• No results found

REMKO serie KWD EC

In document Montage- en gebruikershandleiding (pagina 22-26)

Benodigde

installatiecomponenten Klepmodule (accessoire)

Bij 2-leidingsystemen wordt koud of warm medium door het register in het apparaat geleid en kan koude, resp. warme lucht worden afgegeven. De regeling gebeurt via de 3-wegklepmodule. Deze bestaat uit een elektrisch bediende kleppenkop en het kleppenblok.

Wordt de kop elektrisch

geactiveerd, wordt het blok bediend dat het medium in het register leidt. Is de temperatuur bereikt, wordt de kop uitgeschakeld en stroomt het medium om het register heen naar de bypass. De bypass dient voor het waarborgen van de minimale volumestroom voor de koudwatermaker.

De tijdsduur tussen het volle-dig openen resp. sluiten kan ca.

drie minuten zijn.

AANWIJZING

Strangregelkleppen

Met door de klant te leveren strangregelkleppen worden de binnen het leidingontwerp berekende individuele drukverliezen voor elk individueel apparaat aangepast aan de totale installatie. Door het drukverlies worden de nominale volumestromen van het medium aangepast aan de noodzakelijke waarden.

Vorstbeveiliging (accessoire) Doorgaans wordt in een koudwaterinstallatie een water-glycolmengsel gebruikt. Afhankelijk van het gebruikte glycoltype en de -hoeveelheid wijzigt de viscositeit hiervan, het drukverlies neemt toe en het afgegeven koel-,

Membraanexpansievat

Om drukschommelingen bij stilstand door temperatuurschommelingen te voorkomen moeten

membraanexpansievaten met stikstofvulling (vochtneutraal) worden opgenomen in de installatie.

In de stikstofvulling kan geen vocht condenseren.

AANWIJZING

Veiligheidsklep

Veiligheidsventielen begrenzen een te hoge werkdruk door een te grote opwarming of overvulling van het bedrijfsmedium. Voor de uitlaat van het ventiel is een afvoer naar een afvoerleiding noodzakelijk. Bij het gebruik van glycol moeten de lokale milieuvoorschriften worden opgevolgd.

Automatische ontluchtingsventielen Het apparaat heeft één, resp. twee handmatige ontluchtingsventielen bij het spruitstuk van het register.

Na het vullen van de installatie kan het apparaat hier afzonderlijk worden ontlucht.

Bovendien moeten automatische ontluchtingsventielen in het hoogste punt in de verzamelleiding worden gemonteerd.

Bij het afvoeren moeten de productvereisten van het gebruikte glycol in acht worden genomen.

LET OP

Bij het gebruik van glycolhoudende media zijn glycolbestendige ontluchtingsventielen noodzakelijk.

LET OP

Condensopvangbak (standaarduitrusting)

In de leveringsomvang bevindt zich een condensopvangbak voor montage aan de zijkant van het apparaat in het systeemplafond.

Deze is nodig voor het opvangen van het ontstane condensaat bij een klepmodulegroep of een ter plaatse aangebrachte klep.

Achteraf moet het verval en de juiste werking worden gecontroleerd.

resp. verwarmingsvermogen van het apparaat neemt af.

Alle installatiecomponenten moeten zijn vrijgegeven voor het gebruik met glycol.

Aansluiting

tweede ruimte en frisse lucht Het apparaat is voorbereid voor de koeling van een tweede ruimte en onafhankelijk daarvan, voor de invoer van frisse lucht.

Aansluiting tweede ruimte en frisse lucht KWD 25 EC-55 EC

Frisse luchtaan-sluiting

Aansluiting tweede ruimte Afsluit-

Er mogen slechts een enkele aansluiting voor frisse lucht en een tweede ruimte worden gebruikt!

LET OP

8 Uitstansing verwijderen

9 Isolatie verwijderen

10 Opening doorbreken

11 Steun monteren

Aansluiting tweede ruimte en frisse lucht KWD 70 EC-100 EC

Aansluiting tweede ruimte Frisse luchtaansluiting

Montage-instructie Voor montage van de aansluitingen voor frisse luchtaansluiting en een tweede ruimte, gaat u als volgt te werk:

1. Let er op, dat de lamellen zich direct achter de te verwijderen opening bevinden en deze in geen geval beschadigd mogen worden (afbeelding 8).

2. Verwijder voorzichtig de isolatie achter de opening (afbeelding 9).

3. Breek nu de overeenkomstige opening door (afbeelding 10).

4. Hou de verluchtingsbuis zo kort mogelijk en plaats deze met zo weinig mogelijk buigingen.

5. Let er op, dat de bandkraag, schroeven, flex-/spirobuis en isolatiemiddelen ter plaatse moeten worden aangebracht.

De genoemde delen zijn in de vakhandel verkrijgbaar (afbeelding 11).

Aansluiting tweede ruimte

Het apparaat biedt de mogelijkheid via een luchtkanaal een tweede ruimte, met bijv. een systeemplafond, mee te koelen. Daarvoor moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

■ Let op de lokale voorschriften voor de luchtbehandeling.

■ Voor de aansluiting op de tweede ruimte moet een bandkraag van 100 mm worden gemonteerd.

■ De koelcapaciteit van de binnenunit moet voldoende zijn voor de koeling van beide ruimten.

■ Tussen de beide ruimten moet een opening worden gecreëerd, waardoor een luchtcirculatie tussen de beide ruimten mogelijk

Frisse luchtaansluiting

De mogelijkheid bestaat om met het apparaat ook frisse lucht (buitenlucht) aan te zuigen, in aanvulling op de omgevingslucht en de temperatuur hiervan te regelen. Deze variant wordt bij voorkeur gebruikt in ruimten waarin de lucht snel wordt verbruikt.

■ Let op de lokale voorschriften voor de luchtbehandeling.

■ Voor de frisse luchtaansluiting dient een bandkraag NW 100 mm gemonteerd te worden (pagina 22, afbeelding 13).

■ Het aandeel frisse lucht mag niet meer bedragen dan 10% van de nominale luchtvolumestroom van het apparaat. De toevoer van frisse lucht moet gebeuren door gebruik van een extra, toerentalgeregelde ventilator.

■ Om het binnendringen van regenwater te verhinderen, mag de lucht aan de buitenluchtinlaat met een snelheid van maximaal 2,5 m/s via een stoffilter aangezogen worden.

■ Voor de aansluiting van de ventilator is een ter plaatse, afzonderlijk te beveiligen

■ De kanaallengte mag niet groter zijn dan 7 m (pagina 22, afbeelding 12).

■ Om het transport van de lucht naar de tweede ruimte te waarborgen, moeten 1 resp. 2 van de 4 uitstroomopeningen van de afdekking afgesloten worden.

Plak daarvoor een zwarte, enkelzijdig plakkende stofstrook over de af te sluiten openingen.

De strook moet duurzaam bestand zijn tegen de belasting door de luchtstroom.

REMKO serie KWD EC

13 Frisse luchtaansluiting

Buiten- luchtin-laat

Binnen Buiten

Condensaansluiting

max. 7 m

Tweede ruimte Hoofdruimte

12 Aansluiting tweede ruimte

Door de dauwpuntonderschrijding bij het register ontstaat condens tijdens koelbedrijf.

Onder het koelblok bevindt zich een opvangbak met seriematige condenspomp en vlotterschakelaar.

Als de vlotterschakelaar op basis van een gebrekkige afvoer van de condens een veiligheidsuitschakeling veroorzaakt, schakelt de pomp direct in en loopt deze nog ca. drie minuten na.

■ De in het gebouw gemonteerde condensleiding moet verlegd worden met een verval van minimaal 2%. Monteer eventueel dampdiffusiedichte isolatie.

■ Bevindt het niveau van de condensleiding op het apparaat zich boven de apparaatuitlaat, moet de leiding direct verticaal naar boven en daarna met verval naar de afvoer te worden.

■ De condensleiding van het apparaat vrij invoeren in de afvoerleiding. Ingeval condens in een afwaterleiding gevoerd wordt, voorzie een sifon als geurafsluiting.

■ Bij gebruik van het apparaat bij een buitentemperatuur van minder dan 0 °C moet worden gelet op een vorstvrije plaatsing van de condensafvoer.

Monteer eventueel een lintverwarming langs de leiding.

■ Na het verleggen controleren op een vrije afvoer van het condens en zorgen voor een permanente lekdichtheid.

De maximale afvoercapaciteit van de condensaatpomp bedraagt 1000 mmWS. Door andere invloeden, zoals bijv.

tegendruk aan luchtzijde, vervuiling of slijtage, kan er een capaciteitsvermindering ontstaan. Om een veilige functie te garanderen, raden wij aan om de maximale afvoerhoogte van 800 mm niet te overschrijden!

LET OP

16-20 mm min. 2% verval, vrije inloop Ver liggende stijgleiding Te grote/kleine condensleiding

Geen verval/stijgingen Geen vrije afvoer, tegendruk aan de luchtzijde

Condensaansluiting - fout! Condensaansluiting - goed!

Transportver-mogen max.

1000 mmWS, Aanbevolen:

max. 800 mm hoogteverschil

max. 100 mm

In document Montage- en gebruikershandleiding (pagina 22-26)

GERELATEERDE DOCUMENTEN