 83 Colijnsplaat 00:55 02:32 01:37

(33)

Sectorale toetsen

32

32 4.3.3 Conclusie

Het initiatief is onderzocht op de te verwachten slagschaduwbelasting op omlig- gende woningen. Voor 7 woningen bij inpassing van de bovengrens en voor 4 wo- ningen bij inpassing van de ondergrens is dit meer dan volgens de Activiteitenrege- ling is toegestaan. Om aan de wettelijke norm voor slagschaduw te voldoen zal een stilstandvoorziening in de turbines moeten worden aangebracht. Voor de boven- grens leidt dit tot een opbrengstderving van 0,12% en voor de ondergrens van 0,07%. Een dergelijke kleine opbrengstderving brengt rendabele exploitatie van het project niet in gevaar. Geconcludeerd wordt dat het aspect Slagschaduw de uitvoe- ring van het project niet in de weg staat.

4.4 Ecologie

Ten behoeve van het aspect ecologie is een ecologisch onderzoek uitgevoerd door Buijs Eco Consult. Het volledige rapport is te vinden in Bijlage C.

4.4.1 Toetsingskader

De Wet natuurbescherming (Wnb) bevat het juridisch kader voor het ecologisch onderzoek. Hoofdstuk 2 van deze wet betreft de regels voor bescherming van de Natura-2000 gebieden. De wet is verder ingedeeld aan de hand van de betreffende Europese richtlijnen. Het ‘beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn’ staat in § 3.1, het ‘beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn’ in § 3.2 en het ‘bescher- mingsregime andere soorten’ in § 3.3. Verder geldt een algemene zorgplicht op ba- sis van art. 1.11 voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationaal natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten.

Gebiedsbescherming

Het onderdeel gebiedsbescherming is gericht op het beschermen en in stand hou- den van bijzondere gebieden in Nederland. Art. 2.7 lid 2 Wnb bepaalt dat voor het realiseren van projecten met mogelijke significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied een vergunning nodig is. De aanvrager van de vergunning dient hier- voor een voortoets of passende beoordeling op te stellen. De Natura 2000-gebie- den hebben dus een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Voor cumulatieve effecten dienen alle activiteiten en plannen te worden betrokken, die op dezelfde instandhoudingsdoel- stellingen voor de Natura 2000-gebieden negatieve effecten kunnen hebben als het eigen project/plan.

Verder is op grond van art. 1.12 gedeputeerde staten verantwoordelijk voor de zorg voor de totstandkoming en instandhouding van het Natuurnetwerk Nederland.

Soortenbescherming

Dit onderdeel is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun na- tuurlijke leefgebied. De Wnb bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking

(34)

Sectorale toetsen

33

33 tot het opzettelijk doden of vangen, en het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplan- tings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.

Per beschermingsregime gelden verschillende verboden. Voor soorten uit de Vo- gelrichtlijn geldt het volgende verbod:

- Opzettelijk doden of vangen;

- Opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, rustplaatsen of eieren;

- Opzettelijk storen van vogels (tenzij dit niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding).

Voor soorten uit de Habitatrichtlijn geldt het volgende verbod:

- Opzettelijk doden of vangen;

- Opzettelijk verstoren;

- Beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen of eieren.

Voor het beschermingsregime andere soorten geldt het volgende:

- Opzettelijk doden of vangen;

- Opzettelijk beschadigen of vernielen van vaste voortplantings- of rustplaat- sen.

Gedeputeerde staten kunnen vrijstelling en ontheffing verlenen van verboden wan- neer er voor een project geen alternatief is, het project nodig is ter bescherming van een specifiek (per regime bepaald) algemeen belang en de maatregelen niet leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort.

Voor de effecten op soorten die zijn beschermd wordt gekeken naar effecten in de aanlegfase en in de gebruiksfase (met name aanvaringsslachtoffers vogels en vleer- muizen). Bij aanvaringsslachtoffers wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de verschillende soorten vliegbewegingen van vogels en vleermuizen in de omgeving van het windpark (slaaptrek, foerageertrek).

4.4.2 Beoordeling

Het volledige natuurrapport is te vinden in Bijlage C.

Gebiedsbescherming

De planlocatie ligt nabij Natura 2000-gebied ‘Oosterschelde’. Op ruimere afstand (> 4 km) van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden: ‘Veerse Meer’ ‘Voor- delta’, ‘Yerseke en Kapelse Moer’, ‘Grevelingen’ en ‘Kop van Schouwen’. De ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden is weergegeven in Figuur 11.

Figuur 11 Beoogde windturbines t.o.v. Natura 2000-gebieden

(35)

Sectorale toetsen

34

34 De opschaling van het Windpark Oostzeedijk door het verwijderen van de drie tur-

bines en het opbouwen van drie nieuwe turbines heeft geen effect op habitattypen waarvoor het Natura 2000-gebied Oosterschelde is aangewezen. Dit geldt tevens voor de overige omliggende Natura-2000 gebieden. Wel is er sprake van een tijde- lijke stikstofdepositie als gevolg van de bouwfase van het beoogde windpark. Ech- ter zal de Kritische Depositiewaarde nergens worden overschreden als gevolg van dit initiatief. Ter volledigheid zal hiervoor wel een vergunning Wnb worden aange- vraagd, zodat de toetsing op dit onderdeel door de provincie Zeeland kan plaats- vinden.

M.b.t. de habitatsoorten zijn mogelijke effecten op enkele zwemmende gewone zeehonden/bruinvissen en aangewezen vissoorten eenvoudig te mitigeren door bij heiwerkzaamheden gebruik te maken van een zogenaamde slow start. Significant negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het nabij gelegen Natura-2000 gebied de Oosterschelde kunnen op voorhand worden uitgesloten.

Ook zijn er veel soorten broedvogels en niet-broedvogels, waarvoor Oosterschelde is aangewezen, waarvoor het optreden van effecten op voorhand kan worden uit- gesloten omdat deze soorten niet of hooguit incidenteel in het plangebied voorko- men.

Voor de broedvogelsoorten bruine kiekendief, bontbekplevier en kleine mantel- meeuw is het totaaleffect van het saneren en opschalen van de drie turbines in Windpark Oostzeedijk klein tot verwaarloosbaar klein. Significant negatieve effec-

(36)

Sectorale toetsen

35

35 ten (inclusief sterfte en verstoring) ten opzichte van de huidige situatie op het be-

halen van de instandhoudingsdoelstellingen van het nabijgelegen Natura 2000-ge- bied Oosterschelde kan met zekerheid worden uitgesloten. Het aanvragen van een vergunning in kader van gebiedsbescherming Wet natuurbescherming is niet nood- zakelijk.

Natuur Netwerk Nederland (NNN)

De geplande windturbines staan buiten het NNN en eveneens niet in de 100 meter afwegingszone, er is dus geen sprake van ruimtebeslag. De afbraak, aanleg en het gebruik van de drie voorgenomen windturbines leidt met zekerheid ook niet tot aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. In de omgeving van het plangebied zijn ook geen overige beschermde gebieden binnen de invloed- sfeer van het plangebied aanwezig.

Soortenbescherming

Het plangebied heeft geen betekenis voor strikt beschermde soorten flora, vissen, amfibieën, reptielen en grondgebonden zoogdieren / zeezoogdieren, ongewervel- den en overige fauna. Het plangebied biedt voor dergelijke beschermde soorten ook geen geschikt leefgebied, danwel komen er algemene beschermde soorten voor waarvoor bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene provinciale vrijstelling geldt. Een ontheffing soortbescherming voor overige beschermde soorten is hier- door niet aan de orde. Het zorgplichtprincipe is uiteraard wel van toepassing.

Ten gevolge van het geluid, de beweging en/of de fysieke aanwezigheid van (draai- ende) windturbines kunnen vogels verstoord worden. Door de verstorende werking is het leefgebied in de directe omgeving van windturbines minder geschikt. Hier- door kunnen vogels een bepaald gebied rond de windturbine verlaten. De versto- ringsafstand verschilt per soort. Ook de mate waarin vogels verstoord worden ver- schilt tussen soorten. Dergelijke effecten zijn met name aangetoond voor rustende vogels, maar ook voor foeragerende watervogels. Omdat in de huidige situatie al drie windturbines aanwezig zijn en in de toekomstige situatie op bijna dezelfde lo- caties opnieuw drie turbines voorzien zijn is geen sprake van additionele verstoring ten opzichte van de huidige situatie.

Het opschalen van de drie windturbines kan leiden tot een totaal aantal aanvarings- slachtoffers van naar schatting maximaal ca. 60 vogels per jaar (alle soorten teza- men in het gemiddelde aantal slachtoffers). Voor lokaal talrijke soorten als kok- meeuw, zilvermeeuw en spreeuw worden de meeste aanvaringsslachtoffers voor- speld. Andere soorten die in zeer grote aantallen passeren tijdens de seizoenstrek (o.a. lijsters) kunnen ook een hoge aanvaringskans hebben. De landelijke populaties van deze soorten bestaan uit vele tienduizenden tot honderdduizenden individuen, waardoor de gunstige staat van instandhouding nooit in het geding zal zijn. Voor alle betrokken soorten gaat het om minder dan 1% van de jaarlijkse natuurlijke sterfte van de relevante populatie. Zeker als saldering van het huidig aantal slacht- offers wordt meegenomen (bij toetsing dient te worden uitgegaan van de toename tussen huidige en toekomstige situatie). Het doden van vogels als gevolg van de exploitatie van windturbines kan door het bevoegd gezag worden beschouwd als een overtreding van verbodsbepalingen genoemd in Wnb art. 3.1 lid 1. Gezien het voorgaande wordt aangeraden aan om voor het opschalen van de drie windturbi-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

de laag waarin de wind door wrijvingskra hten uitgeoefend door het aardoppervlak (land. of water) sterk afneemt met

Wanneer voor geur wordt uitgegaan van een richtafstand van 10 meter, is bij woningen van derden door de drie minicampings geen overmatige hinder te verwachten. 3.1.4

Op basis van het bovenstaande en onder verwijzing naar de bovengenoemde paragrafen kan worden geconcludeerd dat voor het bouwvoornemen dat met dit bestemmingsplan

Gezien de voorgrondbelasting op de bebouwde kom welke lager is dan 0,5 mol kan worden aangenomen dat het bedrijf hier geen substantiële bijdrage aan levert.. In bijlage 6 is de

De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik De voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet niet in een functieverruiming in relatie tot het vigerend

Meer naar het zuiden ligt een meer open agrarische gebied, dat doorkruist wordt door een provinciale weg.. Het originele traject van de Ommelse Bos is afgesloten en middels een

Naar aanleiding van onderhavige ruimtelijke onderbouwing voor het initiatief aan de Dijkstraat 51 te Asten, te weten het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een

Dit is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, zodat de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling niet hoeft te worden doorlopen.. Zoals reeds onder 3.1 is aangegeven, zal ook geen