• No results found

RESULTATEN VAN HET VELDWERK

In document gemeente Leidschendam (pagina 9-14)

Op basis van de kolommen en boringen was het mogelijk de verstoringen en het onderliggende landschap in kaart te brengen. Bij het documenteren van de kolommen zijn vier sporen aangetroffen en tien vondsten gedaan (bijlage 5 en 7). De resultaten van de profielopnames en de boringen staan in bijlage 4. In bijlage 6 is een interpretatie opgenomen van de resultaten van de begeleiding, waarmee het landschap is gereconstrueerd.

3.1. Fysische geografie

Op basis van de kolommen en boringen is het mogelijk een dwarsdoorsnede van het plangebied te maken (Figuur 2). De top van de bodemopbouw is in het hele plangebied verstoord door de aanleg van de bestaande riolering en ten behoeve van de aanleg van de weg. Daarom bestaat in het hele plangebied de bovenste laag uit (straat)zand. Deze laag is minimaal 30 cm en gemiddeld 50 tot 100 cm dik. Onder de opgebrachte zandlaag is nog een omgewerkt pakket aanwezig van zandige of humeuze klei met puinresten. Deze laag is omgewerkt met de top van de natuurlijke afzettingen omgewerkt of diende ter opvulling van afgegraven delen.

Figuur 2. Een dwarsdoorsnede van het plangebied van noordwest naar zuidoost.

Onder het verstoorde pakket bevinden zich de afzettingen van een geul van het Gantelsysteem. De geul meanderde door het plangebied. In de boringen en kolommen 1-4, 6, 7 en 9 zijn bedding- en restgeulafzettingen aangetroffen die erop wijzen dat de geul op die plaatsen heeft gestroomd en in het onderliggende landschap is ingesneden. De afzettingen bestaan uit een basis van zand met soms schelpen, klei en detrituslaagjes en brokjes veen. Deze lagen vormen de beddingafzettingen van de geul. Daarover liggen de restgeulafzettingen die voornamelijk bestaan uit uiterst siltige klei die grijs tot blauwgrijs gekleurd is. Deze klei is door de getijdenwerking ook buiten de geul afgezet in de overige delen van het plangebied. Dit zijn kwelderafzettingen. In dit kleipakket zijn de vier sporen waargenomen.

Bovenin het intacte kleipakket zijn fosfaatvlekken aanwezig. Dit wijst erop dat het plangebied mogelijk in het verleden bewoond werd, hoewel er geen datering aan gegeven kan worden. Fosfaat kan met het grondwater dieper in de grond trekken dan het niveau waarop het werd afgezet. Fosfaat wordt

S4

S3

S2 S1

verstoord

geul

duin veen

Figuur 4. Profiel 12 met spoor 2 en de bodem van de sloot met vondst 2 .

Het landschap onder de geul- en kwelderafzettingen bestaat uit een duinlandschap. De duinen bestaan uit kalkloos, matig tot uiterst fijn zand. In het midden van het plangebied is veen aangetroffen onder het zand. Onderin boringen 11 en 16 is het veen minstens 40 cm dik. In boring 3 en profiel 5 is het veen slechts 15 cm dik en hier is onder het veen weer duinzand aanwezig. Omdat het veen hier dun is, wordt verwacht dat het gaat om een duinpan, een natuurlijke natte laagte in het duinlandschap. In boringen 3, 8, 16 en 17 is het veen matig houthoudend, waardoor er vermoedelijk bomen hebben gestaan in de natte laagte. De top van het duinpakket is vrijwel volledig geërodeerd, maar in boring 4 is mogelijk nog sprake van een oud maaiveld vanwege de aanwezigheid van een grijsbruin, zwak humeus niveau van ten minste 25 cm dik.

3.2. Sporen

Tijdens het veldwerk zijn vier sporen aangetroffen, twee kuilen en twee sloten (bijlage 6). Omdat de sporen in een profielkolom zijn geregistreerd, is de breedte van de sporen niet te achterhalen.

Spoor 1 is aangetroffen in kolom 11.

Het betreft een kuil die bestaat uit uiterst siltige klei die zwak humeus is.

Het spoor bevindt zich op -1,52 m NAP (1,5 m – mv) en is circa 25 cm diep. In kuil dateren het spoor op ten minste de Nieuwe tijd C (1800-1950). is circa 90 cm diep (Figuur 4). Daarmee snijdt de sloot in de kwelderafzettingen en de top van het duinzand. Het spoor is aangetroffen in kolom 12.

Op basis van de aangetroffen resten dateert het spoor uit de 18e of de eerste helft van de 19e eeuw. De sloot loopt vermoedelijk in noordoost-zuidwestelijke richting.

Vanwege de sterke overeenkomsten tussen spoor 1 en spoor 2, onder andere qua diepteligging en de aanwezige bakstenen, en het feit dat de twee sporen dicht bij elkaar gelegen zijn, is het mogelijk dat beide sporen deel zijn van dezelfde sloot en dat spoort 1 een oever is van de sloot (spoor 2).

Spoor 3 is aangetroffen in kolom 13 en is een kuil die is opgevuld met sterk zandige klei en onderin dierlijk botmateriaal bevat (vondst 3). Het betreft vermoedelijk een begraving van een rund, gezien

botmateriaal wordt afgedekt door een laag met bakstenen uit de 18e of 19e eeuw. Deze laag snijdt

Figuur 6. De waterafvoer die aangesloten is op de sloot in profiel 15.

3.3. Vondsten

Tijdens het veldwerk zijn tien vondsten gedaan, afkomstig uit vier verschillende kolommen. Het merendeel van de vondsten is afkomstig uit een spoor.

In spoor 1 is vondst 1 verzameld. Het betreft drie ijsselsteentjes en een moderne baksteen. De datering van de vondsten is 1650-1750 voor de ijsselsteentjes en 1800-1950 voor de moderne baksteen.

In spoor 2 zijn enkele bakstenen en een fragment van een oranje plavuis aangetroffen, vondst 2.

Deze plavuis dateert uit de 18e of de eerste helft van de 19e eeuw. De plavuis bevatte nog fragmenten van glazuur en was in totaal circa 13 mm dik. De bakstenen zijn niet verzameld omdat de plavuis beter dateerbaar was.

Vondst 3 bevat het verzamelde botmateriaal van een rund. Uit profiel 13, spoor 3, zijn 10 ribben, 3 borstwervels, 1 lendewervel en een bekken meegenomen. Deze botten zijn afkomstig van hetzelfde dier en staken uit de wand van de kolom. Er kan geen datering worden gegeven aan de botten.

In kolom 15 zijn vele vondsten gedaan, namelijk vondsten 4 tot en met 10 (Figuur 7). Het betreft met name roodbakkende aardewerk uit de 18e en 19e eeuw dat is aangetroffen in de sterk zandige kleilaag van de oever van een sloot. Het bouwmateriaal dat is aangetroffen en verzameld betreft een viertal bakstenen op 130 cm –mv (vondst 4), een dakpan op 150 cm –mv (vondst 6) en twee keramiek uit 1750-1950 na Chr. Een uitzondering qua datering is een fragment donkergrijs aardewerk dat uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd A afkomstig is. Dit fragment is aangetroffen op 110 cm – mv (vondst 5).

Figuur 7. Profiel 15 met de lithologische lagen (gele en grijze lijnen), de ligging van de vondsten (genummerd), spoor 4 en de afvoer, bestaande uit hout (bruin) en keramiek (oranje). Zie ook bijlage 4.

3.4. Interpretatie

Op basis van de 17 kolommen en boringen is het mogelijk om een reconstructie te maken van de ondergrond van het plangebied. Dit is gevisualiseerd in bijlage 6. De ondergrond van het plangebied bestaat uit een oud duinlandschap met een venige laag in het midden van het plangebied. Het is een reliëfrijk gebied, waarbij de venige laag in een natte laagte kon ontstaan, een zogenaamde duinpan.

Het meeste reliëf in het duinlandschap verdween toen er een geul zich insneed in het landschap.

Deze geul is onderdeel van het Gantelsysteem en was met name actief in de IJzertijd. Niet alleen ter plaatse van de geul, maar ook de omliggende delen van het duinlandschap erodeerden door getijdenwerking in de geul. Hierdoor overstroomden de omliggende delen. In rustige omstandigheden werd dan klei afgezet maar bij meer dynamiek werden juist de sedimenten naast de geul weg gesleten.

Het kleipakket van de Gantelafzettingen, zowel de geul- als de kwelderafzettingen, is een dik pakket.

Op deze afzettingen zijn in de omgeving bewoningsresten van de Romeinse tijd en later aangetroffen (zie paragraaf 1.4.4). In het kleipakket zijn fosfaatresten aanwezig die wijzen op het intensieve gebruik van het plangebied in het verleden. Deze fosfaten zijn afkomstig uit een inmiddels verdwenen woonlaag, het oude maaiveld. In en direct onder dit niveau zou het mogelijk zijn om resten aan te treffen van bewoning vanaf de Romeinse tijd. De top van het kleipakket is echter verdwenen tijdens de aanleg van de weg en de riolering. Hierdoor zijn eventueel aanwezige archeologische resten en sporen verdwenen die zich binnen circa -1,0 m NAP bevinden.

In het plangebied zijn vier sporen aangetroffen, alle in de kwelderafzettingen. Het betreft diepe sporen die dieper reiken dan de verstoringen uit de 20e eeuw en daardoor nog (deels) bewaard zijn gebleven.

De sporen omvatten twee sloten, spoor 1 en 2 betreffen namelijk vermoedelijk dezelfde sloot, en een kuil met een begraven rund. Deze sporen wijzen op het extensieve gebruik van het plangebied, in de vorm van een landschap met weilanden, gedurende de Nieuwe tijd. Er was destijds nog maar weinig zichtbaar van het oorspronkelijke geullandschap en de sporen zijn vermoedelijk niet te relateren aan dit oudere landschap.

In document gemeente Leidschendam (pagina 9-14)