Montage- en gebruikershandleiding
KWD 25 EC, KWD 35 EC, KWD 45 EC, KWD 55 EC, KWD 70 EC, KWD 85 EC, KWD 100 EC
REMKO serie KWD EC
Koudwater-plafondcassettes met EC-ventilatoren
in het 2-leidingsysteem
Inhoud
Vóór ingebruikname/gebruik van de apparaten moet deze gebruikshandleiding zorgvuldig worden doorgelezen!
Deze Nederlandse gebruiksaanwijzing is een vertaling van de origi- nele Duitse handleiding.
Deze handleiding maakt onderdeel uit van het apparaat en moet altijd in de directe omgeving van de plaats van opstelling, resp. bij het apparaat worden bewaard.
Wijzigingen voorbehouden; geen aansprakelijkheid voor vergissingen
Veiligheidsinstructies 4
Milieubescherming en recycling 4
Transport en verpakking 4
Garantie 5
Beschrijving van het apparaat 5
Systeemopbouw 6
Bediening 7-16
Buiten bedrijf stellen 17
Reiniging en onderhoud 17-18
Verhelpen van storingen en klantenservice 19-20
Montageaanwijzingen voor het vakpersoneel 21
Installatie 22-25
Condensaansluiting 25
Elektrische aansluiting 26
Elektrisch aansluitschema 27
Configuratie, externe regelingen, vrijgavecontact 28-29 Toerentalregeling met externe signaalbesturing 29
Externe omschakeling verwarmen/koelen 30
Intern netwerk 31
Controle op lekkages 32
Vóór de inbedrijfstelling 32
Inbedrijfstelling 32-33
Apparaatafmetingen 33
Technische gegevens 34-37
Apparaatafbeelding 38-39
Onderdelenlijst 38-39
Lees de handleiding voor het eerste gebruik van het apparaat zorgvuldig door. Deze
bevat nuttige tips, instructies alsook waarschuwingen voor de veiligheid van personen en goederen . Het niet opvolgen van de gebruikshandleiding kan gevaar voor personen, het milieu, de installatie en tot het verlies van mogelijke aansprakelijkheid leiden.
■ Bewaar deze gebruikshandleiding in de buurt van het apparaat.
■ De apparaten of componenten mogen niet worden blootgesteld aan mechanische belasting, extreme vochtigheid of extreme zonnestraling.
■ Het plaatsen en installeren van de apparaten en componenten mag alleen gebeuren door vakpersoneel.
■ Het opstellen, aansluiten en gebruik van de apparaten en componenten moet volgens de gebruiks- en bedrijfsomstandigheden uit de gebruikshandleiding en de geldende lokale voorschriften gebeuren.
■ Apparaten voor mobiel gebruik moeten veilig en verticaal op een geschikte ondergrond worden opgesteld. Apparaten voor stationair bedrijf mogen alleen in vast geïnstalleerde toestand worden gebruikt.
■ Ombouwwerkzaamheden of veranderingen aan de door REMKO geleverde apparaten zijn niet toegestaan en kunnen storingen veroorzaken.
■ De apparaten of componenten mogen niet worden gebruikt op locaties met verhoogd risico op beschadigingen. De minimale vrije ruimte moet worden aangehouden.
De elektrische voeding moet
Veiligheidsinstructies
De apparaten worden in een stabiele transportverpakking geleverd. Controleer het apparaat direct bij de levering en noteer eventuele schade of ontbrekende onderdelen op de pakbon en informeer de transporteur en uw leverancier.
Bij klachten achteraf wordt geen garantie verleend.
Transport en verpakking
Milieubescherming en recycling
Afvoeren van de verpakking Alle producten worden voor het transport zorgvuldig verpakt in milieuvriendelijke materialen. Lever een waardevolle bijdrage aan de vermindering van afval en het recyclen van grondstoffen en lever het verpakkingsmateriaal alleen in bij de daarvoor aangewezen inzamelplaatsen.
Afvoeren van de apparaten en componenten
Bij de productie van de apparaten en componenten worden
uitsluitend recyclebare materialen gebruikt.
Draag bij aan de bescherming van het milieu, door er voor te zorgen dat apparaten of componenten (bijv. batterijen) niet in het huisvuil komen maar alleen op milieuvriendelijke wijze volgens de plaatselijk geldende voorschriften, bijv. door een erkend afvalverwerkingsbedrijf en recycling of via een inzamelpunt worden verwerkt.
■ De veiligheid van de apparaten en componenten is alleen gegarandeerd bij het bedoeld gebruik en in volledig gemonteerde toestand. De
veiligheidsvoorzieningen mogen niet worden veranderd of overbrugd.
■ De bediening van apparaten of componenten met zichtbare defecten of beschadigingen is verboden.
■ Alle behuizingonderdelen en openingen in het
apparaat, bijv. luchtinlaat- en luchtuitstroomopeningen, moeten vrij zijn van vreemde voorwerpen, vloeistoffen of gassen.
■ De apparaten en componenten moeten voldoende
veiligheidsafstand hebben ten opzichte van ontvlambare,
explosieve, brandbare, agressieve en vervuilde zones en atmosferen.
■ Het aanraken van bepaalde onderdelen of componenten van de apparaten kan brandwonden of letsel veroorzaken.
■ Installatie-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel; visuele controles en reinigingswerkzaamheden mogen in spanningsloze toestand door de gebruiker worden uitgevoerd.
■ Bij het installeren, het repareren, het onderhouden of het reinigen van de apparaten moeten geschikte maatregelen worden genomen om de van de apparaten uitgaande gevaren voor personen te voorkomen.
■ De apparaten of componenten mogen niet worden blootgesteld aan mechanische belasting, extreme
REMKO serie KWD EC
Garantie
Voorwaarde om eventueel aanspraak op garantie te kunnen maken is, dat de inkoper of zijn afnemer tegelijk met de verkoop en het in gebruik nemen, de bij het apparaat
meegeleverde "Garantieoorkonde"
volledig ingevuld naar REMKO GmbH & Co. KG teruggestuurd heeft.
De garantievoorwaarden zijn opgenomen in de "Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden".
Daarnaast kunnen alleen tussen de bij de overeenkomst betrokken partijen speciale afspraken
worden gemaakt. Neem daarom eerst contact op met uw directe handelspartner.
door het register (vermogen wordt afgegeven) of om het register heen (vermogen wordt niet afgegeven) leidt.
Het apparaat is ontworpen voor plafondmontage binnenshuis (horizontale montage).
Door de nieuwe en zeer robuuste, borstelloze EC-ventilatoren (elektronically commutatet) kunnen de energieverbruiken, met name in het kleine toerentalbereik, aanzienlijk worden gereduceerd en kan het toerental van de ventilator traploos naar wens worden aangepast. Hierdoor is ook een traploze afgifte van het koel- en verwarmingsvermogen mogelijk om een nog constantere temperatuur in de ruimte te kunnen bereiken.
De bediening van het apparaat kan plaatsvinden via een groot aantal regelmogelijkheden of met behulp van een extern aansturingssignaal.
De toepassingen kunnen eenvoudig met een jumper worden ingesteld. De volgende aansturingen zijn mogelijk:
■ Afzonderlijke besturing met behulp van de infrarood afstandsbediening af fabriek, als alternatief bekabelde afstandsbediening (toebehoren) met vijftraps ventilatorbedrijf.
■ Netwerkbesturing tot max. 32 apparaten van alle apparaten binnen een groep middels een REMKO-bus af fabriek met vijftraps ventilatorbedrijf.
■ Netwerkbesturing tot max. 32
apparaten van bepaalde apparaten binnen een groep middels een REMKO-bus af fabriek met vijftraps ventilatorbedrijf.
■ Afzonderlijke besturing met behulp van de bekabelde ruimtetemperatuurregeling (ter plaatse of accessoire) met drietraps ventilatorbedrijf.
■ Groepsbesturing met bekabelde ruimtetemperatuurregeling en schakelrelais (ter plaatse of accessoires) met drietraps ventilatorbedrijf.
■ Afzonderlijke besturing met behulp van een extern 0..5V of 0..10V signaal (bijv. GLT) met traploos ventilatorbedrijf.
■ Modbus-netwerkbesturing met behulp van externe hardware of GLT met traploos ventilatorbedrijf.
Het apparaat bestaat uit een lamellenregister, EC-circulatieventilator, condensopvangbak met condenspomp, extra condensopvangbak voor de klepmodule, swing-lamellen, regeling met infrarood-
afstandsbediening en een mooie, defecte afdekking voor horizontale montage in de systeemplafonds.
De regeling maakt het mogelijk om ook achteraf, middels een jumperinstelling de
luchthoeveelheid te reduceren of te verhogen om te kunnen reageren op gebruiksveranderingen in de ruimte. Er stat een potentiële ingang "Vrijgavecontact" alsook een uitgang "Bedrijfsmodi" en
"Aansturing Koelen/Verwarmen"
ter beschikking.
Als accessoires zijn
ruimtetemperatuurregelingen voor inbouw in het apparaat of op de wand, klepmodule koelen en condenspompen verkrijgbaar.
M
M M
M
Schema mediumcircuit
Aansluiting mediuminlaat 3-weg- klepmodule (Toebehoren)
2-weg- klepmodule (Toebehoren)
Aansluiting mediumuitlaat Circulatieventilator
Register
Beschrijving van het apparaat
Het apparaat (koudwater-afnemer) neemt bij koelbedrijf de warmte op uit de te koelen binnenruimte via het lamellenregister en geeft deze weer af aan het bedrijfsmedium water of een mengsel van water en glycol binnen een gesloten mediumcircuit.
Door de warmte-uitwisseling wordt het medium verwarmd, de uitstromende lucht koelt de ruimte.
Bij verwarmingsbedrijf kan een warm bedrijfsmedium de te verwarmen ruimte verwarmen. Het medium koelt af door de warmte-uitwisseling.
Voor de regeling van het koel- en verwarmingsvermogen wordt een als accessoire verkrijgbare klepmodule gebruikt die het bedrijfsmedium in
Transport en verpakking
Het apparaat is ontworpen voor een 2-leidingsysteem. Het systeem heeft 2 mediumpijpleidingen (leidingen: aanvoer en retour) voor het koelen met koud medium of het verwarmen met warm medium.
Het gecombineerde koel-/
verwarmingsregister in de binnenunit geeft bij koelbedrijf de warmte uit de ruimtelucht af aan het bedrijfsmedium. Een circulatiepomp transporteert het verwarmde medium naar een koudwatermaker, die de warmte onttrekt aan het medium via een verdamper en via een koelcircuit met een condensor
weer afgeeft aan de buitenlucht.
Het afgekoelde bedrijfsmedium wordt opnieuwtoegevoerd aan het mediumcircuit.
Bij 2-leidingsystemen, die voor koelen of verwarmen worden gebruikt, kan het verwarmingsvermogen door een koudwatermaker met warmtepompfunctie of door een verwarmingsketel worden verzorgd en worden toegevoerd aan het circuit. Bij verwarmingsbedrijf kan de binnenunit de warmte van het bedrijfsmedium afgeven aan de ruimtelucht.
Systeemopbouw
Koudwatermakers Systeemopbouw
Mediuminlaat Mediumuitlaat Binnenzone 1
Buiten
Binnenzone 2 Binnenzone 3
Infrarood-afstandsbediening
Infrarood-afstandsbediening Kabelafstandsbediening Koudwater-
afnemer Koudwater-
afnemer Koudwater-
afnemer Condensleiding Condensleiding Condensleiding
Condens-verzamelleiding Bedoeld gebruik
De apparaten dienen afhankelijk van de uitvoering en uitrusting uitsluitend als koudwater-
afnemers voor het afkoelen, resp.
verwarmen van binnenruimtes met het bedrijfsmedium water of een water-glycolmengsel binnen een gesloten mediumcircuit.
Elk ander of verdergaand gebruik geldt als niet
bedoeld gebruik. Voor de hieruit voortvloeiende schade is de fabrikant/leverancier van de machine niet aansprakelijk. Het risico wordt uitsluitend door de gebruiker gedragen.
Tot het bedoeld gebruik behoort ook het opvolgen van de bedienings- en installatie- instructies en het opvolgen van de onderhoudsbepalingen.
REMKO serie KWD EC
Bediening
Het apparaat beschikt over talloze bedieningsmogelijkheden.
Met behulp van de infrarood- afstandsbediening af fabriek of de als accessoire verkrijgbare bekabelde afstandsbediening kunnen tot max. 32 apparaten binnen een REMKO-bus of afzonderlijk worden bediend.
Parallel hierop kan de bediening via een externe regeling met een drietraps ventilatorsnelheid via een als accessoire verkrijgbare ruimtetemperatuurregeling of een regeling ter plaatse (bijv. GLT) worden bediend.
Bovendien is hierbij een externe, nagenoeg traploze aansturing van de ventilatormotor met een externe 0...5V of 0... 10V signaal mogelijk.
Gebruik hiervoor de separate bedieningshandleidingen.
Help mee om in de stand-by- modus op het energieverbruik te besparen! Wordt/worden het apparaat, de installatie of de componenten niet gebruikt, raden wij aan de stroomvoorziening te onderbreken.
Deze aanbeveling geldt niet voor de componenten die voor de veiligheid dienen!
TIP
Afzonderlijke aansturing met drietraps ventilatorbedrijf door externe regeling
Regeling door klant geleverd GBS
Bediening met een extern 0...5/10V signaal en traploos ventilatorbedrijf door externe regeling
0...5/10V signaal
Groepsaansturing met drietraps ventilatorbedrijf door externe regeling
Schakelrelais
Regeling door klant geleverd GBS
Afzonderlijke bediening met vijftraps ventilatorbedrijf via IR- of alternatieve bekabelde afstandsbediening
Aansturing in de REMKO-netwerken met vijftraps
ventilatorbedrijf en groepsbediening op alle slave-apparaten Master
Alternatieve bediening Alternatieve bediening Alternatieve bediening
Slave Slave
Aansturing in de REMKO-netwerken met vijftraps ventilatorbedrijf en afzonderlijke aansturing op bepaalde slave-apparaten
Master
Master
adressering Slave 1 adressering
Slave 2 adressering
Slave Slave
Bediening met standaard infrarood afstandsbediening Het apparaat kan comfortabel bediend worden met de
standaard meegeleverde infrarood afstandsbediening. Een correcte gegevensoverdracht wordt door de binnenunit met een pieptoon bevestigd.
Als het programmeren via de infrarood-afstandsbediening niet mogelijk is, kan de binnenunit ook handmatig worden bediend.
De infrarood afstandsbediening stuurt de geprogrammeerde instelling over een afstand tot 6 m naar de ontvanger van het apparaat (afbeelding 1, pagina 7).
Een storingsvrije ontvangst van de gegevens is alleen mogelijk als de afstandsbediening op de ontvanger wordt gericht en er geen voorwerpen zijn die de overdracht belemmeren.
Eerst moeten de meegeleverde batterijen (2 stuks, type AAA) in de afstandsbediening worden geplaatst.
Trek daarvoor het dekseltje van het batterijvak los en plaats de batterijen.
Let daarbij op de polariteit (zie markering)
Vervang lege batterijen direct door een nieuwe set, omdat anders gevaar bestaat dat ze lek raken. Bij langere buitenbedrijfstelling wordt aanbevolen de batterijen te verwijderen.
AANWIJZING Aanduiding
De indicatie-LED‘s gaan branden overeenkomstig het ingestelde ventilatortoerental.
LED H (rood) = hoog
ventilatortoerental LED M (geel)= gemiddeld
ventilatortoerental LED L (groen)= laag
ventilatortoerental Handbediening
Het apparaat kan handmatig in gebruik worden genomen.
Door indrukken van de toets RESET op het ontvangstdeel van de afdekking wordt de automatische modus geactiveerd. Bij handbediening gelden de volgende instellingen:
Koelbedrijf: 24 °C, Ventilatorsnelheid AUTO Verwarmingsbedrijf: 26 °C, Ventilatorsnelheid AUTO
Door het indrukken van een toets op de infrarood afstandsbediening wordt de handbediening onderbroken.
Ontvangstdeel aan binnenunit Ontvanger voor signalen van de afstandsbediening LED
H LED
M LED
L Toets RESET Handmatig bedrijf
Knipperen de LED´s, is er een storing aan de binnenunit.
LET OP
Help mee om in de stand-by- modus op het energieverbruik te besparen! Wordt/worden het apparaat, de installatie of de componenten niet gebruikt, raden wij aan de stroomvoorziening te onderbreken.
Deze aanbeveling geldt niet voor de componenten die voor de veiligheid dienen!
TIP
REMKO serie KWD EC
Toets "FAN"
Met deze toets wordt het gewenste ventilatortoerental ingesteld. Er zijn 4 niveaus beschikbaar: Automatisch, hoge, midden en lage ventilatorsnelheid.
Toets "TIME-OFF"
Met deze toets wordt het automatisch uitschakelen van de binnenunit geprogrammeerd.
Toets "TIME-ON"
Met deze toets wordt het automatische inschakelen van de binnenunit geprogrammeerd.
Toets "C"
Met deze toets wordt de tijdinstelling geactiveerd.
Toets "R"
Met deze toets wordt de afstandsbediening gereset naar de fabrieksinstellingen.
Toets "NETWORK"
Met deze toets worden de ingestelde gegevens binnen een netwerk aan alle overige apparaten overgedragen.
Toets "SLEEP"
Na het indrukken van deze toets stijgt de theoretische temperatuur in koelbedrijf binnen één uur automatisch 1 °C, bij verwarmingsbedrijf daalt de theoretische temperatuur binnen één uur 1 °C.
Toets "SILENT"
Met deze toets kan een bijzonder laag ventilatortoerental worden ingesteld.
Toets "TURBO"
Met deze toets kan een bijzonder hoog ventilatortoerental worden ingesteld.
Toetsen op de afstandsbediening
Toets "POWER"
Met deze toets neemt u het apparaat in bedrijf.
Toets "TEMP"
Met deze toets wordt de gewenste temperatuur in een bereik van 16 °C tot 30 °C in stappen van 1 °C ingesteld.
Toets "TIME-SET"
Met deze toets wordt de tijd ingesteld.
Toets "MODE"
Met deze toets wordt de bedrijfsmodus geselecteerd. De binnenunit heeft 5 modi:
1. Automatische modus (COOL/HEAT):
In automatische modus wordt de temperatuur constant op de ingestelde streefwaarde gehouden.
2. Koelmodus (COOL):
In de koelmodus wordt de warmere ruimtelucht tot de ingestelde lagere instelwaarde afgekoeld.
3. Ontvochtigingsmodus (DRY):
In deze modus wordt de ruimte hoofdzakelijk ontvochtigd.
4. Circulatieluchtmodus (FAN) In circulatieluchtmodus wordt enkel de lucht omgewenteld. De temperatuur in de ruimte wordt niet geregeld.
5. Verwarmingsmodus (HEAT):
In de verwarmingsmodus wordt de koudere ruimtelucht verwarmd tot de ingestelde warmere temperatuur.
Toets "SWING"
Deze toets activeert de pendelende lamellen voor een betere luchtverdeling in de ruimte en maakt het daarnaast mogelijk de lamellen vast te zetten.
max. 6 m 1 max. afstand 6 m
Toetsen op de afstandsbediening
De overdracht van de instellingen wordt door een symbool op het display aangegeven.
Toetsfuncties
POWER Toets Activeer resp. deactiveer de binnenunit met de POWER-toets.
In het display verschijnen de voor de afschakeling van het toestel geprogrammeerde waarden en instellingen.
POWER
TEMP Toets De toets TEMP maakt de instelling mogelijk van de gewenste ingestelde temperatuur in 1 °C stappen. In de circulatieluchtmodus FAN is deze instelling niet mogelijk.
TEMP TEMP
RESET-Toets Na indrukken van de verzonken toets R met een kleine pen o.i.d, worden alle symbolen op het display weergegeven.
Na ca. 5 seconden knippert alleen de tijd nog.
Na indrukken van de verzonken toets C kan door het aansluitend ingedrukt houden van de toets TIME-SET de tijd ingesteld worden.
Na een succesvolle instelling, de toets C opnieuw indrukken om de tijd op te slaan. Het display knippert niet meer.
R 5 sec. C
TIJD-Toets Na indrukken van de dieper gelegen toets C met een kleine pen o.i.d., knippert de tijdweergave. Door de toets TIME-SET ingedrukt te houden wordt aanvankelijk langzaam en dan steeds sneller de aangegeven uurtijd verzet. Na een succesvolle instelling, de toets C opnieuw indrukken om de tijd op te slaan. Het display knippert niet meer.
TIME-SET
C C
Tijdinstelling
REMKO serie KWD EC
MODE Toets
Druk één keer of meerdere keren op de toets MODE om naar de automatische modus om te schakelen.
In deze modus kiest de regeling, afhankelijk van de temperatuur, zelfstandig de COOL of HEAT modus en houdt de ingestelde
temperatuurwaarde constant. Vooropgesteld dat er voldoende koel- resp.
verwarmingsmedium met voldoende temperatuur ter beschikking staat.
De FAN-instelling moet op AUTO ingesteld worden.
Druk op de toets MODE, als u naar een andere modus wilt omschakelen.
Er zijn 5 modi beschikbaar:
1. COOL/HEAT Automatische modus, automatische keuze van koel- of verwarmingsbedrijf
2. COOL Koelmodus, overwegend zomerwerking
3. DRY Ontvochtigingsmodus, zomer- of winterwerking 4. FAN Circulatiemodus, geen afgifte van koel- of
verwarmingsprestatie
5. HEAT Verwarmingsmodus, overwegend winterwerking
MODE MODE MODE MODE
Modus AUTO
Druk één keer of meerdere keren op de toets MODE om naar de koelmodus om te schakelen. Gebruik deze modus om de ruimtelucht naar de gewenste insteltemperatuur af te koelen.
Stel de gewenste ruimtetemperatuur door het indrukken van de toetsen TEMP / in stappen van 1 °C in. Ligt de ruimtetemperatuur 1 °C boven de gewenste temperatuur en is voldoende koelmedium beschikbaar, begint de binnenunit de kamerlucht af te koelen. Wordt de ingestelde ruimtetemperatuur met ca. 0,5 C° onderschreden, schakelt de regeling de koeling uit.
Modus COOL
MODE KOELBEDRIJF
MODE TEMP KOELEN
of
VERWARMEN
De gewenste temperatuur ligt onder de ruimtetemperatuur De gewenste temperatuur ligt boven de ruimtetemperatuur
Modus DRY Druk één keer of meerder keren op de toets MODE om naar de
ontvochtigingsmodus om te schakelen. Gebruik deze modus om de kamer zonder regeling te ontvochtigen. Na het indrukken van de toets DRY kan de gewenste temperatuur en de lamellenstand gekozen worden. Het instellen van het ventilatortoerental is niet mogelijk.
Met tussenpozen wordt de ventilator uitgeschakeld, om de temperatuur van het koelblok te verlagen. Door de lagere temperatuur komt de lucht bij de koellamellen onder het dauwpunt. Het overtollige vocht in de lucht condenseert op het koelblok en de ruimte wordt ontvochtigd.
MODE ONTVOCHTIGINGSMODUS
Modus FAN Druk één keer of meerdere keren op de toets MODE om naar de circulatiemodus om te schakelen.
In deze modus wordt het apparaat als recirculatieapparaat gebruikt. Er wordt geen koel- of verwarmingscapaciteit afgegeven aan de ruimtelucht.
MODE CIRCULATIEBEDRIJF
Met deze modus kan in de winter de warmtestuwing onder het plafond naar lagere zones van de ruimte worden getransporteerd.
TIP
Modus HEAT
SWING Toets De toets SWING maakt een continue en automatische verticale afstelling van de lamellen mogelijk. In ingeschakelde toestand wordt de gekoelde lucht beter in de kamer verdeeld. Wordt de toets SWING tijdens de pendelbeweging ingedrukt, stoppen de lamellen in stand waarin ze op dat moment staan. Het nogmaals indrukken van de toets start de pendelbeweging weer.
PENDEL PENDEL
Druk één keer of meerdere keren op de toets MODE om naar de
verwarmingsmodus om te schakelen. Gebruik deze modus om de ruimtelucht naar de gewenste insteltemperatuur te verwarmen. Voorwaarde hiervoor is een overeenkomstig aanwezig zijn van warmte in de koudwaterinstallatie.
Stel de gewenste ruimtetemperatuur in door het bedienen van de toets TEMP / in stappen van 1 °C in. Ligt de ruimtetemperatuur onder de gewenste temperatuur, wordt de lokale drie-wegklep geopend. Als voldoende verwarmingsmedium ter beschikking staat, begint de binnenunit hiermee de lucht in de ruimte te verwarmen. Wordt de ingestelde ruimtetemperatuur met ca. 1 °C overschreden, schakelt de regeling de klep uit.
Verwarmingsbedrijf:
Het wordt aanbevolen de insteltemperatuur op maximaal 28 °C in te stellen, de maximale ventilatorsnelheid en de onderste lamellenstand te gebruiken.
TIP Verwarmingsbedrijf:
De ventilator start pas bij het bereiken van een lamellentemperatuur van 38 °C.
AANWIJZING
MODE VERWARMINGS-BEDRIJF
PENDEL PENDEL PENDEL PENDEL
Koelbedrijf:
Het is aan te bevelen, de gewenste temperatuur maximaal 6 °C onder de buitentemperatuur in te stellen, de automatische ventilator-snelheid en de functie Swing te gebruiken.
AANWIJZING
REMKO serie KWD EC
FAN-Toets
SILENT-Toets
TURBO-Toets
Na het indrukken van de toets "FAN" wordt in het display de
ventilatorsnelheid "AUTO" weergegeven. Elke verdere bediening van de toets leidt tot een hogere (H), gemiddelde (M) en lage (L) instelling van de snelheid.
In de instelling AUTO selecteert de regeling zelf het ventilatortoerental.
Hoe verder de gewenste temperatuur van de werkelijke temperatuur is verwijderd, hoe hoger de snelheid is. In alle overige niveaus is een vast toerental ingesteld.
Door het bedienen van de toets "SILENT" wordt het ventilatortoerental extra laag ingesteld en zal het ventilatorpictogram gaan knipperen. Dit niveau wordt gebruikt om bijv. de geluidsemissie te reduceren.
Na het indrukken van de toets "FAN" wordt de SILENT-modus weer uitgeschakeld.
Door het bedienen van de toets "TURBO" wordt het ventilatortoerental extra hoog ingesteld en zal het ventilatorpictogram van niveau H gaan knipperen. Dit niveau wordt gebruikt om bijv. de ruimte sneller te laten afkoelen resp. te verwarmen.
Na het indrukken van de toets "FAN" wordt de TURBO-modus weer uitgeschakeld.
VENTILATOR VENTILATOR VENTILATOR
Automatisch Niveau H Niveau M Niveau L
SILENT
TURBO
VENTILATOR
VENTILATOR Automatisch
Automatisch
Niveau SILENT
Niveau TURBO
TIME Toetsen Inschakeltijd
Uitschakeltijd
De TIME-ON/-OFF toetsen worden gebruikt voor het programmeren van een in- resp. uitschakeltijd, de TIME-SET toets voor het instellen van de tijd.
Door indrukken van de toetsen TIME-ON resp. TIME-OFF, wordt de timer geactiveerd en dooft de tijdsaanduiding. Het timersymbool voor
de in- resp. uitschakeltijd knippert. Door indrukken van de toets TIME-SET wordt de gewenste in- of uitschakeltijd in stappen van 10 minuten ingesteld.
Na het programmeren worden de instellingen doorgegeven aan de binnenunit. Bij de inschakelvertraging door het indrukken van de toets TIME-ON, bij de uitschakelvertraging door het indrukken van de toets TIME-OFF. Het timersymbool knippert niet meer en de binnenunit bevestigt de programmering met een pieptoon.
Wordt de geprogrammeerde tijd bereikt, schakelt het toestel automatisch in resp. uit. Wordt de binnenunit automatisch ingeschakeld, worden de modus, de temperatuur en de ventilatorsnelheid van de laatste instelling geactiveerd.
Het voortijdige wissen van de in- en uitschakeltijd gebeurt door het indrukken van de betreffende TIME-toets of de toets POWER.
TIME-ON TIME-SET TIME-ON
Inschakeltijd
TIME-OFF TIME-SET
Uitschakeltijd
TIME-OFF
Na het indrukken van de toets SLEEP verschijnt het symbool in het display en wordt de kamertemperatuur 30 minuten na het starten van deze functie met 0,5 °C in de koelmodus verhoogd en in de verwarmingsmodus verlaagd.
Na nog eens 30 minuten wordt de kamertemperatuur in de koelmodus met 1 °C verhoogd en in de verwarmingsmodus verlaagd. Na nog één uur wordt de kamertemperatuur bij koelbedrijf constant 2°C boven en in verwarmingsbedrijf onder de aanvankelijke ingestelde temperatuur gehouden. Deze temperatuur wordt constant gehouden. Deze functie wordt door het indrukken van de toets POWER resp. SLEEP beëindigd. Het symbool in het display verdwijnt.
SLAAP SLAAP
KOELBEDRIJF SLEEP Toets
SLAAP SLAAP
VERWARMINGS-BEDRIJF
REMKO serie KWD EC
NETWORK Toets De toets NETWORK maakt de overdracht van de geprogrammeerde instellingen van het MASTER-apparaat (leidend apparaat) mogelijk voor alle in het netwerk aanwezige slave-apparaten (volg apparaat).
Alle apparaten bevestigen de juiste ontvangst van de instellingen door middel van een signaaltoon, de infrarood-afstandsbedieningen nemen de gewijzigde instellingen niet over. Voor de overdracht moet gedurende ten minste 5 seconden de toets worden ingedrukt. Een afzonderlijke bediening van elk apparaat is uitsluitend achteraf mogelijk.
NETWORK
Overdracht van alle apparaten, bevestiging middels signaaltoon min. 5 sec.
Master/Slave gedrag
Bij de installatie van meerdere apparaten bijv. binnen een ruimte kan een hogergelegen apparaat (leidend apparaat = Master) de instellingen van de afstandsbediening van alle ondergeschikte apparaten (volgapparaat
= slave) overnemen. Voor de gegevensoverdracht wordt het volgapparaat middels een busaansluiting (accessoire) verbonden. De bediening van het master-apparaat kan plaatsvinden via een standaard infrarood afstandsbediening of middels een vast geïnstalleerde bekabelde afstandsbediening (accessoire). De verzonden gegevens worden vervolgens via de interne busleiding aan alle overige slave-apparaten verzonden. Het aantal slave-apparaten is beperkt op 31.
00 01 02 03 04 05 31
Master
Adres
Slave
Er zijn twee verschillende netwerkvarianten beschikbaar:
1. Bediening van een groep:
Werking leidend apparaat (master):
Een standaard infrarode of alternatieve bekabelde afstandsbediening van het master-apparaat kan de master- en alle slave-apparaten aanspreken.
Werking volgapparaat (slave):
Een standaard infrarode of alternatieve bekabelde afstandsbediening van het slave-apparaat kan uitsluitend het aangesproken slave-apparaat bedienen.
2. Bediening van een groep of van bepaalde apparaten in een groep:
Werking leidend apparaat (master):
Een als accessoire verkrijgbare bekabelde afstandsbediening van het master-apparaat kan de master-, alle slave-apparaten als groep of apart slave-apparaat afzonderlijk aanspreken.
Werking volgapparaat (slave):
Een als accessoire verkrijgbare bekabelde afstandsbediening van het slave-apparaat kan uitsluitend het aangesloten slave-apparaat aanspreken.
Adres Ruimteaanduiding 00 --> Master
01 0203 04 0506 0708 09 1011 1213 14 1516 17 1819 2021 22 2324 2526 27 2829 3031
De volgende tabel geeft de toewijzing van het telkens geselecteerde adres naar de bijbehorende
ruimteaanduiding. De procedure bij de apparaatadressering kunt u vinden in het hoofdstuk "Configuratie".
Het master-apparaat is voorzien van adres 00. Bovendien moet in acht worden genomen dat er meerdere apparaten aan hetzelfde adres kan zijn toegewezen, om een overeenkomstige apparaatgroep te bedienen.
REMKO serie KWD EC
Aard van de werkzaamheden Controle/onderhoud/inspectie
Inbedrijfstelling Maandelijks Halfjaarlijks Jaarlijks
Algemeen
• •
Ontluchting mediumcircuit
• •
Mediumvulling controleren
• •
Vervuiling lamellenregister
• •
Vervuiling filter
• •
Spanning en stroom controleren
• •
Werking ventilator controleren
• •
Condensafvoer controleren
• •
Isolatie controleren
• •
Reiniging en onderhoud
Het regelmatig verzorgen en onderhouden waarborgen een storingsvrij gebruik en een lange levensduur van het apparaat.
Schoonmaak- en
onderhoudswerkzaamheden mogen alleen gebeuren in spanningsvrije toestand.
LET OP
Verzorging
■ Houd het apparaat vrij van vuil, begroeiing en andere afzettingen.
■ Reinig het apparaat alleen met een vochtige doek. Gebruik geen bijtende, schurende of oplosmiddelen bevattende reinigingsmiddelen. Gebruik geen waterstraal.
■ Reinig vóór een langere
stilstandperiode de lamellen van het apparaat.
Onderhoud
■ We adviseren een
onderhoudsovereenkomst voor een jaarlijkse onderhoudsbeurt met een gespecialiseerd bedrijf.
Reiniging van de afdekking 1. Onderbreek de
stroomvoorziening naar het apparaat.
2. Open het luchtinlaatrooster van de afdekking en klap deze naar beneden.
3. Reinig het rooster en de afdekking met een licht bevochtigde doek.
4. Schakel de stroomvoorziening weer in.
Luchtfilter van de binnenunit Reinig het luchtfilter minimaal om de 2 weken. Verkort deze periode bij sterk verontreinigde lucht.
Met een onderhoudscontract is de bedrijfszekerheid van de installatie altijd gegarandeerd!
TIP
Buiten bedrijf stellen
Tijdelijk buiten bedrijf stellen 1. Laat het apparaat 2 tot 3
uur in circulatiebedrijf of in koelbedrijf met maximale temperatuurinstelling draaien, zodat de restvochtigheid uit het apparaat wordt verwijderd.
2. Neem de installatie met de bediening uit bedrijf.
3. Schakel de stroomvoorziening van het apparaat uit.
4. Controleer het apparaat op zichtbare beschadigingen en reinig het zoals in het hoofdstuk
"Verzorging en onderhoud" is beschreven.
Langdurig buiten bedrijf stellen
Het afvoeren van de apparaten en componenten moet volgens de lokaal geldende voorschriften, bijv. door geautoriseerde
gespecialiseerde bedrijven op het gebied van afvalverwerking en recycling of inzamelpunten, worden uitgevoerd.
De firma REMKO GmbH & Co. KG of haar vertegenwoordigers verwijzen u graag naar een gespecialiseerd bedrijf bij u in de buurt.
Reiniging van de filters 1. Onderbreek de
stroomvoorziening naar het apparaat.
2. Open het luchtinlaatrooster van de afdekking en klap deze naar beneden. Het filter wordt door de aan de zijkant vastgeschroefde strippen in positie gehouden
(afbeelding 2).
3. Kantel het filter en trek deze eruit (afbeelding 3).
4. Reinig het filter met een normale stofzuiger. Draai daarvoor de verontreinigde zijde naar boven
(afbeelding 4).
5. U kunt verontreinigingen ook voorzichtig met
lauwwarm water en een mild reinigingsmiddel verwijderen.
Draai daarvoor de
verontreinigde zijde naar onder (afbeelding 5).
6. Laat het filter bij gebruik van water eerst volledig drogen aan de lucht, voor het weer in het toestel wordt geplaatst.
7. Plaats het filter voorzichtig. Let daarbij op de correcte plaatsing.
8. Sluit de afdekking zoals hierboven beschreven is in omgekeerde volgorde.
9. Schakel de stroomvoorziening weer in.
10. Schakel het apparaat weer in.
Reiniging van de condenspomp
In het apparaat bevindt zich een ingebouwde condenspomp, die het optredende condens naar hoger gelegen aflopen pompt.
De pomp is vrijwel onderhoudsvrij.
Laat toch de condensleidingen regelmatig op vervuiling
controleren en reinig deze indien nodig.
Wordt daarnaast een externe pomp gebruikt, volg dan de verzorgings-
en onderhoudsaanwijzingen in de afzonderlijke gebruiksaanwijzing.
2 Luchtinlaatrooster van de afdekking 3 Filter uitnemen
4 Reinigen met de stofzuiger 5 Reinigen met lauwwarm water
REMKO serie KWD EC
Verhelpen van storingen en klantenservice
De apparaten en componenten worden volgens de modernste methodes gefabriceerd, en meervoudig op feilloze werking gecontroleerd. Ontstaan desondanks toch storingen, controleer dan de werking volgens de onderstaande lijst. Bij systemen voor het koelen of verwarmen via een binnenunit, koudwatermaker of verwarmingsinstallatie moet ook het hoofdstuk "Verhelpen van storingen en klantenservice" in alle
bedieningshandleidingen worden opgevolgd. Als alle controles zijn uitgevoerd en het apparaat nog steeds niet probleemloos werkt, licht dan uw gespecialiseerd bedrijf in!
Functiestoring
Storing Mogelijke oorzaak Controleren Oplossing
Het apparaat start niet of schakelt zelfstandig uit.
Stroomuitval, onderspanning. Werken alle andere elektrische bedrijfsmiddelen?
Spanning controleren en eventueel wachten op herinschakelen.
Netzekering defect.
Hoofdschakelaar uitgeschakeld.
Werken alle lichtinstallaties naar behoren?
Netzekering vervangen.
De hoofdschakelaar inschakelen.
Netvoedingsleiding beschadigd. Werken alle andere elektrische bedrijfsmiddelen?
Laten repareren door een erkend bedrijf.
Wachttijd na het inschakelen te kort. Kon een herstart worden uitgevoerd
na ca. 5 minuten? Langere wachttijden inplannen.
Het gebruikstemperatuurbereik is over- resp. onderschreden.
Werken de ventilatoren van de binnen- en buitenunit?
Letten op temperatuurgebieden van binnen- en buitendeel.
Overspanning door onweer. Zijn er de laatste tijd plaatselijke blikseminslagen geweest?
Uitschakelen netzekering en weer opnieuw inschakelen.
Controle door een gespecialiseerd bedrijf.
Storing van de externe Condenspomp.
Is de pomp zelf door een storing uitgeschakeld?
Pomp controleren eventueel reinigen.
Verwarmingsbedrijf:
Minimumtemperatuur van de warmtewisselaar niet bereikt.
Bevindt zich het apparaat in de verwarmings-/afkoelfase (zie
"Storingsmelding door knipperende code")?
Voorlooptemperatuur controleren resp. heffen.
Het apparaat reageert niet op de afstandsbediening.
Zendafstand te groot/ontvangst gestoord.
Hoort u een pieptoon bij de binnenunit na het indrukken van een toets?
Afstand verminderen tot minder dan 6 m, en van plaats veranderen.
Afstandsbediening defect. Werkt het apparaat in handbediend
bedrijf? Afstandsbediening omruilen.
Ontvangst- resp. zendunit reageert op te sterke zonnestraling.
Werkt het apparaat na het maken van schaduw?
Zend resp. ontvangstdeel in de schaduw brengen.
Elektromagnetische velden storen de overdracht.
Werkt het apparaat weer normaal na uitschakelen van eventuele stoorbronnen?
Geen signaaloverdracht bij gelijktijdige gebruik van storingsbronnen.
Toets afstandsbediening geblokkeerd/
dubbele bediening toetsen.
Verschijnt het "Zend"-symbool op het display?
Toets vrij maken/op maar één toets drukken.
Batterijen afstandsbediening leeg. Zijn nieuwe batterijen geplaatst? Is de
weergave onvolledig? Nieuwe batterijen plaatsen.
De "Storingzoektabel" wordt vervolgd op de volgende pagina!
Storing Mogelijke oorzaak Controleren Oplossing
Het apparaat werkt met verminderde of zonder koel-/
verwarmingscapaciteit.
Klepmodule klemt, werkt niet, is nog niet volledig geactiveerd.
Is spanning aanwezig bij de kleppenkop of is een tijdsduur van 3 minuten na het activeren verstreken?
Ventielkop laten vervangen, resp. de tijdsduur afwachten.
Filter verontreinigd/luchtinlaat-/
uitlaatopening geblokkeerd door
een vreemd voorwerp. Zijn de filters gereinigd? Filters reinigen.
Ramen en deuren geopend/
warmte- resp. koelbelasting is toegenomen.
Is er een bouwkundige/
gebruiksmatige wijziging? Ramen en deuren sluiten/extra installatie plaatsen.
Geen koelbedrijf ingesteld. Verschijnt het koelsymbool op
het display? Instelling van het apparaat corrigeren.
Aanvoertemperatuur tijdens koelbedrijf te hoog.
Is de aanvoertemperatuur ca. + 5 ...+ 10 °C en werkt
de circulatiepomp? Aanvoertemperatuur verlagen.
Aanvoertemperatuur tijdens verwarmingsbedrijf te laag.
Is de aanvoertemperatuur ca. + 24 ...+ 45 °C en werkt
de circulatiepomp? Aanvoertemperatuur verhogen.
Er komt condenswater uit het apparaat
Afvoerbuis reservoir verstopt/
beschadigd. Is een ongehinderde
condensafvoer gewaarborgd? Reinigen van de afvoerleiding en opvangreservoir.
Externe condenspomp resp.
vlotter defect.
Staat de condensopvangbak vol water en werkt de pomp niet?
Pomp laten vervangen door een gespecialiseerd bedrijf.
Er bevindt zich niet afgevoerd condens in de condensleiding.
Is de condensleiding met voldoende verval gelegd en niet verstopt?
De condensleiding met verval leggen resp. reinigen.
Condens kan niet afgevoerd worden.
Zijn de condensleidingen vrij en met verval gelegd?
Werken de condenspomp en de vlotterschakelaar?
De condensleiding met verval leggen resp. reinigen. Defecte vlotterschakelaar resp. de condenspomp vervangen.
Vlotter blijft hangen of klemt door teveel vervuiling.
Knipperen de LED´s van het ontvangstdeel op de binnenunit?
Door een specialistisch bedrijf laten reinigen.
Storingsindicatie door een knipperende code (rood)H M
(geel) L
(groen) Oorzaak Wat te doen?
Aan Ventilator hoge snelheid Normale bedrijfstoestand
Aan Ventilator midden snelheid Normale bedrijfstoestand
Aan Ventilator laag toerental Normale bedrijfstoestand
Knippert Verwarmingsbedrijf: Verwarmingsfase, ventilator niet actief,
warmtewisselaartemperatuur < 28/36 °C (overeenkomstig DIP3, SW5) Ca. 1 minuut wachten Knippert Verwarmingsbedrijf: Afkoelfase ventilator actief (alleen bij configuratie
DIP3, SW7 = ON) Ca. 1 minuut wachten
Aan Knippert Knippert Sensor register defect/aangesproken Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf Knippert Koelbedrijf: Vorstbescherming binnenunit <2 °C gedurende 10 minuten Mediumtemperatuur verhogen
Knippert Aan Sensor warmtewisselaar/vorstbescherming >75 °C Mediumtemperatuur reduceren Knippert Knippert Verwarmingsbedrijf: Oververhittingsbescherming binnenunit Mediumtemperatuur reduceren
Knippert Knippert Circulatieluchttemperatuursensor binnenunit defect/reageert Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf Knippert Knippert Knippert Vlotterschakelaar condenspomp defect/aangesproken Contact opnemen met gespecialiseerd bedrijf
REMKO serie KWD EC
Montageaanwijzingen voor het vakpersoneel
Belangrijke aanwijzingen voor het installeren
■ Voor het installeren van de totale installatie moeten de gebruikshandleidingen van de binnenunit en de koudwatermaker, resp.
verwarmingsinstallatie worden opgevolgd.
■ De binnenunits en koudwatermaker werken zelfstandig. Een tussenliggende verbindingsleiding is niet noodzakelijk.
■ Breng het apparaat in de originele verpakking zo dicht mogelijk bij de montagelocatie.
Zo vermijdt u transportschade.
■ Controleer de inhoud van de verpakking op volledigheid en het apparaat op zichtbare transportschade.
Meld eventuele schade
onmiddellijk aan uw leverancier en de transporteur.
■ Kies een montagelocatie, waar een vrije luchtinlaat en -uitlaat is gewaarborgd.
(Zie de paragraaf "Minimale vrije ruimte").
■ Installeer het apparaat niet in de onmiddellijke nabijheid van apparaten met een sterke warmtestraling.
De montage in de buurt van warmtebronnen vermindert de capaciteit van het apparaat.
■ Hef het toestel aan de hoeken en niet aan de medium- of condensaansluitingen.
■ De mediumaansluitleidingen, kleppen en verbindingen moeten dampdiffusiedicht worden geïsoleerd. Eventueel moet ook de condensleiding worden geïsoleerd.
Bij installaties met gecombineerd koel- en verwarmingsbedrijf moeten de eisen van de actuele energiebesparingsverordening (en EV) worden opgevolgd.
■ Open leidingen tegen het binnendringen van vuil afdichten en nooit leidingen knikken of indrukken.
■ Voorkom onnodige buigingen.
Zo reduceert u het drukverlies in de leidingen.
■ Voer alle elektrische aansluitingen uit volgens de geldende DIN- en VDE- bepalingen.
■ Bevestig de elektrische leidingen altijd stevig in de klemmen (anders kan brand ontstaan).
■ Voor
onderhoudswerkzaamheden aan de schakelkast resp.
aan de klepmodule moeten in het systeemplafond revisieopeningen worden voorzien.
■ Eventuele ventilatiekanalen resp.
-buizen voor het aansluiten van een tweede ruimte resp.
een aansluiting voor frisse lucht, moeten evenals de aansluitdelen worden voorzien van dampdiffusiedichte warmte- isolatie.
■ Monteer de klepmodule of andere aanbouwdelen pas nadat de binnenunit geïnstalleerd is.
Keuze van de installatielocatie Het apparaat is ontworpen voor een montage in horizontale systeemplafonds met Euroraster- afmetingen. Deze kan echter ook worden gebruikt voor systeemplafonds met andere afmetingen.
Houd rekening met de
montagehoogte van de apparaten.
Minimale vrije ruimte De minimale vrije ruimte is enerzijds nodig voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden in het verlaagde plafond en anderzijds voor de optimale luchtverdeling van de afdekking.
Montagemateriaal Het apparaat moet met 4 draadstangen ter plaatse worden bevestigd.
Om de installatie volledig te kunnen uitvoeren, zijn overeenkomstige pluggen, trapezium plaatophanger, profielstaal, klemmen voor
medium- en condensleidingen (resp. kabelgoten) en
aansluitnippels voor de condensleiding nodig.
Minimale vrije ruimte
Afmetingen in mm
300 300
300 300
300 KWD 25 EC tot KWD 55 EC
KWD 70 EC tot KWD 100 EC
300
300
300 300
300
Als het apparaat in de bedrijfsmodus Verwarmen wordt gebruikt, mag een max.
montagehoogte van 2,7 m niet worden overschreden, en moet evt.
een bekabelde afstandsbediening worden gebruikt.
AANWIJZING
Installatie
Installeren van het apparaat De binnenunit wordt aan vier draadstangen met de afdekking naar beneden, rekening houdend met het afdekrooster en eventuele inbouwonderdelen, geïnstalleerd.
1. Markeer op basis van de afmetingen van de ingezette plafondcassette, de bevestigingspunten voor de draadstangen aan statisch geschikte delen van het gebouw boven het systeemplafond.
2. dienen een tweede kamer- en frisse luchtaansluitingen ingebouwd te worden, dienen de vereiste aansluitingssteunen voor de toestelmontage aangebouwd te worden.
Zie paragraaf Aansluiten tweede ruimte en toevoer frisse lucht.
3. Zet het apparaat in de draadstangen en breng het toestel via de onderste moer in een horizontale positie (afbeelding 6).
Enkel zo is de afloop van het condenswater in de opvangkuip gewaarborgd.
4. Houd daarbij de afstand maat A, die in de tabel is aangegeven, tussen onderzijde van de ophanging en de onderzijde van de bevestiging aan (afbeelding 7).
5. Sluit, zoals verder beschreven, de koudemiddelleidingen, elektrische leidingen en condensleiding aan op de binnenunit.
6. Controleer nogmaals of het apparaat waterpas hangt.
7. Haal afsluitend de contramoer aan en monteer de afdekking.
Het installeren mag alleen door geautoriseerd vakpersoneel worden uitgevoerd.
LET OP
Afmetingen in mm
25 EC- KWD 55 EC
70 EC- KWD 100 EC
Afstand A 35 35
Afstand B 25 25
Apparaatop-
hanging 615 x 280 615 x 810 6 Apparaat inhangen
Aansluiting van de mediumleidingen
■ De aansluiting van de leidingen gebeurt bij de KWD 25 EC-55EC aan een afgeschuinde zijde van het apparaat en bij de KWD 70 EC-100 EC in het midden van de langste zijde.
■ Voor servicedoeleinden moeten de aansluitingen worden voorzien van afsluiters en de volumestroom moet worden ingesteld met strangregelkleppen.
■ Op het hoogste punt van de installatie moeten extra automatische
ontluchtingsventielen worden voorzien.
■ De mediumleidingen mogen geen statische belastingen uitoefenen op het apparaat.
■ De aangesloten leidingen mogen geen thermische of mechanische belasting veroorzaken bij het apparaat.
Evt. leiding koelen, resp. met
615
Afmetingen in mm Apparaatophanging
KWD 70 EC-100 EC KWD 25 EC-55 EC
280
615
810
7 Apparaat bevestigen
Maat A Maat B
Maat B Maat A
REMKO serie KWD EC
Benodigde
installatiecomponenten Klepmodule (accessoire)
Bij 2-leidingsystemen wordt koud of warm medium door het register in het apparaat geleid en kan koude, resp. warme lucht worden afgegeven. De regeling gebeurt via de 3-wegklepmodule. Deze bestaat uit een elektrisch bediende kleppenkop en het kleppenblok.
Wordt de kop elektrisch
geactiveerd, wordt het blok bediend dat het medium in het register leidt. Is de temperatuur bereikt, wordt de kop uitgeschakeld en stroomt het medium om het register heen naar de bypass. De bypass dient voor het waarborgen van de minimale volumestroom voor de koudwatermaker.
De tijdsduur tussen het volle- dig openen resp. sluiten kan ca.
drie minuten zijn.
AANWIJZING
Strangregelkleppen
Met door de klant te leveren strangregelkleppen worden de binnen het leidingontwerp berekende individuele drukverliezen voor elk individueel apparaat aangepast aan de totale installatie. Door het drukverlies worden de nominale volumestromen van het medium aangepast aan de noodzakelijke waarden.
Vorstbeveiliging (accessoire) Doorgaans wordt in een koudwaterinstallatie een water- glycolmengsel gebruikt. Afhankelijk van het gebruikte glycoltype en de -hoeveelheid wijzigt de viscositeit hiervan, het drukverlies neemt toe en het afgegeven koel-,
Membraanexpansievat
Om drukschommelingen bij stilstand door temperatuurschommelingen te voorkomen moeten
membraanexpansievaten met stikstofvulling (vochtneutraal) worden opgenomen in de installatie.
In de stikstofvulling kan geen vocht condenseren.
AANWIJZING
Veiligheidsklep
Veiligheidsventielen begrenzen een te hoge werkdruk door een te grote opwarming of overvulling van het bedrijfsmedium. Voor de uitlaat van het ventiel is een afvoer naar een afvoerleiding noodzakelijk. Bij het gebruik van glycol moeten de lokale milieuvoorschriften worden opgevolgd.
Automatische ontluchtingsventielen Het apparaat heeft één, resp. twee handmatige ontluchtingsventielen bij het spruitstuk van het register.
Na het vullen van de installatie kan het apparaat hier afzonderlijk worden ontlucht.
Bovendien moeten automatische ontluchtingsventielen in het hoogste punt in de verzamelleiding worden gemonteerd.
Bij het afvoeren moeten de productvereisten van het gebruikte glycol in acht worden genomen.
LET OP
Bij het gebruik van glycolhoudende media zijn glycolbestendige ontluchtingsventielen noodzakelijk.
LET OP
Condensopvangbak (standaarduitrusting)
In de leveringsomvang bevindt zich een condensopvangbak voor montage aan de zijkant van het apparaat in het systeemplafond.
Deze is nodig voor het opvangen van het ontstane condensaat bij een klepmodulegroep of een ter plaatse aangebrachte klep.
Achteraf moet het verval en de juiste werking worden gecontroleerd.
resp. verwarmingsvermogen van het apparaat neemt af.
Alle installatiecomponenten moeten zijn vrijgegeven voor het gebruik met glycol.
Aansluiting
tweede ruimte en frisse lucht Het apparaat is voorbereid voor de koeling van een tweede ruimte en onafhankelijk daarvan, voor de invoer van frisse lucht.
Aansluiting tweede ruimte en frisse lucht KWD 25 EC-55 EC
Frisse luchtaan- sluiting
Aansluiting tweede ruimte Afsluit-
klep
Aanvullende condensopvangbak Klepblok
Kleppenkop Handmatige ontluchting Handmatige ontluchting
Handmatige lediging
Er mogen slechts een enkele aansluiting voor frisse lucht en een tweede ruimte worden gebruikt!
LET OP
8 Uitstansing verwijderen
9 Isolatie verwijderen
10 Opening doorbreken
11 Steun monteren
Aansluiting tweede ruimte en frisse lucht KWD 70 EC-100 EC
Aansluiting tweede ruimte Frisse luchtaansluiting
Montage-instructie Voor montage van de aansluitingen voor frisse luchtaansluiting en een tweede ruimte, gaat u als volgt te werk:
1. Let er op, dat de lamellen zich direct achter de te verwijderen opening bevinden en deze in geen geval beschadigd mogen worden (afbeelding 8).
2. Verwijder voorzichtig de isolatie achter de opening (afbeelding 9).
3. Breek nu de overeenkomstige opening door (afbeelding 10).
4. Hou de verluchtingsbuis zo kort mogelijk en plaats deze met zo weinig mogelijk buigingen.
5. Let er op, dat de bandkraag, schroeven, flex-/spirobuis en isolatiemiddelen ter plaatse moeten worden aangebracht.
De genoemde delen zijn in de vakhandel verkrijgbaar (afbeelding 11).
Aansluiting tweede ruimte
Het apparaat biedt de mogelijkheid via een luchtkanaal een tweede ruimte, met bijv. een systeemplafond, mee te koelen. Daarvoor moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
■ Let op de lokale voorschriften voor de luchtbehandeling.
■ Voor de aansluiting op de tweede ruimte moet een bandkraag van 100 mm worden gemonteerd.
■ De koelcapaciteit van de binnenunit moet voldoende zijn voor de koeling van beide ruimten.
■ Tussen de beide ruimten moet een opening worden gecreëerd, waardoor een luchtcirculatie tussen de beide ruimten mogelijk
Frisse luchtaansluiting
De mogelijkheid bestaat om met het apparaat ook frisse lucht (buitenlucht) aan te zuigen, in aanvulling op de omgevingslucht en de temperatuur hiervan te regelen. Deze variant wordt bij voorkeur gebruikt in ruimten waarin de lucht snel wordt verbruikt.
■ Let op de lokale voorschriften voor de luchtbehandeling.
■ Voor de frisse luchtaansluiting dient een bandkraag NW 100 mm gemonteerd te worden (pagina 22, afbeelding 13).
■ Het aandeel frisse lucht mag niet meer bedragen dan 10% van de nominale luchtvolumestroom van het apparaat. De toevoer van frisse lucht moet gebeuren door gebruik van een extra, toerentalgeregelde ventilator.
■ Om het binnendringen van regenwater te verhinderen, mag de lucht aan de buitenluchtinlaat met een snelheid van maximaal 2,5 m/s via een stoffilter aangezogen worden.
■ Voor de aansluiting van de ventilator is een ter plaatse, afzonderlijk te beveiligen
■ De kanaallengte mag niet groter zijn dan 7 m (pagina 22, afbeelding 12).
■ Om het transport van de lucht naar de tweede ruimte te waarborgen, moeten 1 resp. 2 van de 4 uitstroomopeningen van de afdekking afgesloten worden.
Plak daarvoor een zwarte, enkelzijdig plakkende stofstrook over de af te sluiten openingen.
De strook moet duurzaam bestand zijn tegen de belasting door de luchtstroom.
REMKO serie KWD EC
13 Frisse luchtaansluiting
Buiten- luchtin- laat
Binnen Buiten
Condensaansluiting
max. 7 m
Tweede ruimte Hoofdruimte
12 Aansluiting tweede ruimte
Door de dauwpuntonderschrijding bij het register ontstaat condens tijdens koelbedrijf.
Onder het koelblok bevindt zich een opvangbak met seriematige condenspomp en vlotterschakelaar.
Als de vlotterschakelaar op basis van een gebrekkige afvoer van de condens een veiligheidsuitschakeling veroorzaakt, schakelt de pomp direct in en loopt deze nog ca. drie minuten na.
■ De in het gebouw gemonteerde condensleiding moet verlegd worden met een verval van minimaal 2%. Monteer eventueel dampdiffusiedichte isolatie.
■ Bevindt het niveau van de condensleiding op het apparaat zich boven de apparaatuitlaat, moet de leiding direct verticaal naar boven en daarna met verval naar de afvoer te worden.
■ De condensleiding van het apparaat vrij invoeren in de afvoerleiding. Ingeval condens in een afwaterleiding gevoerd wordt, voorzie een sifon als geurafsluiting.
■ Bij gebruik van het apparaat bij een buitentemperatuur van minder dan 0 °C moet worden gelet op een vorstvrije plaatsing van de condensafvoer.
Monteer eventueel een lintverwarming langs de leiding.
■ Na het verleggen controleren op een vrije afvoer van het condens en zorgen voor een permanente lekdichtheid.
De maximale afvoercapaciteit van de condensaatpomp bedraagt 1000 mmWS. Door andere invloeden, zoals bijv.
tegendruk aan luchtzijde, vervuiling of slijtage, kan er een capaciteitsvermindering ontstaan. Om een veilige functie te garanderen, raden wij aan om de maximale afvoerhoogte van 800 mm niet te overschrijden!
LET OP
16-20 mm min. 2% verval, vrije inloop Ver liggende stijgleiding Te grote/kleine condensleiding
Geen verval/stijgingen Geen vrije afvoer, tegendruk aan de luchtzijde
Condensaansluiting - fout! Condensaansluiting - goed!
Transportver- mogen max.
1000 mmWS, Aanbevolen:
max. 800 mm hoogteverschil
max. 100 mm
Elektrische aansluiting
■ We adviseren ter plaatse een hoofd-/reparatieschakelaar te installeren in de buurt van de binnenunit.
■ De stroomvoorziening gebeurt bij de binnenunit, een stuurleiding naar de koudwatergenerator is niet noodzakelijk.
■ Wordt bij het apparaat een als accessoire verkrijgbare condenspomp gebruikt, kan het uitschakelcontact van de pomp de stroomvoorziening of de klep uitschakelen.
■ De klemmenstrook bevindt zich in het apparaat. Na het openen van de afdekking is deze toegankelijk.
Voor het aansluiten, gaat u als volgt te werk:
1. Open de afdekking van de schakelkast, door de bevestigingsschroeven te verwijderen en de afdekking te verwijderen.
2. De spanningsvrije leiding door de beschermring invoeren in de schakelkast en de leiding vastzetten in de trekontlasting.
3. Sluit daarna de leiding aan volgens het aansluitschema.
4. Verbind de elektrische stekkers van de afdekking met de betreffende contrastekkers in de cassette. Verwisseling is niet mogelijk.
5. Configureer het apparaat overeenkomstig het gebruik met behulp van de schakelblokken en klemaansluitingen.
6. Monteer alle gedemonteerde onderdelen.
Het elektrische installeren moet gebeuren door een gespeciali- seerd bedrijf. De montage van de elektrische aansluiting moet spanningsloos gebeuren.
! LET OP Schakelkastafdekking
KWD 25 EC t/m 100 EC Controleer of alle elektrische
stekker- en klemverbindin- gen goed vastzitten en goed contact maken, eventueel aandraaien.
! LET OP
Schakelkast KWD 25 EC t/m 100 EC
Meettemperatuur
°C Sensor-
weerstandswaarde
-20 37,4 kΩ
-15 29,0 kΩ
-10 22,7 kΩ
-5 17,9 kΩ
0 14,2 kΩ
+5 11,4 Ω
+10 9,1 kΩ
+15 7,4 kΩ
+20 6,1 kΩ
+25 5,0 kΩ
+30 4,1 kΩ
+35 3,4 kΩ
+40 2,9 kΩ
+45 2,4 kΩ
+50 2,0 kΩ
+55 1,7 kΩ
+60 1,5 kΩ
+65 1,3 kΩ
REMKO serie KWD EC
Elektrisch aansluitschema
KWD 25 EC t/m 100 EC
Kleurcodes Wt=wit Gn =groen Ye =geel Pk =paars Gn/Ye =groen/geel Bl=blauw Bn =bruin Bk =zwart Gr =grijs Vi =violet Or=oranje Rd=rood
Alarm (N)
Ventil 1 (N) Ventil 2 (N)Ventil 1 (L) Ventil 2 (L) Alarm (L)
Com Auto High Medium Low
Nicht verwendet
KHCom 9
2 1
4 3
5
6
7
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Legenda 1:Stroomvoorziening 2:externe regelspanning 0-5V/0-10V 3:extern vrijgavecontact 4:externe aansturing toerentalniveaus 5:Verzamelstroommelding 230V (NO) 6:Aansluiting 230V klep (verwarmen 4-L) 7:Aansluiting 230V klep koelen/verwarmen (koelen 4-L) 8:externe omschakeling koelen verwarmen 9:Fabrieksconfiguratie 10: Netwerkconfiguratie 11: Functieconfiguratie12: Intern netwerk Lcom 13: IR-ontvanger plaat 14: Sensor luchtcirculatie 15: Sensor vorstbeveiliging 16: Kabelafstandsbediening (accessoire) 17: Pendelmotor 1-4 18: Swingmotor 5-6 (alleen KWD 70-100 EC) 19: Ventilatormotor 20: Ventilatormotor (alleen KWD 70-100 EC) 21: interne vlotterschakelaar 22: interne condenspomp