• No results found

gemeente Leidschendam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "gemeente Leidschendam"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Colofon

Projectnummer 41380214/60725

In opdracht van gemeente Leidschendam-Voorburg

Auteurs drs. A.M.H.C. Koekkelkoren, drs. S. Moerman

Redactie dr. A.W.E. Wilbers, drs. P.A. van den Bos

Versie 1.4

Status Definitief

Autorisatie

drs. P.A. van den Bos Senior Archeoloog 28-11-2014

Goedkeuring

dhr. A.A. Roeloffs gemeente Leidschendam-

Voorburg 28-11-2016

Gemeente Leidschendam-Voorburg

IDDS Archeologie rapport 1714

(2)

SAMENVATTING:

In opdracht van gemeente Leidschendam-Voorburg is van 12 maart tot en met 22 mei 2014 een archeologische begeleiding uitgevoerd van de aanleg van een nieuwe riolering aan de Virulylaan in Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg.

Het uitgangspunt van het onderzoek was het in kaart brengen van de landschapsopbouw over het hele tracé en waar mogelijk de archeologie in kaart brengen. Met name resten uit de Romeinse tijd, gekoppeld aan de afzettingen van het Gantelsysteem, werden in het plangebied verwacht.

Het veldwerk heeft uitgewezen dat de ondergrond ter plaatse van de straten en riolering sterk is verstoord, ten minste tot -1,0 m NAP. Daarmee is het oude maaiveld op de Gantelafzettingen verdwenen, en daarmee ook het archeologisch niveau. Wel zijn er nog enkele diepe sporen aangetroffen die uit de Nieuwe tijd dateren.

In de huidige top van het kleipakket van de Gantelafzettingen is wel ingespoelde fosfaat aangetroffen.

Mogelijk is dit een aanwijzing voor intensief gebruik van het plangebied in het verleden, vóór de Nieuwe tijd. In de Nieuwe tijd werd het plangebied extensief gebruikt als weiland, gezien de aangetroffen sloten.

Onder het kleipakket worden geen archeologische resten meer verwacht omdat de top van het zandpakket geërodeerd is tijdens de actieve fase van de geul van de Gantel.

Er wordt aangenomen dat de vervanging van het riool geen archeologische resten heeft verstoord, vanwege de aanwezige verstoringen voor de aanleg van het oude riool en de weg. Wel is het mogelijk dat buiten het tracé van de weg de ondergrond onverstoord is. Hier zou het mogelijk zijn om archeologische resten vanaf de Romeinse tijd aan te treffen.

(3)

INHOUDSOPGAVE:

ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ... 4

1. INLEIDING ... 5

1.1. Onderzoekskader ... 5

1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek ... 5

1.3. Ligging van het plangebied ... 5

1.4. Vooronderzoek ... 6

2. WERKWIJZE ... 8

3. RESULTATEN VAN HET VELDWERK ... 9

3.1. Fysische geografie ... 9

3.2. Sporen ... 10

3.3. Vondsten ... 12

4. WAARDERING ... 14

5. CONCLUSIE ... 16

5.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen ... 16

6. AANBEVELINGEN ... 18

6.1. Betrouwbaarheid ... 18

LITERATUUR EN KAARTEN ... 19

LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN ... 20

BIJLAGEN

1. Topografische kaart 2. Periodentabel 3. Locatiekaart

4. Opgenomen kolommen en boringen 5. Determinatielijsten vondsten 6. Interpretatiekaart

7. Sporenlijst

(4)

Administratieve gegevens van het plangebied

Onderzoeksmeldingsnummer 60725

Toponiem Virulylaan

Plaats Leidschendam

Gemeente Leidschendam-Voorburg

Kadastrale aanduiding Stompwijk G 1254, 1418, 1424, 1431, 1442

Provincie Zuid-Holland

Kaartblad 30G

Coördinaten Centrum Hoekpunten

84.180/452.850 84.111/452.928 (nw) 84.259/452.770 (zo) 84.202/452.732 (z) 84.140/452.804 (w)

Tracélengte Circa 340 m

Onderzoekskader Omgevingsvergunning

Uitvoerder IDDS Archeologie

Contactpersoon: dhr. A.W.E. Wilbers Postbus 126

2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-4028586 E-mail: awilbers@idds.nl

Bevoegde overheid gemeente Leidschendam-Voorburg

Afdeling Ruimte en Ontwikkeling, Team Ruimte Contactpersoon: dhr. A.A. Roeloffs

Postbus 905 2270 AX Voorburg Tel: 070-3009344

E-mail: aa.roeloffs@leidschendam-voorburg.nl Beheer en plaats van

documentatie en vondsten

Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de provincie Zuid-Holland

Uitvoeringsperiode veldwerk 12 maart tot en met 22 mei 2014

(5)

1. Inleiding

1.1. Onderzoekskader

In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft archeologisch onderzoeksbureau IDDS Archeologie van maart tot en met mei 2014 een archeologische begeleiding, protocol proefsleuven, uitgevoerd aan de Virulylaan in Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg. De aanleiding voor dit onderzoek waren de rioleringswerkzaamheden aan de Virulylaan en het deel van de Meidoornlaan ten westen van de Virulylaan (bijlage 1 en 3). Hierbij is de bodem door graafwerkzaamheden verstoord tot een diepte van circa 3,0 m beneden maaiveld.

Rioleringsprojecten in de strandwallenzone in de gemeente Leidschendam-Voorburg worden volgens een nieuwe aanpak benaderd. De aanleg van nieuwe rioleringen wordt begeleid conform het protocol IVO-p (verkennend/karterend). Het doel van een rioleringsbegeleiding is over een grotere afstand een inventarisatie te maken van de bodemopbouw en eventuele vindplaatsen of kansrijke niveaus. De begeleiding heeft specifiek niet tot doel archeologische vindplaatsen in KNA-zin te documenteren of op te graven, maar wel ze te registreren.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.3 (KNA;

Centraal College van Deskundigen 2014) en conform het Programma van Eisen (PvE) dat voor dit onderzoek is opgesteld door IDDS Archeologie (Moerman/ van den Bos 2014). Het veldwerk is uitgevoerd door dr. A.W.E. Wilbers (senior prospector, fysisch geograaf), drs. B.A. Corver (senior archeoloog) en drs. A.M.H.C. Koekkelkoren (prospector MA).

Deze rapportage bevat de resultaten van het onderzoek.

1.2. Doel- en vraagstellingen van het onderzoek

Het doel van de archeologische begeleiding is over een grotere afstand een inventarisatie te maken van de bodemopbouw en eventuele vindplaatsen of kansrijke niveaus. Om de doelstelling te realiseren dient op de volgende onderzoeksvragen een antwoord te worden gegeven:

 Hoe ziet de bodemopbouw eruit? In hoeverre is de bodemkundige opbouw intact?

 Is er sprake van archeologische waarden/fenomenen?

 Wat is de aard, diepteligging, omvang, locatie gaafheid en conservering van eventuele archeologische resten/niveaus?

 Is er een samenhang tussen antropogene sporen en landschappelijke zones (bijv.

overgangszones, droog/nat, veen, kopjes)? Wat zegt dit over premoderne vormen van inrichting en gebruik van het landschap (w.o. ritueel gebruik)?

 Hoe verhouden aangetroffen resten zich tot bekende vindplaatsen in de (directe) omgeving?

1.3. Ligging van het plangebied

De ligging van het onderzochte gebied, oftewel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het plangebied ligt in het zuiden van Leidschendam en beslaat een deel van de Virulylaan en delen van de Meidoornlaan ten noorden en westen van de kruising met de Virulylaan (Figuur 1). Het tracé is circa 350 m lang. De exacte ligging en de contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in bijlage 3.

(6)

Figuur 1. Het plangebied (rood omlijnd) op een luchtfoto uit 2010 (bron: Bing Maps).

1.4. Vooronderzoek

De onderstaande tekst is overgenomen uit het Programma van Eisen.

1.4.1. Geomorfologie

Het plangebied ligt in de Tedingerbroekpolder. Het gebied kenmerkt zich door enkele duinen die op de strandvlakte tot ontwikkeling kwamen en boven het veen uitsteken. Het is mogelijk dat zich in het gebied nu nog onbekende duinen bevinden waarop bewoning mogelijk is geweest. Op het AHN zijn hier echter geen indicaties voor te vinden. Ten zuiden van het plangebied liep een geul van het Gantelsysteem. Het gebied is als gevolg daarvan vrijwel volledig bedekt met kleiafzettingen van de Gantellaag. Nadat de geul verlandde, bleef deze als een inversierug in het landschap achter. Net als de eventuele duinen bood deze rug mogelijkheden voor bewoning in de Late IJzertijd en Romeinse tijd in het verder drassige gebied.

Het plangebied is volgens de geomorfologische kaart gelegen op een vlakte van getij-rivierafzettingen (kaartcode 2M35). Volgens de geoarcheologische kaart van de gemeente ligt het plangebied op Eenheid 2: Laagpakket van Walcheren op Hollandveen op Laagpakket van Wormer en/of Laag van Rijswijk en waar de top van de zandafzettingen van het Laagpakket van Wormer en/of de Laag van Rijswijk ondieper liggen dan 5 m –NAP.

Een proefsleuvenonderzoek vlak ten noordoosten van het plangebied, aan de Park Leeuwenberghlaan 14, leverde de volgende bodemopbouw op die naar verwachting ook in het plangebied aanwezig zal zijn:

0-0,7 m –mv: bouwvoor

0,7-1,0 m –mv: fosfaatrijke kleilaag – archeologisch niveau (vanaf Late IJzertijd – Romeinse tijd) 1,0-1,9 m –mv: getij- en geulafzettingen van het Walcheren laagpakket

1,9-2,2 m –mv: restant Hollandveen met hoefindrukken

Tot 2,2 m –mv: oud duinzand (Laag van Rijswijk) – archeologisch niveau (prehistorie)

(7)

1.4.2. Bodem

Volgens de bodemkaart bestaat de bodem in het plangebied uit kalkarme leek-/woudeerdgronden van klei met profielverloop 5 (kaartcode pMn85C) met grondwatertrap III*.

1.4.3. Historische gegevens

De Tedingerbroekpolder, waarin het plangebied gelegen is, wordt voor het eerst genoemd in het Delflands keurboek van 1440-1445. Het gebied is ontgonnen vanaf de 11e/12e eeuw. De middeleeuwse ontginning lijkt gebaseerd te zijn op de Romeinse verkaveling. De oriëntatie komt overeen en in enkele gevallen ligt de middeleeuwse ontginningsloot op de plek van een Romeinse verkavelingsgreppel.

Op historisch kaartmateriaal vanaf het begin van de 19e eeuw wordt het plangebied aangegeven als akker of grasland, gelegen tussen de buitenplaatsen Zuiderburg en Leeuwenberg. Ook op de oudst beschikbare kaart, die van het Hoogheemraadschap uit 1615 (Fl. Balthasar 1615), wordt op de locaties van de buitenplaatsen al bebouwing aangegeven en is het plangebied waarschijnlijk in gebruik als weiland. Oudere bronnen zijn niet beschikbaar maar het is zeer waarschijnlijk dat deze vorm van landgebruik ook al vele eeuwen daarvoor van toepassing was.

1.4.4. Archeologie

Het plangebied maakt deel uit van het herinrichtingsgebied Leidschendam-Nootdorp. In de jaren 80 van de 20e eeuw is hier een grootschalige veldkartering uitgevoerd. Deze veldkartering heeft een aantal vindplaatsen aan het licht gebracht, waaronder één uit het Neolithicum en meerdere uit de Romeinse tijd. Het betreft onder andere een inheems-Romeinse nederzetting uit de 1e-3e eeuw na Chr., gelegen op een kreekrug van het Gantelsysteem. Ook zijn enkele vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd gekarteerd, die samenhangen met de middeleeuwse ontginning en de buitenplaatsen die in het gebied werden aangelegd.

Direct aan de overzijde van de Vliet bevindt zich de enige burgerlijke Romeinse nederzetting in het westen van het land, Forum Hadriani of MAC (Municipium Aelium Cananefatium). De gemeente Den Haag heeft beperkt archeologisch booronderzoek langs de Westvlietweg uitgevoerd om een eerste indicatie te krijgen over de aanwezigheid van sporen van de Romeinse nederzetting aan de Tedingerbroekzijde van de Vliet. Het onderzoek heeft hiervoor geen bewijzen geleverd.

Binnen het plangebied zijn geen archeologische vondsten of onderzoeken bekend. De veldkartering heeft in het gebied direct ten zuidwesten van het plangebied wel enkele vondsten opgeleverd. Het betreft aardewerkfragmenten uit de Midden Romeinse tijd, de Vroege Middeleeuwen B-C en de Late Middeleeuwen (waarnemingen 21709-21713). In dezelfde wijk als het plangebied zijn diverse kleinschalige onderzoeken uitgevoerd (onderzoeksmeldingen 6757, 22266, 27206, 27207, 34405, 48505 en 48846). Deze hebben geen van alle behoudenswaardige vindplaatsen opgeleverd. Dat hier wel vindplaatsen aanwezig zijn geweest, is duidelijk. Bij een noodopgraving van een reeds aangelegde bouwput is op een duintje een prehistorische cultuurlaag aangetroffen, mogelijk uit de Vroege Bronstijd (AWVL rapport 2004/003).

(8)

2. Werkwijze

Het onderzoek bestond uit zeventien opnames van een profiel in de wand van de rioolsleuven. De opnames zijn zo veel mogelijk gelijkmatig over het plangebied verspreid (bijlage 3). Het betreft vijf boringen en twaalf profielkolommen, die in de periode van 12 maart tot en met 22 mei 2014 zijn gedocumenteerd. Conform het PvE is om de circa 25 m een profiel gedocumenteerd. Dit gebeurde in nauw overleg met de uitvoerder, Kroes aannemingsbedrijf B.V. Om de werkzaamheden voor archeologie en de aanleg van de riolering zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, zijn de kolommen zo veel mogelijk tijdens de lunchpauzes van de werklieden gedocumenteerd (ook dit conform het PvE). De werktijd was daardoor soms enigszins beperkt, maar dit heeft geen invloed gehad op de kwaliteit van het onderzoek.

De twaalf kolommen zijn genomen op plaatsen waar sprake was van een profielwand die goed zichtbaar en toegankelijk was. De boringen en kolommen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma TerraIndex van I.T. Works. Een aantal kolommen zijn tevens getekend (schaal 1:20). De locaties van de boringen en kolommen (x- en y-waarden) zijn ingemeten vanuit de bebouwing. De hoogtes (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN2, 0,5 m grid). De bodemopbouw van de profielopnames en boringen wordt weergegeven in bijlage 4.

De vijf complete boringen zijn gezet op locaties waar het niet mogelijk was om een profiel op te nemen. Redenen hiervoor waren dat de sleuf alweer was dicht gegooid, de diepte van de sleuf niet toereikend was voor een beeld te krijgen van de bodemopbouw of de aanwezige verstoringen dusdanig diep waren dat de natuurlijke bodemopbouw in de sleuf niet was bereikt.

Opname Ligging Datum

Kolom 1 Meidoornlaan 19 12 maart

Kolom 2 Oostelijke hoek Meidoornlaan – Virulylaan 19 maart

Boring 3 Meidoornlaan 28-29 26 maart

Boring 4 Meidoornlaan 25-27 28 maart

Kolom 5 Zuid van Virulylaan 5C 1 april

Kolom 6 Virulylaan 5B 16 april

Kolom 7 Virulylaan 2H-K 8 april

Boring 8 Zuidelijke hoek kruising Virulylaan met zijtak 15 april

Kolom 9 Virulylaan 2E 17 april

Kolom 10 Tegenover Virulylaan 2D 22 april

Kolom 11 Ten noordoosten van Virulylaan 2C 24 april

Kolom 12 Tegenover Virulylaan 3B 29 april

Kolom 13 Ten westen van Virulylaan 3A 1 mei

Kolom 14 Virulylaan 2A 6 mei

Kolom 15 Virulylaan 2 8 mei

Boring 16 Virulylaan 1B-3 22 mei

Boring 17 Ten noorden van Westvlietweg 120 22 mei

(9)

3. Resultaten van het veldwerk

Op basis van de kolommen en boringen was het mogelijk de verstoringen en het onderliggende landschap in kaart te brengen. Bij het documenteren van de kolommen zijn vier sporen aangetroffen en tien vondsten gedaan (bijlage 5 en 7). De resultaten van de profielopnames en de boringen staan in bijlage 4. In bijlage 6 is een interpretatie opgenomen van de resultaten van de begeleiding, waarmee het landschap is gereconstrueerd.

3.1. Fysische geografie

Op basis van de kolommen en boringen is het mogelijk een dwarsdoorsnede van het plangebied te maken (Figuur 2). De top van de bodemopbouw is in het hele plangebied verstoord door de aanleg van de bestaande riolering en ten behoeve van de aanleg van de weg. Daarom bestaat in het hele plangebied de bovenste laag uit (straat)zand. Deze laag is minimaal 30 cm en gemiddeld 50 tot 100 cm dik. Onder de opgebrachte zandlaag is nog een omgewerkt pakket aanwezig van zandige of humeuze klei met puinresten. Deze laag is omgewerkt met de top van de natuurlijke afzettingen omgewerkt of diende ter opvulling van afgegraven delen.

Figuur 2. Een dwarsdoorsnede van het plangebied van noordwest naar zuidoost.

Onder het verstoorde pakket bevinden zich de afzettingen van een geul van het Gantelsysteem. De geul meanderde door het plangebied. In de boringen en kolommen 1-4, 6, 7 en 9 zijn bedding- en restgeulafzettingen aangetroffen die erop wijzen dat de geul op die plaatsen heeft gestroomd en in het onderliggende landschap is ingesneden. De afzettingen bestaan uit een basis van zand met soms schelpen, klei en detrituslaagjes en brokjes veen. Deze lagen vormen de beddingafzettingen van de geul. Daarover liggen de restgeulafzettingen die voornamelijk bestaan uit uiterst siltige klei die grijs tot blauwgrijs gekleurd is. Deze klei is door de getijdenwerking ook buiten de geul afgezet in de overige delen van het plangebied. Dit zijn kwelderafzettingen. In dit kleipakket zijn de vier sporen waargenomen.

Bovenin het intacte kleipakket zijn fosfaatvlekken aanwezig. Dit wijst erop dat het plangebied mogelijk in het verleden bewoond werd, hoewel er geen datering aan gegeven kan worden. Fosfaat kan met het grondwater dieper in de grond trekken dan het niveau waarop het werd afgezet. Fosfaat wordt

S4

S3

S2 S1

verstoord

geul

duin veen

(10)

Figuur 4. Profiel 12 met spoor 2 en de bodem van de sloot met vondst 2 .

Het landschap onder de geul- en kwelderafzettingen bestaat uit een duinlandschap. De duinen bestaan uit kalkloos, matig tot uiterst fijn zand. In het midden van het plangebied is veen aangetroffen onder het zand. Onderin boringen 11 en 16 is het veen minstens 40 cm dik. In boring 3 en profiel 5 is het veen slechts 15 cm dik en hier is onder het veen weer duinzand aanwezig. Omdat het veen hier dun is, wordt verwacht dat het gaat om een duinpan, een natuurlijke natte laagte in het duinlandschap. In boringen 3, 8, 16 en 17 is het veen matig houthoudend, waardoor er vermoedelijk bomen hebben gestaan in de natte laagte. De top van het duinpakket is vrijwel volledig geërodeerd, maar in boring 4 is mogelijk nog sprake van een oud maaiveld vanwege de aanwezigheid van een grijsbruin, zwak humeus niveau van ten minste 25 cm dik.

3.2. Sporen

Tijdens het veldwerk zijn vier sporen aangetroffen, twee kuilen en twee sloten (bijlage 6). Omdat de sporen in een profielkolom zijn geregistreerd, is de breedte van de sporen niet te achterhalen.

Spoor 1 is aangetroffen in kolom 11.

Het betreft een kuil die bestaat uit uiterst siltige klei die zwak humeus is.

Het spoor bevindt zich op -1,52 m NAP (1,5 m – mv) en is circa 25 cm diep. In de kuil zijn resten puin en bakstenen, met name ijsselstenen, aangetroffen (vondst 1, Figuur 3). De ijsselstenen dateren uit de Nieuwe tijd B (1650- 1750), maar overige bakstenen in de kuil dateren het spoor op ten minste de Nieuwe tijd C (1800-1950).

Figuur 3. Profiel 11, met daarin de vondstrijke kuil (spoor 1, vondst 1).

Spoor 2 is een sloot die is gedempt met een pakket sterk zandige klei. De top van het spoor ligt op circa -1,0 m NAP (1,0 m –mv) en het spoor is circa 90 cm diep (Figuur 4). Daarmee snijdt de sloot in de kwelderafzettingen en de top van het duinzand. Het spoor is aangetroffen in kolom 12.

Op basis van de aangetroffen resten dateert het spoor uit de 18e of de eerste helft van de 19e eeuw. De sloot loopt vermoedelijk in noordoost- zuidwestelijke richting.

Vanwege de sterke overeenkomsten tussen spoor 1 en spoor 2, onder andere qua diepteligging en de aanwezige bakstenen, en het feit dat de twee sporen dicht bij elkaar gelegen zijn, is het mogelijk dat beide sporen deel zijn van dezelfde sloot en dat spoort 1 een oever is van de sloot (spoor 2).

Spoor 3 is aangetroffen in kolom 13 en is een kuil die is opgevuld met sterk zandige klei en onderin dierlijk botmateriaal bevat (vondst 3). Het betreft vermoedelijk een begraving van een rund, gezien de onderlinge ligging van de botten. De kuil met

Spoor 1

omgewerkt omgewerkt

kwelder

geul

duin veen

opgebrachte lagen en oude bestrating

opgebracht

opgebracht

spoor 2

slootbodem S1

(11)

botmateriaal wordt afgedekt door een laag met bakstenen uit de 18e of 19e eeuw. Deze laag snijdt ook de kwelderlagen aan en sluit aan op de kuil. Op basis daarvan is het aannemelijk dat de bakstenen horen bij spoor 3 en dat de botresten ook uit de 18e of 19e eeuw dateren. De top van het spoor ligt op -1,26 m NAP (circa 1,3 m –mv) en het spoor is circa 70 cm diep.

Spoor 4 is aangetroffen in profiel 15 (Figuur 5 en Figuur 7) op circa -1,0 m NAP (1,0 m –mv). Het bevindt zich direct onder de opgebrachte laag straatzand. Het spoor bestaat uit donkere bruingrijze, sterk zandige klei en bevat aardewerk uit de Nieuw Tijd, baksteen en hout. Het betreft een slootvulling, die circa een meter diep is. Het profiel ligt in het verlengde van de sloot, waardoor in het hele profiel de oever en beschoeiing van de sloot is waargenomen.

In het spoor is een verbinding tot de Vliet aangetroffen. De sloot is gegraven tot in de top van het duinzand, getuige de geroerde laag onder in het profiel. Daarna is de slootbodem ontstaan uit dunne kleilaagjes en verspoeld veen, wat mogelijk was door een directe verbinding met de Vliet. Later is de sloot gedempt en in de top van de demping bevinden zich veel vondsten. In het profiel was tevens een houten constructie aangetroffen die aansloot op een recentere bakstenen constructie. Dit vormde een afvoer- uitstroomput in de slootoever (Figuur 6).

opgebracht

humeuze klei

kleibrokken

klei met veenlaagjes spoor 4

verspoelde top duin

(12)

Figuur 6. De waterafvoer die aangesloten is op de sloot in profiel 15.

3.3. Vondsten

Tijdens het veldwerk zijn tien vondsten gedaan, afkomstig uit vier verschillende kolommen. Het merendeel van de vondsten is afkomstig uit een spoor.

In spoor 1 is vondst 1 verzameld. Het betreft drie ijsselsteentjes en een moderne baksteen. De datering van de vondsten is 1650-1750 voor de ijsselsteentjes en 1800-1950 voor de moderne baksteen.

In spoor 2 zijn enkele bakstenen en een fragment van een oranje plavuis aangetroffen, vondst 2.

Deze plavuis dateert uit de 18e of de eerste helft van de 19e eeuw. De plavuis bevatte nog fragmenten van glazuur en was in totaal circa 13 mm dik. De bakstenen zijn niet verzameld omdat de plavuis beter dateerbaar was.

Vondst 3 bevat het verzamelde botmateriaal van een rund. Uit profiel 13, spoor 3, zijn 10 ribben, 3 borstwervels, 1 lendewervel en een bekken meegenomen. Deze botten zijn afkomstig van hetzelfde dier en staken uit de wand van de kolom. Er kan geen datering worden gegeven aan de botten.

In kolom 15 zijn vele vondsten gedaan, namelijk vondsten 4 tot en met 10 (Figuur 7). Het betreft met name roodbakkende aardewerk uit de 18e en 19e eeuw dat is aangetroffen in de sterk zandige kleilaag van de oever van een sloot. Het bouwmateriaal dat is aangetroffen en verzameld betreft een viertal bakstenen op 130 cm –mv (vondst 4), een dakpan op 150 cm –mv (vondst 6) en twee dakpannen op 150 cm –mv (vondst 10). Daarnaast is er serviesgoed aangetroffen, namelijk een theepot van industrieel witgoed uit de Nieuwe tijd C en een witbakkend bord uit de Nieuwe tijd B (vondst 7). Ook is er een roodbakkende pispot met een verticaal worstoor uit de Nieuwe tijd B aangetroffen (vondst 9). De overige vondsten van vondstnummers 5 en 6 zijn niet te determineren qua vorm. Op basis van het baksel en eventueel aanwezig loodglazuur betreft het fragmenten keramiek uit 1750-1950 na Chr. Een uitzondering qua datering is een fragment donkergrijs aardewerk dat uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd A afkomstig is. Dit fragment is aangetroffen op 110 cm – mv (vondst 5).

S4

-0,02 m NAP

straatzand

-1,0 m NAP

fijn zand

sterk zandige, matig humeuze klei 4

5

6 7 8

9

10

Figuur 7. Profiel 15 met de lithologische lagen (gele en grijze lijnen), de ligging van de vondsten (genummerd), spoor 4 en de afvoer, bestaande uit hout (bruin) en keramiek (oranje). Zie ook bijlage 4.

(13)

3.4. Interpretatie

Op basis van de 17 kolommen en boringen is het mogelijk om een reconstructie te maken van de ondergrond van het plangebied. Dit is gevisualiseerd in bijlage 6. De ondergrond van het plangebied bestaat uit een oud duinlandschap met een venige laag in het midden van het plangebied. Het is een reliëfrijk gebied, waarbij de venige laag in een natte laagte kon ontstaan, een zogenaamde duinpan.

Het meeste reliëf in het duinlandschap verdween toen er een geul zich insneed in het landschap.

Deze geul is onderdeel van het Gantelsysteem en was met name actief in de IJzertijd. Niet alleen ter plaatse van de geul, maar ook de omliggende delen van het duinlandschap erodeerden door getijdenwerking in de geul. Hierdoor overstroomden de omliggende delen. In rustige omstandigheden werd dan klei afgezet maar bij meer dynamiek werden juist de sedimenten naast de geul weg gesleten.

Het kleipakket van de Gantelafzettingen, zowel de geul- als de kwelderafzettingen, is een dik pakket.

Op deze afzettingen zijn in de omgeving bewoningsresten van de Romeinse tijd en later aangetroffen (zie paragraaf 1.4.4). In het kleipakket zijn fosfaatresten aanwezig die wijzen op het intensieve gebruik van het plangebied in het verleden. Deze fosfaten zijn afkomstig uit een inmiddels verdwenen woonlaag, het oude maaiveld. In en direct onder dit niveau zou het mogelijk zijn om resten aan te treffen van bewoning vanaf de Romeinse tijd. De top van het kleipakket is echter verdwenen tijdens de aanleg van de weg en de riolering. Hierdoor zijn eventueel aanwezige archeologische resten en sporen verdwenen die zich binnen circa -1,0 m NAP bevinden.

In het plangebied zijn vier sporen aangetroffen, alle in de kwelderafzettingen. Het betreft diepe sporen die dieper reiken dan de verstoringen uit de 20e eeuw en daardoor nog (deels) bewaard zijn gebleven.

De sporen omvatten twee sloten, spoor 1 en 2 betreffen namelijk vermoedelijk dezelfde sloot, en een kuil met een begraven rund. Deze sporen wijzen op het extensieve gebruik van het plangebied, in de vorm van een landschap met weilanden, gedurende de Nieuwe tijd. Er was destijds nog maar weinig zichtbaar van het oorspronkelijke geullandschap en de sporen zijn vermoedelijk niet te relateren aan dit oudere landschap.

(14)

4. Waardering

Hieronder is de waardering van de resultaten gepresenteerd volgens de KNA, versie 3.3 (Centraal College van Deskundigen 2014). De waardering bestaat uit twee gedeelten; te weten een beslissingsdiagram en een scoretabel.

In de scoretabel worden de resultaten van het onderzoek van een gewicht voorzien. De vindplaatsen, die gewaardeerd moeten worden, worden beoordeeld op drie aspecten, namelijk beleving, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit. De score gaat van 1 tot 3. Een laag getal representeert een lage waarde en een hoog getal een hoge waarde.

Op de belevingswaarde wordt niet gescoord. Er is geen integrale vindplaats aanwezig om op deze punten te scoren. De fysieke kwaliteit van de vindplaats is beperkt. De top van het archeologisch niveau is verdwenen. Daarmee is mogelijk veel informatie verloren gegaan. De ondiepe sporen en vondsten in het oude maaiveld zijn volledig verdwenen. In het plangebied zijn nog vier sporen aangetroffen. Het betreft diepe sporen, waarvan de top mogelijk ook verdwenen is. In spoor 3 zijn nog de resten van een begraven rund aangetroffen. Dit wijst erop dat de conserveringsomstandigheden goed zijn voor organische resten.

De inhoudelijke kwaliteit van de aangetroffen resten is laag. Er zijn uitsluitend resten uit de Nieuwe tijd aangetroffen, hoewel het begraven rund mogelijk ouder is. De resten uit de Nieuwe tijd zijn afkomstig uit een secundaire context, namelijk gestort in een sloot of kuil. Daarmee zijn het geen indicaties voor de aanwezigheid van bewoning of activiteiten in de directe omgeving.

Waarden Scores Opmerkingen

Belevingswaarde

Schoonheid - wordt niet gescoord

Herinneringswaarde - wordt niet gescoord Fysieke kwaliteit

Gaafheid 1 De ondergrond is sterk verstoord door de aanleg van de weg.

Hierdoor is een mogelijke vindplaats niet meer aanwezig.

Conservering 2 In het kleipakket zijn de resten goed bewaard gebleven, zoals de fosfaten, het botmateriaal en het hout.

Inhoudelijke kwaliteit

Zeldzaamheid 1 De aangetroffen resten dateren vrijwel uitsluitend uit de Nieuwe tijd en betreffen voornamelijk sloten opgevuld met baksteenpuin.

Deze resten worden regelmatig aangetroffen in secundaire context in Nederland als opvulmateriaal

Informatiewaarde 1 De aangetroffen sporen wijzen op een extensief gebruik van het plangebied in de Nieuwe tijd. De informatie over ouder gebruik van het plangebied is verdwenen door de aanleg van de weg.

Op basis van de diverse kolommen en boringen is er wel aanvullende informatie verkregen over de inrichting van het landschap.

Ensemblewaarde - wordt niet gescoord Representativiteit - niet van toepassing Tabel 1: scoretabel volgens bijlage IV van KNA 3.3

Om met de scores uit te maken of de archeologische resten volgens de normen van de KNA (versie 3.3) behoudenswaardig zijn, worden ze overgebracht naar deel twee, het beslissingsdiagram.

(15)

hoog laag

hoog

laag

hoog

laag

hoog

laag

hoog laag

Beslissingsdiagram volgens bijlage IV van de KNA.

Op basis van de waardering en het beslissingsdiagram zijn de aangetroffen resten in het plangebied niet behoudenswaardig. De verstoringen in de straat als gevolg van de aanleg van de weg en de riolering hebben het oorspronkelijke maaiveld verstoord. Er zijn nog enkele (diepe) sporen aangetroffen, zoals sloten en kuilen. De ondiepe resten en het woonniveau zijn echter verdwenen.

Het is niet onwaarschijnlijk dat er bewoning aanwezig was in het plangebied vanwege de concentraties fosfaat in het kleipakket, die wijzen op intensief gebruik van het gebied.

De verstoringen zijn in het hele plangebied aanwezig. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat buiten het riooltracé de bodem meer intact is en dat hier wel nog archeologische resten aanwezig zijn vanaf de Romeinse tijd.

Belevingswaarde

Fysieke kwaliteit

Inhoudelijke kwaliteit

behoudens -waardig Inhoudelijke kwaliteit

niet behoudens -waardig Representativiteit

(16)

5. Conclusie

In opdracht van gemeente Leidschendam-Voorburg is van 12 maart tot en met 22 mei 2014 een archeologische begeleiding uitgevoerd van de aanleg van een nieuwe riolering aan de Virulylaan in Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg.

Het onderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied bestaat uit een oud duinlandschap met een duinpan in het midden van het plangebied. De top van het duinzandpakket is geërodeerd door de overstromingen van het landschap vanuit een geul die waarschijnlijk deel was van het Gantelsysteem. De geul loopt op enkele plaatsen door het plangebied. Nadat het systeem van de Gantel inactief werd en dicht slibde, was het bewoonbaar gebied. Dit is vanaf de Romeinse tijd, waarvoor met name een verwachting gold binnen het plangebied. Het veldwerk heeft echter uitgewezen dat de bovengrond in het plangebied verstoord is door de aanleg van de weg en de riolering. Hierdoor is de top van de Gantelafzettingen verdwenen en de oude woonlaag is nergens meer in het plangebied aanwezig. Alleen diepe sporen zijn nog aangetroffen die te dateren zijn in de Nieuwe tijd of waarvan de datering niet bekend is.

In het kleipakket van de Gantelafzettingen zijn tevens archeologische indicatoren aangetroffen, zoals fosfaat, die erop wijzen dat er mogelijk wel archeologische resten aanwezig zijn geweest in de top van de natuurlijke afzettingen. Het is daarom mogelijk dat buiten het tracé van de riolering wel nog archeologische resten aanwezig zijn. Deze kunnen dateren vanaf de Romeinse tijd.

5.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen

Hoe ziet de bodemopbouw eruit? In hoeverre is de bodemkundige opbouw intact?

De bodem is sterk verstoord door de aanleg van de weg en de riolering. Het oude maaiveld in de top van het kleipakket is hierdoor verdwenen. De top van het onderliggende duinpakket is tevens verdwenen. Dit is veroorzaakt door natuurlijke erosie als het gevolg van de getijdenwerking in het plangebied in de periode dat het deel was van het kweldergebied van de Gantel.

Is er sprake van archeologische waarden/fenomenen?

In het plangebied zijn twee sloten uit de Nieuwe tijd aangetroffen, een kuil met resten uit de Nieuwe tijd en een kuil waarin een rund begraven is. De sloten waren mogelijk op elkaar aangesloten, maar er is geen verband tussen de sporen te leggen.

In het Gantelpakket zijn vlekken fosfaat aangetroffen. Deze resten wijzen erop dat het landschap in het verleden intensief is gebruikt.

Wat is de aard, diepteligging, omvang, locatie gaafheid en conservering van eventuele archeologische resten/niveaus?

Er zijn in het plangebied geen archeologische niveaus meer aanwezig. Het bovenste niveau is verdwenen door de aanleg van de weg en riolering. De verstoring hiervoor reikt tot gemiddeld een meter onder maaiveld (circa -1 m NAP). In het kleipakket, vanaf circa -1 m NAP, zijn wel nog enkele sporen aangetroffen. De top van de sporen is vaak verdwenen, maar organische resten zijn wel goed geconserveerd gebleven in de klei.

De top van het duinlandschap is tevens verdwenen. Dit is veroorzaakt door natuurlijke erosie als gevolg van overstromingen. Dit niveau bevindt zich op gemiddeld twee meter onder maaiveld (circa -2 m NAP). Plaatselijk is er wel een oude bodem aangetroffen (kolom 4) die erop wijst het dat een oud maaiveld betreft, en daarmee bewoonbaar was.

Is er een samenhang tussen antropogene sporen en landschappelijke zones (bijv.

overgangszones, droog/nat, veen, kopjes)? Wat zegt dit over premoderne vormen van inrichting en gebruik van het landschap (w.o. ritueel gebruik)?

Alle sporen zijn aangetroffen in het kweldergebied. Er zijn geen sporen in de (voormalige) geul of in het duinlandschap aangetroffen. De aard van de sporen doet echter niet vermoeden dat er

(17)

een causaal verband is tussen de ligging van de geul ten opzichte van de sporen die zijn ontstaan na het verdwijnen van de geul.

Hoe verhouden aangetroffen resten zich tot bekende vindplaatsen in de (directe) omgeving?

In de omgeving zijn veel sporen uit de Romeinse tijd aangetroffen. De huidige sporen wijzen echter uitsluitend op het gebruik van het landschap in de Nieuwe tijd, zoals van perceelscheidingen. Het is echter mogelijk dat oudere resten zijn verdwenen door de verstoringen in het plangebied.

(18)

6. Aanbevelingen

Op basis van de begeleiding aan de Virulylaan en het westelijke deel van de Meidoornlaan is gebleken dat de ondergrond sterk is verstoord door de aanleg van de weg en de riolering. Daardoor zijn eventuele archeologische sporen verdwenen. In de straat worden daarom geen resten meer verwacht, met uitzondering van diepe sporen, zoals de vier die zijn aangetroffen. Het blijft echter mogelijk dat buiten het tracé van de weg wel nog archeologische resten aanwezig zijn uit perioden vóór de Nieuwe tijd.

Omdat de verstoringen binnen het plangebied reeds plaats gevonden hebben, is geen nader onderzoek nodig. De resultaten van het onderzoek wijzen er echter op dat in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn geweest, die al zijn verdwenen. Geadviseerd wordt daarom om toekomstige werkzaamheden in de directe omgeving van het plangebied goed te beoordelen op de mogelijkheid voor het aantreffen van archeologische resten. Buiten het tracé van de weg is de ondergrond vermoedelijk minder verstoord. Resultaten van toekomstige onderzoeken dienen vergeleken te worden met de resultaten van dit onderzoek om te oordelen of in het plangebied een vindplaats aanwezig is geweest.

NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Leidschendam-Voorburg. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen.

6.1. Betrouwbaarheid

Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden.

Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemeld dienen te worden. Dit kan door het invullen van het vondstmeldingsformulier op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.cultureelerfgoed.nl) of door contact op te nemen met de InfoDesk (info@cultureelerfgoed.nl).

(19)

Literatuur en kaarten

ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25000, Den Haag.

Blom, J.M., 2011: de gemeente Leidschendam-Voorburg, een Bureauonderzoek, ADC-rapport 2848, Amersfoort.

Centraal College van Deskundigen, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda.

Moerman, S., 2014: Plan van aanpak. Virulylaan in Leidschendam, gemeente Leidschendam- Voorburg, Noordwijk (intern rapport, IDDS Archeologie).

Moerman, S./P.A. van den Bos, 2014: Programma van Eisen archeologische begeleiding protocol proefsleuven, Virulylaan in Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, IDDS Archeologie, Noordwijk.

(20)

Lijst van afkortingen en begrippen

Afkortingen

Archis Archeologisch Informatie Systeem AMK Archeologische Monumenten Kaart GPS Global Positioning System

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie mv maaiveld (het landoppervlak)

NAP Normaal Amsterdams Peil

PvA Plan van Aanpak

PvE Programma van Eisen

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Verklarende woordenlijst

antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp

Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek

horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming

humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem

(21)

Bijlage 2: Periodentabel

(22)

Bijlage 5. Determinatietabel keramiek en bot

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

b Langs de Romeinse wegen waren ook veel posten waar koeriers een nieuw paard konden krijgen, zodat ze snel weer door konden reizen om een bericht te bezorgen.. Waarom waren

~eersornstandigheden. Hiervoor is nagegaan hoeveel procent van degenen, die een bepaalde vorm van openluchtrecreatie als voorkeursactiviteit hebben genoemd de betreffende

WERK UITVOERING IN le wijk Europarei. De plannen voor deze herinrichting zijn samen met de bewoners opgesteld in de zoge- naamde werkateliers. Tot het ein- de van dit jaar worden

’t is het deel dat nog door niemand is gehoord. Ik kijk uit naar het deel dat nog nooit is verwoord, naar gouden straten waarvan ik heb gehoord. Ik weet dat ik de rest van ’t

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

En geld is nu eenmaal nodig voor een Stadsschouwburg, die niet alleen een goed gerund be- drijf dient te zijn maar tevens dienst moet doen als culture-. le tempel en

Volgend jaar moet blijken of dit jaar een eenmalige uitschieter naar beneden was, of dat artsen onder invloed van het maatschappelijk debat en het OM structureel anders tegen