• No results found

Warmte 4 havo

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Warmte 4 havo"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

KEMIA.nl

Warmte

4 havo

Van ijs naar stoom

1 Hoeveel energie (in J) is nodig om 20 g ijs van -10 °C over te voeren in stoom van 100 °C? (antwoord 60680 J)

Water verwarmen met methaan

De verbrandingswarmte van methaan is -890 kJ·mol-1. Men verbrandt 5,0 dm3

methaan volledig.

2 Bereken de verandering van temperatuur (ΔT) van 0,50 L water, als alle

vrijkomende warmte hieraan ten goede zou komen. (antwoord 96 °C)

Kaarsvet

De verbrandingswarmte van kaarsvet is -11 362 kJ·mol-1. Men wil 750 mL

water 20 °C in temperatuur laten stijgen.

3 Bereken hoeveel gram kaarsvet (C17H35COOH(s)) men moet verbranden om

dit te bewerkstelligen.Ga er hierbij van uit dat er geen warmteverlies optreedt aan de omgeving (η = 100%). (antwoord 1,6 gram)

Verwarmen

4 Hoeveel m3 Gronings aardgas van 273 K is nodig om 250 L water van 25 °C

aan de kook te brengen?

5 Hoeveel m3 Gronings aardgas van 273 K is nodig om 250 L zuivere alcohol

van 25 °C aan de kook te brengen? (antwoorden 4,9·102 dm3 en 2,3·102 dm3)

(2)

KEMIA.nl

Uitwerkingen

1 Er zijn vier trajecten die elk energie kosten.

A ijs van -10 °C  ijs van 0 °C (temp-stijging)

B ijs van 0 °C  water van 0 ° C (faseovergang: smelten)

C water van 0 °C  water van 100 °C (temp-stijging)

D water van 100 °C  stoom van 100 °C (faseovergang: verdampen) mijs = 20 g = 0,020 kg cijs = 2,2·103 J·kg-1·K-1 ΔT = 10 °C = 10 K Q = c · m · ΔT = 2,2·103 · 0,020 · 10 = 440 J Smeltwarmtewater = 334·103 J·kg-1 Q = 334·103 · 0,020 = 6 680 J mwater = 20 g = 0,020 kg cwater = 4,18·103 J·kg-1·K-1 ΔT = 100 °C = 100 K Q = c · m · ΔT = 4,18·103 · 0,020 · 100 = 8 360 J Verdampingswarmtewater = 2,26·106 J·kg-1 Q = 2,26·106 · 0,020 = 45 200 J Qtot = QA + QB + QC + QD = 440 + 6 680 + 8 360 + 45 200 = 60 680 J

(3)

KEMIA.nl 2 Methaan: V = 5,0 dm3 ρ = 0,72 kg·m-3 = 0,72 g·dm-3 m = ρ · V = 5,0 · 0,72 = 3,6 g M = 16,042 g·mol-1 n = m / M = 3,6 / 16,042 = 0,224 mol

Verbrandingswarmte = - 890 kJ·mol-1 (negatief betekent dat het

vrijkomt, exotherm) Q = 890·103 · 0,224 = 199 726 J

Deze warmte wordt gebruikt om water te verwarmen:

Water: m = 0,998 · 500 g = 499 g = 0,499 kg (ρ = 0,998 g/mL) c = 4,18·103 J·kg-1·K-1 Q = c · m · ΔT 199 726 = 4,18·103 · 0,499 · ΔT T = 96 °C 3 Water: m = 0,998 · 750 = 748,5 g = 0,7485 kg (ρ = 0,998 g/mL) c = 4,18·103 J·kg-1·K-1 ΔT = 20 °C = 20 K Q = c · m · ΔT Q = 4,18·103 · 0,7485 · 20 = 62 575 J

Kaarsvet: Verbrandingswarmte = -11 362 kJ·mol-1

n = Q / Verbr.warmte = 62575 / 11362·103 = 5,51·10-3 mol M = 284,468 g·mol-1 m = n · M = 5,51·10-3 · 284,468 = 1,6 g 4 Water: m = 0,998 · 250 kg = 249,5 kg (ρ = 0,998 kg/L) c = 4,18·103 J·kg-1·K-1 ΔT = 75 °C = 75 K Q = c · m · ΔT Q = 4,18·103 · 249,5 · 75 = 7,8·107 J

Aardgas: Verbr.warmte = 32·106 J·m-3 (zie tabel 28B)

(4)

KEMIA.nl

5 In het geval van alcohol veranderen er drie dingen:

Dichtheid: ρ = 0,80·103 kg·m-3 Soortelijke warmte: c = 2,43·103 J·kg-1·K-1 Kookpunt: Tk = 351 K = 78 °C Alcohol: V = 250 L ρ = 0,80·103 kg·m-3 = 0,80 kg·L-1 m = ρ · V = 250 · 0,80 = 200 kg c = 2,43·103 J·kg-1·K-1 ΔT = 78 – 25 = 53 °C = 53 K Q = c · m · ΔT Q = 2,43·103 · 200 · 53 = 2,6·107 J

Aardgas: Verbr.warmte = 32·106 J·m-3 (zie tabel 28A)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hiervoor is gekozen omdat bijvoorbeeld de kans dat 2 getallen goed zijn veel groter is dan de kans dat 0 getallen goed zijn.. 6p 6  Bereken de kans dat 0 getallen goed zijn

Voor de vliegtuigbouw is het van belang te weten welk gewicht een stel vleugels kan dragen en welke snelheid er nodig is om te kunnen vliegen.. In deze opgave gaan we in op de

- Moeilijkheidservaring De leerlingen vonden de verwerking heel moeilijk met lastige formules. De docent vindt het practicum een moeilijke proef voor 4 havo. Slechts de

Bereken de totale hoeveelheid warmte die nodig is om de minerale olie op temperatuur te brengen en de hoeveelheid stoom die hiervoor benodigd is.. Gegeven is

De oefening voor het werkplan bestaat uit een werkplan van een proef die al door de leerlingen is uitgevoerd, maar waar geen verslag bij gemaakt hoeft te worden.. Dit werkplan mist

d Bereken de oppervlaktevergroting door de oppervlakte te vermenigvuldigen met de factor 0,2... Opgave 2.4 Uitzetting van

[r]

Oplossing A: 450 mL 0,379 M zinksulfaat, Oplossing B: 340 mL 0,409 M kaliumcarbonaat Wanneer deze zouten samen worden gevoegd ontstaat een neerslag. Bereken hoeveel gram neerslag