Aan de Raad der gemeente Haarlem
Ingevolge het bepaalde in artikel 38 van het Reglement van Orde voor de vergadering van de gemeenteraad stellen wij u hierbij in kennis van de op 18 oktober 2006 bij ons college ingekomen vragen van de heer P.G.M. Elbers en mevrouw S.M.J.G. Gesthuizen en het door het college gegeven antwoord.
De burgemeester,
mr. B.B. Schneiders
http://www.haarlem.sp.nl/
Fractie SP
Pieter Elbers/Sharon Gesthuizen
Schriftelijk vragen aan het College van Burgemeester en Wethouders inzake de uitvoering van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht.
1. Graag willen wij van u vernemen hoeveel processen verbaal er zijn uitgedeeld in de gemeente op grond van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht sinds de invoering van de nieuwe wet op 1 januari 2005.
2. Onder welke omstandigheden zijn deze processen verbaal voor het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs uitgeschreven? Oftewel op welke wijze vond de controle plaats. Was er sprake van een gerichte verkeerscontrole of werd de controle tijdens een reguliere ‘ronde’ uitgevoerd.
3. In hoeveel gevallen was er sprake van een dubbele overtreding en daaruit voortkomend een dubbel proces verbaal? Oftewel in hoeveel gevallen is de burger beboet voor een overtreding en voor het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs.
4. In hoeveel gevallen ging het om een persoon jonger dan 18 jaar?
5. In hoeveel gevallen is de persoon die niet kon voldoen aan de verplichtingen op grond van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht meegenomen naar het politiebureau? Ging het hierbij om een persoon die zich niet kon identificeren of werd de aangehouden persoon om een andere reden meegenomen?
6. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is de boete betaald?
220/2006
5 december 2006 PD/vht
06/1394
Beantwoording vragen van de heer P.G.M. Elbers en mevrouw S.M.J.G. Gesthuizen inzake uitvoering Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht
Raadsstuk B&W datum Sector/Afd Reg.nr(s)
Onderwerp
220/2006
220-2
7. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is er niet overgegaan tot vervolging?
8. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is de persoon na vervolging niet veroordeeld?
9. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is de persoon na vervolging wel veroordeeld?
10. In hoeveel gevallen bij het uitvoeren van de Wet op de Uitgebreide
Identificatieplicht was er sprake van een dreiging van terrorisme of ander extreem geweld?
Antwoord
Dit heeft zich voor zover bekend in geen enkel geval voorgedaan.
Vanwege de grote belangstelling uit de gemeenteraad voor de Wet op de
Uitgebreide Identificatieplicht heb ik wat meer achtergrondinformatie bijgevoegd over de wettelijke identificatieplicht en de wijze waarop de politie deze toepast.
Met vriendelijke groet
Pieter Elbers/Sharon Gesthuizen
220/2006
220-3 Aan de heer P.G.M. Elbers
lid van de gemeenteraad Beveland 69
2036 GP Haarlem
Aan mevrouw S.M.J.G. Gesthuizen lid van de gemeenteraad
Van Zeggelenstraat 30 2032 WJ Haarlem
Onderwerp: Uw brief van:
Beantwoording vragen inzake 18 oktober 2006
Identificatieplicht
Geachte mevrouw Gesthuizen en heer Elbers,
In uw brief van 17 oktober 2006 heeft u vragen gesteld als bedoeld in artikel 38 van het Reglement van Orde van de gemeenteraad over uitvoering Wet op de
Uitgebreide Identificatieplicht. Met deze brief geef ik een reactie op uw vragen.
Hieronder is uw vraag steeds cursief weergegeven waarna mijn reactie volgt.
1. Graag willen wij van u vernemen hoeveel processen verbaal er zijn uitgedeeld in de gemeente op grond van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht sinds de invoering van de nieuwe wet op 1 januari 2005.
Antwoord
In 2005 zijn er 366 processen-verbaal opgemaakt voor het niet tonen van een identiteitsbewijs.
In 2006 zijn tot op heden zijn er 218 processen-verbaal opgemaakt voor het niet tonen van een identiteitsbewijs.
2. Onder welke omstandigheden zijn deze processen verbaal voor het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs uitgeschreven? Oftewel op welke wijze vond de controle plaats. Was er sprake van een gerichte verkeerscontrole of werd de controle tijdens een reguliere ‘ronde’ uitgevoerd.
Antwoord
Er zijn geen controles uitgevoerd die specifiek gericht waren op de controle van de wettelijke identificatieplicht. ID-controles vonden plaats ten behoeve van de redelijke uitoefening van de politietaak zoals ingeval van verkeerscontroles en/of andere politiecontroles.
3. In hoeveel gevallen was er sprake van een dubbele overtreding en daaruit voortkomend een dubbel proces verbaal? Oftewel in hoeveel gevallen is de burger beboet voor een overtreding en voor het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs.
220/2006
220-4 Antwoord
Deze vraag kan niet worden beantwoord omdat de registratie van deze gegevens niet aan elkaar is gekoppeld. Dergelijke registratie is niet noodzakelijk voor de goede uitvoering van de politietaak, het wettelijk criterium voor het vastleggen van persoonsgegevens in politieregisters.
4. In hoeveel gevallen ging het om een persoon jonger dan 18 jaar?
Antwoord
Het niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, is een strafbaar feit op grond van artikel 447e Wetboek van Strafrecht.
(WvSr). In de richtlijn van het college van procureurs-generaal van het openbaar ministerie is voor overtreding van de indentificatieplicht een
OM-transactie van €50,= vastgesteld. Voor jeugdigen van 14 tot 16 jaar is de transactie bepaald op €25,=. Het aantal gevallen dat de wettelijke identificatieplicht is overtreden door personen jonger dan 18 jaar wordt niet expliciet vastgelegd in de politieregisters. Op deze vraag kan dan ook geen antwoord worden gegeven.
5. In hoeveel gevallen is de persoon die niet kon voldoen aan de verplichtingen op grond van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht meegenomen naar het politiebureau? Ging het hierbij om een persoon die zich niet kon identificeren of werd de aangehouden persoon om een andere reden meegenomen?
Antwoord
Om de identiteit van een persoon vast te stellen is de politie bevoegd om een persoon aan te houden als verdachte van een strafbaar feit (niet tonen
identiteitsbewijs). Alhoewel bevoegd tot aanhouden is het in praktijk toch zo, dat dit vaak alleen zal gebeuren in samenhang met meerdere en andere strafbare feiten.
Het gevraagd onderscheid is niet direct inzichtelijk te maken, omdat de politieregisters hierop niet zijn ingericht.
6. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is de boete betaald?
7. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is er niet overgegaan tot vervolging?
8. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is de persoon na vervolging niet veroordeeld?
9. In hoeveel van de gevallen waarbij een proces verbaal is opgemaakt voor het overtreden van de Wet op de Uitgebreide Identificatieplicht is de persoon na vervolging wel veroordeeld?
Antwoord
De vragen 6 tm 9 kan ik helaas niet beantwoorden. Deze vragen vallen ook niet onder mijn verantwoordelijkheid. Dit is de exclusieve verantwoordelijkheid van het
220/2006
220-5 Openbaar Ministerie. De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor het
vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie. Politieke controle van de Minister van Justitie is een zaak van de Tweede Kamer en niet van de Haarlemse
gemeenteraad. Derhalve wijs ik erop dat het vragenrecht van de raad ex artikel 38 Reglement van Orde een instrument van raadsleden om politieke controle uit te oefenen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur. Het vragenrecht ex artikel 38 van het Reglement van Orde is niet het geschikte instrument om informatie te vergaren bij andere bestuursorganen die geen verantwoordingsrelatie hebben met de Haarlemse gemeenteraad.
10. In hoeveel gevallen bij het uitvoeren van de Wet op de Uitgebreide
Identificatieplicht was er sprake van een dreiging van terrorisme of ander extreem geweld?
Antwoord
Dit heeft zich voor zover bekend in geen enkel geval voorgedaan.
Vanwege de grote belangstelling uit de gemeenteraad voor de Wet op de
Uitgebreide Identificatieplicht heb ik wat meer achtergrondinformatie bijgevoegd over de wettelijke identificatieplicht en de wijze waarop de politie deze toepast.
het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
drs. W.J. Sleddering mr. B.B. Schneiders