• No results found

University of Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

Nowhere to hide: identifying AGN in the faint radio sky Radcliffe, Jack Frederick

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:

2019

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Radcliffe, J. F. (2019). Nowhere to hide: identifying AGN in the faint radio sky. University of Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

Download date: 28-06-2021

(2)

Samenvatting

Figuur 4 | De zwakke radiohemel boven de Green Bank-telescoop in de VS. De samengestelde afbeelding toont processen die onzichtbaar zijn voor het menselijk oog. Toont de hemel zoals je die met je ogen ziet louter sterren, de meeste objecten op deze afbeelding zijn radiogolven uitzendende sterrenstelsels en quasars. Deze objecten worden aangedreven door superzware zwarte gaten in het centrum van sterrenstelsels die vaak meer dan 5 miljard lichtjaar van ons verwijderd zijn. Credit: NRAO/AUI.

Net zoals de nachthemel bezaaid is met sterren, is deze bezaaid met kosmische radiobronnen. Ons oog - al dan niet gewapend met een kijker - is gevoelig voor licht, of anders gezegd: is in staat om het licht dat sterren uitzenden te detecteren. Radio- telescopen op hun beurt zijn gevoelig voor de radio-golven die die kosmische bronnen

xix

(3)

xx Samenvatting

Figuur 5 | De Westerbork Synthesis Radio Telescoop (WSRT) werd in 1968 voltooid, naar een plan van prof. Oort. De WSRT heeft gedurende de afgelopen decennia belangwekkende ontdekkingen gedaan.

Credit: ©Raimond Spekking / CC BY-SA 4.0 (via Wikimedia Commons).

uitzenden; dat zijn in het algemeen gesproken niet sterren maar sterrenstelsels. Die radiobronnen zijn overigens ook overdag ‘zichtbaar’ (of beter: ‘hoorbaar’). Sterren zijn dat niet omdat het overdag te licht is; we kunnen ook zeggen dat de atmosferische voorgrond (verstrooid, dus blauw zonlicht) het veel zwakkere sterlicht overstraalt (Figuur 4).

Sinds de jaren 1950 van de vorige eeuw onderzoeken astronomen de radio ‘hemel’.

Men ontwikkelde al gauw radio-interferometers, die scherper konden waarnemen dan losse schotels; die interferometers leidden op hun beurt weer tot de indrukwekkende apertuur-synthesetelescopen waarvan de belangrijkste zich in Engeland, Nederland en de VS bevinden. Die ontwikkeling - en daarmee de ontwikkeling van de radio- astronomie als wetenschap - leidde in 1974 tot de Nobelprijs voor de Natuurkunde, voor de twee pioniers Ryle en Hewish. De radioastronomie heeft gedurende de afgelopen 70 jaar een enorme vlucht genomen en we danken er enorm veel nieuw kosmisch inzicht aan. Ook Nederland heeft een grote faam in de mondiale radio-astronomie.

Natuurkundige processen in sterrenstelsels vormen de prominente mechanismen die radiostraling genereren. Twee van die processen en hun relatieve voorkomen tot in de verste verten van het heelal komen in dit proefschrift aan de orde. Het betreft hier de zogenaamde synchrotronstraling die een bijprodukt van de vorming van nieuwe

(4)

Samenvatting xxi

sterren is, en een andere vorm van die synchrotronstraling die een hoofdprodukt van de aanzuiging van materie door zwarte gaten in de kernen van sterrenstelsels is. Het was de eerste categorie, de synchrotronstraling van ons sterrenselsel, de Melkweg, die leidde tot de geboorte van de radioastronomie (1930s-1940s), en het was de tweede categorie - de zogenaamde ‘monsters’ - die in de 1950s-1960s leidde tot de bloei ervan, met name dankzij de ontwikkeling van de synthesetechniek en de ultieme vorm daarvan, de intercontinentale VLBI - Very Long Baseline Interferometry - techniek. Door middel van die laatste techniek kan een ongeevenaarde beeldscherpte worden bereikt.

Richten we onze radiotelescopen uit het vlak van de Melkweg, dan nemen we in de verten honderden sterke radiobronnen (die monsters!) waar, miljoenen zwakke, en miljarden zeer zwakke. Op een gebiedje ter grootte van volle maan (bijvoorbeeld erachter) bevinden zich enkele duizenden van die zwakke radiobronnen. Diepgaand onderzoek gedurende de laatste decennia heeft geleerd dat dit verre sterrenstelsels zijn met een zekere mate van stervorming (categorie 1), kern-aktiviteit (categorie 2), of beide.

Dit proefschrift onderzoekt de aard van de radiostraling in die verre sterrenstelsels, tot op het zwakst meetbare niveau. Die extreme gevoeligheid van de waarnemingen houdt niet alleen in dat we de processen over een groot bereik van intensiteit in kaart brengen, maar ook in objecten over een groot bereik in afstand.

De centrale twee hoofdstukken zijn gewijd aan een heel bijzonder stukje hemel:

het noordelijke Hubble Deep Field-North (HDF-N), dat het centrale deel vormt van het zogenaamde GOODS-North Field (Figuur 6). Dit stukje hemel, dat een extreem diepe blik in het heelal werpt, wordt sinds eind 1995 intensief bestudeerd, gebruikmakend van vele soorten telescopen. Resultaten voor wat betreft het voorkomen en de eigenschap- pen van de ongeveer 10.000 sterrenstelsels, over afstanden van miljoenen tot miljarden lichtjaren, in dit en in soortgelijke velden, worden als representatief voor het heelal beschouwd. De twee centrale hoofdstukken 3 en 4 worden geflankeerd door een waar- neemtechnisch hoofdstuk 2, en een bijzonder hoofdstuk 5, waarin waarnemingen over een periode van twintig jaar van het HDF-N met elkaar worden vergeleken. Dat levert een nieuwe kijk op voor wat betreft het voorkomen van tijdsvariabele radio-straling.

De resultaten van dit proefschriftonderzoek zijn als volgt samen te vatten. In het eer- ste hoofdstuk wordt een verbeterde techniek beschreven om diepe VLBI-waarnemingen van velden zoals HDF-N te doen. De standaard-calibratietechnieken die gewoonlijk gebruikt worden blijken niet adequaat om het onderste uit de kan te halen voor wat betreft de gevoeligheid van de metingen - de crux van dit werk. Vergelijking van de klassieke en de nieuwe analysetechniek - voor een en dezelfde set waarneemgegevens - laat een significante verbetering zien. In hoofdstuk 2 passen we die nieuwe techniek toe om een nieuwe, 24-uurs VLBI-waarneming van het HDF-N te analyseren. Leverde een soortgelijke waarneming uit 2007 een 12-tal compacte radiobronnen op, deze

(5)

xxii Samenvatting

Figuur 6 | Het Great Observatories Origins Deep-North (GOODS-N) gebied, zoals gezien door de Hubble Space Telescope. De afbeelding toont ongeveer 25.000 sterrenstelsels. Meer dan 1.000 hiervan zijn babystelsels, waargenomen toen het universum minder dan ongeveer 2 miljard jaar oud was. De GOODS- N onderzoeksprojecten hebben ongeëvenaarde inzichten opgeleverd in de evolutie van het universum.

Credit: NASA, ESA, the GOODS Team and M. Giavalisco (STScI).

nieuwe waarnemingen vullen die aan tot 31. Aanvullend onderzoek laat zien dat het hier om radiostraling gaat uit sterrenstelsels over een groot bereik aan afstand en type.

In hoofdstuk 4 onderwerpen we deze sterrenstelsels aan een diepgaand onderzoek: wat is de precieze aard van de radio-straling, in relatie tot andere eigenschappen van de sterrenstelsels, en waarom detecteren we niet meer of minder stelsels? Hoe presteert de VLBI techniek, in vergelijking tot andere technieken die de aard van verre sterren- stelsels bestuderen? Deze analyse levert significant voortschrijdend inzicht op. De analyse in hoofdstuk 5 van een reeks van waarnemingen van het HDF-N, met globaal dezelfde radio-techniek, over de jaren 1996-2018, laat tenslotte zien dat variabiliteit in de zwakke radio-emissie van zo’n vijfhonderd sterrenstelsels zeldzaam is, en vaak toe te schrijven is aan voorgrond-effecten. Dat patroon bevestigt daarmee het algemene resultaat van dit promotie-onderzoek: de zwakke radiostraling van verre sterrenstelsels wordt voornamelijk gegenereerd door categorie-1 processen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In this study eight nano-emulsions containing CLF, ART and DQ, separately and in combination, with natural oils (safflower and olive oil) were formulated using a high energy

Toen Teller zijn werk aan splij- tingsbommen begon te negeren verving Oppenheimer hem door Peierls; Teller mocht vanaf dat moment zo veel en zo lang als hij maar wilde nadenken

Ik meende toen, mogelijk niet alle soorten te hebben gevonden, maar aarzelde niet mijn collectie toch volledig..

De afstanden in het heelal zijn zodanig groot, dat onze horizon bepaald wordt door de tijd die het licht dat vlak na de oerknal aan zijn reis begon, nodig heeft gehad om ons

snelheid waarbij de lorentzkracht en de elektrische kracht gelijk zijn, gaan in deze ruimte rechtdoor en bereiken een detector.

De elektrische veldkracht op de positieve kernen moet dus naar beneden gericht zijn. De elektrische veldsterkte is daarom in het vlak van tekening naar

Maar als ook alle dwergstelsels oud zijn, dan zijn er al vele generaties sterren gekomen en gegaan die al die tijd stof en zware elementen in het ijle gas hebben geloosd.. Waar is

This study will lastly aim to determine how structural interdicts can be best designed and applied by South African courts so as to constitute appropriate and effective relief