• No results found

psalm 52 1 x 1.1 waarom deze psalm

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "psalm 52 1 x 1.1 waarom deze psalm"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

psalm 52

1 x

1.1 waarom deze psalm

Inhoudsopgave

1 x 1

1.1 waarom deze psalm 1 1.2 brontekst 3

1.3 woord voor woord vertaling 4 1.4 OBJ woord voor woord vertaling 8 2 geselecteerde hertalingen 9 2.1 hertaling: GERHARDT 9 2.2 hertaling: KOSTER 10

2.3 hertaling: VANDERPLOEG 11 2.4 hertaling: KRAUS 12

2.5 hertaling: TROMP 13 2.6 hertaling: LXX 14

2.7 hertaling: WAGENAAR naar LXX 15 2.8 hertaling: GNB 17

2.9 hertaling: VULGAAT 18 2.10 hertaling: LUTHER 19 2.11 hertaling: SV 20 2.12 hertaling: BRIGGS 21 2.13 hertaling: BUBER 22

2.14 hertaling: WIM KLEISEN, naar BUBER 23 2.15 hertaling: MONTSERRAT 24

2.16 hertaling: CHOURAQUI 25 2.17 hertaling: BDJ 26

2.18 hertaling: CADIOT, SEVIN 27 2.19 hertaling: NBV 28

3 hints, leessels, analogieën, roersels, jezus–woorden 29 3.1 hints 29

3.2 analogieën 29 3.3 jezuswoorden 29 3.4 roersels 29 3.5 leessels 29

4 blend 30

4.1 v3 31 4.2 v4 33 4.3 v5 34 4.4 v6 35 4.5 v7 36 4.6 v8 38 4.7 v9 39 4.8 v10 41 4.9 v11 43

5 eigen hertaling 45

1

(2)

5.1 versie 1: de oerparel, lichtjes opgeblonken 45 5.2 versie 1b: iets gladder 46

5.3 versie 1c: de kern–vloek 47

2

(3)

1.2 brontekst

!רוֹבּ¢גַּה הָע´רְבּ לֵלַּהְתִתּÊהַמ 52:3 mah-tithhallêl berâ‘âh haggibbor

!MוֹיַּהÊלָכּ לֵא דֶסֶח chesedh ’êl kol-hayyom

!œªנוֹשְׁל בשְׂחַתּ תוֹוַּה 52:4 havvoth tachshobh leshonekha

!ה³יִּמŸר ה¨שֹׂע שָׁטּuלְמ רַעַתְכּ ketha‘ar meluthâsh ‘osêh remiyyâh

!בוֹטִּמ ע´“ ָתְּבַהָא 52:5 ’âhabhtâ râ‘ mithobh

!הָלֶס ק«דֶצ רֵבּ¯דִּמ רֶק¬שׁ sheqer middabbêr tsedheq selâh

!עֵלָבÊי§רְב£דּÊלÈ ָתְּבַהָא 52:6 ’âhabhtâ khol-dibhrêy-bhâla‘

!הָמŸרִמ Nוֹשְׁל leshon.mirmâh

!חַצªנָל ַכְצָתּ¢י לֵאÊM®גּ 52:7 gam-’êl yittâtskha lânetsach

!לֶהֹאֵמ œֲחָסּ¢יžו œְתְּח®י yachtekha veyissâchakha mê’ohel

!הָלֶס Mי¢יַּח Z«רֶאֵמ œ שׁ«ר¨שׁžו veshêreshkha mê’erets chayyiym selâh

!וּא´רי¢יžו Mיִקי£דִּצ וּאŸר¢יžו 52:8 veyir’u tsaddiyqiym veyiyrâ’u

!וּקָח שׂ¢י ויָלָעžו ve‘âlâyv yischâqu

!Mי¤שׂ³י א¸ל רֶבªגַּה ה¦נִּה 52:9 hinnêh haggebher lo’ yâsiym

!וֹזּוּעֶמ Mיִה·לֱא ’elohiym mâ‘uzzo

!וֹר שָׁע בֹרְבּ חַצְב¢יּ®ו vayyibhthach berobh ‘âshro

!וֹת³וַּהְבּ זוֹע³י yâ‘oz behavvâtho

!NÉֲע¯ר ת¢י®זְכּ י¢נֲא®ו 52:10 va’aniy kezayith ra‘anân

!Mיִה·לֱא תיֵבְבּ bebhêyth ’elohiym

!Mיִה·לֱאÊדֶסֶחְב יִתְּחַצָבּ bâthachtiy bhechesedh-’elohiym

!דֶע³ו Mָלוֹע ‘olâm vâ‘edh

!ָתי¤שָׂע יִכּ Mָלוֹעְל œŸדוֹא 52:11 ’odhekha le‘olâm kiy ‘âsiythâ

!בוֹטÊיִכ œְמ¤שׁ הªוָּקֲא®ו va’aqavveh shimkha khiy-thobh

!œי«דיִסֲח דªגªנ neghedh chasiydheykha

3

(4)

1.3 woord voor woord vertaling

3 !רוֹבּ¢גַּה הָע´רְבּ לֵלַּהְתִתּÊהַמ

mah- what ?

tithhallêl you-are-boasting hitpael imperf

berâ‘âh in-evil

haggibbor in-the-masterful(-man) al KRAUS: !רבªגַּה

VDPLOEG: woordspeling met ha-geber in v9

!MוֹיַּהÊלָכּ לֵא דֶסֶח chesedh ’êl kindness-of EL

herstelpoging KRAUS !דִסָחÊלֶא of !דיִסָחÊלַע ‘gegen-den-Frommen’

kol-hayyom all-of the-day

VDPLOEG plaatst deze 2 woorden bij v4 4 !œªנוֹשְׁל בשְׂחַתּ תוֹוַּה

havvoth woes

tachshobh she-is-devising qal imperf leshonekha tongue-of-you

!ה³יִּמŸר ה¨שֹׂע שָׁטּuלְמ רַעַתְכּ

ketha‘ar as-razor

meluthâsh being-honed

‘osêh remiyyâh one-doing-of deceit

vlg KRAUS een weglaatbare gloss

4

(5)

5 !בוֹטִּמ ע´“ ָתְּבַהָא

’âhabhtâ you-love

qal perf

râ‘ evil

mithobh from-good

!הָלֶס ק«דֶצ רֵבּ¯דִּמ רֶק¬שׁ

sheqer falsehood

middabbêr from-to-speak-of

tsedheq righteousness

al KRAUS: weglaten !ק«דֶצÊִמ

selâh interlude

6 !עֵלָבÊי§רְב£דּÊלÈ ָתְּבַהָא

’âhabhtâ you-love

khol- all-of

dibhrêy-bhâla‘ words-of swallow

al KRAUS voor !עֵלָבÊי§רְב£דּÊלÈ weglating !י§רְב£דּ en a.l. !לַע®יִּלְבּ

!הָמŸרִמ Nוֹשְׁל

leshon tongue-of

mirmâh deceit

7 !חַצªנָל ַכְצָתּ¢י לֵאÊM®גּ

gam- moreover

’êl EL

yittâtskha he-shall-break-down-you qal fut

lânetsach to-permanence

!לֶהֹאֵמ œֲחָסּ¢יžו œְתְּח®י yachtekha he-shall-crack-you

qal imperf

al KRAUS andere vocalisatie !œְתִּחְא ‘vernichten’

veyissâchakha and-he-shall-sweep-away-you qal imperf

mê’ohel from-tent

!הָלֶס Mי¢יַּח Z«רֶאֵמ œ שׁ«ר¨שׁžו veshêreshkha and-he-roots-out-you

piel perf 3p s m !שׁרשׁ piel: to-root-out + suff 2 p s m :. perfect prophetic

mê’erets from-land-of chayyiym living-ones

selâh interlude

5

(6)

8 !וּא´רי¢יžו Mיִקי£דִּצ וּאŸר¢יžו veyir’u and-they-shall-see

qal imperf tsaddiyqiym righteous-ones veyiyrâ’u and-they-shall-fear

VDPLOEG: woordspeling ra’ah zien — yare vrezen qal imperf

!וּקָח שׂ¢י ויָלָעžו

ve‘âlâyv and-on-him

yischâqu they-shall-ridicule qal imperf 9 !Mי¤שׂ³י א¸ל רֶבªגַּה ה¦נִּה

hinnêh behold !

haggebher the-master lo’ yâsiym not he-is-placing

qal imperf

!וֹזּוּעֶמ Mיִה·לֱא

’elohiym ***

al KRAUS !הוהי mâ‘uzzo stronghold-of-him

ma’az sterke burcht een bekend psalmmotief (ps 27:1 31:3–5, 43:2)

andere vocalisatie KRAUS !וֹזּגuעָמ ‘seiner Zuflucht’

!וֹר שָׁע בֹרְבּ חַצְב¢יּ®ו vayyibhthach and-he-is-trusting

qal imperf berobh in-vastness-of

‘âshro riches-of-him

!וֹת³וַּהְבּ זוֹע³י

yâ‘oz he-is-strengthening qal imperf

behavvâtho in-woe-of-him

6

(7)

10 !NÉֲע¯ר ת¢י®זְכּ י¢נֲא®ו

va’aniy and-I

kezayith as-olive-tree

ra‘anân flourishing

!Mיִה·לֱא תיֵבְבּ

bebhêyth in-house-of

’elohiym ***

!Mיִה·לֱאÊדֶסֶחְב יִתְּחַצָבּ

bâthachtiy I-trust qal perf bhechesedh- in-kindness-of

’elohiym ***

!דֶע³ו Mָלוֹע

‘olâm eon

vâ‘edh and-futurity

11 !ָתי¤שָׂע יִכּ Mָלוֹעְל œŸדוֹא

’odhekha and-shall-acclaim hifil imperf

le‘olâm for-eon

kiy that

‘âsiythâ you-did

qal perf

!בוֹטÊיִכ œְמ¤שׁ הªוָּקֲא®ו va’aqavveh and-I-shall-expect

qal imperf

shimkha name-of-you

khiy-thobh that good

!œי«דיִסֲח דªגªנ

neghedh in-front-of

chasiydheykha kindly-ones-of-you

7

(8)

1.4 OBJ woord voor woord vertaling

3 Why boastest thou thyself in ra’ah, O gibbor?

The chesed El is kol hayom.

4 The leshon (tongue) deviseth treachery;

like a sharp ta’ar (razor), working remiyyah (deceit).

5 Thou lovest rah more than tov;

and sheker rather than to speak tzedek.

Selah.

6 Thou lovest all devouring words, O thou leshon mirmah (deceitful tongue).

7 El shall likewise demolish thee for netzach (eternity), He shall break thee,

and pluck thee out of thy ohel,

and uproot thee out of the Eretz Chayyim.

Selah.

8 The tzaddikim also shall see, and fear,

and shall laugh at him:

9 Hinei, this is the gever (man) that made not Elohim his ma’oz;

but trusted in the abundance of his osher (riches), and strengthened himself in his treachery.

10 But I am like a green zayit (olive tree) in the Beis Elohim;

I trust in the chesed Elohim olam va’ed.

11 I will give Thee thanks l’olam, because Thou hast done it;

and I will wait on Shimecha;

for it is tov before Thy chasidim.

8

(9)

2 geselecteerde hertalingen

2.1 hertaling: GERHARDT

3 Wat spreekt ge, machtig heerschap, vol trots over uw wandaad?

Dag aan dag werkt Gods goedheid:

4 gij zocht verderf te zaaien

— een tong scherp als een scheermes! — zijt sterk in kwade trouw.

5 Kwaad kiest ge boven goed, boven oprechtheid leugen;

6 gij kiest steevast het woord dat rampen tot gevolg heeft:

zo is de lastertong!

7 Maar God bréékt u - voorgoed.

Zijn greep trekt u de tent uit;

reeds hééft Hij u ontworteld:

rukt u uit de aarde los.

8 Rechtvaardigen zien huiverend hoe met zo een gespot wordt:

9 ’ Zie onze held, die nimmer God tot zijn toevlucht stelde, zijn kracht zocht in zijn rijkdom:

die groeide in wat zijn val werd. ’ 10 Ik — als een groene olijfboom weet ik mij in Gods hoven, van Gods genade zeker voor tijd en eeuwigheid.

11 Ù loof ik, zonder einde, want Gij brengt de vervulling;

uw naam vol rijkdom wacht ik, door uw getrouwen omringd.

9

(10)

2.2 hertaling: KOSTER

3 wat beroem jij je op het kwade, krachtfiguur;

de trouw van de godheid is er heel de dag.

4 bederf beraam jij,

je tong is als een scheermes gewet, jij die zwendel doet.

5 lief heb je het kwade meer dan het goede, bedrog meer dan integer spreken.

6 lief heb je allerlei verwarrend spreken, zwendelende tong.

7 de godheid zal jou dan ook durend wegrijten, je neerslaan en je sleuren uit de tent

en je ontwortelen uit de aarde der levenden!

8 en de integeren zullen ’t zien, met ontzag, en over hem zullen ze lachen:

9 “daar! de kerel

die Gd niet tot zijn fort maakte,

zich zeker voelde in zijn vele rijkdommen, sterk meende te zijn in zijn bederf.”

10 maar ik ben als een welige olijfboom in het huis van God,

ik ben zeker van de trouw van God, eeuwig en immer.

11 danken wil ik jou voor eeuwig want jij hebt het gedaan;

ik wil jouw naam verbeiden, want die is goed, tegenover jouw getrouwen.

10

(11)

2.3 hertaling: VANDERPLOEG 3 wat roemt gij op het kwaad geweldenaar,die God versmaadt?

4 heel de dag zint gij op onheil;

uw tong is als een geslepen scheermes, pleegt bedrog

5 kwaad is u liever dan goed bedrog liever dan oprechte taal

6 elk verslindend woord is u lief, o tong vol bedrog 7 God zal u dan ook voorgoed vernietigen,

u wegdoen, u sleuren uit uw tent

en uw wortel uit het land der levenden rukken.

8 dan zullen de rechtvaardigen het zien, vol ontzag en spottend over hen zeggen:

9 dit was de man

die God niet als zijn burcht beschouwde;

en verliet zich op zijn rijkdom, terwijl hij steeds slechter werd!

10 maar ik ben als een groene olijfboom, in het huis van God.

ik verlaat mij op de goedheid van God voor altijd n immer.

11 ik wil u eeuwig prijzen, want gij deed het;

en ik verkondig uw naam, die heerlijk is, in het bijzijn van uw vromen.

11

(12)

2.4 hertaling: KRAUS

3 wa rühmst du dich der Bosheit,‘Mann’

‘gegen den Frommen’ allezeit.

4 Unheil ersinnst du, deine Zunge ist wie ein scharfes Messer,

[du Ränkeschmied]!

5 du liebst das Böse statt des Guten, die Lüge statt rechter ‘Rede’,Sela 6 du liebst alle Worte des ‘Verderben’

du listige Zunge!

7 doch Gott wirst dich verderben für immer

er wird dich ‘vernichten’ und ausfegen aus dem Zelt.

8 die Gerechten mögen schauen und schauern und lachen über ihn.

9 seht, da ist der Mann, der nicht nahm

‘Jahweh’ zu seiner ‘Zuflucht’

er vertraute auf seine grosse Reichtum, sucht Zuflucht bei seinem Frevel.

10 doch ich bin wie ein grünender Ölbaum im Hause ‘Jahweh;

ich vertraue auf ‘Jahweh’s Gnade immer und ewig.

11 ich preise dich, Jahweh, in Ewigkeit denn du hast es getan

ich hoffe auf deinen Name, dass er gütig ist vor deinen Frommen!

12

(13)

2.5 hertaling: TROMP

3 waarom roemt u uw wangedrag hoge heer die God bespot?

4 u bent voortdurend uit op misdaad

uw tong is zo scherp als een scheermes, bedrieger 5 boven deugd hebt u ondeugd verkozen

en leugen boven eerlijke taal;

6 verwarring stichten, daar houdt u van, met uw tong vol bedrog.

7 maar God krijgt u klein, voorgoed:

hij grijpt u en sleurt u weg uit uw tent hij welt al uw wortels omhoog

los uit de aarde die leven geeft

8 vol ontzag zien rechtvaardigen dit aan, ze zullen om hem lachen:

9 ‘dat is nu de mens

die God niet erkent als zijn veilige vesting;

en vertrouwt op zijn overvloed

en door zijn misdaad maakt hij zich sterk!

10 maar ik ben als een groene olijfboom die in het huis van God staat:

ik vertrouw op de liefde van God voor altijd en voor eeuwig.

11 ik zal u voor altijd danken

omdat u zo krachtig bent opgetreden;

ik zal u verkondigen

in het bijzijn van al uw getrouwen.

13

(14)

2.6 hertaling: LXX

3 τι εγκαυχα εν κακια ο δυνατος ανομιαν ολην την ημεραν

4 αδικιαν ελογισατο η γλωσσα σου ωσει ξυρον ηκονημενον εποιησας δολον 5 ηγαπησας κακιαν υπερ αγαθωσυνην αδικιαν υπερ το λαλησαι δικαιοσυνην διαψαλμα

6 ηγαπησας παντα τα ρηματα καταποντισμου γλωσσαν δολιαν

7 δια τουτο ο θεος καθελει σε εις τελος

εκτιλαι σε και μεταναστευσαι σε απο σκηνωματος και το ριζωμα σου εκ γης ζωντων διαψαλμα 8 και οψονται δικαιοι

και φοβηθησονται

και επ= αυτον γελασονται και ερουσιν

9 ιδου ανθρωπος ος ουκ εθετο τον θεον βοηθον αυτου αλλ= επηλπισεν επι το πληθος του πλουτου αυτου και εδυναμωθη επι τη ματαιοτητι αυτου

10 εγω δε ωσει ελαια κατακαρπος εν τω οικω του θεου ηλπισα επι το ελεος του θεου εις τον αιωνα

και εις τον αιωνα του αιωνος

11 εξομολογησομαι σοι εις τον αιωνα οτι εποιησας

και υπομενω το ονομα σου

οτι χρηστον εναντιον των οσιων σου

14

(15)

2.7 hertaling: WAGENAAR naar LXX 3 waarom pocht ge op uw slechtheid, machtige in onwetmatigheid, heel de dag ? 4 onrecht bedacht uw tong ,

als een geslepen scheermes, zo vals handelde gij.

5 gij beminde slechtheid meer dan goedheid, onrecht meer dan het spreken van rechtvaardigheid.

6 gij waar dol op alle gezegden die iemand verdrinken, op een valse tong.

7 daarom moge God u voorgoed vernietigen, u kaal plukken,

u van tent doen verhuizen,

en uw wortel uitrukken uit het land der levenden.

8 de rechtvaardigen zullen het zien vol ontzetting.

zij zullen om hen lachen en zeggen:

9 “kijk, een mens die God niet tot zijn helper nam, maar zijn hoop steeds stelde

op de overvloed vanzijn rijkdom en zijn macht zocht

in zijn vergankelijkheid.”

10 ik nu ben als een vruchtbare olijfboom in Gods huis, ik stelde mijn hoop op Gods genade,

voor eeuwig, tot in de eeuwen der eeuwen.

11 ik zal u voor eeuwig belijden, omdat gij het deedt.

en ik zal me op uw naam verlaten,

want deze is zegenrijk in het oog van uw heiligen.

15

(16)

3

Why dost thou, O mighty man,

boast of iniquity in thy mischief ? All the day 4.

thy tongue has devised unrighteousness ; like a sharpened razor thou hast wrought deceit.

5.

Thou hast loved wickedness more than goodness ; unrighteousness better than to speak righteousness.

Pause.

6.

Thou has loved all words of destruction, and a deceitful tongue.

7. Therefore may God destroy thee for ever,

may he pluck thee up and utterly remove thee from thy dwelling, and thy root from the land of the living.

Pause.

8.

And the righteous shall see, and fear, and shall laugh at him, and say, 9.

Behold the man who made not God his help ; but trusted in the abundance of his wealth, and strengthened himself in his vanity.

10

But I am as a fruitful olive in the house of God:

I have trusted in the mercy of God for ever, even for evermore.

11.

I will give thanks to thee for ever, for thou hast done it:

and I will wait on thy name ; for it is good before the saints

16

(17)

2.8 hertaling: GNB Vertrouw niet op rijkdom

3 Machtig man,

waarom ben je zo trots op je misdaden;

ben je zo zeker van Gods liefde?

4 Je bent uit op vernietiging, je pleegt bedrog,

je tong is scherp als een mes.

5 Het kwade is je liever dan het goede, de leugen ligt je beter dan de waarheid, 6 je houdt van kwetsen en bedriegen!

7 Maar God zal je breken, voorgoed!

Hij zal je grijpen, je wegsleuren uit je huis, je wegrukken uit het leven.

8 En wie zich richten naar God, zullen het vol ontzag aanzien, hoofdschuddend zullen ze zeggen:

9 ‘Zo vergaat het nu een machtig man!

Hij zocht zijn toevlucht niet bij God, hij vertrouwde op zijn grote rijkdom.

Daarin zocht hij zijn heil, maar het werd zijn ondergang.’

10 Maar ik, ik ben vol levenskracht, als een bloeiende olijfboom bij de tempel;

ik vertrouw op Gods liefde, altijd weer.

11 Mijn God, u breng ik dank, altijd weer,

voor alles wat u deed.

Te midden van al uw getrouwen zal ik verkondigen

hoe goed u bent.

17

(18)

2.9 hertaling: VULGAAT

3 quid gloriatur in malitia qui potens est iniquitate

4 tota die iniustitiam cogitavit lingua tua sicut novacula acuta fecisti dolum

5 dilexisti malitiam super benignitatem iniquitatem magis quam loqui aequitatem diapsalma

6 dilexisti omnia verba praecipitationis linguam dolosam

7 propterea Deus destruet te in finem evellet te et emigrabit te de tabernaculo et radicem tuam de terra viventium diapsalma

8 videbunt iusti et timebunt et super eum ridebunt et dicent

9 ecce homo qui non posuit Deum adiutorem suum sed speravit in multitudine divitiarum suarum et praevaluit in vanitate sua 10 ego autem sicut oliva fructifera in domo Dei speravi in misericordia

Dei in aeternum et in saeculum saeculi

11 confitebor tibi in saeculum quia fecisti et expectabo nomen tuum quoniam bonum in conspectu sanctorum tuorum

18

(19)

2.10 hertaling: LUTHER

3 Was trotzest du denn, du Tyrann, daß du kannst Schaden tun,

so doch Gottes Güte noch täglich währet?

4 Deine Zunge trachtet nach Schaden und schneidet mit Lügen

wie ein scharf Schermesser.

5 Du redest lieber Böses denn Gutes und falsch denn recht.

Sela.

6 Du redest gern alles, was zu Verderben dienet, mit falscher Zunge.

7 Darum wird dich Gott auch ganz und gar zerstören und zerschlagen

und aus der Hütte reißen

und aus dem Lande der Lebendigen ausrotten.

Sela.

8 Und die Gerechten werden’s sehen und sich fürchten

und werden sein lachen:

9 Siehe, das ist der Mann,

der Gott nicht für seinen Trost hielt,

sondern verließ sich auf seinen großen Reichtum und war mächtig, Schaden zutun.

10 Ich aber werde bleiben

wie ein grüner Ölbaum im Hause Gottes,

verlasse mich auf Gottes Güte immer und ewiglich.

11 Ich danke dir ewiglich, denn du kannst’s wohl machen;

und will harren auf deinen Namen, denn deine Heiligen haben Freude dran.

19

(20)

2.11 hertaling: SV

3 Wat roemt ghy u in’t quade, o ghy geweldige?

Godts goedertierenheyt [duert doch] den gantschen dach.

4 Uwe tonge denckt enckel schade:

als een geslepen scheermes, werckende bedroch.

5 Ghy hebt het quade liever dan het goede:

de leugen, dan gerechticheyt te spreken, Sela!

6 Ghy hebt lief alle woorden van verslindinge, [ende] eene tonge des bedrochs.

7 Godt sal u oock afbreken in eeuwicheyt:

hy sal u wechrapen, ende u uyt de tente uytrucken:

ja hy sal u uytwortelen uyt den lande der levendigen, Sela!

8 Ende de rechtveerdige sullen’t sien, ende vreesen:

ende sy sullen over hem lacchen, [seggende]:

9 Siet den man, [die] Godt niet en stelde tot sijne sterckte, maer vertrouwde op de veelheyt sijns rijckdoms:

hy was sterck geworden door sijn beschadigen.

10 Maer ick sal zijn als een groene olijf-boom in Godes huys:

Ick vertrouwe op Godts goedertierenheyt eeuwichlick ende altoos.

11 Ick sal u loven in eeuwicheyt, om dat ghy’t gedaen hebt:

ende ick sal uwen Name verwachten, want hy goet is voor uwe gunst-genooten.

20

(21)

2.12 hertaling: BRIGGS [v3–7]

why boastest you of evil, thou mighty man, all day long ? engulfing ruin thou devisest, thy tongue is a whetted razor ; thou dost love evil rather than good, lying rather than right ; thou doest love all devouring words, the deceitful tongue .

‘EL also will pull thee down, forever he will snatch thee away ; he will pluck thee up out of thy tent, and so root thee out of the land

of the living . [v8–11a]

then the righteous will see and revere, and will laugh at him :

“behold (the mighty man) that used not to make (Yahweh) his refuge , but used to trust in the abundance of his riches, used to be strong in

his (wealth) .

as for me, I am in the house of (Yahweh) as a luxuriant olive tree ; I trust in the kindness of (Yahweh) forever and ever .

I will laud thee that thou hast done it, and I will wait on thy name .”

trimmed liturgic gloss:

v11b: for it is good in the sight of thy pious ones.

21

(22)

2.13 hertaling: BUBER

3 was preisest du dich der Bosheit, Gewaltsmann, als einer Gotteshuld all den Tag!

4 Verhängnis plant deine Zunge, einem geschliffnen Schermesser gleich, Täter der Trügerei!

5 du liebst Böses mehr als Gutes, Lüge mehr als Wahrheit reden.

/empör!/

6 du liebst alle Reden der Verblüffens, Zunge des Betrugs!

7 so wird Gott auch für die Dauer dich stürzen, dich raffen, aus dem Zelte dich reissen,

dich entwurzeln aus dem Lande des Lebens!

/empör!/

8 die Bewährten werdens schaun und erschauern, und auflachen werden sie über ihn:

9 “da ist der Mann

der Gott zu seiner Trutzwehr nicht machte und sich sicherte mit der Fülle seines Reichtums, auf seine Verhängnismacht trotzte!”

10 ich aber bin wie ein üppiger Ölbaum in Gottes Haus,

ich weiss mich sicher in Gottes Huld für Weltzeit und Ewigkeit.—

11 auf Weltzeit will ich dir danken, denn du hast es getan,

deinen Namen erharren, denn er ist gütig, den dir Holden zugegen.

22

(23)

2.14 hertaling: WIM KLEISEN, naar BUBER 3 Wat ben je trots op je slechtheid, man van geweld, alsof het Gods genade zou betreffen, heel de dag door!

4 Onheil veroorzaakt je tong, een geslepen scheermes gelijkend, bedrieger!

5 Je hebt het kwade liever dan het goede, liegen meer dan dat je waarheid spreekt.

Richt je op!

6 Alle grootspraak heb je lief, met je tong vol bedrog!

7 Daarom zal God je voor altijd laten vallen, je wegrukken, uit je tent wegsleuren,

je ontwortelen uit het land der levenden!

Richt je op!

8 De rechtvaardigen zullen zien en opmerken, en zich vrolijk maken over hem:

9 “Daar is de man,

die God niet als beschermer vroeg,

maar zich veilig stelde met al zijn rijkdom,

die trots was op het onheil dat hij kon aanrichten.”

10 Maar ik sta als een bloeiende olijfboom in Gods huis,

ik weet mij zeker van Gods genade, voor altijd en eeuwig, -

11 voortdurend zal ik jou dank zeggen, want jij stond ons bij,

voortdurend hunker ik naar jouw naam, want die is goed, jegens al je getrouwen.

23

(24)

2.15 hertaling: MONTSERRAT Càstig de la mala llengua

3 ¿Per què et glories de ser maliciós, i et sents valent contra els fidels?

4 Sempre premedites males jugades, tens la llengua com una navalla, home impostor.

5 T’estimes més el mal que el bé, enganyar que ser honrat;

C.I.

6 t’estimes les paraules funestes, llengua impostora.

7 Per això, Déu et derrocarà per sempre, t’esmicolarà i t’arrasarà la casa,

et desarrelarà d’entre els vius.

C.I.

8 Els justos, quan ho vegin, diran admirant-se’n:

9 «Mireu l’home valent:

no buscava en Déu la seva força, es refiava de la seva riquesa, jugava segur».

10 Però jo, com l’olivera en plena vida, dins la casa de Déu,

confio en el seu amor per sempre més.

11 Sempre us donaré gràcies pel que vós heu fet;

davant dels vostres fidels proclamaré la bondat del vostre nom.

24

(25)

2.16 hertaling: CHOURAQUI J’espère ton nom

3. Quoi, tu te louanges du malheur, héros ? Le chérissement d’Él est tout le jour ! 4. Ta langue prémédite la perversité comme un rasoir aiguisé, faiseur de dupes ! 5. Tu aimes le mal plus que le bien,

le mensonge plus que parler de justice. Sèlah.

6. Tu aimes toutes les paroles qui engloutissent, langue de duperie.

7. Él aussi te disloque avec persistance, t’attrape et te boute hors de la tente.

Il te déracine de la terre des vivants. Sèlah.

8. Les justes le voient, ils frémissent, et se jouent de lui:

9. “Voilà le brave, il ne mettait pas son refuge en Elohîms;

il s’assurait en sa richesse multiple, il osait en sa perversité.”

10. Moi, comme un olivier luxuriant dans la maison d’Elohîms, je m’abandonne au chérissement d’Elohîms, en pérennité, à jamais.

11. Je te célèbre en pérennité: oui, tu agis.

J’espère ton nom, oui, quel bien, devant tes fervents !

25

(26)

2.17 hertaling: BDJ

3- Pourquoi te prévaloir du mal, héros d’infamie, tout le jour

4- ruminer le crime? Ta langue est un rasoir effilé, artisan d’imposture.

5- Tu aimes mieux le mal que le bien, le mensonge que la justice;

la terre des vivants.

6- tu aimes toute parole qui dévore, langue d’imposture.

7- C’est pourquoi Dieu t’écrasera, te détruira jusqu’à la fin, t’arrachera de la tente, t’extirpera de la terre des vivants.

8- Ils verront, les justes, ils craindront, ils se riront de lui

9- "Le voilà, l’homme qui n’a pas mis en Dieu sa forteresse, mais se fiait au nombre de ses biens, se faisait fort de son crime!"

10- Et moi, comme un olivier verdoyant dans la maison de Dieu, je compte sur l’amour de Dieu toujours et à jamais.

11- Je veux te rendre grâce à jamais, car tu as agi, et j’espère ton nom, car il est bon, devant ceux qui t’aiment

26

(27)

2.18 hertaling: CADIOT, SEVIN {partim}

tu es dans le mal et tu en es fier 3

toi le perpétuel tenant de l’amour de Dieu?

ta langue coupante prépare des ravages 4

elle triche (tranche?) comme un rasoir

tu préfères le mal au bien et le mensonges aux paroles justes tu préfères les paroles de ruine et les langues fausses 6

Dieu va t’ abattre pour toujours 7

il te saisira et détruira ta tente

tu sera déraciné de la terre des vivants.

et les justes vont tout voir ils tremblent. 8

27

(28)

2.19 hertaling: NBV

3 Wat prijs je het kwade aan, jij held, en smaal je voortdurend op God!

4 Je zint op ongeluk, je tong

is het scherpe mes van een bedrieger.

5 Je hebt het kwade lief, meer dan het goede, de leugen meer dan de waarheid. sela

6 Je houdt van woorden die pijn doen, van een tong die bedriegt.

7 God zelf zal je breken, voorgoed,

hij zal je grijpen en meesleuren uit je tent, je wegrukken uit het land van de levenden. sela 8 De rechtvaardigen zullen het zien, vol ontzag, en zij lachen hem uit:

9 ‘Kijk die held,

die zijn toevlucht niet zocht bij God, maar vertrouwde op zijn rijkdom – zijn toevlucht werd zijn ongeluk.’

10 Maar ik ben als een groene olijfboom in het huis van God,

ik vertrouw op de liefde van God voor eeuwig en altijd.

11 Ik zal u eeuwig loven om wat u hebt gedaan, ik blijf hopen op uw naam, die goed is,

in de kring van wie u lief zijn.

28

(29)

3 hints, leessels, analogieën, roersels, jezus–woorden

3.1 hints v10

VDPLOEG: verwijzing naar de olijfbomen die op het tempelplein zouden gestaan hebben?

v10–11

uit TROMP’s commentaar bij deze psalm

er is een taalkundig en inhoudelijk verband tussen ‘getrouwen’ (chasidim, v11b) en‘liefde’ (chesed, v10b) van God. Mensen kunnen chassidim ge- noemd worden omdat ze de vroomheid (chesed) beoefenen en omdat ze voorwerp zijn van Gods liefde (chesed)

3.2 analogieën v5 jr 4,22; 9,4 v7 ps28,5 v8 =ps40,4

v10 ps1,3 ps 91,13–15 jr 11,16 v3 gibbor Jer 9:22–23

3.3 jezuswoorden v5 joh 3,19–20

v7 mat 15:13 elke plant die niet door mijn hemelse vader is geplant, zal met wortel en al worden uitgerukt

joh 15:6 wie niet in mij blijft wordt weggegooid als een wijnrank en verdort;hij wordt met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand.

3.4 roersels

bezinning bij: ¿ is God wel God ? <-> Jezus’ kruis kern: een profetische vloek tegen een geweldenaar

en in navertelling en overschrijving stillekes ingekaderd/ontmanteld/ontmand/gecastreerd

3.5 leessels

uit: Citadelle van Antoine de Saint–Exupery {XI p 403}

quand la foi s’éteint c’est Dieu qui meurt et qui se montre désormais inutile

29

(30)

4 blend

uit een blend van de brontekst en de hertalingen van

OBJ, GERHARDT, CHOURAQUI, MONTSERRAT, BUBER, BDJ, BRIGGS, TROMP

borrelt een 1e eigen brouwsel op, als een aftastend ontdekken van die oerparel.

30

(31)

4.1 v3 [v3]

wat glorieert/bluft ge toch om wandaad, held (heel de dag)

!רוֹבּ¢גַּה הָע´רְבּ לֵלַּהְתִתּÊהַמ 52:3 mah-tithhallêl berâ‘âh haggibbor

!MוֹיַּהÊלָכּ לֵא דֶסֶח chesedh ’êl kol-hayyom 3 !רוֹבּ¢גַּה הָע´רְבּ לֵלַּהְתִתּÊהַמ

mah- what ?

tithhallêl you-are-boasting

hitpael imperf 3ps !ללה hithpa: to boast oneself, bluffen een psalmyterm, meestal in de betekenis van “prijzen”

Psa 44:8

In God we boast 1984 all the day long, and praise 3034 thy name for ever . Psa 69:30

I will praise 1984 the name 8034 of God 430 with a song 7892, and will magnify 1431 him with thanksgiving 8426

Psa 97:7

Confounded be all they that serve graven images 6459, that boast 1984 themselves of idols 457:

worship 7812 him, all [ye] gods 43 Psa 150:1

Praise 1984 ye the LORD 3050. Praise 1984 God 410 in his sanctuary 6944:

praise 1984 him in the firmament 7549 of his power 5797.

berâ‘âh in-evil

haggibbor in-the-masterful(-man) al KRAUS: !רבªגַּה

VDPLOEG: woordspeling met ha-geber in v9

!MוֹיַּהÊלָכּ לֵא דֶסֶח chesedh ’êl kindness-of EL

herstelpoging KRAUS !דִסָחÊלֶא of !דיִסָחÊלַע ‘gegen-den-Frommen’

kol-hayyom all-of the-day

VDPLOEG plaatst deze 2 woorden bij v4 3 Why boastest thou thyself in ra’ah, O gibbor?

The chesed El is kol hayom.

3 Wat spreekt ge, machtig heerschap, vol trots over uw wandaad?

Dag aan dag werkt Gods goedheid:

3. Quoi, tu te louanges du malheur, héros ? Le chérissement d’Él est tout le jour ! 3 ¿Per què et glories de ser maliciós, i et sents valent contra els fidels?

3 was preisest du dich der Bosheit, Gewaltsmann, als einer Gotteshuld all den Tag!

31

(32)

3-Pourquoi te prévaloir du mal, héros d’infamie, tout le jour 3 why boastest you of evil, thou mighty man, all day long ? 3 waarom roemt u uw wangedrag

hoge heer die God bespot?

32

(33)

4.2 v4 [v4]

(heel de dag) zint ge op verderf/schade/vernieten scherp als een scheermes uw tong

!œªנוֹשְׁל בשְׂחַתּ תוֹוַּה 52:4 havvoth tachshobh leshonekha

!ה³יִּמŸר ה¨שֹׂע שָׁטּuלְמ רַעַתְכּ ketha‘ar meluthâsh ‘osêh remiyyâh 4 !œªנוֹשְׁל בשְׂחַתּ תוֹוַּה

havvoth woes

tachshobh she-is-devising qal imperf leshonekha tongue-of-you

!ה³יִּמŸר ה¨שֹׂע שָׁטּuלְמ רַעַתְכּ

ketha‘ar as-razor

meluthâsh being-honed

‘osêh remiyyâh one-doing-of deceit

vlg KRAUS een weglaatbare gloss 4 The leshon (tongue) deviseth treachery;

like a sharp ta’ar (razor), working remiyyah (deceit).

4 gij zocht verderf te zaaien

— een tong scherp als een scheermes! — zijt sterk in kwade trouw.

4. Ta langue prémédite la perversité comme un rasoir aiguisé, faiseur de dupes ! 4 Sempre premedites males jugades, tens la llengua com una navalla, home impostor.

4 Verhängnis plant deine Zunge, einem geschliffnen Schermesser gleich, Täter der Trügerei!

4- ruminer le crime? Ta langue est un rasoir effilé, artisan d’imposture.

4 engulfing ruin thou devisest, thy tongue is a whetted razor ; 4 u bent voortdurend uit op misdaad

uw tong is zo scherp als een scheermes, bedrieger

33

(34)

4.3 v5 [v5]

kwaad kiest ge boven goed

leugen/bedrog boven oprechtheid

!בוֹטִּמ ע´“ ָתְּבַהָא 52:5 ’âhabhtâ râ‘ mithobh

!הָלֶס ק«דֶצ רֵבּ¯דִּמ רֶק¬שׁ sheqer middabbêr tsedheq selâh 5 !בוֹטִּמ ע´“ ָתְּבַהָא

’âhabhtâ you-love qal perf

râ‘ evil

mithobh from-good

!הָלֶס ק«דֶצ רֵבּ¯דִּמ רֶק¬שׁ

sheqer falsehood

middabbêr from-to-speak-of tsedheq righteousness

al KRAUS: weglaten !ק«דֶצÊִמ

selâh interlude

5 Thou lovest rah more than tov;

and sheker rather than to speak tzedek.

Selah.

5 Kwaad kiest ge boven goed, boven oprechtheid leugen;

5. Tu aimes le mal plus que le bien,

le mensonge plus que parler de justice. Sèlah.

5 T’estimes més el mal que el bé, enganyar que ser honrat;

5 du liebst Böses mehr als Gutes, Lüge mehr als Wahrheit reden.

/empör!/

5- Tu aimes mieux le mal que le bien, le mensonge que la justice;

5 thou dost love evil rather than good, lying rather than right ; 5 boven deugd hebt u ondeugd verkozen

en leugen boven eerlijke taal;

34

(35)

4.4 v6 [v6]

u lief is elk vernietend woord valse tong

!עֵלָבÊי§רְב£דּÊלÈ ָתְּבַהָא 52:6 ’âhabhtâ khol-dibhrêy-bhâla‘

!הָמŸרִמ Nוֹשְׁל leshon.mirmâh 6 !עֵלָבÊי§רְב£דּÊלÈ ָתְּבַהָא

’âhabhtâ you-love

khol- all-of

dibhrêy-bhâla‘ words-of swallow

al KRAUS voor !עֵלָבÊי§רְב£דּÊלÈ weglating !י§רְב£דּ en a.l. !לַע®יִּלְבּ

!הָמŸרִמ Nוֹשְׁל

leshon tongue-of

mirmâh deceit

6 Thou lovest all devouring words, O thou leshon mirmah (deceitful tongue).

6 gij kiest steevast het woord dat rampen tot gevolg heeft:

zo is de lastertong!

6. Tu aimes toutes les paroles qui engloutissent, langue de duperie.

6 t’estimes les paraules funestes, llengua impostora.

6 du liebst alle Reden der Verblüffens, Zunge des Betrugs!

6- tu aimes toute parole qui dévore, langue d’imposture.

6 thou doest love all devouring words, the deceitful tongue . 6 verwarring stichten, daar houdt u van,

met uw tong vol bedrog.

35

(36)

4.5 v7 [v7]

maar AL zal u wel breken/kraken, definitief weg sleurt hij u uit uw woonst

los woelt hij uw wortels uit de grond die leven geeft

!חַצªנָל ַכְצָתּ¢י לֵאÊM®גּ 52:7 gam-’êl yittâtskha lânetsach

!לֶהֹאֵמ œֲחָסּ¢יžו œְתְּח®י yachtekha veyissâchakha mê’ohel

!הָלֶס Mי¢יַּח Z«רֶאֵמ œ שׁ«ר¨שׁžו veshêreshkha mê’erets chayyiym selâh 7 !חַצªנָל ַכְצָתּ¢י לֵאÊM®גּ

gam- moreover

’êl EL

yittâtskha he-shall-break-down-you qal fut

lânetsach to-permanence

!לֶהֹאֵמ œֲחָסּ¢יžו œְתְּח®י yachtekha he-shall-crack-you

qal imperf

al KRAUS andere vocalisatie !œְתִּחְא ‘vernichten’

veyissâchakha and-he-shall-sweep-away-you qal imperf

mê’ohel from-tent

!הָלֶס Mי¢יַּח Z«רֶאֵמ œ שׁ«ר¨שׁžו veshêreshkha and-he-roots-out-you

piel perf 3p s m !שׁרשׁ piel: to-root-out + suff 2 p s m :. perfect prophetic

mê’erets from-land-of chayyiym living-ones

selâh interlude

7 El shall likewise demolish thee for netzach (eternity), He shall break thee,

and pluck thee out of thy ohel,

and uproot thee out of the Eretz Chayyim.

Selah.

7 Maar God bréékt u - voorgoed.

Zijn greep trekt u de tent uit;

reeds hééft Hij u ontworteld:

rukt u uit de aarde los.

7. Él aussi te disloque avec persistance, t’attrape et te boute hors de la tente.

Il te déracine de la terre des vivants. Sèlah.

7 Per això, Déu et derrocarà per sempre, t’esmicolarà i t’arrasarà la casa,

et desarrelarà d’entre els vius.

7 so wird Gott auch für die Dauer dich stürzen,

36

(37)

dich raffen, aus dem Zelte dich reissen, dich entwurzeln aus dem Lande des Lebens!

/empör!/

7- C’est pourquoi Dieu t’écrasera, te détruira jusqu’à la fin, t’arrachera de la tente, t’extirpera de la terre des vivants.

7 ‘EL also will pull thee down, forever he will snatch thee away ; he will pluck thee up out of thy tent, and so root thee out of the land

of the living .

7 maar God krijgt u klein, voorgoed:

hij grijpt u en sleurt u weg uit uw tent hij welt al uw wortels omhoog

los uit de aarde die leven geeft

37

(38)

4.6 v8 [v8]

en de integeren zullen het zien en vrezen en lachen om hem:

!וּא´רי¢יžו Mיִקי£דִּצ וּאŸר¢יžו 52:8 veyir’u tsaddiyqiym veyiyrâ’u

!וּקָח שׂ¢יויָלָעžו ve‘âlâyv yischâqu 8 !וּא´רי¢יžו Mיִקי£דִּצ וּאŸר¢יžו

veyir’u and-they-shall-see qal imperf tsaddiyqiym righteous-ones veyiyrâ’u and-they-shall-fear

VDPLOEG: woordspeling ra’ah zien — yare vrezen qal imperf

!וּקָח שׂ¢י ויָלָעžו ve‘âlâyv and-on-him yischâqu they-shall-ridicule

qal imperf 8 The tzaddikim also shall see, and fear,

and shall laugh at him:

8 Rechtvaardigen zien huiverend hoe met zo een gespot wordt:

8. Les justes le voient, ils frémissent, et se jouent de lui:

8 Els justos, quan ho vegin, diran admirant-se’n:

8 die Bewährten werdens schaun und erschauern, und auflachen werden sie über ihn:

8- Ils verront, les justes, ils craindront, ils se riront de lui 8 then the righteous will see and revere, and will laugh at him : 8 vol ontzag zien rechtvaardigen dit aan,

ze zullen om hem lachen:

38

(39)

4.7 v9 [v9]

“daar! de kerel die *** niet tot zijn fort maakte, / niet toeliet als zijn sterkte

zich zeker voelde in zijn vele/overvloed rijkdommen, sterk meende te zijn in zijn bederf.”

!Mי¤שׂ³י א¸ל רֶבªגַּה ה¦נִּה 52:9 hinnêh haggebher lo’ yâsiym

!וֹזּוּעֶמ Mיִה·לֱא ’elohiym mâ‘uzzo

!וֹר שָׁע בֹרְבּ חַצְב¢יּ®ו vayyibhthach berobh ‘âshro

!וֹת³וַּהְבּ זוֹע³י yâ‘oz behavvâtho 9 !Mי¤שׂ³י א¸ל רֶבªגַּה ה¦נִּה

hinnêh behold !

haggebher the-master lo’ yâsiym not he-is-placing

qal imperf

!וֹזּוּעֶמ Mיִה·לֱא

’elohiym ***

al KRAUS !הוהי mâ‘uzzo stronghold-of-him

ma’az sterke burcht een bekend psalmmotief (ps 27:1 31:3–5, 43:2)

andere vocalisatie KRAUS !וֹזּגuעָמ ‘seiner Zuflucht’

!וֹר שָׁע בֹרְבּ חַצְב¢יּ®ו vayyibhthach and-he-is-trusting

qal imperf berobh in-vastness-of

‘âshro riches-of-him

!וֹת³וַּהְבּ זוֹע³י

yâ‘oz he-is-strengthening qal imperf

behavvâtho in-woe-of-him

9 Hinei, this is the gever (man) that made not Elohim his ma’oz;

but trusted in the abundance of his osher (riches), and strengthened himself in his treachery.

9 ’ Zie onze held, die nimmer God tot zijn toevlucht stelde, zijn kracht zocht in zijn rijkdom:

die groeide in wat zijn val werd. ’

9. Voilà le brave, il ne mettait pas son refuge en Elohîms;

il s’assurait en sa richesse multiple, il osait en sa perversité.

9 «Mireu l’home valent:

no buscava en Déu la seva força, es refiava de la seva riquesa, jugava segur».

39

(40)

9 “da ist der Mann

der Gott zu seiner Trutzwehr nicht machte und sich sicherte mit der Fülle seines Reichtums, auf seine Verhängnismacht trotzte!”

9- "Le voilà, l’homme qui n’a pas mis en Dieu sa forteresse, mais se fiait au nombre de ses biens, se faisait fort de son crime!"

9 “behold (the mighty man) that used not to make (Yahweh) his refuge ,

but used to trust in the abundance of his riches, used to be strong in his (wealth) .

9 ‘dat is nu de mens

die God niet erkent als zijn veilige vesting;

en vertrouwt op zijn overvloed

en door zijn misdaad maakt hij zich sterk!

40

(41)

4.8 v10 [v10]

maar ik, ben als een/die welige olijfboom in het huis van ***/

op het tempelplein

ik ben zeker van de trouw van God, [ik verlaat mij op ***s liefde]

eeuwig en immer/ nu en altijd

!NÉֲע¯ר ת¢י®זְכּ י¢נֲא®ו 52:10 va’aniy kezayith ra‘anân

!Mיִה·לֱא תיֵבְבּ bebhêyth ’elohiym

!Mיִה·לֱאÊדֶסֶחְב יִתְּחַצָבּ bâthachtiy bhechesedh-’elohiym

!דֶע³ו Mָלוֹע ‘olâm vâ‘edh

!יָלָע Mיִמָק Mיִבּ¯ר rabbiym qâmiym ‘âlây 10 !NÉֲע¯ר ת¢י®זְכּ י¢נֲא®ו

va’aniy and-I

kezayith as-olive-tree ra‘anân flourishing

!Mיִה·לֱא תיֵבְבּ

bebhêyth in-house-of

’elohiym ***

!Mיִה·לֱאÊדֶסֶחְב יִתְּחַצָבּ

bâthachtiy I-trust qal perf bhechesedh- in-kindness-of

’elohiym ***

!דֶע³ו Mָלוֹע

‘olâm eon

vâ‘edh and-futurity

10 But I am like a green zayit (olive tree) in the Beis Elohim;

I trust in the chesed Elohim olam va’ed.

10 Ik — als een groene olijfboom weet ik mij in Gods hoven, van Gods genade zeker voor tijd en eeuwigheid.

10. Moi, comme un olivier luxuriant dans la maison d’Elohîms, je m’abandonne au chérissement d’Elohîms, en pérennité, à jamais.

10 Però jo, com l’olivera en plena vida, dins la casa de Déu,

confio en el seu amor per sempre més.

10 ich aber bin wie ein üppiger Ölbaum in Gottes Haus,

ich weiss mich sicher in Gottes Huld für Weltzeit und Ewigkeit.—

41

(42)

10- Et moi, comme un olivier verdoyant dans la maison de Dieu, je compte sur l’amour de Dieu toujours et à jamais.

10 as for me, I am in the house of (Yahweh) as a luxuriant olive tree ; I trust in the kindness of (Yahweh) forever and ever .

10 maar ik ben als een groene olijfboom die in het huis van God staat:

ik vertrouw op de liefde van God voor altijd en voor eeuwig.

42

(43)

4.9 v11 [v11a]

je danken/prijzen/loven zal ik immer want jij hebt het gedaan

je verkonden zal ik [v11b]

[want die is goed]

in het bijzijn van/ samen met jouw getrouwen.

!ָתי¤שָׂע יִכּ Mָלוֹעְל œŸדוֹא 52:11 ’odhekha le‘olâm kiy ‘âsiythâ

!בוֹטÊיִכ œְמ¤שׁ הªוָּקֲא®ו va’aqavveh shimkha khiy-thobh

!œי«דיִסֲח דªגªנ neghedh chasiydheykha 11 !ָתי¤שָׂע יִכּ Mָלוֹעְל œŸדוֹא

’odhekha and-shall-acclaim hifil imperf

le‘olâm for-eon

kiy that

‘âsiythâ you-did

qal perf

!בוֹטÊיִכ œְמ¤שׁ הªוָּקֲא®ו va’aqavveh and-I-shall-expect

qal imperf

shimkha name-of-you

khiy-thobh that good

!œי«דיִסֲח דªגªנ

neghedh in-front-of

chasiydheykha kindly-ones-of-you 11 I will give Thee thanks l’olam, because Thou hast done it;

and I will wait on Shimecha;

for it is tov before Thy chasidim.

11 Ù loof ik, zonder einde, want Gij brengt de vervulling;

uw naam vol rijkdom wacht ik, door uw getrouwen omringd.

11. Je te célèbre en pérennité: oui, tu agis.

J’espère ton nom, oui, quel bien, devant tes fervents ! 11 Sempre us donaré gràcies

pel que vós heu fet;

davant dels vostres fidels proclamaré la bondat del vostre nom.

11 auf Weltzeit will ich dir danken, denn du hast es getan,

deinen Namen erharren, denn er ist gütig, den dir Holden zugegen.

43

(44)

11- Je veux te rendre grâce à jamais, car tu as agi, et j’espère ton nom, car il est bon, devant ceux qui t’aiment

11a I will laud thee that thou hast done it, and I will wait on thy name .”

11 ik zal u voor altijd danken

omdat u zo krachtig bent opgetreden;

ik zal u verkondigen

in het bijzijn van al uw getrouwen.

44

(45)

5 eigen hertaling

5.1 versie 1: de oerparel, lichtjes opgeblonken [v3]

wat glorieert/bluft ge toch om wandaad, held (heel de dag)

[v4]

(heel de dag) zint ge op verderf/schade/vernieten scherp als een scheermes uw tong

[v5]

kwaad kiest ge boven goed leugen/bedrog boven oprechtheid

[v6]

u lief is elk vernietend woord valse tong

[v7]

maar AL zal u wel breken/kraken, definitief weg sleurt hij u uit uw woonst

los woelt hij uw wortels uit de grond die leven geeft [v8]

en de integeren zullen het zien en vrezen en lachen om hem:

[v9]

“daar! de kerel die *** niet tot zijn fort maakte, / niet toeliet als zijn sterkte

zich zeker voelde in zijn vele/overvloed rijkdommen, sterk meende te zijn in zijn bederf.”

[v10]

maar ik, ben als een/die welige olijfboom in het huis van ***/ op het tempelplein

ik ben zeker van de trouw van God, [ik verlaat mij op ***s liefde]

eeuwig en immer/ nu en altijd [v11a]

je danken/prijzen/loven zal ik immer want jij hebt het gedaan

je verkonden zal ik [v11b]

[want die is goed]

in het bijzijn van/ samen met jouw getrouwen.

45

(46)

5.2 versie 1b: iets gladder [v3-4a]

hoe durft ge

bluffen om uw wandaden held

heel de dag zinnen op vernieten [v4b-6]

scherp als een scheermes is uw tong kwaad kiest ge boven goed

bedrog boven oprechtheid u lief is elk vernietend woord gij valse tong

[v7]

maar AL zal u wel kraken definitief

u wegsleuren uit uw woonst u loswoelen met wortel en al, uit de grond die leven geeft

[v8a,b]

en de integeren zullen toezien met ontzag

[v8c–9]

lachen zullen ze om hem:

“daar! de kerel die *** niet toeliet als zijn sterkte zich zeker voelde in zijn weelde

zich sterk waande in zijn bederf”

[v10]

maar ik

ik ben als die welige olijfboom op het tempelplein verzekerd in ***s liefde

nu en altijd [v11a]

je eren zal ik immer om wat jij hebt gedaan je verkonden zal ik

[v11b]

samen met jouw getrouwen ja: zo is het goed

(hertaling: walter, 06 dec 2009)

46

(47)

5.3 versie 1c: de kern–vloek

[v3-4a]

hoe durft ge het gij held

te pralen met uw wandaden heel de dag

te zinnen op vernieten

[v4b-6]

kwaad kiezend boven goed en vals boven oprecht lievend elk vernietend woord gij valse tong

scherp als een scheermes

[v7]

maar u kraken zal ***

definitief

u wegsleuren uit uw woonst met wortel en al u loswoelen uit de grond die leven geeft

[v8a,b]

en de integeren zullen toezien en huiveren

(hertaling: walter, 08 dec 2009)

47

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Degenen die Zijn onderwijs niet gehoorzamen, zullen zijn als een huis dat is gebouwd op zand, dat, zoals het kaf in Psalm 1, zal worden weggevaagd als de wind en regen komen

Dit kan ook ‘voor David’ zijn geweest, maar als we Davids belevenissen in 1 en 2 Samuel lezen, is goed voor te stellen dat David vanuit de nood van bedreiging door vijanden deze

Ja, Hij, de Heer, zal al hun tranen drogen en dood en rouw en moeite zijn gedaan, want d'eerste dingen zijn voorbijgegaan,.. Hun lied zal 't Lam, dat voor hen

Toch, HEER, bent u onze vader, wij zijn de klei, door u gevormd, wij zijn het werk van uw handen.. Laat uw grote toorn toch varen, HEER, houd onze schuld niet steeds in gedachten,

Hij is de hoop voor wie niet verder kan Ik kan niet leven zonder mijn Jezus Want mijn Jezus maakt ons vrij.. 'k Laat het los, geef alles nu over aan Hem Er is niets wat Hij niet

Jesaja 59:2 maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort..

Treed nader tot gij Hem omringt, gij aarde alom, zijn rijksdomein, zult voor de Heer dienstvaardig zijn.. Roep uit met blijdschap: ‘God

Dat Doëg kroonpretendent David had verklikt door aan koning Saul te vertellen dat David in ‘het huis van Achimelech’ was geweest: 1 het heiligdom te Nob waar