• No results found

van de Tweede Kamer der Stalen-G ener aal.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "van de Tweede Kamer der Stalen-G ener aal. "

Copied!
578
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0154 2842

• M M M M M M M M M

(3)
(4)
(5)

Koloniaal verslag.

G E L E I D E N D E B E I E F .

N \ 1.

's G R A v E N H A G E , den Qden October 1868.

Luidens alinea 1 van art. 60 dei' Grondwet, doet de Koning jaarlijks aan de Staten - Generaal een omstandig verslag geven van het beheer der overzeesche koloniën en bezittingen en van den staat waarin zij zich bevinden.

Mögt de wijze van bewerking der dien ten gevolge opgestelde j aar verslagen meermalen lof inoogsten, over het tijdstip der inzending, althans van het verslag aangaande Neder- landsch Indie, viel veelal met reden te klagen. Het laatste verslag, behandelende het jaar 1865, werd aangeboden bij missive van 7 Mei 1868.

Thans zijn omtrent de uitvoering van het zoo nuttige voorschrift nieuwe regelen aan- genomen, van welke verwacht mag worden dat zij het gegronde bezwaar zullen wegnemen.

Zij komen hierop neder :

1°. Het koloniaal verslag (over al de koloniën en bezittingen), wordt jaarlijks inge- bonden op den dag der opening van de gewone vergadering der Staten-Generaal.

2°. Het verslag begint met een kort overzigt van den algemeenen toestand der kolo- niën en bezittingen volgens de laatst ontvangen tijdingen. Dit overzigt vervangt het enkele woord dat tot dusver omtrent dien toestand in de Troonrede plagt opgenomen te worden.

3°. Een ander deel van het verslag (het detail-verslag), bevat de bijzonderheden, tijdens de opmaking bekend, nopens eiken tak van beheer. Deze bijzonderheden loopen

"slechts, voor zoover zij uit statistische tabellen en dergelijke bijlagen bestaan, over een bepaald (afgesloten) j a a r ; wat de gebeurtenissen of Bestuursdaden betreft, sluiten zij zich aan het vermelde bij het vorige verslag.

Dat de regel, onder 1°. vermeld, ditmaal niet letterlijk is nageleefd, worde uitslui- tend geweten aan de langdurige afwezigheid van den ondergeteekende.

Het kort overzigt bij 2°. bedoeld en het detail-verslag van Nederlandsch Indie, heeft de ondergeteekende de.eer hierbij aan te bieden. De detail-verslagen van West-Indie en Guinea zullen volgen naar gelang ze gereed komen. Ettelijke bouwstoffen voor deze moeten nog worden afgewacht.

Gemis van bouwstoffen is tevens oorzaak dat ook het nu aangebodene nog geenszins aan de gestelde eischen beantwoordt. De meeste bijzonderheden in het detail-verslag, bijvoorbeeld, konden daarom niet later dan over het j a a r 1866 worden uitgestrekt. In weerwil van al deze leemten heeft men gemeend, reeds nu zooveel doenlijk het verslag- naar de nieuwe regelen te moeten inrigten , ten einde zich zelf en het Koloniaal Bestuur daaraan vervolgens te binden.

Aan den Heer Voorzitter

van de Tweede Kamer der Stalen-G ener aal.

(6)

Intusschen worde niet voorbijgezien, dat het geene geringe bespoediging i s , het ver- slag van Nederlandsen Indie over 1866 reeds in October 1868 te ontvangen, nadat het verslag over 1865 pas in Mei 1868 werd ingediend. Men zal dan ook, bij de beoor- deeling van het geleverde, wel regt gelieven te doen wedervaren aan het met dezen arbeid belaste personeel, wegens de blijkbaar bestede groote inspanning; te grooter bij eene temperatuur als die van dezen zomer.

De Minister van. Kolonien, D E WAAL.

(7)

Z I T T I N G 1868 — 1 8 6 9 . - 3 $ .

Koloniaal verslag.

KORT OVETtZIGT VAN DEN ALGEMEENEN TOESTAND VOLGENS DE LAATSTE TIJDINGEN.

t

N\ 2.

A ! E D E R L A i V E S $ C I I I S B Ï E .

De jongste berigten van Java gewagen vau een schier overal voorspoedigen rijstoogst, het voorname element der tevredenheid van den inlander. Ook de suikerfabricatie scheen den plantor een goed loon te beloven. Minder vruchten deed de koffijpluk ver- wachten, ten gevolge van de voor deze cultuur nadeelige weersgesteldheid in 1867.

Over den gezondheidstoestand des volks luiden de tijdingen in het algemeen gunstig.

De cholera, die zich in de maand Junij hier en daar —Soerabaija, Pasoeroean , Sama- r a n g — vertoonde, eisehte slechts weinige offers en kon als geweken beschouwd worden.

Later kwamen eenige gevallen van die ziekte te Batavia voor, waaromtrent officiële opgaven ontbreken.

Politieke voorvallen ondor den inlander op Java vond men in de officiële medodee- lingen niet vermeld.

De Europescho maatschappij op J a v a , zoo industriole als ambtelijke, ziet steeds reikhalzend uit naar eene beslissing aangaande hetgeen men » het koloniaal vraagstuk"

pleegt te noemen. Het kan niet ontkend worden dat de langdurige onzekerheid omtrent het bedoelde onderwerp, dat in zoo veler dagelijksch leven grijpt, staatkundig be- schouwd, ongunstig werkt. En die werking verspreidt zich over menige der inlandsche hoogere ambtenaren.

De onrustbarende geruchten echter , nu en dan hiei\ te lande uitgestrooid over toe- nemende onveiligheid op J a v a , in het bijzonder voor Europeanen, worden door de ingewonnen officiële borigten geenszins bevestigd. Een der hoogst geplaatste landsdienaren aldaar schreef hiervan, na een groot gedeelte van Java bereisd te hebben, in February dezes jaars aan den Gouverneur-Generaal:

» Het resultaat van de op mijne reis ontvangen indrukken omtrent de algemeene veiligheid en rust op Java kort te zamen vattende, dan meen ik, dat die thans in geen opzigt meer bedreigd zijn dan vroeger, en er evenmin grond bestaat om voor verstoring daarvan nu meer bijzondere bezorgdheid op te wekken." Voorts: » Ik moest niet slechts de aan den grooten weg gelegen hoofd- of belangrijke plaatsen bezoeken, maar tevens de veel kleinere, aan binnenwegen gelegen, waar e'en of twee Europesche ambtenaren of particulieren gevestigd zijn en die dus, bij werkelijk bestaande onveiligheid, de meeste reden tot bezorgdheid hadden, om de geïsoleerde ligging lmnner verblijfplaatsen.

Nergens heb ik zoodanige bezorgdheid waargenomon.

» D e ketjoepartijen in de residentie Soerakarta, waarvan vóór en gedurendo mijne reis herhaaldelijk in de nieuwspapieren melding werd gemaakt, hoorde ik even zoo bespreken; men geloofde aan totale verdichting van sommige, aan groote overdrijving- van alle andere voorstellingen, en dit gevoelen scheen men het meest toegedaan in do naast bij Soerakarta gelegen residentien ; de diefstallen en enkele aanranding van Europeanen miston geheel het karakter van de zoogenaamde ketjoe; de diefstallen schonen te zijn op zich zelf staande misdrijven van enkele personen, maar hadden niets van goed georganiseerde rooverijen op groote schaal; een paar gevallen van aanranding van Europeanen hoorde ik signaleren als uitvloeisel van wraakzucht, geprovoceerd door minder goede behandeling der aanranders en opgewekte j aioezij. "

Deze mededeelingen stemmen overeen met de berigten van don tegenwoordigen resi- dent van Soerakarta, wier korte inhoud ter kennis van de Tweede Kamer werd gebragt bij brief van den Minister van Kolonien van 4 Mei 1868 (1) over de zooge- naamde ketjoepartijen aldaar in 1867.

Ook een later ingesteld naauwkeurig onderzoek heeft die borigten bevestigd, zoodat de Gouverneur-Generaal en de Raad van Nederlandsen Indie in Junij jl. eenparig de

(t) Gedrukte s t u k k e n . Tweede Zitting- 18G7-18G3. n° . GO.

É

(8)

donkere schildering van den vorigen resident, die zeker niet weinig tot de bedoelde geruchten bijdroeg, »minstens zeer overdreven" verklaarden.

(Het vorenstaande diene tevens ter voorloopige voldoening aan het verlangen naar meer ophelderingen omtrent dit onderwerp, bij missive van den Voorzitter der Tweede Kamer van 3 Julij 1868 aan den Minister kenbaar gemaakt).

In 1868 hadden weder drie voorvallen van soortgelijken aard plaats, wier bijzonder- heden in het detail-verslag zijn opgeteekend.

Over den geest van het Indisch leger liet de kommandant , luitenant-generaal A N - WIESEN, ten aanhoore van een aantal hoofd- en mindere officieren, zich jegens den Gouverneur-Generaal onder andere aldus uit bij de audiëntie van 19 Februarij 1868, ter gelegenheid van 's Konings verjaardag : » Een aan het hoog gezag in Indie vijandig element heeft enkele geïsoleerde maar onverwijld naar de strengheid der wet gestrafte misdrijven in , en enkele bekende onbevredigde behoeften van het leger geëxploiteerd om aan de tucht en uitmuntenden geest van hetzelve te doen twijfelen en bezorgdheid op te wekken in het moederland; eene bezorgdheid die zeer natuurlijk is om de ge-

wigtige taak die het leger in Indie te vervullen heeft.

» I k heb het grootste deel der troepen op Java nog zeer onlangs geïnspecteerd, met naauwgezetheid alle details die op de orde en tucht en op de stemming en geest dei- troepen betrekking hebben, onderzocht, en ik mag voor U w e Excellentie met de vol- ste overtuiging de verzekering afleggen : die berigten en geruchten zijn onwaar, de orde en tucht in het leger zijn geen oogenblik verstoord geweest, de geest in het leger is uitmuntend. Ik mag niet ontkennen, dat voorziening in eenige erkende dringende be- hoeften gewenscht wordt, maar ik voeg er onmiddellijk b i j , dat het leger overtuigd is van 's Konings warme sympathie, waarvan het onder andere een blijk mögt ontvan- gen in de woorden, welke Uwe Excellentie wel tot het corps officieren heeft willen rigten bij Hare optreding als 's Konings Vertegenwoordiger in deze gewesten, en met die overtuiging beseft het leger, dat aan die behoeften voldaan zal worden, zoodra de krachten van° den Staat dit zullen veroorloven ; in afwachting zal het leger even als altijd blijven uitblinken door pligtsvervulling, steeds bereid zijn bloed en leven voor 's Konings regten ten offer te brengen ; hiervoor sta ik U w e Excellentie borg."

Eenige dagen later schreef dezelfde bevelvoerder aan den Gouverneur-Generaal het volgende :

»Achtervolgens inspecteerde ik de garnizoenen Buitenzorg, Tjilatjap, Gombong, Kedong-Kebo,Poerworedjo, Magelang, Djokdjokarta , Ambarawa , Salatiga, Oenarang, Samarang en Palimanang (Cheribon).

» Omtrent de geoefendheid der troepen, den staat der bewapening, kleeding en uit- rusting zal ik hier in geene gedetailleerde beschrijving treden ; het zal voldoende zijn daarvan te zeggen, dat een en ander zeer weinig te wenschen overliet ; blijkbaar werd door chefs en minderen daaraan de meeste zorg gewijd en even zoo aan al hetgeen op de voeding en verzorging van den soldaat betrekking heeft. In de militaire hospitalen vond ik de lijders op uitmuntende wijze verpleegd ; zij werden met belangstelling en humaniteit opgepast en behandeld. Het onderwijs op de corpsscholen , waarvan het bij- wonen voor het kader onderofficieren en korporaals verpligtend is, doch waarvan alle ongegradueerden gebruik kunnen maken, en dit zoowel J a v a n e n , Boeginezen, Afrika- nen, Amboinezen als Europeanen, om er lezen, schrijven, rekenen te leeren en zich, des verkiezende, verder te bekwamen, vond ik behartigd 'en aangemoedigd, e n , in aanmerking genomen dat de tijd, daaraan besteed, gevonden moet worden in de vrije uren en zonder de eigenlijke militaire dienst en exercitien te schaden, de resultaten bevredigend. In het bijzonder heb ik getracht mij te vergewissen van hetgeen het algemeen gedrag der troepen, de orde en tucht , de stemming en den graad van tevre- denheid die er onder heerscht, kan doen kennen ; ik heb daarbij de strafregisters ge- consulteerd en nagenoeg zonder uitzondering alle onderofficieren en minderen van iederen landaard ondervraagd en toegesproken ; bovendien was , overeenkomstig het bestaand gebruik in het leger, eenige dagen vóór mijne komst in iedere garnizoensplaats, aan alle militairen bekend gemaakt, dat ieder die eenige reclame in te brengen of eenig verzoek te doen had, daarvan opgave kon doen en door mij zou gehoord worden. Uit hetgeen wat ik zag en hoorde mögt ik het besluit trekken:

„ dat het militair gedrag der troepen goed is te noemen ; de dienst werd met lust en ijver verrigt ; naauwgezet maar zonder plagen gesurveilleerd ; overtredingen in of gedu- rende de dienstverrigtingen waren betrekkelijk zeldzaam;

» dat het zedelijk gedrag nog altijd ontsierd wordt bij vele mindere Europesche mili- tairen door dronkenschap buiten dienst, en bij inlandsche door amfioen-schuiven en dobbelzucht, gebreken die meermalen tot overtreding en vergrijpen voeren; dit kwaad tracht men zooveel maar eenigzins mogelijk tegen te gaan, m a a r , ondanks alle daartoe aangewende maatregelen, is het tot nog toe niet mogen gelukken dat weg te nemen;

(9)

voor alsnog niet, en zoo lang dit niet kan geschieden, is tot beteugeling niets anders te doen, dan hetgeen voortdurend gedaan wordt;

» dat de wezenlijke belangen van den soldaat in alle opzigten door de chefs en mindere officieren met belangstelling worden behartigd en op passende wijze voorgestaan, ken- nelijk onder andere aan de zorg die besteed wordt om de menage zoo goed te maken als de middelen maar eenigzins gedoogen; om hen in het algemeen, zoowel in als buiten dienst, goed te doen bejegenen en om hun in de vrije uren gepaste uitspanning te verschaffen, waartoe de militaire kantines met hare vrij goed voorziene boekerij en onschadelijke spelen, en sommige met comedie-locaal, goede gelegenheid geven;

» dat de orde en krijgstucht met billijke strengheid wordt gehandhaafd ; nergens vond ik sporen van vrees of angstvallige bezorgdheid voor aanranding van minderen ; nergens kenmerken van wankeling in het gezag; geene andere dan reglementaire straffen waren opgelegd en over het algemeen was de disciplinaire strafbepaling in billijke verhouding tot de overtreding en vergrijpen;

» dat over het geheel bij de troepen tevredenheid heerschte, de gezindheid en stemming zoo goed waren als die mot redelijkheid gevorderd konde worden ; nergens bespeurde ik een morrenden geest, of ontevreden stemming ; geene andere klagten werden bij mij mgebragt dan een paar onbeduidende reclames; ik ontving vele verzoeken tot over- plaatsing om bijzondere belangen, maar de meeste daarvan, die mij mondeling gedaan werden , hadden de strekking tot plaatsing bij eene expeditie, met het doel om zich voor den vijand te kunnen onderscheiden.

» Met volle overtuiging kan ik dan ook hier de verklaring afleggen, dat de geruohten en bengten , als zoude in het leger een algemeene geest van ontevredenheid en verzet heersenen , en de Europesche onderofficieren niet in de kazernen der inlanders willen slapen uit vreeze voor hun leven, bepaaldelijk onwaar en van allen grond ontbloot zijn. Ik wil hiermede niet gezegd hebben dat in het Indische leger geene ontevre- denen zouden gevonden worden en het inlandsch element in het leger nog zoo gedwee en onderdanig is als dertig jaren geleden; met eene zamenstelling zoo als dat leger heeft, zoude het eerste eene ongerijmdheid zijn en het tweede door daden van insubor- dinatie , door inlandsche militairen jegens Europesche meerderen in de laatste jaren ge- pleegd, waarvan men vroeger zeldzaam hoorde, worden tegengesproken; ontevredenen zijn er, maar men vindt die uitsluitend onder de berispelijkste sujetten, die zich bij herhaling strafschuldig maken, en hunne stemming is van geen beduidenden invloed op die van het geheel ; de insubordination van inlandsche militairen zijn geheel geïsoleerde feiten, en in de verte geene kenteekenen van vijandige gezindheid, of beraamd verzet van het inlandsch element jegens het Europesche in het leger; — de salutaire voor- beelden welke Uwe Excellentie in het belang van de tucht in het leger heeft gelieven te doen geven, door de strengheid der wet haren loop te laten tot bestraffing en af- schrik, zullen, naar ik meen, het meest bijdragen om dat kwaad te breidelen.

» I k mag niet verzwijgen, dat de gehouden inspectie mijne overtuiging heeft gesterkt, dat er werkelijk dringende behoeften bij het leger bestaan, die voorziening vereischen, om in de toekomst den geest van tevredenheid en goede stemming levendig te houden ; dat zijn de verbetering van het voedingstarief en eenige verhooging van tractemonten , volstrekt noodig geworden door de stijging der prijzen van alle levensbehoeften. De uitmuntende diensten die het leger voortdurend bewijst, geven het daarop, mijns inziens, ten volle aanspraak."

De zeemagt gaat met loffelijken ijver, te midden van velerlei ontberingen, voort, door hare diensten den eerbied voor de Nederlandsche vlag in de Indische wateren te onderhouden en den handel te beschermen. Na 1866 werd van geen eigenlijken zeeroof aldaar meer gehoord.

Aan de regering der Philippijnsche eilanden komt de erkenning toe, tot dezen uitslag veel te hebben bijgedragen door hare krachtige maatregelen tegen de zeeroovers m den Solo-Archipel, vooral in 1865. Dit broeinest van den zeeroof heeft bij die ge- legenheid, gelijk de schout bij nacht ANDRERE schrijft, »eene ernstige vermaning ge- kregen, die het nog lang zal heugen". Uitgeroeid evenwel moet men het kwaad nog niet beschouwen.

D e b e r i g t e n van de Buitenbezittingen, meest van Junij, hebben in het algemeen dit gunstige, dat zij schier zonder uitzondering van geene politieke voorvallen melding- maken. Hetgeen zij mededeelenswaardigs bevatten, geldt hoofdzakelijk den gezond- heidstoestand. Deze was »gunstig" of »bevredigend" in Benkoelen, Lampongs, Palembang, op Banka en Billiton, in de Westerafdeeling van Borneo, op Celebes, Amboina, Banda, Timor, zoomede in Boeleleng en Djembrana (Bali); » minder gunstig"

*

(10)

•er Sumatra's Westkust en in do Minaliassa (Menado) ; terwijl beduidende ziekten teerschten in sommige deelen van Borneo's Zuider- en Oosterafdeeling (berri-bern en cholera), in de afdeeling Bima op Soembawa (pokken) en op Tidore en Batj an (cholera).

Voorts wordt daaruit het volgende getrokken:

^matras Westkust. De veeziekte werd nog slechts en in geringe mate waargenomen in de onderafdeelingen Palembaijan en Danau en Matoea (Padangsche bovenlanden).

Van den aanvang der ziekte tot ultimo Junij j l . bezweken daaraan 79 381 karbouwen en 53 428 runderen.

Palembang. De rijstoogst was voordeeliger dan in het afgeloopen j a a r .

Banla. Door het landbouwende gedeelte der bevolking werd voor het uitbreiden der aanplantingen van tweede gewassen veel gedaan.

Biomo De stand van zaken in Assahan nam, volgens berigten van Mei j l . , eene min gunstige wending. Ten gevolge van de vijandige houding der Battaks werd een zendeling van den resident van Riouw genoodzaakt onverrigter zake terug te keeren.

D a t overigens het Nederlandsen Indisch bestuur ter S u m a t r a s Oostkust, zelfs in landen buiten ons gebied gelegen, en waarmede de ambtenaren zich nimmer hadden ingelaten, vertrouwen inboezemt, kan blijken uit het onlangs ingekomen berigt, datbij den controleur van Batoe-Bara brieven waren ontvangen van eemge hoofden der op Atjeh's gebied liggende landstreek Pasei, waarbij deze den wensch uitten om met ge- noemden ambtenaar vriendschap aan te knoopem.

Borneo Wester af deeling. De bevolking hield zich overal bezig met het aanleggen van nieuwe ladangs. De mijnbouw werd op vele plaatsen door gebrek aan water belemmerd.

De vischvangst leverde buitengewone uitkomsten op.

Borneo. Zuider- en Oosterafdeeling. De bevolking was bezig met het padie-snijden. De

oogst was vrij gunstig. . Eene poging van eenige benden uit het Sintangsche en de Boven-Kahajan, om m de

Sampitsche bovenlanden op nieuw onrust te stoken, mislukte.

Menado. De padie-oogst beloofde een zeer gunstigen uitslag.

Ook bestaat er hoop op een gunstigen naoogst van de koffij.

Groote uitbreiding ondergingen in Gorontalo de miloe-aanplantmgen.

Celebes I n den aanvang van Julij hebben in de bergregentschappen der Noorder- districten eenige ongeregeldheden plaats gehad. De matowa van Tjamba-Tjamba (regentschap Maros) had zich een gewapenden aanhang van 200 man weten te verwer- ven en bestookte daarmede het particuliere landgoed Parang-Setang. De regent van Maros uitgetrokken om de oproerlingen te verdrijven en den matowa te arresteren, werd met eenig verlies teruggeslagen. Het gelukte den adsistent-resident der Noorder- districten de bende uiteen te jagen en eenigen hunner gevangen te nemen.

De rust is hersteld geworden, hoewel het nog niet gelukt was zich van den matowa meester te m a k e n , daar deze, na met zijne bende door het volk van den regent van Tanralili met verlies van eenige dooden , gewonden en gevangenen , tot Bontopanno op de vlu'gt gejaagd zijnde, de wijk heeft genomen naar T j a n i , in het hooge, bijna ontoegankelijke gebergte van Boni.

Amboina. De regent der Alfoersche strandnegorij Patoekaile werd vermoord; de daders waren nog niet ontdekt.

Bali. I n de lagere streken van Boeleleng viel de rijstoogst buitengewoon gunstig uit.

De koffijpluk leverde goede uitkomsten cp.

Ook in Djembrana leverde de padie een gunstigen oogst; het nog te veld staande eewas gaf de beste verwachtingen.

Over onlusten en militaire maatregelen dien ten gevolge op B a l i , waarvan Indische dagbladen gewagen, zijn geene officiële berigten ontvangen.

W E S T - I M B Ï E .

Bii Koninklijk besluit van 4 September is de invoering van de nieuwe wetboeken in deze bezittingen bepaald op 1 Mei 1869. (Deze termijn scheen, hoezeer de adviesen verschilden, beter dan de vroegere voorgenomen van 1 January.)

(11)

S U R I N A M E .

Volgens berigten van 't begin van September heerschten hier allerwege orde en rust.

De gezondheidstoestand was over het algemeen zeer bevredigend.

Het Staatstoezigt over de vrijgemaakten, waarvan de werking in de eerste jaren te wenschen overliet, wees in den laatsten tijd gunstiger resultaten aan. Het gedrag der vrijgemaakten was over het algemeen vrij goed.

De behoefte aan meerdere werkkrachten door immigratie, bleef het voorname onder- werp der plaatselijke beraadslagingen. Onlangs werden ruim 200 emigranten van China aangebragt. Bij de Kegering zijn officiële mededeelingen ontvangen, volgens welke het aan iemand te Hongkong, die sedert eenige jaren met de werving van Chinesehe koelies bemoeijenis had, gelukt zou zijn, n zoo goed als eene vaste aanbieding te bekomen van

2000 (twee duizend) arbeiders voor Suriname, op gelijke voorwaarden als vroeger, doch met minder kosten van vervoer". Hiervan is aan het Koloniaal Bestuur kennis gegeven, ten einde er de aandacht van belanghebbenden op te vestigen.

De productie, die in de eerste jaren na de emancipatie beduidend gedaald w a s , is in den laatsten tijd weder klimmende.

C U R A Ç A O .

De berigten loopen tot het begin van September. Orde en rust bleven ongestoord.

Sedert ettelijke maanden deden zich gevallen van gele koorts voor, eenige met doodelijken afloop. De toestand van den landbouw en de veeteelt was ongunstig wegens aanhoudende droogte.

Het bestuur ondervond overlast van de onlusten in het naburig Venezuela.

Op den lsten September had de aangekondigde openbare veiling plaats v a n ' s Gouver- nements zoutpannen en domaniale gronden en bosschen op het eiland Bonaire. Bij ontstentenis van gegadigden zijn de zoutpannen onverkocht gebleven. Ruim 10000 bunders bosch- en andere gronden werden verkocht voor f 8 1 9 5 0 ; zijnde aanzienlijk meer dan

de taxatie.

De eilanden St. Martin en St. Eustatius waren herhaaldelijk door zware stormen en aardbevingen bezocht, welke op het eerste veel schade aanrigtten.

« U I W E A .

De laatste gebeurtenissen ter Kuste van Guinea hebben tot oorsprong het bij de wet van 3 Julij 1867 [Staatsblad n°. 61} goedgekeurde tractaat met Engeland van 5 Maart 1867, tot regeling van de grensscheiding der wederzijdsche bezittingen aan die Kust en tot invoering aldaar van een gelijkvormig tarief van regten.

Toen in J a n u a r y jl. krachtens dat tractaat de overdragt zou plaats hebben dei- posten, die van gezag veranderden , betoonde te Commendah, een plaatsje dat van Britsch onder Nederlandsch protectoraat moest komen, de bevolking zich daartoe ten eenen male ongezind. Zoo het schijnt vreesde zij door ons aan onze vrienden, de haar vijan- dige Ashantijnen, te worden overgeleverd.

Onderscheidene door den Gouverneur ter Kuste aangewende pogingen hadden slechts in zoover het gewenschte gevolg, dat de negerregering van Commendah be- loofde zich te zullen onderwerpen. De bevolking echter bleef weigeren en verzette zich feitelijk, voor het meerendeel gewapend, tegen het hijschen der Nederlandsche vlag op het verlaten fort. Het einde was dat het krom (dorp) door de onzen werd in brand ge- schoten, waarna de bevolking in de bosschen vlugtte.

Eenige dagen later deed zij door een afgezant hare onderwerping aanbieden, doch zij trok al spoedig dit aanbod weder in, verklarende zich te willen voegen bij de be- woners van Denkira, TjufFel en andere meer binnenwaarts gelegen landen, die zich evenmin onder ons protectoraat zouden stellen.

Inderdaad was weldra een bondgenootschap gevormd van de omliggende anti-Ashan- tijn gezinde bevolkingen, waaronder de onder Engelsch protectoraat geplaatste Fantijnen, die verlangden dat de Elminezen zich met hen tegen Ashantijn zouden vereenigen. De Elminezen, oude vrienden van Ashantijn, wezen het voorstel van de hand. Vandaar gezamenlijke vijandelijkheden der verbondenen tegen Elmina ; vooral afsluiting van den toevoer van levensmiddelen uit de boschkrommen ; zelfs een directe aanval op het dorp Elmina. Deze aanval werd met behulp van het Nederlandsch bestuur afgeslagen, waar- na de Fantijnen c. s. zich tot hunne vorige taktiek bepaalden.

Volgens de laatste berigten zou een Ashantijnsch leger in aantogt zijn om de F a n - tijnen te beoorlogen, die dan zeker de Elminezen verder ongemoeid zouden laten.

Tegenover de hier in 't kort geschetste verwikkelingen nam de Regering de volgende maatregelen.

Nasenoe"- voortdurend was een schroefstoomschip van oorlog ter Kuste bescheiden.

(12)

Onder het uitgezondene bevonden zich 250 achterlaadgeweren, vergezeld van personeel met de behandeling dier wapenen bekend. Hierdoor wordt aan de bezetting een groot overwigt verzekerd.

Volgens den Gouverneur bestaat trouwens bij den inlander de overtuigiDg dat een aanval op het goed versterkte Elmina tot de wanhopigste onderneming behoort, even als dit vroeger meer dan eens is ondervonden.

Aan de negerregering te Elmina is, behalve eenige geweren en munitie, eene som geld in voorschot verstrekt tot het aankoopen van levensmiddelen.

De Gouverneur is gemagtigd om, zoo noodig, nog nadere verstrekkingen te doen, en om, bij wijze van tijdelijken maatregel, het aantal manschappen bij de vaste bezetting uit te breiden.

Bij ontvangst der berigten nopens het gebeurde te Commendah werd in April jl.

den Gouverneur voorgeschreven, om ten aanzien van de in verzet zijnde stammen met de meeste omzigtigheid te handelen; alles te vermijden wat tot verdere botsingen aan- leiding zou kunnen geven, en daarentegen te trachten van lieverlede, door overreding en welwillendheid, het vertrouwen dier stammen te winnen.

Voorts wordt zijne gedragslijn aangewezen door de eerste alinea van art. 12 van het Reglement van Bestuur, luidende: »zonder uitdrukkelijken last des Konings mag tegen de inlandsche vorsten of volken geen oorlog worden aangevangen. Vijandige aanvallen worden echter met geweld te keer gegaan."

Overigens zijn bij de Engelsche Regering stappen gedaan, ten einde door haar Bestuur ter Kuste, de onder Engelsen protectoraat staande volken van verdere vijan- delijkheden te doen terughouden.

's Gravenhage, den lsten October 1868.

De Minister van Kolonien, D E WAAT>.

(13)

Koloniaal verslag.

BIJZONDERHEDEN BETREFFENDE NEDERLANDS«! 1NDIË,

N°. 3.

A. Grondgebied e n bevolking.

Het grondgebied van Nederlandsen Indie werd in 1866 uitgebreid door de inlijving bij de gewesten Palembang en Benkoelen, van de vroeger onafhankelijke Pasoemah- landen , areaal onbekend ; bevolking geschat op 40 000 zielen.

Van de bevolking worden de gebruikelijke staten overgelegd als bijladen, lit. A n°. 1-- 1 8 , welke in vorm en inrigting weder met die van vroegere jaren overeenkomen. Slechts ontbreekt ditmaal de opgaaf van het aantal der in Indie aanwezige gepensioneerde Europesche landsdienaren (in 1865 bijlage A , n°. 6).

Ofschoon ten aanzien van de juistheid der cijfers van toepassing blijft hetgeen dien- aangaande in vorige Verslagen is opgemerkt, kan toch, als op eene niet onbelangrijke verbetering, worden gewezen op de omstandigheid, dat in de opgaven omtrent de inlanders en met dezen gelijkgestelden, wat betreft eene zuivere afscheiding van de rubrieken waarin zij verdeeld worden, meer eenvormigheid is gebragt dan tot nu toe plaats vond, zijnde de hoofden van gewestelijk bestuur, wier opgaven op dit punt te wenschen over- lieten , van meer bepaalde voorschriften voorzien.

B, ©ppeabeheer.

Door den Koning overeenkomstig zijn verzoek gemagtigd om tegen het einde van October 1866 de waardigheid van Gouverneur-Generaal neder te leggen, droeg de heer mr. L . A. J . W. baron SLOET VAN DE BEELE den 25sten dier maand het bestuur over Nederlandsen Indie over in handen van den vice-president van den Raad van Neder- landsen Indie mr. A. P R I N S , die van af dien dag optrad als waarnemend Gouverneur- Generaal, in afwachting van de komst van hem, die door den Koning tot die hoo«e staatsbediening zoude geroepen worden (Indisch Staatsblad 1866, n°. 114).

Kort daarop werden in Indie ontvangen de Koninklijke besluiten van 18 September 1866, n°. 40 en 41 (Indisch Staatsblad n°. 129), bij het eerste waarvan aan den heer SLOET VAN DE B E E L E , die intusschen op den 29sten October 1866 de reis naar Europa had aanvaard, op zijn verzoek eervol ontslag werd verleend als Gouverneur-Generaal van Nederlandsen Indie, onder dankbetuiging voor de in die betrekking door hem aan den lande bewezen diensten, terwijl bij het tweede besluit tot Gouverneur-Generaal van Nederlandsen Indie werd benoemd de heer mr. P . MiJER, laatst Minister van Kolonien.

Op den 26sten December kwam de benoemde Gouverneur-Generaal ter reede Batavia aan. Des anderen daags ontscheept, nam de heer mr. P . M U E R den 28sten December het bestuur over Nederlandsch Indie over, uit handen van het oudste lid in den Baad van Nederlandsch Indie mr. A . LOUDON , die sedert den lOden dier maand, ten gevolge van den ziekelijken toestand van den waarnemenden Gouverneur-Generaal mr. A. P R I N S , door dezen met het dagelijksch beleid dor zaken was belast geworden (Indisch Staats- blad 1866, n°. 163).

De zamenstelling van den Raad van Nederlandsch Indie onderging gedurende 1866 geene verandering.

I n het begin van 1867 (28 Januarij) overleed de vice-president mr. A. PRINS. I n 1868 (Maart), legden de leden O. VAN B E E S en "W. E. K R O E S E N , overeenkomstig het daartoe door hen gedaan verzoek, hun ambt neder ; do eerste na eervolle ontheffing- uit zijne betrekking wegens ziekte, onder genot van wachtgeld, de ander na bekomen eervol ontslag uit 's lands dienst, met toekenning van pensioen. Ten gevolge van de voorzieningen in deze drie vacaturen is de Eaad thans zamengesteld als volgt: vice- president mr. A. LODDON (Koninklijk besluit 31 Maart 1867, n°. 17, als zoodanig ge- ïnstalleerd 23 Mei 1867); leden: F. N. NIEUWENHUYZEN (Koninklijk besluit 27 Junij 1865, n°. 9 7 , geïnstalleerd 27 October 1865), m r . F . M. C. P E L S RUCKEN- (Koninklijk besluit 25 April 1867, n°. 4 1 , geïnstalleerd 28 Junij 1867), en J . F . R. S. VAN- DEN

(14)

BOSSCHE (Koninklijk besluit 24 April 1868, nQ. 57, geïnstalleerd 8 July 1868), terwijl!

op reis naar Indie is liet lid E . C. F . H A P P É , benoemd bij Koninklijk besluit van 7 Mei 1868, n°. 39.

C. Mededeelingen v a n staatkundigen en a l g e m e e n e n aard.

§ 1. Betrekkingen met het buitenland.

De overeenkomsten met vreemde mogendheden tot toelating van consuls in 's Rijks overzeesche bezittingen, werden in 1866 vermeerderd door de sluiting eener diergelijke overeenkomst met'Spanje (Nederlandsch Staatsblad 1866, n°. 75; Indisch Staatsblad n°.

74). Even als in de consulaire overeenkomsten met andere koloniale mogendheden, werd ook in dit verdrag wederkeerige vrijheid voor ons bedongen om in de bezittingen of koloniën van genoemd Rijk consuls aan te stellen. Overigens wijkt deze overeenkomst in vorm geheel af Van dien, tot hiertoe, omtrent verdragen van denzelfden aard in acht genomen. Terwijl in deze laatste de voorwaarden, waarop de toelating van consulaire agenten plaats heeft, bepaaldelijk en uitdrukkelijk worden omschreven, berust het onder- havig tractaat enkel op het beginsel, dat de wederzijdsche toelating zal plaats hebbon

op den voet der meest begunstigde natie.

Eene later (1 April 1867) tot stand gekomen consulaire overeenkomst, is die met het Koningrijk Siam, waarvan de acten van bekrachtiging den 27sten Maart 1868 te Bang- kok zijn uitgewisseld (Nederlandsch Staatsblad 1868, n°. 109). Voor de afkondiging daarvan in Indie, evenzeer als van de verklaring van 9 Julij 1868, waarbij de consu- laire overeenkomst met Pruissen toepasselijk is gemaakt op de consuls van den Noord- Duitschen Bond in de Nederlandsche koloniën en overzeesche bezittingen (Nederlandsch Staatsblad 1868, n°. 111), is het noodige voorbereid. Aan drie consuls van den Noord - Duitschen Bond, respectivelijk voor Batavia, Soerabaija en Macassar, werd onlangs het vereischte exequatur verleend.

De exequaturs verleend aan de consuls van Hannover, werden in den aanvang van 1867, als een gevolg van de aanhechting van dat Rijk bij Pruissen, door de Indische Regering vervallen verklaard.

De bepalingen en waarschuwingen, hier te lande in den aanvang van 1866 uitge- vaardigd in het belang der bewaring eener volkomene onzijdigheid ter zake van de in Zuid-Amerika gevoerd wordende oorlogen tusschen Brazilië en Paraguay en tusschen Spanje en Chili en P e r u , werden onder dagteekening van 16 Mei 1866, voor zooveel noodig, op Nederlandsch Indie van toepassing verklaard en aldaar in den vorm eener ordonnantie afgekondigd (Indisch Staatsblad n°. 45).

§ 2. Java en Madura.

De berigten omtrent den algemeenen toestand der verschillende gewesten , hoofdzake- lijk het j a a r 1866 betreffende, komen op het volgende neder:

Bantam. Dit gewest mögt zich in eene ongestoorde rust verheugen. Wel bereidden eenige kwaadwilligen oproerïge bewegingen in het Tjikandische voor, met vertakkingen in de afdeelingen Lebak en Pandeglang, doch hun voornemen werd tijdig ontdekt en verijdeld. Elf hunner werden in het belang der openbare rust en orde van J a v a verwijderd.

Wat over het algemeen de tevredenheid der bevolking betreft, deze was blijkbaar toenemend, in de eerste plaats door het bewustzijn dat zooveel mogelijk tegen afper- singen van de hoofden werd gewaakt, on ten andere door de vermindering van vele

heerendiensten.

De welvaart, ofschoon over het geheel toenemende, liet nog immer te wenschen over , vooral in de afdeeling L e b a k , alwaar de landbouw bijna het eenige middel van bestaan is en waar gebrek bestaat aan goed bewaterde velden voor den rijstbouw.

De zetel des bestuurs van het district Tjilang Kahari (afdeeling Lebak) werd van Tjilang Kahan naar Malingping verplaatst, eensdeels om redenen van gezondheid, anderdeels, omdat de nieuwe hoofdplaats meer in het centrum der dessa's en in de n a - bijheid van een passar gelegen is.

Batavia. De mindere duurte der eerste levensmiddelen en eene niet onbelangrijke verligting harer persoonlijke diensten, werkten gunstig op de algemeene stemming der

bevolking in dit gewest.

Nog altijd — ofschoon in mindere mate dan vroeger — stak de toestand der op de particuliere landen in het Westerkwartier gevestigde bevolking ongunstig af bij die der bewoners van de overige afdeelingen, waartoe grootendeels bijdroeg eene zekere mate van bandeloosheid en onzedelijkheid, waardoor die bevolking zich van ouds kenmerkte;

(15)

Intusschen was in dien toestand reeds veel verbeterd sedert de vestiging ten jare 1854 van een geregeld Europeesch bestuur in genoemde afdeeling.

De inlandsche hoofden legden veel geschiktheid aan den dag en kwamen de hun ge- geven bevelen goed n a , even als de hoofden der Chinezen.'

De handel verkeerde, ten gevolge van den bewogen toestand in Europa, over het al- gemeen in eene gedrukte stemming, hetgeen vooral op den uitvoerhandel van invloed was.

De'gezondheidstoestand was in 1866 minder gunstig; do cholera eischte weder talrijke offers. Van bestuurswege werden alle mogelijke maatregelen genomen, die strekken konden tot bijstand der lijders en tot tegengang van verspreiding der epidemie, die ge- lukkig niet lang aanhield.

Onder de bevolking der afdeeling Buitenzorg (sedert 1 January 1867 administratief tot Batavia behoorende) heerschte eene gewenschto mate van welvaart.

Krawang. Even vlijtig als de bevolking zich op de ontginning van bosch- en tegal- gronden toelegde, even afkeerig bleef zij, niettegenstaande haar dit een ruimer bestaan beloofde , om hare diensten te leenen bij de huur-ondernemingen tot ontginning van woeste gronden. Beden hiervoor werd voor een groot deel gezocht in de zucht van den Krawanger om grondeigenaar te zijn, een wonsch die in dit gewest, waar indivi- dueel grondbezit bestaat, vrij . algemeen is. Gebrek aan voedingsmiddelen werd niet ge- leden, daar deze, ook in verband met den zich uitbreidenden aanplant van tweede ge- wassen , in voldoende hoeveelheid voorhanden waren.

Preanger regentschappen. De gunstige uitkomsten van den landbouw en de lagere prijzen der eerste levensmiddelen verhoogden de welvaart der bevolking niet alleen maar verlevendigden ook het handelsvertier. Behalve in landbouwvoortbrengselen was vooral ook levendig de omzet in lijnwaden, garens, galanteriewaren en vee.

De inlandsche nijverheid bleef steeds op zeer lagen trap. Slechts in het weven van kleedjes was eenige vooruitgang te bespeuren.

Cheribon. Dank zij de voordeelige uitkomsten der oogsten van p a d i , koffij en suiker, viel ook in dit gewest over den stoffelijken toestand der bevolking niet te klagen.

De inlander, ofschoon hier minder onderdanig van aard dan elders op J a v a , toonde zich nogtans allerwege gewillig in de opvolging der hem van bestuurswege gegeven bevelen.

De inlandsche hoofdon volhardden in hun streven naar meerdere ontwikkeling.

Togal. De toestand was hier over het algemeen bevredigend. Bijzonder voordeelige uitkomsten der cultures , inzonderheid van de koffij- en suikercultuur, droegen daartoe bij.

Voorts vond menig inlander een ruim bestaan in de vischvangst, een bedrijf dat voor de talrijk aan zee gelegen kampongs een milde bron van bastaan oplevert.

Met den vooruitgang der stoffelijke welvaart hield de verbetering van het zedelijk gehalte der bevolking nogtans geen gelijken tred. Het misbruik van sterken d r a n k , w a a r a a n , ondanks de pogingen van het bestuur tot wering van dat kwaad, de bevolking , vooral aan de strandplaatsen, en zelfs de mindere inlandsche hoofden, zich bij voort- during overgeven, bleef nogimmer een groote hinderpaal tegen hunne zedelijke ontwikkeling.

De meer aanzienlijke hoofden, de districtshoofden daaronder begrepen, gaven daarentegen, op enkele uitzonderingen n a , redenen van tevredenheid , zoowel door eene goedegezindheid jegens het bestuur als door ijverige pligtsbetrachting.

Met betrekking tot de Mohammedaansche eeredienst bleef het niet onopgemerkt, dat het aantal goeroe ngadji's (godsdienstonderwijzers) steeds toenemende w a s , evenzeer als het aantal van h e n , die naar Singapoer, Poeloe Pinang en Biouw vertrokken, onder voorwendsel aldaar het een of ander ambacht te gaan uitoefenen , doch die kennelijk alleen ten doel hadden o m , met ontduiking van de bestaande bepalingen (Indisch Staatsblad 1859, n°. 47), de bedevaart naar Mekka te ondernemen.

Pekalongan. Onder den invloed van gunstige omstandigheden kenmerkte zich het j a a r 1866 voor deze residentie door een sedert jaren ongekenden geest van bijzondere tevredenheid onder de bevolking. Na ettelijke misgewassen toch gedurende de jaren 1859—1864 werden andermaal, even als in 1865, gunstige uitkomsten van den rijstbouw verkregen. Bovendien vond de inlander gelegenheid om op suikerfabrieken en bij den

"waterstaat op zeer voordeelige voorwaarden te arbeiden. De vroeger zoo menigvuldige verhuizingen naar elders hielden dan ook grootendeels op.

Ook de verstandelijke ontwikkeling onder de bevolking was vooruitgaande, hetgeen Week uit de omstandigheid, dat, terwijl nog geen twee jaren geleden slechts bij uitzon-

dering dessa-schrijvers konden gevonden worden , hun aantal nu 781 bedroeg.

Het gedrag der inlandsche hoofden was over het algemeen bevredigend. Aan den

(16)

regent van Batang w e r d , als erkenning zijner langdurige goede en trouwe diensten, do rang en titel van » adipati" verleend.

Samarang. Ook in deze residentie mögt de algemeene stemming der bevolking be- vredigend genoemd worden. E r bestond overvloed van voedingsmiddelen en de alge- meene gezondheidstoestand was beduidend beter dan in de drie voorgaande jaren. De cijfers betreffende den in en uitvoer getuigden van toeneming der handelsbeweging.

Japara. Ondanks de zorgeloosheid en onverschilligheid der bevolking ten opzigte van de verbetering van haren toestand, waren kommer en gebrek hier ten eenenmale onbe- kend; integendeel viel overal welgesteldheid op te merken. Suiker, padi en tweede gewassen slaagdon allen even goed; de kofflj en een uitgestrekte aanplant van maïs in de bergstreken tierden zelfs zeer welig. Van de tweede gewassen die, even als de rijst, op het einde van 18(56 buitengewoon laag in prijs stonden, werd eene belang- rijke hoeveelheid uitgevoerd naar de residentien Samarang en Kembang.

Enkele voorbeelden van verzet tegen dessahoofden en dessabeambten deden zich voor, doch moesten volgens den resident als op zich zelf staande feiten worden beschouwd.

De regent van Joana verkreeg tot belooning voor langdurige trouwe diensten aan den lande bewezen, den titel on rang van » adipati".

Rembang. Dank zij de ruime gelegenheid voor don inlander om zich een onbekrompen middel van bestaan te verschaffen in den handel, de visschorij, den houtaankap, don zoutaanmaak en in verschillende andere takken van volksvlijt en nijverheid, kon de welvaart gezegd worden te zijn toegenomen. De afschaffing der blandongdiensten deed zich kennen als eene weldaad, die niet weinig bijdroeg tot verbetering- van het lot der bevolking.

De handel bloeide. Vooral was do uitvoer van Java-tabak belangrijk; de handel in dat product wierp ruime voordeden af zoowel voor de handelaren als voor de planters.

Ofschoon het gering aantal sawah's in dit gewest en de moeijelijkheid om die van levend water te voorzien steeds aan een toereikenden padi-oogst in den weg s t a a n , zoo was de prijs van dat graan toch lager dan in 18C5. Ook de andere levensmiddelen waren over het algemeen zeer matig in prijs. Daarbij k w a m , dat een ruime aanplant van tweede gewassen, waarvan de oogst bij uitstek gunstig was, de mindere rijstpro- ductie voor een goed deel vergoedde.

De inlandsche Loofden, vooral de regenten, beijverden zich tot goede pligtsbetrach- ting. Het misbruik van opium deed zich weinig bij hen voor. Slechts een hunner, do wedono van Ngawen, werd wegens knevelarij en misbruik van gezag ontslagen. Aan

drie der regenten schonk de Regering dit j a a r een bijzonder blijk harer tevredenheid.

Den regent van Toeban werd bij gelegenheid zijner 25jarige ambtsvervulling de gunst verleend om den gelen songsong (zonnescherm) te voeren ; de regent van Rembang, aan wien in 1864 een gouden medaille geschonken werd, ontving ter belooning zijner lang- durige trouwe diensten een daarbij behooren€e keten van hetzelfde metaal, terwijl den regent van Blora de tevredenheid der Regering werd betuigd wegens de spoedige en krachtige maatregelen, door hem op 16 en 17 September 1866 genomen, naar aan- leiding van een destijds verspreid doch ongegrond bevonden gerucht, dat hot in de nabijheid gelegen hout-aankapetablissoment te Randoe Blatóeng door eene bende kwaad- willigen zou worden afgeloopen.

Soerabaija. De bronnen van volkswelvaart in dit gewest bleven mildelijk vloeijen.

Was de geest der bevolking, wegens de bescherming van hare regten en de toenemende veiligheid van persoon en goederen, naar wensch, hare hoofden volgden de hun door het Europeesch gezag gegeven bevelen steeds met gewilligheid op. De regent van Modjo- kerto daarentegen maakte zich derwijze aan ongeoorloofde en wederregtelijke hande- lingen schuldig, dat hij uit 's lands dienst werd ontslagen.

Ten gevolge der politieke gebeurtenissen in Europa was de handel minder levendig.

De afzet van lijnwaden en manufacturen mögt evenwel ter hoofdplaats nog vrij belangrijk genoemd worden.

Madura. Zoeroovèrs vertoonden zich noch aan de bewoners van Madura, noch aan die van de oostelijk gelegen eilanden. Door cholera- en koortsepidemien werd de bevol- king echter niet gespaard. E r was overvloed aan voedingsmiddelen. Bovendien wierpen buitengewone verdiensten, verkregen door den zout-aanmaak, den handel, de hier op uitgebreide schaal gedreven vischvangst, de veeteelt en de bereiding van olie, der b e - volking genoeg winsten af, om in hare levensbehoeften naar genoegen te voorzien. De stoffelijke welvaart kon dan ook geacht worden te zijn toegenomen, vooral in hot onder 's Gouvernements meer regtstreeksch bestuur staande regentschap Pamakassan, waai- de maatschappelijke orde, onder den invloed van Europeesch bestuur, zich meer en meer vestigde.

(17)

Een voorval dat in February 1868 onder de Europesche ingezetenen te Pamakassan ontsteltenis te weeg hragt, was de moordaanslag op eene ter plaatse gevestigde familie gepleegd, naar men aanvankelijk meende nit dweepzucht, doch, zoo als bij voorloopig onderzoek gebleken is, bedreven op last van twee leden der regen ten-f ami lie, die beiden oven als de moordenaar gevat zijn. In het belang eener onvertogen voortzetting van het onderzoek werd de regent tijdelijk naar Batavia opgeroepen, vermits gegrond ver- mosden bestond dat hij zou trachten, zoo al niet de bewijzen voor de schuld zijner aanverwanten te doen ontvallen, dan toch de verdere nasporingen te bemoeijelijken.

In de afdeelingen Madura en Sumanap ging de bevolking gebukt onder de gebreken, die nog bij voortduring (vergelijk het vorig verslag, bladz. 7) hot inlandsen bestuur aldaar aankleven. Verhuizingen naar Oostelijk J a v a . ten einde zich aan de willekeur der vorsten en grooten te onttrekken, waren dan ook vrij menigvuldig.

Even als elders in Nederlandsch Indie vinden ook de op Madura gevestigde Chinezen hun bestaan grootendeels in den handel of in de pacht der belastingen. In de onder vorstenbestuur staande afdeelingen hadden zij van enkele inlandsche grooten in pacht genomen het regt tot het heffen van apanages. Ofschoon dit aanvankelijk niet in het belang der bevolking geacht werd, waarom dan ook het bestuur de bedoelde grooten trachtte te bewegen , hunne inkomsten regtstreeks buiten bernoeijenis der Chinezen te heffen, bleek het echter later, toen eenige grooten hun regt teruggekocht hadden, dat die verandering geenszins eene verbetering in het lot der bevolking, maar veeleer het tegendeel bewerkte. In den laatsten tijd stelde het bestuur dan ook geene pogingen van den bovenbedoelden aard meer in het werk.

Onder de Arabieren in de afdeelingen Madura en Sumanap werd niet zelden een geest van tegenstreving opgemerkt, vooral sedert zij meer aan politiebepalingen waren on- derworpen en onder hen ook was ingevoerd de belasting op het bedrijf (zie het verslag over 1864, bladz. 120).

De inlandsche hoofden worden gezegd ten opzigte van bekwaamheid en geschiktheid nog verre achter te staan bij hunne ambtgenooten op Java. In de toekomst mögt echter verbetering worden verwacht, als een gevolg van de oprigting van scholen te Bang- kallang en te Pamakassan, waardoor den kinderen van grooten en hoofden de gelegen- heid is verschaft tot het erlangen van goed onderwijs, eene gelegenheid die dan ook door velen benuttigd werd.

Pasoeroean. De vermindering en verbetering in de regeling der heerendiensten ge- durende de laatste j a r e n , de hoogere betaling van den arbeid des inlanders, de gun- stige gevolgen van de vruchtbaarheid van den grond en de daaruit voortvloeiende buitengewone ontwikkeling van landbouw en nijverheid, verhoogden het stoffelijk wel- varen der bevolking van dit gewest, vooral gedurende hot voor den landbouw zoo voordeelige j a a r 1866. Onder alle klassen der inlandsche maatschappij viel dan ook een geest van tevredenheid en ingenomenheid met het bestuur ie bespeuren, welke niets te wenschen overliet.

Hetzelfde kon gezegd worden van de Chinezen en andere vreemde Oosterlingen, welke laatsten zich door den kleinhandel, de vischvangst en het beoefenen van allerlei hand- werken een bestaan verschaften; terwijl onder de eerstgenoemden zeven suikerfabrie- kanten gevonden werden, zoomede eenige groothandelaars, pachters en winkeliers.

Het binnenlandsch handelsvertier was levendig en de marktplaatsen werden druk bezocht. De cijfers omtrent den in- en uitvoer over zee wijzen daarentegen eene be- langrijka vermindering a a n , vergeleken met de uitkomsten van 1865. Deze omstandig- heid kan echter, naar de resident opmerkt, niet aan achteruitgang worden toegeschre- ven, maar moet veeleer gezocht worden in den grooten voorraad van invoerartikelen, onder ultimo 1865 aanwezig, en in de late beschikbaarstelling van schepen tot afhaal der voor de Europesche markt bestemde producten.

Over het aantal kapitale misdrijven viel niet te klagen. E r deden zich evenwel her- haalde gevallen van strand- en zeeroof langs de kust voor, waartegen zooveel doenlijk, met behulp der aanwezige kruisbooten, werd gewaakt.

Over het algemeen genomen gaven de inlandsche hoofden, vooral die van en boven den rang van districtshoofd, allezins redenen van tevredenheid. In het bijzonder on- derscheidden zich de regenten van Pasoeroean en Malang, die beiden wegens hunne langdurige en trouwe diensten een blijk van 's Gouvernements tevredenheid ontvingen.

De eerste verkreeg namelijk de vergunning tot het voeren van den gelen songsong, terwijl aan laatstbedoelde een gouden medaille en keten werd uitgereikt. Knevelarij van inlandsche heofden, zegt de resident, werd van lieverlede zeldzamer, doordien bij de meest aanzienlijken hunner het besef bestaat, dat daartegen met kracht door het Europeesch bestuur wordt gewaakt. Wel geven nog de dorpshoofden van tijd tot tijd in dit opzigt stof tot misnoegen, en deed zich meermalen het geval voor, dat zij de door hen geïnde landrenten tot eigen gebruik aanwendden; doch in den regel werden

N°. 3 8 . 3. 2

(18)

die gelden, bij ontdekking van het feit, later door hen bijgepast, zoodat de schatkist daardoor geene belangrijke verliezen leed.

Probolinggo. Ook hier nam de volkswelvaart niet af, getuige de groote, hoofdzakelijk door immigratie van Madurezen veroorzaakte toename van het bevolkingscijfer.

De binnenlandsche handelsbeweging was levendig.

Den regent van Probolinggo werd, tot belooning voor zijne den lande bewezen lang- durige en trouwe diensten , de titel en rang van » adipati" geschonken.

Bezoekt. Ook in dit gewest, maar vooral i n d e afdeeling Bondowosso , nam de stoffe- lijke welvaart der bevolking toe. Verschillende omstandigheden droegen tot dien gun- stigen toestand bij. De politie, en daardoor de veiligheid van personen en goederen ,

•werd goed gehandhaafd , terwijl voor de billijke en gelijkmatige verdeeling der cultuur- en andere diensten, zoomede voor den matigen aanslag in de landrente, naauwkeurig zorg werd gedragen.

De winsten van den steeds toenemenden binnenlandschen en kusthandel, van den in bloei vooruitgaan den veestapel en van de tabakscultuur, gevoegd bij een overvloedigen oogst van padi en andere voedingsmiddelen, stelden de bevolking bovendien in staat om op onbekrompen wijze in hare behoeften te voorzien.

De geest der Chinezen en vreemde Oosterlingen was , even als de gezindheid der over haar gestelde hoofden , over het algemeen genomen allezins naar wensch.

Behoudens een paar gevallen, die dan ook met ontslag uit 's lands dienst en met strafregterlijke vervolging door de- twee betrokken inlandsche grooton geboet werden , kwainon geen knevelarijen van inlandsche hoofden ter kennisse van het bestuur , dat in dezen voortdurend strenge waakzaamheid in acht nam. Overigens liet in het algemeen het gedrag der hoofden en ae wijze waarop zij (vooral de regont van Bondowosso) hunne plinten vervulden, niets, althans weinig te wenschen over. Voortdurende aansporing en aanmoediging van de zijde des bestuurs vulden stoods de leemten a a n , welke zich hier en daar nog in de geschiktheid en do pligtsuitoefening der inlandsche hoofden mogten voordoen.

Twee der aanzienlijksten werden in den loop van 1866, wegens hunne aan don lande bewezen veeljarige en trouwe diensten, beloond door blijken v a n ' s Gouvernements bijzondere tevredenheid, bestaande voor den één, den regent van Bondowosso, in zijne verheffing tot den rang van » adipati" en voor den a n d e r e , den regent van Bezoeki, in eene gouden medaille en keten.

"Was in den laatsten tijd eene geleidelijke verbetering in het zedelijk gehalte der meer aanzienlijke hoofden te bespeuren , do dessahoofden daarentegen voldeden in het alge- meen lang niet allen aan de billijke verwachting, doch ook in deze deed zich een gun- stiger toekomst te gemoet zien, ten gevolge der meerdere omzigtigheid , die do be- volking bij de keuze van zoodanige hoofden begon aan den dag te leggen.

Banjoemas. De toestand van dit gewest mögt ook in 1866 weder bevredigend genoemd worden. De steeds ligter wordende heerendiensten en do gunstige uitkomsten der padi- cultuur, welke hier de grootste bron van volksbestaan i s , werkten gunstig op de alge- meene welvaart.

De inlandsche hoofden namen door hunne aanraking met het Europeesch bestuur, en de meerdere ontwikkeling van het onderwijs, van lieverlede in zedelijk gehalte en ge- schiktheid toe.

De binnenlandsche handel was vrij levendig. E r hadden belangrijke uitvoeren van rijst naar Bagelen en andere gewesten plaats. Ook werd veel areng-suiker, t a b a k , peper, olie, zoomede vlecht- en koperwerk uitgevoerd.

Ofschoon de bevolking zich in dit gewest bijna uitsluitend op den landbouw toelegt, viel toch ook in de nijverheid eenige ontwikkeling te bespeuren. De afgezonderde ligging van dit gewest wordt echter, in verband met de nog onvoldoende middelen van gemeen- schap , een groote hinderpaal genoemd tegen eene belangrijke uitbreiding der inlandsche nijverheid.

Een verblijdend verschijnsel was de ingenomenheid der bevolking met het onderwijs op de van Regeringswege opgerigte inlandsche scholen. Dia ingenomenheid bleek uit de omstandigheid, dateene school, zoodra zij opgerigt w a s , terstond door een aanzienlijk getal leerlingen bezocht werd.

Bagelen. Ten gevolge van een bij uitstek voordeeligen oogst, zoowel van rijst als tweede gewassen , werd onder de bevolking van dit gewest wederom eene welvaart ver- spreid, die zich bij den inlander voornamelijk openbaarde door toenemende verbetering en weelde in kleeding, een druk bezoek der passars , en eene geregelde en stipte afbe- taling der landrente.

(19)

In do regentschappen Poerworedjo on Ledok wierp bovendien de teelt van koffij en van tabak voor de binnenlandsche markt, belangrijke voordeelen voor de bevolking af;

terwijl de toenemende bloei van den binnenlandschen handel in rijst, t a b a k , peper en lijnwaden — ofschoon meer uitsluitend door de Chinezen op de hoofdplaatsen gedreven — ook het zijne toebragt aan de welvaart des volks.

I n tegenstelling met hunne landgenooten op de hoofdplaatsen, die in den handel ruime winsten behaalden , was het lot van de meer in het binnenland gevestigde Chi- nezen van dien a a r d , dat bijv. te Wonosobo velen hunner zich verhuurden tot het verrigten van eenvoudige koeliediensten.

Slechts een paar gevallen van knevelarij kwamen ter kennisse van het bestuur. Do schuldigen, twee dessahoofden, werden deswege strengelijk gestraft. I n do geschiktheid en het zedelijk gehalte der hoofden viel overigens eene toenemende verbetering op te nierken. Velen hunner werden gezegd zich vooral te onderscheiden door eene prijzens- waardige zucht naar kennis van de wetten en voorschriften betrekkelijk de uitoefening van justitie en politie onder den inlander. Sommigen, vooral de jongere hoofden, waren hierin reeds vrij ervaren.

Aan den regent van Ambal werd, als belooning voor zijne den lande bewezen veel- jarige trouwe diensten, van Gouvernementswege eene gouden medaille en keten vereerd.

Kadoe. Ook hier had de bevolking niet te klagen over omstandigheden die ongun- stig op hare welvaart terugwerkten. Wel werd het padigewas door veldmuizen geteisterd en viel ook de tabaksoogst slechts middelmatig u i t , maar daarentegen trok zij beduidende voordeelen uit den koffijoogst, die de gunstigste verwachtingen over- trof, en uit den bloeijenden binnenlandschen handel in allerlei voortbrengselen van landbouw on nijverheid.

De gezindheid en het gedrag der inlandsche en Chinesche hoofden was goed, even- zeer als de wijze waarop zij zich van hunne dienstpligten kweten. De voornaamste inlandsche hoofden, waaronder vooral de regenten van Kadoe en Temanggoong, be- toonden zich steeds zeer gehecht aan het Gouvernement.

In Liatstgomeld regentschap werd door zekeren inlander, aanvankelijk naar het scheen niet zonder vrucht, de op J a v a niet zeldzame opligterij beproefd, om door schijnbaar geheimzinnige daden, den bijgeloovigen vrees aan te jagen, ten einde op die wijze stoffelijke voordeelen te behalen of godsdienstige bewegingen uit te lokken.

Het bestuur mögt er in slagen door ontdekking van den schuldige do zaak te ontmas- keren en daardoor de eonigzins bewogen gemoederen der ligtgeloovige bevolking gerust te stellen.

Djokjakarta. De toestand in dit gewest bleef ook gedurende 18G6 over het alge- meen bevredigend. Kampen van hooger hand deden zich niet voor.

Omtrent de ramp waardoor een gedeelte van J a v a , en daaronder meer bijzonder deze residentie, in 1867 getroffen werd door de in den nacht van 9/10 Junij plaats gehad hebbende aardbeving, komen uitvoerige mededeelingen voor in de Javasche courant van 1 1 . 14, 18 Junij en 15 November 1807. Te dezer plaatse zij slechts aangeteekend, dat, terwijl de gevolgen zich elders schier uitsluitend tot materiele schade bepaalden, in Djokjokarta daarenboven verscheidene menschenlevens te betreuren waren. Niet minder dan 326 personen, waaronder 11 Europeanen, werden in deze residentie onder het puin bedolven of zijn aan de bekomen wonden overleden, terwijl het getal van hen die gekwetst werden doch het leven behielden 400 beliep, waaronder 10 Euro- peanen. Een onderzoek naar het geheele verlies aan bezittingen, door eene opzettelijke commissie ingesteld , deed de schade begrooten op een minimum van f 3 370 000, waarin door Europeanen gedeeld werd voor f 12«8 000, een cijfer dat nog verre van volledig w a s , daar vele landhuurders hunne schade niet hadden willen opgeven. T e r tegemoet- koming aan hen die het meeste geleden hadden, werd, in verband tot ieders geldelijken toestand en zijne middelen voor de toekomst, door het Gouvernement toegestaan eene som van f 344 604 , welke in December 1867 onder de betrokken personen werd verdeeld.

I n de eerste behoefte was op voldoende wijze voorzien kunnen worden, eensdeels door de giften der particuliere liefdadigheid, anderdeels door eene verstrekking van f 5000 uit de overgeschoten gelden van de bijeengebragte liefdegiften voor den watersnood van 1861.

De uitkomsten der verschillende landbouwondernemingen waren in 1866 wederom zeer gunstig en verhoogden de algemeene welvaart. Ofschoon in den loop des jaars van de aanhoudende droogte veel nadeel voor den rijstbouw gevreesd werd, zoo viel de opbrengst toch nog zeer voordeelig uit. Bovendien werd in de behoefte aan dat voedingsmiddel door aanvoer van elders op zoo ruime wyze voorzien, dat de prijs niet hooger steeg dan onder de gunstigste omstandigheden het geval pleegt te zijn.

Het lot van den kleinen man op de verhuurde landen, 't welk zich steeds gunstig

(20)

onderscheidde van dat der bevolking onder het onmiddellijk bestuur der vorsten, nam op beduidende wijze in beterschap toe, door behoorlijke betaling van zijnen arbeid en door betere regeling zijner diensten.

Intusschen moet erkend worden, dat ook van de zijde van het inlandsch bestuur veel goede wil betoond werd, om mede te werken tot maatregelen, welke het welzijn der bevolking verhoogen. Zoo werd bijv. van die zijde veel gedaan tot bevordering en ontwikkeling der rijstcultuur, waartoe de dammen en waterleidingen niet alleen goed onderhouden, maar ook vermeerderd werden, zoodat men alleen ter hoofdplaats Djok- jokarta vijf waterleidingen aantrof.

Ook de belangen der veeteelt vonden bij de inlandsche hoofden, daartoe van bestuurs- wege aangespoord, meer behartiging.

De binnenlandsche kleinhandel nam toe. Vooral was die met Samarang levendig, zoodat dan ook verscheidene inlanders daarmede groote voordeden behaalden.

De handelingen en de gezindheid jegens het Gouvernement, van den sultan en dei- overige inlandsche grooten, gaven geen aanleiding tot ontevredenheid. De sultan deed zich voortdurend kennen als een wijs en verlicht vorst, en gaf blijken van gehechtheid aan het Gouvernement en van deelneming in het lot zijner onderdanen.

Soerakarta. De in 1865 ontdekte pogingen tot rustverstoring, herhaalden zich ge- durende 1866 nergens. Integendeel mögt men zich alom verheugen in een staat van volkomen rust en tevredenheid.

Het j a a r 1867 daarentegen kenmerkte zich gedurende de maanden Februarij, April, J u n i j , Julij en Augustus door gevallen van aanranding en diefstal in vereenigde bende, zoogenaamde ketjoe-partijen. Hierop is reeds in het Kort overzigt gewezen.

Het scheen dat de door deze voorvallen uitgelokte meerdere waakzaamheid der poli- tie, waarin de rijksbestuurder en de hoofdregent van politie ijverig behulpzaam waren, afschrikkend werkte, evenzeer als de gevangenneming van vroegere aanleggers, waar- van er eenigen de doodstraf ondergingen ; althans gedurende den verderen loop van 1867 en de beide eerste maanden van 1868 deden zich geene bijzondere misdrijven voor.

I n Maart 1868 echter vond weder een diefstal met geweld plaats in eene dessa onder K a r t a - soera, ten huize van eene Europesche weduwe, die gelden op pand gaf en wier omstan- digheden , even als de inrigting van het huis dat zij bewoonde, daardoor aan velen bekend waren. Het gehouden onderzoek en de gedeeltelijke bekentenis der beklaagden, leverden het bewijs dat ook hier, even als in de meeste der vroegere gevallen, hebzucht de eenige drijfveer was. Ongeveer twee maanden later hebben zich andermaal een paar ketjoe-partijen voorgedaan, beide in den nacht van 20 op 21 Mei 1868. Da eene vond plaats onder het regentschap Klatten, nabij de grens van Djokjokarta, op een aan een Europeaan verhuurd land, ten huize van een inlander, die daarbij werd vermoord;

de andere onder Kartasoera, op vier palen afstands van de hoofdplaats, op een onver- huurd land, mede ten huize van een inlander. De drijfveer was insgelijks hebzucht.

Omtrent den toestand van Soerakarta gedurende 1866, wordt aan het jaarberift van den resident het volgende ontleend :

Welvaart onder den geringen man vertoonde zich meer op de aan Europeanen ver- huurde landerijen dan op de Onverhuurde landen, omdat do bevolking daar meer fele- genheid heeft om geld te verdienen en meer waarborgen bezit voor de handhaving harer regten door de landhuurders ; terwijl zij op laatstbedoelde landen vaak bloot staat aan willekeurige handelingen der hoofden. Deze toestand was onder andere duidelijk zigt- baar uit do betere kleederdragt van de bewoners buiten de hoofdplaats. Op dezen regel maakten intusschen de bewoners der landen van den zelfstandigen prins MANGKOE

NEGORO eene gunstige uitzondering, wijl deze vorst steeds het voorbeeld gaf van een verstandig en menschlievend bestuur over zijne onderdanen, waarvan hij niet alleen de stoffelijke welvaart, maar ook de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling trachtte te bevorderen.

Tot zijn opvolger als hoofd van het Mangkoe Negorosche huis werd in 1866 door het Gouvernement, overeenkomstig het verzoek van genoemden prins, aangewezen diens oudste zoon, aan wien als zoodanig werd toegekend de naam van PRANG WEDONO.

Ook op de landen des soesoehoenans begon zich bij sommige lieden eene zucht naar meerdere kennis en geestontwikkeling te openbaren, hetgeen te meer heugelijk was naardien aldaar de meeste hoofden nog op een zoo lagen trap van beschaving stonden , dat zij niet of zeer gebrekkig konden lezen en schrijven.

I n de plaats van den op zijn verzoek ontslagen titularis, trad in 1866 voorloopig als rijksbestuurder o p , het hoofd der kroonlanden.

Eene steeds toenemende uitbreiding van den landbouw was duidelijk op te merken.

Zoo werden uitgestrekte padivelden aangelegd en beplant in het Soekowatische, waar vroeger vele gronden braak lagen.

Op de verhuurde landen was de teelt van indigo, suiker en koffij in de laatste jaren

(21)

zeer uitgebreid en strekten de vele tot dat doel aangelegde waterleidingen bovendien niet weinig tot bevordering van de teelt van voedingsmiddelen, waartoe de bevolking steeds door bet bestuur werd aangespoord.

Onder de verschillende inlandsche bedrijven ter hoofdplaats bekleedde het leerlooijen eene eerste plaats. ^Het Solosche lederwerk (zadels, tuigen enz.) was steeds zeer gewild.

De handel in lijnwaden, die meer uitsluitend door Chinezen gedreven werd, was weder van grooten omvang. De omzet in levensmiddelen wierp mede veel voordeel af, waartoe vooral bijdroeg de aanzienlijke uitvoer van rijst naar Djokjokarta.

Madioen. Niettegenstaande eene aanzienlijke mislukking van het padigewas dooi- den vernielenden invloed van het insekt, onder den naam van » walang sangit" be- kend, kenmerkte zich het j aar 1866 door zeer billijke prijzen der eerste levensbehoeften, hetgeen, gevoegd bij den overvloedigen oogst der tweede gewassen, de welgesteldheid van den inlander over het algemeen vermeerderde.

Het binnenlandsch handelsvertier, waarin ook hier meer uitsluitend de Chinezen hun bestaan zoeken, was levendig, doch vele handelaren, die met het oog op do waar- schijnlijke mislukking van den rijstoogst op buitengewoon hooge prijzen van dat graan hadden gerekend, zagen zich in hunne verwachtingen teleurgesteld en ondergingen niet onbeduidende verliezen. Overigens wierp de handel aanzienlijke voordeelen af.

Tegen knevelarij van de zijde der hoofden werd met kracht gewaakt. Over de meer aanzienlijken, tot en met den rang van districtshoofd, kwamen dan ook deswege geene klagten ter oore van het bestuur, doch onder de dessahoofden was dit kwaad no^

geenszins uitgeroeid. Vele voorbeelden daarvan deden zich weder voor, hetgeen ten gevolge had dat een aantal dessahoofden uit hun ambt werden ontzet.

Ook in de adsistent-residentie Patjitan, welk gewest sedert 1°. Januarij 1867 eene afdeeling van Madioen uitmaakt, viel de padi-oogst van 1866 minder goed uit. De bevolking mögt zich echter, even als die van Madioen, verheugen in de weldadige ge- volgen van een bij uitstek voordeeligen kofflj-oogst. Deze omstandigheid en de verligting der heerendiensten bloven niet zonder günstigen invloed op de verbetering van den volkstoestand. Een maatregel, die mede van gunstigen invloed op de welvaart van Patjitan was en vooral voor de toekomst veel goeds beloofde, was het totstandkomen van eenige waterleidingen in de districten Lor rok en Pangool, waardooi-in die districten omstreeks 1100 bouws, tot dusver van den regen afhankelijke sawahs, behoorlijk van levend water waren voorzien geworden.

De geest der hoofden jegens het bestuur liet niets te wenschen over, en hunne ge- dragingen waren over het algemeen onberispelijk, evenzeer als de wijze waarop zij hunne dienstpligten uitoefenden. "Slechts moesten een paar dessahoofden, ter zake van knevelarij, met ontzetting uit hun ambt gestraft worden.

De regent van Patjitan, in het laatst van 1865 ter zake van ongeoorloofde handelingen ontslagen, kon wegens den nog jeugdigen leeftijd zijner twee zonen door geen hunner in dat ambt worden opgevolgd, en werd derhalve vervangen door den pateh van het regentschap.

De maatregelen door het bestuur genomen in het belang van het onderwijs der inlandsche jeugd, ondervonden van de zijde der bevolking eene toenemende mate van belangstelling.

Kediri. Ofschoon de verschillende landbouw-ondernemingen in 1866 voor de onder- nemers niet die voordeelen afwierpen welke wel verwacht werden, oefende zulks nogtans op de welvaart van den inlander geen nadeeligen invloed uit. De vruchtbaarheid van den grond gaf hem ruime oogsten van allerlei producten, waarin de omzet ook zeer bevorderd werd door de gunstige gelegenheid tot afvoer te water.

Mot de stoffelijke welvaart des volks ging nogtans geene toeneming van zedelijke ontwikkeling gepaard. Algemeen toch ondervond de bevolking den verderfelijken invloed van het misbruik van opium. Daarentegen deed zich het verblijdend verschijnsel voor, dat dit misbruik onder de hoofden geheel verdween, waardoor hun zedelijk gehalte en hunne geschiktheid toenamen.

Ook het gedrag der Chinesche hoofden, die hier zeer in aanzien stonden , liet niets te wenschen over.

De kleinhandel was weinig beduidend en bepaalde zich voornamelijk tot omzettingen van provision, lijnwaden en aardewerk. De landbouw en de handelsbeweging tot uit- voer van de daardoor verkregen producten waren daarentegen bloeijend. Vooral bragten de houtondernemingen in dit gewest der bevolking veel voordeel aan.

De tabaksondernemingen lokten veel vreemd volk tot het verrigten van koeliediensten naar deze residentie, hetgeen der politie haren werkkring niet altijd gemakkelijk maakte.

Drie regenten ontvingen bijzondere belooningen voor hunne aan den lande bewezen langdurige en trouwe diensten. Aan den regent van Kediri werd namelijk een

N°. 3 8 . S.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“Met het oog op het vrijwaren van de voor vleermuizen belangrijke zones (winter, zwerm maar ook zomerkolonies) is de doelstelling dat voor elk fort en schans een

This article discusses a method presented by Maurer which is claimed to be generally applicable but which, according to the prsent author, is itself based on ideological values

De Partij voor de Dieren heeft bezwaar tegen het gebruik van wilde dieren voor optochten, omdat wij vinden dat wilde dieren in het wild thuis horen en niet gebruikt dienen te

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Tussen juni 1940 en begin september 1944 werden door Londen 278 agenten naar... Van de 278 agenten werden er 270 geparachuteerd of via een luchtoperatie aan land gezet, 8 werden

Het huwelijk wordt onder hen gedoogd, maar de ongehuwde staat wordt toch hooger geschat. Aan tafel en aan den arbeid zijn de seksen gescheiden. Zij zijn bij uitstek godsdienstig

[r]