• No results found

Willem Janszoon Verwer, Memoriaelbouck · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willem Janszoon Verwer, Memoriaelbouck · dbnl"

Copied!
326
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Memoriaelbouck

Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581

Willem Janszoon Verwer

editie J.J. Temminck

bron

Willem Janszoon Verwer, Memoriaelbouck. Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581 (ed. J.J. Temminck). Schuyt, Haarlem 1973

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/verw006memo01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl / J.J. Temminck

(2)

Voor Hannie

(3)

I

Inleiding

Op 20 oktober 1579 werden er in Haarlem door getuigen verklaringen afgelegd in een geschil over de geldigheid van het testament van Johan van Duvenvoorde

1

. Deze aanhanger van de prins van Oranje was tijdens het beleg van Haarlem in de stad geweest en werd na afloop hiervan door de Spanjaarden terechtgesteld. Eén van die getuigen was Willem Janszoon Verwer, die verklaarde dat hij gedurende het beleg in Haarlem had gewoond ‘ende daegelicx in zijn bouck geannoteerd heeft datgene, dat dien dach was gebeurt ende hem notabel docht te wezen’

2

. Op een der hem gestelde vragen antwoorde hij ‘dat hij bij zijn memoriaelbouck bevindt dat de voornoemde Duvenvoorde opten XVIIIen augustij anno drie ende tzeventich met meer andere tot Schoten es onthoofft twelck wij commisszarissen ende adjonckt in 't voorschreven memoriael ons verthoont sulcx gelesen ende bevonden hebben folio XCIIII verso’

3

.

Dit was waarschijnlijk de eerste keer dat van het dagboek, dat Verwer van de gebeurtenissen tijdens en na het beleg bijhield en dat hij zelf bestemde tot lering van de stad Haarlem, gebruik is gemaakt. Aan het hierboven gegeven citaat is tevens de titel van deze uitgave ontleend.

Mr. Willem Janszoon Verwer was afkomstig uit een van de vooraanstaande geslachten in Haarlem. Willem's vader, Jan Janszoon Verwer (1505-1585) was in 1550 regent

4

geworden van het Heilige Geesthuis, waaraan hij in 1557 het

regentschap van het St. Elisabeth's gasthuis toevoegde. Ook was hij in 1548 nog een jaar vinder geweest van de St. Jorisdoelen. Zijn beroep was wantsnijder (wollenlakenverkoper) en hij wordt genoemd als vinder van de Haarlemse drapeniers

5

. In al deze functies heeft hij blijkbaar voldaan, want in 1560 wordt hij voor het eerst genoemd als lid van de vroedschap van Haarlem en in de volgende jaren tot aan het beleg treedt hij ononderbroken als zodanig op, zonder overigens in deze tijd de functie van schepen of burgemeester te bekleden. Hij is trouw aan de regering en aan de kerk en behoort dan ook niet tot die-

1 Informatiën.

2 Idem 82v.

3 Idem 83v.

4 Mededelingen betreffende officiële functies van de in dit boek genoemde personen zijn meestal ontleend aan de klapper op de Haarlemse magistraten in het gemeentearchief.

5 Allan III, 230.

(4)

genen die na de woelingen van de jaren 1566/67 worden afgezet. Pas wanneer in december 1572 Marnix namens de prins van Oranje in Haarlem de wet komt verzetten, verdwijnt Jan Verwer uit de vroedschap. Zijn opvattingen over het partijkiezen van de stad voor de prins is kennelijk bekend én geducht, want hij is één van de negen personen, die in het begin van het beleg onder huisarrest worden geplaatst. Eerder, in het begin van december, had hij geweigerd deel te nemen aan de stemming over het zenden van een deputatie naar Don Frederik, omdat hij niet geloofde in de geheimhouding van wat er binnen de vroedschap werd besproken.

De omstandigheden hebben hem hierin gelijk gegeven. Ook weigerde hij om deel uit te maken van deze deputatie.

Direct ná het beleg werd Jan Verwer door de Spaanse autoriteiten benoemd tot schepen, hetgeen hem politiek wel duidelijk plaatst. Overigens werd hij later in dat jaar 1573 niet herbenoemd. Evenmin vinden wij hem terug in de vroedschap, die in 1577 door de prins werd aangesteld, al werd hij dat jaar wel geraadpleegd als één van de 20 Haarlemmers, die toen tot de ‘rijkdom’ van de stad werden gerekend:

Een college van personen buiten de vroedschap, dat in bijzondere gevallen werd geraadpleegd.

Eén van de redenen, waarom hij in 1577 niet voor een vroedschapsplaats in aanmerking kon komen, kan zijn geweest dat een neef, die bovendien met zijn kleindochter getrouwd was, toen burgemeester werd. Tussen de leden der

vroedschap waren nu eenmaal bepaalde graden van verwantschap niet toegestaan.

In 1582 blijkt Jan Verwer ziek te zijn

6

en in 1585 wordt zijn vrouw als weduwe vermeld

7

. In de tussenliggende jaren moet hij dus overleden zijn. Willem's moeder heette Margriete en was een dochter van Claes Lottijnszoon Gael († 1537). Claes Gael was lakenverkoper en wordt genoemd als waardijn van de wollen lakenen. Hij was dus een collega van Willems vader. Claes Gael had sinds 1530 zitting in de Haarlemse vroedschap en was in de jaren voor zijn dood drie maal schepen. In 1534 was hij weesmeester. Eén van zijn zonen had zitting in de vroedschap van Haarlem, een andere in die van Leiden.

Margriete maakt in 1589 haar testament

8

. Zij is tussen 1590 en 1592 overleden.

Na haar dood verklaarden haar erfgenamen, dat het de wens van hun moeder was geweest, om de woningen, die zij aan de Raveling-

6 RA 7620, 219.

7 RA 7627, 211.

8 NA 8, 151.

(5)

III

steeg had laten bouwen, voor een hofje te bestemmen

9

: Het Verwershofje heeft daar tot 1935 bestaan.

Uit het huwelijk van Jan Jansz. Verwer en Margriete Claesdochter Gael zijn zeven kinderen bekend: Willem, Pieternelle, Jan, Hase, Alijt, Cornelia en Maria

10

. Hiervan huwde Pieternelle Gilles Meynaertsz. van Huessen, al weer een telg uit een bekend Haarlems geslacht, wiens vader enige tijd schout van Haarlem was.

Willem Jansz. Verwer, het oudste kind, zegt in oktober 1579 46 jaar oud te zijn

11

. Hij moet dus omstreeks 1533 geboren zijn en was derhalve een leeftijdsgenoot van b.v. de prins van Oranje. Over zijn jeugd is niets bekend. Hij kende Latijn en wist wat van de Griekse mythologie, hetgeen hij wel op de Haarlemse Latijnse school zal hebben geleerd, toen de priester Mr. Thomas Mathijsz. daar rector was en de school tot bloei bracht. Misschien heeft hij nog juist de problemen rondom diens opvolging meegemaakt. Hij heeft rechten gestudeerd en in het testament van zijn moeder is sprake van de kosten van zijn studie. Wij vinden hem echter pas in 1564 ingeschreven in het matrikel van de universiteit van Leuven

12

. Dat is tamelijk laat, want Verwer is dan al ongeveer 30 jaar oud. Mogelijk heeft Verwer in Leuven een elders begonnen studie afgerond, maar het is niet bekend waar dat dan geweest kan zijn. Al voor de Leuvense inschrijving vinden we Verwer praktisch bezig als procureur te Haarlem, waar zijn naam voorkomt in de enige burgerrol van het Haarlemse gerecht, die ons uit de 16de eeuw is overgeleverd, nl. die uit de jaren 1562/63

13

. Tot 1592 is hij bovendien een aantal jaren brouwer gegeweest maar deze activiteit lijkt geen groot zakelijk succes

14

. Vaak werd er niet gebrouwen en de hoeveelheden bier, die uit zijn brouwerij in de brouwregisters werden genoteerd, waren niet groot. De brouwerij was wellicht in zijn bezit gekomen door zijn huwelijk met Catrijn Claesdochter Hals, wier vader een vooraanstaande brouwer in Haarlem was. Deze is tijdens het beleg overleden en was in 1548 vinder en van 1551-1554 deken van de Cloveniersdoelen, wat een vooraanstaande functie was.

Willem Jansz. Verwer werd nooit lid van de Haarlemse vroedschap, waarin zijn neef Claes Jan Rembrandtsz. Verwer wel zitting had, die in 1577 burgemeester werd. Deze was gehuwd met een dochter van Willem's

9 Verwershofje 41, 1.

10 NA 8, 151.

11 Informatiën 81v.

12 Schillings IV, 12.

13 RA 761.

14 Brouwers 271, 2v.

(6)

zuster Hase. Wel bekleedde Willem andere functies in het Haarlemse leven. In 1574, 1575 en 1580 was hij regent van het H. Geesthuis en in 1580 bovendien van het Leprooshuis, functies die in deze jaren na het beleg veel moeiten met zich brachten, vooral door de financiële zorgen waarmee liefdadige instellingen toen te kampen hadden, omdat zij door de oorlogsomstandigheden vrijwel geen inkomsten meer hadden.

Catrijn Claesdr. Hals komt op 18 november 1595 als weduwe voor

15

. De preciese datum van het overlijden van haar man is niet bekend. De begraafregisters beginnen in Haarlem pas in 1598. Hierin vinden wij trouwens ook haar naam niet. Zij hadden één zoon, Claes geheten, die in 1611 getrouwd blijkt te zijn met een Catherina Claesdochter

16

.

Uit de tijd van het beleg van Haarlem zijn verscheidene dagverhalen overgebleven.

Zoals reeds door mej. dr. G.H. Kurtz in haar boek over Kenau

17

is geschreven, verschenen er tijdens het beleg heel wat publikaties, waaronder vrij veel in

Duitsland

18

. Vooral in de laatste staan nogal eens wat onjuistheden. De uitvoerigste en betrouwbaarste beschrijvingen van het beleg zijn die van Gerrit Stuver

19

, Cornelis Bartholomeusz., Willem Jansz. Verwer, Pierre Sterlincx, Nicolaes van Rooswijk en Johannes Arcerius. De eerste twee zijn nooit in druk gebracht. Van de anderen heeft Arcerius het eerst gepubliceerd, nog tijdens het beleg. Zijn werk verscheen eerst in het Latijn en is later in het Nederlands vertaald. Het verhaal van Van Rooswijk draagt ook wel het jaartal 1573, maar er zijn aanwijzingen dat dit eerst in 1582 gedrukt is

20

. In 1574 verscheen in Delft een beschrijving van het beleg door Pierre Sterlincx. Bij het gemeentearchief is tenslotte nog onder hs. 4 een dagverhaal van een onbekende auteur aanwezig.

Bij het lezen en vergelijken van deze dagboeken dringt zich de indruk op, dat alle schrijvers gebruik hebben gemaakt van nog een dagboek, dat ons niet is

overgeleverd. Dat de verschillende auteurs bepaalde gebeurtenissen op dezelfde plaats beschrijven, is begrijpelijk. Anders wordt het, wanneer algemene opmerkingen ook steeds op dezelfde plaats voorkomen en b.v. een opmerking over het buiten de stad grazen van vee tijdens het beleg bij iedere schrijver op dezelfde plaats voorkomt. Dit voorbeeld zou met andere kunnen worden aangevuld. Ook gebeurt het herhaaldelijk, dat

15 RA 7632, 125v.

16 RA 7630, 200.

17 Kurtz, Kenu, 13.

18 Overmeer, Gedenkschriften.

19 Zie voor deze dagboeken de bibliografie.

20 Kurtz, Kenu, 17.

(7)

V

de verschillende auteurs op bepaalde plaatsen dezelfde uitdrukkingen en zinswendingen gebruiken.

Acerius, die als eerste publiceerde en die met Verwer de enige is, die Kenau noemt, kan hier niet als oervoorbeeld gelden, want het hierboven gesignaleerde verschijnsel gaat door, ook als Arcerius in februari 1573 zijn verhaal afsluit. Personen, die Arcerius alleen maar aanduidt, noemt Verwer met name.

Wiens werk dan wel als uitgangspunt voor andere beschrijvingen gediend heeft, kon niet achterhaald worden.

Het dagverhaal van Willem Jansz. Verwer was tot nu toe niet uitgegeven. Alleen de passage over de Haarlemse noon

21

en een zeer kort uittreksel van het dagboek

22

waren gepubliceerd. Verwer's dagboek wijkt in zoverre van de andere af, dat hij niet ophoudt bij de kapitulatie van Haarlem op 13 juli 1573 maar ook de daarop volgende jaren van Spaanse bezetting tot 1 maart 1577 beschrijft en dan pas eindigt bij de afzwering van Philips II als heer der Nederlanden in 1581. De gegevens over deze periode zijn in de archivalia bijzonder schaars en het dagboek vormt dan ook een welkome aanvulling op wat wij weten over het dagelijks leven van de Haarlemmer in die jaren. Duidelijk komt bij Verwer naar voren welk leed de Haarlemse bevolking na de overgave moest verdragen. Bovendien is hij rooms-katholiek, zodat hij ons een verhaal geeft vanuit r.k. gezichtspunt.

Over zijn persoonlijke belevenissen en die van zijn familie zegt Verwer niet veel.

De dood van zijn schoonvader wordt vermeld alsof het een willekeurig persoon betreft. Evenzo gaat het met b.v. het huisarrest, dat in het begin van het beleg aan zijn vader wordt opgelegd. Maar het verslag van de Haarlemse

vroedschapsvergadering over het zenden van een delegatie naar Don Frederik, dat alleen bij Verwer te vinden is, kende hij ongetwijfeld van zijn vader.

In de versie waarin het dagboek van Verwer ons is overgeleverd, hebben wij duidelijk een latere bewerking van zijn dagelijkse aantekeningen. Tal van kleine

bijzonderheden over het dagelijks leven in de stad komen alleen bij hem voor en moeten wel via schriftelijke aantekeningen bewaard zijn. Wel duidt de uitdrukking

‘naar mijn onthouden’ er op, dat dit niet geldt voor alles wat hij opschreef. Regelmatig noemt hij ook de afloop van gebeurtenissen die pas later dan hij ze beschreef bekend kon worden. Ook voegt hij als ‘parentheses’, tussenzinnen, gedeelten in die op die

21 Hoogland.

22 Capelle 21-25.

(8)

plaats chronologisch niet thuis horen. Verder heeft Verwer gebruik gemaakt van andere dagverhalen.

Enkele malen heeft hij in zijn dagboek verbeteringen aangebracht, waardoor hij zijn tekst in overeenstemming bracht met andere beschrijvingen. Hij doet dit soms met de opgaven van getallen, b.v. bij de vermelding van het aantal op één keer binnengekomen sleden met proviand, maar ook de tekst die hij zelf over Kenau had geschreven heeft hij later veranderd en geheel gelijk gemaakt met hetgeen Arcerius over haar schreef. Overigens is het voorkomen van een beschrijving van Kenau's werk in het dagboek van een man die haar gekend moet hebben, weer een aanwijzing dat Kenau niet geheel en al naar het rijk der fabelen moet worden verwezen.

Bij het schrijven van zijn werk heeft Verwer ook kunnen putten uit een verzameling stukken die hij zelf had aangelegd en die nog als handschrift 41 op het

gemeentearchief van Haarlem aanwezig is.

De eerste bladzijden van zijn boek bevatten maar weinig aantekeningen, pas bij het eigenlijke beleg wordt Verwer uitvoeriger. Ongetwijfeld heeft de schrijver de eerste bladzijden pas achteraf genoteerd en het is interessant om te zien waar hij dan de geschiedenis van het beleg laat beginnen: De afkondiging van de Tiende penning te Haarlem.

Het dagboek van Verwer valt in drie gedeelten uiteen. Hij begint met het

beschrijven van de gebeurtenissen te Haarlem vanaf 11 maart 1572 tot en met het einde van het jaar 1573, welke tekst hij folieerde van folio 1 tot en met folio 112. Dit gedeelte ziet er bijzonder netjes uit en heeft af en toe versieringen in rode inkt.

Daarop volgt het verslag over de gebeurtenissen in de jaren 1574-1581, per jaar gegeven, met bij enkele jaren een foliëring der bladen. Dit tekstgedeelte is met veel slordiger hand geschreven en heeft geen versieringen.

Tenslotte eindigt het manuscript met een tot nu toe onbekend gebleven verslag van het beleg van Alkmaar in 1573, in hetzelfde handschrift en met dezelfde versieringen als het eerste gedeelte van het dagboek en met een daarop

aansluitende foliëring van folio 113 tot en met folio 123. Het eerste en het laatste

deel van het manuscript behoren duidelijk bij elkaar en hebben aanvankelijk samen

een geheel gevormd. Het tegenwoordige middenstuk heeft vroeger een apart

dagboek uitgemaakt en is later tussengevoegd. Wanneer dit laatste is gebeurd is

moeilijk te bepalen. De band waarin het dagboek thans is ingebonden kan worden

geschat op het einde der 18de eeuw. Dat komt ook overeen met het feit, dat achterin

de band een akte uit 1770 is bijgebonden, die overigens met het dagboek niets te

maken heeft en die tot een dossier behoort, dat onder nr. 139

(9)

VII

nog aanwezig is in het archief van de Dominicanen te Gent. Mogelijk is het

aanvankelijk apart staande gedeelte van het dagboek over de jaren 1574-1581 toen op de huidige plaats ingebonden, maar dit kan ook eerder al zijn gebeurd.

Waarom Verwer ook de belegering van Alkmaar heeft opgenomen, is niet duidelijk.

Wel zijn een aantal Haarlemmers gedwongen om voor Alkmaar pioniersarbeid te verrichten, maar dit waren meest arme lieden en het is niet waarschijnlijk dat Verwer tot die pioniers behoord heeft. Zijn aanwezigheid daar blijkt niet uit de tekst.

Waarschijnlijk heeft hij de twee belegeringen van 1573 in één manuscript willen samenbrengen.

De datum, waarop het manuscript van Verwer over de jaren 1572/73 klaar was, kan nog nader bepaald worden. Het bestond reeds op 20 oktober 1579, toen Verwer er uit voorlas. Het dagboek zelf geeft verdere aanwijzingen. Op folio 95 verso is op 19 augustus 1573 sprake van gijzelaars, die van het pardon van Alva waren uitgesloten en ‘die noch op huijden gevangen leggen’. Dit gegeven maakt verdere precisering mogelijk. Op 24 juni 1574 werd door Requesens afgekondigd, dat vrijheid en vergeving was beloofd aan iedereen, die zich aan verzet tegen de koning had schuldig gemaakt. Op grond hiervan kon ook op vrijlating van de gijzelaars worden gerekend. In april, juni en juli waren reeds enkele gijzelaars uit de gevangenschap ontslagen en het Haarlemse stadsbestuur vroeg om op grond van het nieuwe pardon ook de andere gijzelaars vrij te laten

23

. Hierop werd door Requesens geantwoord, dat zij een ruilobject vormden voor de Spaanse gevangenen in Middelburg, over wier vrijlating werd onderhandeld

24

. Op 31 augustus daarop werd dan inderdaad een groot aantal gevangenen naar Hoorn gebracht om daar te worden uitgewisseld.

Niet alle gevangenen hadden daardoor hun vrijheid herwonnen. Op 8 en 9 oktober werden nog eens enkele gevangenen vrijgelaten. Daarna wordt geen ontslag uit de gevangenis meer genoemd. Van de 12 gevangenen, wier vrijlating niet gemeld is, is niet bekend wanneer zij de gevangenis hebben verlaten. Het blijkt dat zij sinds een datum vóór 5 maart 1575 vrij mochten rondlopen in de stad, want toen op die dag één hunner, Johan van Vliet, uit de stad vluchtte, werden enkele anderen weer in verzekerde bewaring gesteld. Een en ander laat de conclusie toe, dat de periode 1572-1573 van het dagboek in het jaar 1574 zijn definitieve vorm kreeg, met als uiterste termijn waarschijnlijk de 9e oktober, mogelijk ook de 31ste augustus.

23 Stadsarchief 10.2, 48v.

24 Idem, 2.16.1, m.

(10)

Na de dood van Verwer hebben zijn erfgenamen het dagboek aan de Dominicanen geschonken, zoals uit een mededeling op het titelblad van het manuscript blijkt.

Vóór 1629 bevond het zich in hun klooster in Den Bosch. Toen na de val van deze stad in 1629 de Dominicanen aldaar het land moesten verlaten, hebben zij, met andere stukken, ook het dagboek meegenomen naar de Zuidelijke Nederlanden waar zij het bewaarden in het nieuw gebouwde klooster te Mechelen, waar het waarschijnlijk opnieuw is ingebonden, zoals hierboven al gemeld is. Na de Franse Revolutie is het archief van de Dominicanen opnieuw verspreid geraakt. Het dagboek kwam nu terecht bij de Dominicanen te Gent, waar het in 1880 nog aanwezig was

25

. Nadien is het naar Nijmegen overgebracht, waar het nu berust in de bibliotheek van de Nederlandse provincie van de paters Dominicanen. Wanneer deze overbrenging heeft plaats gevonden is niet bekend. Vermoedelijk is het in 1889 geweest toen er een uitwisseling tussen Gent en Nijmegen heeft plaats gehad. Een lijst van de toen geruilde stukken is echter niet gevonden.

Reeds in 1939 waren door de vroegere gemeentearchivaris mej. dr. G.H. Kurtz en de heer Fr. de Witt Huberts aan het Historisch Genootschap te Utrecht plannen voorgelegd om Verwer's dagboek uit te geven. Het bestuur van het Genootschap heeft toen gemeend niet op de voorstellen te moeten ingaan.

In 1960 is er van het dagboek een fotokopie gemaakt, waarvan door mej. Kurtz een afschrift is vervaardigd. Met financiële steun van de Vereeniging ‘Haerlem’ is haar afschrift in 1970 uitgetypt en aan de hand van het oorspronkelijke manuscript gecontroleerd en gecorrigeerd.

In deze tekstuitgave is er naar gestreefd om de oude tekst zoveel mogelijk onveranderd te laten. In Verwer's verhaal zitten, ook als men in aanmerking neemt dat er in de 16de eeuw geen richtlijnen voor het spellen waren, nogal wat

spellingsonregelmatigheden. Hij draait de volgorde van de letters van een woord nogal eens om. Het aanbrengen van correcties hierin zou aan Verwer's schrijfwijze teveel geweld hebben aangedaan en is daarom nagelaten. Wat de lezer misschien vaak als een drukfout zal ervaren, is in werkelijkheid meestal een

spellingseigenaardigheid van de schrijver van het dagboek. Van het manuscript is de tekst over het beleg van Alkmaar niet opgenomen. Enkele tekstgedeelten zijn in een andere volgorde geplaatst, b.v. die over de Haarlemse Noon, omdat die door verkeerd inbinden in onjuiste volgorde was gekomen.

Bij de annotatie is de tekst in die gevallen aangevuld, waar van de door

25 Hoogland 128.

(11)

IX

Verwer genoemde gebeurtenissen uit andere bronnen uitvoeriger of betere informatie kon worden verkregen. Verwer was niet de enige waarnemer van het beleg, anderen wisten soms meer. Zo kon ook b.v. uit de thesauriersrekeningen op het

gemeentearchief menige verklaring worden gevonden voor gebeurtenissen, die Verwer alleen maar noemde.

Eén van de grootste moeilijkheden vormde het achterhalen van de vele

Haarlemmers en andere personen, die met name in het dagboek worden genoemd.

Een zeer grote steun bij dit werk kreeg ik van M. Thierry de Bye Dólleman, wiens onvoorstelbare kennis van de Haarlemse geslachten uit de 16de eeuw menig raadsel heeft opgelost. De vele genealogieën van oude Haarlemse geslachten, die hij reeds publiceerde, doen mij uitzien naar het ogenblik dat hij de tijd zal hebben ook over de andere geslachten te publiceren, waarvoor het materiaal reeds in zijn geheugen en in zijn aantekeningen aanwezig is.

Omdat bepaalde ‘moeilijke/woorden’ meer dan één keer in de tekst voorkomen, zijn deze niet onderaan de bladzijde maar aan het einde van het dagboek in een aparte woordenlijst verklaard. Teksten in vreemde talen zijn wel steeds meteen vertaald.

Bij het lezen van het dagboek moet men erop bedacht zijn dat het letterteken ij zowel voor onze ij als voor de ie staat;

oe en oi staan voor oo;

ae en ai staan voor aa;

een enkele e moet vaak als ee gelezen worden;

het komt vaak voor dat Verwer enkele letters van een woord verwisselt, zodat er b.v. spiert staat in plaats van spriet.

J.J. Temminck

(12)

Lijst van afkortingen

A.C. van Aelst. Schets der Staatkundige en kerkelijke geschiedenis der stad Oudewater. Gouda, 1893.

Aelst

Duque de Alba. Epistolario del III duque de Alba don Fernando de Toledo. Deel III. Madrid, 1952.

Alba

F. Allan. Geschiedenis en beschrijving van Haarlem van de vroegste tijden tot Allan

op onze dagen. Haarlem, 1874-1888, 4 delen.

Samuel Ampzing. Beschrijvinge ende lof der stad Haerlem. Haerlem, 1628.

Ampzing

(Johannes Arcerius). Historie ende een waerachtich verhael van al die dinghen Arcerius

die geschiet sijn van dach tot dach in die lofweerdigste ende vermaerste stadt van Hollandt, Haerlem ghenoemt, in dien tijt als die van den hertoge van Alba beleghert was. Delft, 1573.

M. Balen. Beschrijvinghe der stad Dordrecht. Dordrecht, 1677.

Balen

Cornelis Bartholomeusz. Een cleijne corte memory off history beschrivinge Bartholomeusz.

van het beleg van Haerlem. Handschrift in Stadsbibliotheek, Haarlem,

ongepagineerd.

Jhr. mr. dr. E.A. van Beresteyn.

Familieportretten Van Nesse, in Beresteyn

Maandblad De Nederlandsche Leeuw, 58, 1940.

A.S. de Blécourt en N. Japikse. Klein Plakkaatboek van Nederland. Groningen, 1919.

Blécourt en Japikse

Pieter Christiaensz. Bor. Oorspronk, begin en vervolgh der Nederlandsche Bor

oorlogen. Amsterdam, 1679-1684, 4 delen.

Gemeentearchief Haarlem. Archief van het Brouwersgilde.

Brouwers

J. van de Capelle. Belangrijke stukken voor geschied- en oudheidkunde ...

Capelle

(13)

betrekkelijk het beleg en de verdediging van Haarlem in 1572-73. Schoonhoven, 1844.

M. Thierry de Bye Dólleman.

Aanvullingen resp. verbeteringen op Dólleman, Aanvullingen

Haarlemse geslachten, in Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, XXI, 1967.

M. Thierry de Bye Dólleman. Het geslacht van Berkenrode, in Jaarboek Dólleman, Berkenrode

Centraal Bureau voor Genealogie, XII, 1958.

M. Thierry de Bye Dólleman. De oorsprong van het geslacht Gael, in Dólleman, Gael

Jaarboek Centraal Bureau voor

Genealogie, XXIV, 1970.

(14)

M. Thierry de Bye Dólleman. De geslachten Lakeman te Haarlem, in Dólleman, Lakeman

Maandblad De Nederlandsche Leeuw, 75, 1958.

M. Thierry de Bye Dólleman. Het Geslacht Schatter in Haarlem, in Dólleman, Schatter

Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, XV, 1961.

M. Thierry de Bye Dólleman en mr. O.

Schutte. Het Haarlemse geslacht Van Dólleman en Schutte, Van der Laen

der Laen, in Maandblad De Nederlandsche Leeuw, 86, 1969.

G. van der Eembd. Haerlemse belegeringhs treur-blyeynde-spel.

's-Gravenhage, 1619.

Eembd

C. Ekama. Beleg en verdediging van Haarlem in 1572 en 1573. Haarlem, 1872.

Ekama

J.E. Elias. De vroedschap van Amsterdam 1578-1795. Haarlem, 1903-1905, 2 delen.

Elias

Gemeentearchief Haarlem. Archief Elisabeth's Gasthuis.

Elis. Gh.

A.J. Enschedé. Verslag over de

geschiedenis en den eigendom van het Enschedé

St. Elisabeths of Groote Gasthuis.

Haarlem, 1860.

Mr. J.M. Fuchs. Quirinus Thalesius, in Jaarboek Vereeniging Haerlem, 1938.

Fuchs

M. Gachard. Correspondance de Philippe II sur les affaires des Pays-Bas. Deel II.

Brussel, 1851.

Gachard

H. Enno van Gelder. De Nederlandse noodmunten van de tachtigjarige oorlog.

's-Gravenhage, 1955.

Gelder, Noodmunten

H.A. Enno van Gelder. De reactie op de beeldenstorm, 1567-1572, in Algemene Gelder, Reactie

Geschiedenis der Nederlanden, V, Utrecht, 1952.

L.P.A. Gomperts. Aanteekeningen over

parochiën van West-Friesland ontleend

Gomperts

(15)

aan een visitatieverslag van het jaar 1571, in Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 9, 1881.

C.J. Gonnet. Cornelis Schonaeus en eenige zijner Haarlemsche vrienden, in Gonnet

Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 9, 1881.

J.J. Graeff. Wáár heeft te Haarlem de bisschop gewoond voor de Reformatie?, Graeff

in Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, 29, 1905.

P.M. Grijpink. Kerkelijk register op de rekeningen van de vicaris-generaal van Grijpink

het bisdom Utrecht, in Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 39, 1920.

A. Hallema. Haarlemsche gevangenissen. Haarlem, 1928.

Hallema

(16)

P.C. Hooft. Nederlandsche historiën.

Amsterdam, 1677

3

. Hooft

A.J.J. Hoogland. Nog een ooggetuige der Haarlemsche Noon, in Bijdragen voor Hoogland

de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, 8, 1880.

Gemeentearchief Haarlem, handschrift 4: N.N., het beleg van Haarlem.

hs. 4

Gemeentearchief Haarlem, hs. 41:

Stukken afkomstig van Willem Jansz.

Verwer.

hs. 41

Martin Hume. The year after the Armada.

London, 1896.

Hume

Informatien &c aengaende Jonkheer Johan van Duvenvoorde, balliuw, Informatien

dijkgraef, rentmeester generael des Lands van Voorn etc. Manuscript in stadsbibliotheek, Haarlem.

Jos. de Klerk. Haarlems muziekleven in de loop der tijden. Haarlem, 1965.

de Klerk

Thomas Bayr vonn Kunigshoffenn.

Beschreibung dero Geschichten welche Kunigshoffenn

sich haben begeben und zugedragen ... inn und ausserhalb der statt Harlem ... In Kronijk van het Historisch

Genootschap te Utrecht, XVL, 1860.

Mej. dr. G.H. Kurtz. De dievenkelder in de Barteljorisstraat, in Jaarboek Vereeniging Haerlem, 1962.

Kurtz, Dievenkelder

Mej. dr. G.H. Kurtz. Kenu Symons dochter van Haerlem, Assen, 1956.

Kurtz, Kenu

Mej. dr. G.H. Kurtz. De stamvader van een Haarlemsche regentenfamilie, in Jaarboek Vereeniging Haerlem, 1938.

Kurtz, Stamvader

Dr. H.J. Laceulle-Van de Kerk. De Haarlemse drukkers en boekverkopers van 1540 tot 1600. 's-Gravenhage, 1951.

Laceulle-Van de Kerk

Gemeentearchief Haarlem, stadsarchief loketkas.

Loket

(17)

Bernardino de Mendoça. Commentaires sur les évenements de la guerre des Pays-Bas. Bruxelles, 1860-1863, 2 delen.

Mendoça

Gemeentearchief Haarlem, Notariële archieven.

NA

P. Opmeer. Het Nederlands catholyk martelaersboek. Antwerpen, 1700, 2 delen.

Opmeer

W.P.J. Overmeer. De Hervorming te Haarlem. Haarlem, 1904.

Overmeer, Hervorming

W.J.A. Overmeer. Gedenkschriften van Duitsche krijgslieden over het beleg van Overmeer, Gedenkschriften

Haarlem in 1572-1573. In Navorscher,

LVIII, 1909.

(18)

Gemeentearchief Haarlem, Rechterlijke archieven.

RA

(N. van Rooswijk). Cort ende waerachtich verhael van alle gheschiedenissen Rooswijk

handelingen aenslagen stormen ende schermutsinghen in en voor der stadt Haerlem in Hollandt gheschiet...

Leyden, (1573).

Gemeentearchief Haarlem, stukken betreffende Rijnland.

Rijnland

Jhr. mr. A.F.O. Sasse van IJsselt.

Aanteekeningen betrekkelijk eenige Sasse van IJsselt

Haarlemsche geslachten, in Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, XXII, 1897.

Th. Schrevelius. Harlemias of eerste stichting der stad Haarlem. Haarlem, 1754

2

.

Schrevelius

Gemeentearchief Haarlem, Stadsarchief.

Stadsarchief

J.M. Sterck-Proot. Het O.L. Vrouwegilde, in Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, 49, 1932.

Sterk-Proot

Pierre Sterlincx. Een corte waerachtighe beschrijvinghe van alle

Sterlincx

gheschiedenissen, aenslaghen, stormen, schermutsingen ende schieten voor de vrome stadt Haerlem in Hollandt gheschiet. Delft, 1574, ongepagineerd.

Gerrit Stuver. Geschiedenisse en beschrijvinghe van den belegge der stad Stuver

Haerlem door Don Frederico d'Alvaro.

Handschrift in gemeentearchief van Haarlem.

Gemeentearchief Haarlem, thesauriersrekening.

thes.

Gemeentearchief Haarlem, archief van het Verwershofje.

Verwershofje

Verzeichniss des Niderlandischen Kriegs, in Kronijk van het Historisch

Genootschap te Utrecht, XVI, 1860.

Verzeichniss

(19)

Elias Voet Jr. Haarlemsche goud- en zilversmeden en hunne merken.

Haarlem, 1928.

Voet

(20)

[Memoriaelbouck]

[1572]

Ter leren der stadt van Haerlem verheven is diet den goetwilligen leeser geschreven Leest met verstandt dese historie

so sult ghij mercken ende verstaen dat men Godt moet toescriven die victorie zonder zijn hulp, het waer met ons gedaen.

Tot den leeser

Wacht U ghij schempers diet te versmaden Ten is gedaen om prijs noch gewinne

Maer om te doen blijcken goodts groter weldaden Dien hij ons heeft bewesen van anbeginne Al hebt ic hier dan versleten minen zijnne En daegelicx gescreven, datter es gedaen Moegelick dat imant begheerte off minne hier nae heeft, zalt blijdelick ontfaen

En diet niet en behaecht macht laeten staen al isser gedwaelt, laett U niet verdrieten

Denckt een goet schutter, kan wel mis schijeten.

Wat zoude dan een onwijs of slecht ideoot

Die in zulcx bijsonder niet en es eerwaeren

Niet dijckwils falgeren soe int cleijn als groot

Dits doch niet wonders, ghij nidighe kaeren

Dus en schaeme ic mij niet diet te openbaeren

Ick zal moegelick jemant daer met gerieven

Die welck daer honijch uuyt zal vergaren

Oft best uuijt kiesen en tander laeten drijven

Wat isser dan verboert, van diet al te scriven

Dus laet onbenijt, dat hier es bedreven

Ick wil altijt tmijn om een beeter geven

(21)

3

+

folio 7

+

1572 Martius troggen broot een stoter min een deut.

Den 11 Martii anno 1572 is op die middach omtrent halff 12 uren is van wegen ende doer bevel van den Hertoch van Alba

1

den thienden pennynck gepubliceert;

ende zijn nijet meer dan vijff clock gheslagen gedaen, mit grooter vrese van den doerwaerder ende met lichtvaerdich audientie der gementen.

Den 19 Martii is die tweede publicatie des thienden pennynck binnen Haerlem gedaen penael, op die pene van hondert gouden rialen, ende ten eijnden van oppositie van ewijch bannissement.

Den eersten Aprilis zijn die Geusen gecomen binnen Den Briel tzavonts te negen uuren, van welcke die graeff van der Marck

2

die principaelste was, cum ceteris.

Maius 1572 tbroot een stoter.

Den 22 Maij zijn die Geusen met 28 schepen binnen Eijnchuijsen gecomen.

Den 23 Maij is graef Lodvijck van Nassau

3

broeder van den prince van Orangien

4

met practijck ende looscheijt in Bergen, Henegau, gecomen ende nam op dat pas Valenchin mede in.

Junius 1572 tbroot een stoter ende een oertgen.

Omtrent den 8

e

dach deser zijn die Geusen gecomen binnen den stadt Medenblijck.

Den 18 deser maent heeft die stadt Hooren die Geusen ontfangen.

[20 Juni]

Wonder. Den 20 Juni zijn ghesien hagelsteenen neder vallen zoe groot als Walsche noten ofte kieffs eijeren, met groten stercken wijnt, donder, blixem, ende swaren regen. Dit is ghesciet in die Weteringe bij die Haarlemeermeer ende daer omtrent.

+

folio 7v.

+

Item den (deser maent) 20 dach hebben die Geusen Alckmaer geinvadeert nae middage omtrent vier uuren.

[21 Juni]

Den 21 is de stadt Gouda ende Leijden an die prince van Orangen gecomen.

Den 23 Dordrecht.

Terstont hiernae is Gorricum mede overgegaen.

1 Fernando Alvarez de Toledo, hertog van Alva (1507-1582), van 1567-1573 landvoogd over de Nederlanden.

2 Willem van der Marck, graaf van Lumey (c. 1542-1578), admiraal van de Geuzen en van 1572-1573 luitenant-gouverneur van de prins van Oranje.

3 Lodewijk, graaf van Nassau (1537-1574).

4 Willem I, prins van Oranje (1533-1584), van 1559-1567 stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, 19 juli 1572 door de Staten van Holland als stadhouder erkend.

(22)
(23)

4

Hoe die Uutlanders in Haerlem quamen ende hoe zij met practijck dat toe gheleijt hebben daer die stede veel leets of quam.

In jaer ons Heeren 1572 den 24 Junii welch was op Sint Jans dach smorgens te vijff uuren, zijn binnen Haerlem gecomen Peter Janssz. Kies

5

ende Michiel de Wael

6

met een schuijt die Lange brugge

7

in, alsoe sij lange tijt uutlanders gheweest hadden ende nu die prince van Orangien oeck wederom met ruijteren ende knechten op die been was, om die Nederlanden, zoe men zeijden te bevrijen van den thienden penninck tegen den hartoch van Alba etc. Die burgers aldaer haer wacht hebbende, rieppen tot den schipper: leg an, maer zij al eeven stoudt doervarende seijden: wij bennen Peter Kies ende Michiel voors.

Nu die wet ende raet des stadts dit vernomen hebbende, hebben haer opt stadthuijs ontboden, haer biddende zeer vriendelicken, dat zijt toch noch een 14 dagen off daeromtrent ansien wilden ende zoe lange noch wat vertrecken. Daer op zij geantwoordt hebben: Wij hebben nu lang genoech uut die stadt geweest, een ander die lust te trecken, die mach. Wij begeren hier nu te blijven, want wij commissie van mijn Heer die Prins hebben ende oeck soe weten wij wel raets ghenoch, om coren ende provand ende andere noetsaeckelijckheijden alst van doen is te crigen.

Die gemente dit hoerende hebben daer wel nae geluijstert, alsoe dat zij doer haer

+

folio 8 scoene voorgeven ende haer heijmeleijcke gisten (zoe men seggen wilden)

+

veel

anhangers ende liefhebbers gecregen hebben. Want men altijt wel luijden vint, die als blinde ende onbedochte tot het qualijck varen ende destructie van een goede gemeente ende stadt geneijcht zijn. Maer die vruchten, die van desen boem voerts gecomen zijn, hebben die goede gemeente ende stadt van Haerlem eijlaes wel genoech op een tijt gesmaeckt. Godt die Heere wil ander goeden landen, provincien ende steden geven an ons een exempel te nemen ende voersichtelijcke in haer zaecken te handelen etc.

[27 Juni]

Den 27 dach zijn binnen Haerlem gecomen meester Gerrit van Berken-

5 Pieter Jansz. Kies (c. 1530-1597), te Amsterdam wegens oproerige gezindheid gevangen en door de Raad van Beroerten verbannen. Zijn Haarlemse bezittingen werden verbeurd verklaard.

In 1572 en na 1577 vele malen burgemeester van Haarlem.

6 Michiel de Wael was sinds 1568 in ballingschap. Zijn goederen werden toen geconfisqueerd.

7 De Langebrug lag over het Spaarne, bij de zuidelijke stadsmuur, ongeveer ter hoogte van de tegenwoordige Langebrug.

(24)

roe

8

ende had een priester geweest met Hans Colderman

9

ende Jacob Gerritsz. die Jonge

10

.

Item op den selfden dach is het clooster van die Barrendijten

11

gebrocken ende geplondert buijten Haerlem.

Omtrent dese tijt is de burgemeester Hendrich van Wamelen

12

na Amsterdam geloopen die Spermouwer poort

13

uut ende hij worden niet tegenstaende vervolcht maer hij ontquamt. Zij hadden zijn doot geschworen ettelicke Geusen ende hij sach dat het spul met die Geusen niet wel gaen en woude overmits datter gheen ordinaci en regel ende was ende dat tegen den Co.Mt. etc.

Item op desen dach worden die commissarien van den prince van Orangien voer den raet van Haerlem gesonden.

Parentesis. Op den vijf dach Juni 1568 welch was Pinsteravont dede duc Dalva gouvemoer van dese Nederlanden openbaerlijck onthalsen binnen der stadt van Brussel omtrent elf uren de graven Egmont

14

en Hoorne

15

.

+

folio 8v.

+

Julius 1572 tbroot als in Junio.

Den 3 Julii aen den Baen

16

buijten die stadt an den Houdt, Roobol

17

met ander Geusen capiteijnen, haelende aen die turffschuijten viandts wijse en brochten hoij en stroo aen de Houtpoorte

18

, maer die commis-

8 Gerrit van Berckenrode (c. 1515-1598) was kanunnik geweest, maar was tot de Hervormde kerk overgegaan en gehuwd. In 1568 was hij naar Keulen gevlucht met medenemen van zijn goederen. Van 1575 tot 1596 was hij baljuw van Kennemerland. Zie Dólleman, Berckenrode, 112-113.

9 Hans Colderman, brouwer, werd in 1567 beschuldigd van bemoeienis met de Geuzenkerk aan de Baan en was toen uitgeweken. Zijn goederen werden verbeurd verklaard. In 1574 werd hij raad en rentmeester van Kennemerland.

10 Jacob Gerritsz. de Jonge, moutmaker, was in 1568 uit de stad gevlucht en zijn goederen werden toen verbeurd verklaard. In december 1572 benoemd tot vroedschap. Hij wordt ook genoemd als generaal-tresorier.

11 Het Bernardietenklooster te Heemstede.

12 Hendrik van Wamelen (st. 1574) was sinds 1559 vroedschap en bekleedde vele functies te Haarlem, w.o. die van schepen en burgemeester.

13 De Amsterdamse poort.

14 Lamoraal, graaf van Egmond (1522-1568).

15 Philips van Montmorency-Nivelle, graaf van Horn (1524-1568).

16 De Baan was een stuk grond ten Zuiden van de stad, dat in 1390 door hertog Albrecht aan de stad was gegeven als een ‘speelveld’. De tegenwoordige straat van die naam vormde hiervan de noordelijke begrenzing.

17 Cornelis Geerlofz. Roobel (st. 1572) was een der eerste watergeuzen. Hij deed mee aan de verovering van Den Briel.

18 De Grote of de Kleine Houtpoort, gelegen aan de zuidelijke stadsgracht bij de Grote en de Kleine Houtstraat.

(25)

6

sarien des Prins, als Kies ende Colderman steldent in stille thuschen die burgers ende die Geusen knechten.

[4 Juli]

Den 4 zijn die Geusen met zeeckere voer gemaect accoerde binnen die stadt Haerlem gecomen.

Op desen selfden dach is geplondert dat Reguliersclooster

19

buijten die stede gelegen, zoe zijn die broeders van het clooster voors. in stad gecomen ende dien hier ende dander daar verstroijt. Onder als isser een geweest die broeder Augustijn genaempt was, die zone van Pieter Bagin fabrickmeester van die Groote Kerck.

Dese voors. Augustijn of broer Fem is onder een Geuse fandel gegaen van capiteijn Ripparda

20

die toen overste van die stadt was, ende daer waeren oock onder dat fandel voors. van die oorden van die Carmelijten ende van die oorden van die Augustijnen ende hadden hare religie versaeckt ende den cap (soe men seijt) over den thuijn ghehangen. Onder als als alle die goeden van die geestelijcheijt ghesocht worden van die Geusen zoe heeft dese broeder Augustijn voors. het goet van die voors. Reguliers verraden ende het goet van Onse Lieve Vrouwen ghilt

21

mede.

Men seyt een waar seggen: Apostata est persecutor sui ordinis etc.

22

.

Als nu de stadt Haerlem is in handen van den Co. Mt. gegaen is anno 1573 op den 13 Juli ende die Spangers nu in stadt zijnde ende een deel burgers gevangen etc., zoe op S. Jacobs dach

23

is dese voors. Augustijn wel wetende dat hem niet goets nackende en was, heeft hij zijn habijt monnixcaps ghewijs anghetrocken ende menden alsoe die Zijlpoort

24

uut te gaen. Comende an die voors. poorte bij die Spangers hem ansiende doer quade suspici dat hij dus dick onder zijn monnixcap

+

folio 9 of habijt was,

+

zoo lichten zij hem zijn cap op zoe zaggen zij dat hij een schoone

paer hoesen an hadden ende veel gelt bij hem. Die Spangers trocken hem zijn cleeren uuijt (in Lantsloets van Brederode

25

en huijse) ende namen al dat

19 Het Reguliersklooster lag ten noorden van Haarlem. De Kloosterstraat is naar dit klooster genoemd.

20 Wigbolt Ripperda (1533 à 1540-1573), bevelhebber van de troepen van de Prins binnen Haarlem.

21 Het Onze Lieve Vrouwe-gilde was een geestelijke broederschap. Zie Sterck-Proot.

22 Een afvallige is de vervolger van zijn eigen orde.

23 25 juli.

24 De Zijlpoort bevond zich aan het einde van de Zijlstraat.

25 Lancelot van Brederode (st. 1573) woonde op het huis Ter Cleef bij Haarlem en had een huis in de Jansstraat. Hij steunde de Hervormden en in 1568 werden zijn goederen in beslag genomen. Hij werd watergeus en werd na het beleg in Schoten onthoofd.

(26)

hij hadden. Ten laesten trocken zij hem die cap weders an ende leiden hem achter die strate als gevangen tot op het huijs met die trappen

26

op die Marct daer dander gevangens saeten. Hij stat daer gevangen van S. Jacobs voors. 1573 tot anno 1574 op den 7 Jannuarii worden hij tot die Carmelijten

27

gebracht in die kercker. Onse eerwaerde vader Godefridus a Mirlo

28

biscop secundus van Haerlem en wouden met den gevangen voors. niet te doen hebben. Maer die gouverneur van die stadt Monsieur Liques

29

woude hem gedoot hebben met den swaerden, tanden is hij in zijn paters handen overste van het clooster gegeven, ende hij was gecondemneert tot een eeuijghe gevangenis etc. Ende

30

dese broeder Augustijn is op den 15 Junii 1574 vrij ende franck uuijt die gevangenis gelaeten ende dat doert perdoen dat binnen Haerlem gheleesen worden op desen tijt ende tot zijn penitenci most hij met een brandende caers achter die processi gaen ende zoe is hij geabsolveert.

[9 Juli]

Den 9 deser maent is tzavons omtrent halff uure negen dat eerste alarm gecloopt want dat Coeninox volck Sparendam ingenomen hadde.

[10 Juli]

Den 10 de Rotterdamsche Spangiers over Alphen comende tot Amsterdam brengende met haer wagens x lasten tarruwen ende comende op Sparendam op die voors. dach hilden schutgewaert met Roobol, die welcken aldaar gevangen worden, mitsgaders alle zijn knechten ghestrooft, al waer die Spangers veel bentijs van kercken goet bij den Geusen gerooft, gecregen hebben.

Item ten selven daghe tegens den avoent doen die Spangers naer Sandtfoort trocken gingen uuijt Haerlem omtrent sesthalff hondert mannen, bij haer crijgende noch een deel vagabunden boeren, omme in den nacht die Spangaerts tot Santfoort tovervallen, waarvan capiteijn was Dirck Braseman

31

ende Cornelis Engelen.

+

folio 9v.

Vaendragers Julius Cesar en Frans Schater

32

.

+

Die welcke onversiens tot Sandtfoort comende etc., op die Spangers nijet denckende, hebben terstondt dvlucht gegeven ende daer bleven ettelijcke burgers, ende achterlaetende de wagens met het geschut ende

26 Het huis met de trappen was gelegen aan de noordzijde van de Grote Markt.

27 Het klooster der Carmelieten lag in de Grote Houtstraat en werd begrensd door de Spekstraat, de Warmoesstraat en de Anegang.

28 Godfried van Mierlo (1518-1587) was in 1570 benoemd tot tweede bisschop van Haarlem.

Hij was van 6 augustus 1572 tot 13 juli 1573 buiten de stad.

29 Philips de Rencourt, baron van Liques, werd na het beleg Spaans gouverneur van Haarlem.

30 Deze zin is later bijgeschreven.

31 Dirck Jansz. Brazeman (st. 1573), luitenant van Lancelot van Brederode.

32 Frans Schatter was lid van een bekende Haarlemse familie, die vele magistraatpersonen heeft opgeleverd. Zie Dólleman, Schatter, 23-56 en Aanvullingen, 256-261.

(27)

8

cruijt

33

. Een Spangert gevangen ingebract ende gebrant van Sparendam etc.

[13 Juli]

Den 13 trocken hier voorbij Haerlem capiteijnen Heltman ende Duvel etc. met omtrent sevendallff hondert mannen op die Baen een stuck landts zoe genaempt, comende van Alcmaer ende wat gegeten hebbende trocken weder nae den Cruijspoort

34

.

Maer tsanderdaechs vertrocken zij wederom nae Den Haege, bij haer crijgende daegelijckx meer volcx sterrick omtrent XXII

C

mannen ende hoewel zij mienden die Spangierts uuijter Haech te drijven, nochtans hebben zij die vlucht schandelijcke gegeven, als zij hoorden, dat die Spangerts quamen die maer twee hondert mannen waren, liepen als honden.

Item denselfden dach is Claes Ruijchaver

35

der Geusen capiteijn nae middach omtrent een uuijren met 2 hondert soudaten binnen Haerlem gecomen ende is terstont gepubliceert dat niemant enichge cloosters kercken off ander godthuijssen ofte burgers souden beschadighen ofte eenich leet aendoen op met roede

gecorrigeert te werden, ofte verbeurte van lijff ende goet.

[14 Juli]

Den 14e deser maent is Lancelot van Brederode binnen Haerlem gecomen ende is van zeeckere persoonen met zonderlijnge triumph als met trommelen, pijp ende vaen met wagens ingehaelt ende elck een die hem inhaelden hadden drie groene helmen op haer hoeden van die in duijnen wassen.

[15 Juli]

Parentesis. Den 15 is den prins van Orangien over die Maes gecomen met 8 duijsent paerde ende 12 fandelen voetknechten, zo men verstonde van diet gesien hadden.

[16 Juli]

+

op S. Alexiusdach folio 10

+

Den 16e dach heeft Lancelot van Bredenrode verstoert dat convent van den Zijl binnen Haerlem. Ick hebt die pater van het convent voors. hooren vertrecken dat zij meer den armen gaven dan int clooster verteert worden. Die pater is genaempt Joannes Petri Voccinius

36

.

33 Zandvoort werd door de Spanjaarden in brand gestoken (Ampzing, 513).

34 De Kruispoort lag aan het einde van de Kruisstraat, ongeveer bij de Ridderstraat en de Nassaustraat. De verbreding van dit gedeelte van de Kruisstraat heette vroeger Waaigat en voerde naar de Kruispoort.

35 Claes Willemsz. Ruijchaver (st. 1577), zoon van een Haarlemse brouwer en schepen. Hij is reeds in 1569 watergeus en werd in 1572 gezocht door de schout van Haarlem. Is later betrokken bij de verdediging van Alkmaar. Niet te verwarren met de latere schout van Haarlem Claes Pietersz. Ruijchaver.

36 Joannes Petri Voccinius (1521-1587), sinds 1558 rector van het Zijlklooster aan de Zijlstraat.

(28)

Den eerste predicatie. Den 17 hebben die Geusen hun eerste sermoen ofte predicatie

binnen Haerlem gedaen in die Backenesser kerck.

(29)

9

[18 Juli]

Den 18 dach is Lancelot voors. weder vertrocken uut die stede.

+

St. Laurentius Surens Carthus

37

37 Laurentius Surius (c. 1523-1578), karthuizer historicus en geestelijk schrijver.

scrief 1706 in zijn cronick gescoten zijn

+

Parentesis. Den 19 1572 is des Co. Mt. leger ende heercrach voor Bergen Henegou getrocken ende aldaer geleegen tot den 24 Septembris. Somma totalis van Bergen ghescooten als ons die Duijtsen vertrocken hebben die int leger zijn gheweest 14262 scooten.

[21 Juli]

Den 21e dach is die baljuw van Haerlem Christophel van Sonnevielt

38

ghenaempt, diewelcke mede om den turbel uuijt Haerlem gevlucht was, met zeeckere

Coenincx soudaten buijten Haerlem opt thuijs ter Cleeff gecomen tegens den avont.

+

Op Sinte Marien Magdalenen dach

+

Deerste clock schorte. Den 22e dach is tzavonts omtrent ses uuren die clock geschort ende en is noch clock geslach, noch eenich geluijt weder ghehoert voer den 28 derselfden maent.

Item, zijn alle die burgers van Haerlem geboden den Prins van Orangien te sweren ende eedt te doen exceptis quibusdam:

39

+

folio 10v.

+

Den eedt. Dat swere ick die Co. Mt. ghetrouw ende gehouw te zijn ende den Prince van Orangien te kennen als stadhouder van Hollandt, verzaeckende den hertoch van Alba verclarende hem vijant van Co. Mt. Nederlanden ende den tienden penninck weer te staen. Soe waerlijc moet mijn Godt Almachtich helpen ende dat heijlige Evangelium.

Item op denselfden dach omtrent halff uure vijff alarm geclopt want die voors.

Christofphel eenich ancomen bestonde nae den stadt.

[23 Juli]

Den 23 dach, is alle die hennip ende al dat coren om stadt staende op geplocht ende zoe veel men mochte inne ghebrocht.

[27 Juli]

Den 24e dach is die molen buijten die Cruijspoort affgebrocken met zeeckere huijsinge, boemgaerden ende is des stadts volck inne gejacht. Ende is omtrent elff uuren alarm geclopt ende die voors. baliju die moelens buijten die Zijlpoort met enighe huijsinge doen verbranden.

Item, tsavonts te zeven uuren wederom alarm geclopt.

Item op denselfden dach zijn noch binnen Haerlem gecomen twee fandelen knechten om het tbroot uuijt die schimmelen te eeten, van der Goude ende waren meest uuijt die venen

40

opgenomen.

38 Christoval Dassonaville werd in 1570 aangesteld tot baljuw van Kennemerland, Brederode en Callantsoog. Hij belegerde het huis ter Cleeff van 23-26 juli.

39 Met uitzondering van sommigen.

40 Aanduiding voor het gebied ten noord-westen van Haarlem.

(30)

41 De Janspoort lag aan de noordzijde van de stad bij de Jansstraat. Bij de bouw van de Nutsspaarbank aldaar zijn nog resten van de poort gevonden.

(31)

10

branden, twelcke terstont gheschiet is ende die huijsijnge tzavonts omtrent zeven uuren an brandt ghestecken.

[25 Juli]

+

Op S. Jacobs dach

+

Den 25 dach is weder omtrent halff uuer ellff allarm geclopt door vrese vant ancomen der Co. Mt. volck, maer niet bedreven.

+

folio 11

+

Item op denselfden dach is weder tzavonts omtrent vijff uuren alarm geclopt, doort aencomen van zeven hondert soudaten Spaniarden ende drie hondert Walen, bij welcke, zo men zeijden waren die gehelen raet

42

uuijten Haech, met zeckere rijcke burgers midt haer huijsvrouwen, geestelijcke personen, ende begaven hem int Bosch ofte den Houdt zo men het noempt buijten der stadt Haerlem ende quamen (die Spangerden) te mets die stadt bestoecken.

[26 Juli]

+

Op S. Anna en dach

+

Den 26e dach is gheheel gedestrueert ende geplondert dat Minnebroeders clooster

43

binnen der stadt ende worden alsdoen die stadt beschooten met zeeckere velt geschut ende mosten alsdoen alle burgers kinderen der stadt Haerlem zoe jonge dochters als mede jonge vrijers of ghesellen so men seijt, an die Zuijdt zijde van der stadt van die Cleijne Houtpoort tot die Grote Houtpoort ende zoe voert aen aert draghen om die wallen te maecken.

Thuschen den 25 ende 26e snachs omtrent 12 uuren is die molen buijten die Grote Houtpoort van des Coenincx volck an brandt gesteecken.

+

Het jonge zeeucken genaempt

+

Item op den 26e sachternoens omtrent drie uuren, is binnen Haerlem een levendich gebrandt, het jonge zeeucken genaempt, welcke belede dat hij die voors. stadt den 25 als dachs te voeren an brant geleijt zouden hebben; ende nae dat hij doot was is thooft offgehouden ende tlijff an vier stucken ende alsoe ter poorten uuijt gehanghen

44

.

Op denselfden dach tzavonts omtrent acht uuren is weder alarm binnen die stadt geclopt want die Conijncx volck die zeven molens met die molenshuijsen buijten die St. Caterinen brugge

45

opt Spaerne an brandt leijden ende was alsdoen binnen die stadt groote vrese, verdriet ende eelende, mede worden verbrant die molen met zeckere huijse buijten Schalwijckerpoort

46

.

42 De Hof van Holland, bestuurs- en rechtscollege.

43 Minderbroedersklooster was gelegen op het terrein tussen het Groot Heiligland en de Kleine Houtstraat. Hier werd later het St. Elisabeths Gasthuis gevestigd.

44 Volgens de thes. 1572, fol. 115v werd aan Dirck Pietersz. pottebakker £ 20 uitbetaald, omdat hij een zekere man, geheten Jongen Zeeuw, in hechtenis had genomen toen hij het Sint Annaconvent (nabij het tegenwoordige Nieuwe Kerksplein) in brand had willen steken om de Spanjaarden in de stad te helpen.

45 Brug over het Spaarne bij de noordelijke stadsmuur.

46 De Schalkwijkerpoort lag bij de kruising van de Schalkwijkerweg en de Heerensingel.

(32)

[27 Juli]

+

fol. 11v.

+

Den 27

e

smorgens omtrent acht uuren zijn twee Spaensche soudaten gevangen ingebrocht.

Item op desen dach is des Conijncx volck uuijt den Hout of Bosse vertrocken, en zijn die soudaten binnen Haerlem als doen wesende daernae uuijtgetrocken, verwachtende tot haeren hulpe zeeckere Gaschoenze

47

knechten daer Hans Colderman als commissaris te hael gheweest was ende hadde die van Enijnchuijssen gehaelt (na men zeijden

48

), waren omtrent die twee duijsent sterckt. Ende die zoudaten die uuijt die stadt getrocken waren nae den middach omtrent drie uuren sonder enich victorie ingecomen ende hebben als doen des Co

e

Ma

t

volck geheel Overveen al die duijn cant langes ende veel huijsen in Schooten an die brant geset.

Item. Als doen iint vertrecken is des Co. Mt. volck tegens zeeckere knechten die Lancelot van Bredenroede toe quamen ter slach geweest op Velser heij ende isser veel in die loep gebleven ende verslagen

49

.

[28 Juli]

Den 28 dach smorgens omtrent ellff uuren is binnen Haerlem ingecomen die lutenant van die graef van Lummee of van der Marck genaempt Bartolt Entez

50

met die rentemeester van den Briel

51

, met zeeckere paerden ende soudaten.

Den clock weder geslagen. Op den 28e dach smiddags te 12 uuren is die clock weder geslagen.

Item op denselfden dach waeren des Conijncx volck die in den Hout lagen ende thuijs te Cleeff altemael vertrocken ende is die stadt van dat belegge bevrijt.

[29 Juli]

Den 29e zijn omtrent 3 hondert soudaten binnen Haerlem gecomen ende waren meest Bremeers ende Gaschoinerts ende quamen van wegen die graeff van der Marck voors. Capiteijn Ripperda diet al te schandelick gemack hebben van steelen, plonderen, roven etc.

+

S. Pietersbanden fol. 12

+

Augustus 1572 tbroot gelijck in Julio.

47 Gascogne is een landstreek in zuid-west Frankrijk.

48 Jan Jansen, schippersgezel, is naar Enkhuizen geweest om hopman Lazarus Mulder en hopman Jacob Cabillau te verzoeken de stad te ontzetten (Thes. 1572, 105).

49 In de slag bij Velsen sneuvelden 6 à 700 soldaten (Ekama, 8).

50 Jhr. Bartold Entens van Mentheda (1539-1580), diende in het leger van Lodewijk van Nassau en nam deel aan de inname van Den Briel en de verovering van Dordrecht. In 1573 wegens klachten naar Delft geroepen en enige tijd gevangen gezet.

51 Jan van Duvenvoorde (st. 1573) was rentmeester, baljuw en dijkgraaf van Den Briel en Voorne.

Niet te verwarren met de Jan van Duvenvoorde van blz. 110.

(33)

Den eersten dach is van wegen die graeff ofte stadhouder van Hollandt (zoe men

hem doen noemende) die Prins van Orangen ende uuijt name van den graeff van

der Marck gepubliceert dat men alle geestlicke goe-

(34)

den gout, silver ende alle andere ornamenten, op dat stadhuijs brengen moste, ofte ten minsten inventarium van die goeden te leveren ende die goeden bewaert te stellen in handen van die voechden van die ghilden ofte der kermeesteren, op te vallen in sware correctie ende gehouden te worden voor vijant vant gemeen welvaren ende der Prins van Orangen, off der Graeff van der Merckt

52

.

[2 Augustus]

Den 2e is nae middach omtrent quartier voer drien levendich verbrant eenen Aecht Jansdr. alias Jassagis uuijt laste dat zij, zoe men zeijden, beleden hadde met Jacob Joppienss eertijts schout van Haerlem, een oude maecht vermoert te hebben

53

etc.

ende noch vijff of ses uuter stadt gebannen die welck om Aechten willen voors.

gevangen waren.

[4 Augustus]

Den 4e is tzavonts omtrent vier uuren ingecomen dat vaendel van den Graeff van der Marck genoempt die Brill

54

ende waren Walen ende mackent niet wel binnen der stadt.

[5 Augustus]

Den 5e en 6e dach zijn alle cloosteren zoe vrouwen als mannen cloosteren, uuijtgenomen die Groote Kerck, Sint Jans Kercke ende tgrote Baghijn hoff, gedestrueert ende geplondert. Item zijn dese voors. gaesten weder vertrocken.

[10 Augustus]

+

Op S. Lauris dach

+

Den 10 dach smorgens omtrent 9 uuren is die Graeff voors. binnen Haerlem gecomen, met 40 of 50 man met thien of 12 paerden

55

.

Item is tzavonts omtrent halff zessenen een soudaet binnen Haerlem gevangen die welck was een Engelsman van des graven volck. Dese worden des avonts opt Sant gehangen, omdat hij droncken sijnde des cappeteijns Ripperda sijn lijfknecht des item namiddages doersteken hadden.

+

folio 12v.

+

Item, zijn alle die staten van Hollandt binnen Haerlem vergaedert uuijtgenomen die stadt Amsterdam.

52 Voor het vervoer van de kisten met kloostergoederen naar de zolder van het stadhuis werd 34 stuivers betaald (Thes. 1572, 106.)

53 Jacob Foppens was schout van Haarlem van 1564-1572. Hij was berucht om zijn vervolging van Hervormden en had ook met het stadsbestuur grote moeilijkheden. Hij zou met Aechte Jans, cipierinne, een vrouw in de Koningsstraat hebben vermoord en beroofd. (Overmeer, 43.) Foppens week op tijd uit de stad, Aechte Jans werd veroordeeld tot de dood op de branstapel.

54 Brill = Wellicht zo genoemd wegens de verovering van Den Briel door Lumey?

55 De troepen van Van der Marck logeerden eerst in het Reguliersklooster en in de Hout.

(35)

[15 Augustus]

+

Maria Hemel

+

Den 15 dach is die Graeff voors. met zeeckere fandelen knechten nae Amsterdam gereijst so dat te beleggen.

Den 17 dach is dat vandel van Claes Ruijchhaever uuijt die stadt Haerlem vertrocken.

[22 Augustus]

Den 22 zijn van die gemeen staten van Hollandt die burgemeesteren ende

(36)

wethouders van Haerlem gestelt ende zijn alsdoen burgemeesteren gemaeckt Claes van der Laen

56

, Dirick die Vries

57

, Joncker Jan van Vliet

58

, Gerrit Stuver

59

.

[23 Augustus]

Den 23 is die Graeff voors. wederomme van Amsterdam kerende met dat faendel van den Brill binnen Haerlem gecomen ende niet veel bedreven aldaer.

[28 Augustus]

Nota. Den 28 dach is inder nacht binnen die stadt ellendich vermoert een jonck fraij geheselle ende noch vrijer, ghenaempt Jan Comelisz.

Ban

60

, ende dat van zeeckere Walen.

[29 Augustus]

Het eerste spits recht. Op den 29e is binnen Haerlem deerste reijse spits Jans onthofft recht gehouden over enighe gevangen hoplieden, twelck noijt binnen der stadt gesien nochte gehoert was.

+

folio 13

+

1572 September tbroot 3 stuiver.

Den 6e op die middach twee gehangen.

[8 September]

Den 8 is die Graeff van der Merck met dat witte fandel van den Brill Maria geboort naemiddach omtrent 3 uuren uuijt Haerlem nae den Hage vertrocken.

[10 September]

56 Claes Nicolaesz. van der Laan (st. 1584) was vele jaren vroedschap, schepen en burgemeester van Haarlem, m.u.v. de jaren 1566-1572 en 1573-1578. Zie Dólleman en Schutte, Van der Laen, 319-321.

57 Dirk Jacobsz. de Vries (c. 1510-1587/8) was in de jaren 1542-1572 acht maal schepen en zeven maal burgemeester.

58 Jhr. Johan van Woerden van Vliet (st. c. 1584), in 1571 en 1572 burgemeester van Haarlem, in 1578 baljuw van Voorne en gouverneur van Den Briel.

59 Gerrit Stuver (st. 1600 te Amsterdam), behoorde in 1575 tot de 20 rijkste Haarlemmers. Hij was gehuwd met een dochter van de schatrijke Gerrit v. Ravensbergen. Hij weigerde in 1582 een benoeming tot burgemeester.

60 Jan Cornelisz. Ban was luitenant van de schutterij.

(37)

Den 10e dach smorgens te zes uuren noch 2 gehangen die welcke eenen man ofte bode Pol genaempt ende des geweldigen provoest dienaar die om hem te vangen quamen vermoert ende doorsteken had, waerom die poerten gesloten waren ende een groot rommoer in die stadt was.

[11 September]

Parentesis. Den 11 dach is Staveren in Vrieslant ingenomen van die Walen ende zijn zeeckere vermoert ende omtrent halff verbrant.

Den 13 dach is weder recht ofte vierschaar gehouden, welcke gevaceert hadden zeder dan 7

en

dach Junii.

[24 September]

Den 24e deser maent is die Co

e

. Mt. leger van Bergen vertrocken, als boven in Julijo den 19 staet geschreven.

October 1572 tbroot 3 stuiver vijff penningen.

Den eersten dach heeft Mechelen swaren last moeten lijden want tis van Remigius

ende Bavo des hertochs van Alba zijn volck ingenomen ende zoe schandelijck ge-

(38)

plondert, geestelijck ende waerlijck nijemant uutgenomen, als men oijt gesien gehooert heeft, met oeck verscheijden manieren van schoffiericheijt ende gewelt, dat God ontfarmen mochte.

Voor dese tijt als dijt gheschieden is Loeven ende dandere Brabantse steden weder gecomen onder die obedientie van die Co

e

Mt.

[4 October]

+

folio 13v.

+

Item den 4 dach Octobris is die Grave van der Marck gecomen voer Schoenhoven, ende heeft dieselfde stadt belegert ende heefte den 9 des selven maents

ingecregen met accoerdt, te weten, behouden lijff ende goet ende geen

geestelicke te beschadighen; ende dat die burgeren in die principael kercke souden haeren dienst doen als voeren ende die Geusen souden ooeck een kerck hebben om haer predicatien te doen ende dies mosten die burgeren opbrenghen ende betalen die oncosten des belegs. Dit alles wel besegelt, ende onderteijckent van den minheer den Prins van Orangien ende den Grave van der Marck voors. maer en heeft zijn woort niet gehouden an burgers of an geestelijcheijt.

[8 October]

Den 8 dach is binnen Haerlem groet romoer gewest, doer reden dat die soudaten die Grote kerck wilde opsmijten, maer is van die wethouders van der stadt ende met groote ascistentie van die burgers oock met gewelt geresisteert.

Osse merckt. Den 13 dach is die gemeen osse merct welck binnen Haerlem op dat Sant of mercktvelt zo men dat noempt, plaach te wesen ghehouden buijten die Cruijspoort, in die velde ende waren aldaer ontelber veel besten.

[29 October]

Den 29 dach nae middach omtrent quartier voer drien is den Prins van Orangien binnen Haerlem gecomen, met die voerst van Mandersloe

61

ende noch redelijcke staet ende hij worden ontfangen int S. Jansclooster

62

ende dat was zijn logement.

[31 October]

Den 31 dach is die Graeff van der Marck naemiddage omtrent halff uure 3 met hondert 25 paerden, ende noch veel haeckgeschutten in stadt gecomen.

61 Ernst, vorst van Mandersloo, kolonel over 2500 man voetvolk.

62 De Commanderij van de Orde van Sint Jan besloeg het complex tussen de Jansstraat, Ceciliasteeg, Wijngaardstraat en Ridderstraat. Thans is hiervan alleen de Janskerk, nu gemeentearchief, nog over.

(39)

+

Alle heijligen folio 14

+

November 1572 tbroot 4 stuiver.

Op den eersten in der nacht ist dapperlijck gesneijtt ende gevroosen zoo dat alle wateren zeer starck beslooten waren.

[3 November]

Den 3 ende 4 dach ist clooster van die Predicaren

63

binnen die stede

63 Het klooster der Predikheren of Dominicanen lag achter het stadhuis, tussen Jacobijnestraat en Zijlstraat.

(40)

1. Titelpagina van het manuscript van Willem Jansz. Verwer.

(41)

t.o. 15

2. Plattegrond van Haarlem naar de kaart van Jacob van Deventer, 1550.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Siet wy schencken u elck // Een Lammeken seer teer, Boter saen ende melck // Door u o liefsten Heer, Na, na, na Kintjen teer // Sus sus en krijt niet meer, Doet u kleyn ooghskens toe

Laat ik u hart dan eens verwinne, Uit achting veer de menschelijk, Is dan dat hart voor mijn te winnen,2. Voor mijn die u zijn liefde weijt, Ach geeft mij dan dat freertrljk woord

Hebb’ ick oock niet aenhoort zijn kermen, en zijn suchten, Als hy voor Saul moest dagh ende nacht gaen vluchten.. Soo langh’: tot dat ick brack zijn lasterigh ghemoedt, En dat hy

Als de formulering in de negentiende eeuw niet geheel en al onverstaanbaar wordt, heeft ze dat te danken aan de in 1800 opgerichte Bataafsche maatschappij van taal- en letterkunde,

Onse here meer dar hi mi sal Want redene ende verstannesse Heeft di ghegeuen ghod onse here Wlmaecten sijn ghedinkenesse 10 Ende oec te leuene embermeere. Dar du sculdech wars mede

Liet gy voorspoed, schat, en weelde, en wat de aard begeerlijks heeft, Liet gy alles waar op aarde 't grootstgevoelend hart aan kleeft, Liet gy huis, geslacht, en vrienden, liet

Lanc was hi, in midden smal, Wit hadde hi de huut ende claer, Kersp ende ghelu hadde hi thaer, Dogen alse een valke grau, 150 Sijn lijf scemerde alse een pau;.. Wit was hi als

Dit heeft my de vrymoedigheit doen nemen, om dese mijne Gedichten, bestaende in Psalmen, Lof-sangen ende Geestelike Liedekens, hoewel dieselve eygentlik gemaekt schijnen te wesen