• No results found

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An · dbnl"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anna Lambrechts-Vos

bron

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An. Muziekuitgevers Mij., Rotterdam 1910-1920

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lamb084boek01_01/colofon.php

© 2010 dbnl

(2)

Die stoute schildpad.

'k Heb een schild-pad in mijn tuintje, kom eens zien! riep kleine Dik, al de jongens vin-den't jo - lig, 'k ben er wàt mee in m n schik! O je moest hem eens zien e-ten, dat is zoo'n komiek ge-zicht, en daar-na duurt het sons u-ren, dat hij onbeweeglijk ligt.

*) Theeretiel rullen aanmerken, dal as - gis had moeten rijn, ierwills van de duidelijkheid schreef ik as.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(3)

Toe waar zit je nu ver - scho-len?! schild - pad ben je op de vlucht? Heb je

stou-tig-heid be- dre - ven dat je'n stand-je van mij ducht? Wacht, ik zie't al.... m'n aard-bei-plant-je

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(4)

Drie za - ten er straks nog aan: en die zijn nu op - ge - ge - ten, rak - ker! dat heb jij ge - daan.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(5)

De zonne-kus

1. De lie - ve zon ging da - len, de bloemkens wer - den moe; ze neig-den zich ter- 2. Want warm-te geur en le - ven kreeg't al - le van de zon; zoo - dat die van 't vi- 3.

Als mor - gen weer de zon - ne hoog aan den he - mel staat, en in de bloe - men. rus - te, en slo - ten 't kelk - jen toe. Daar stond een gras - vi - ool -tje. van ool - tjen 'tflu - wee - jen hart - jen won. Teen schrel - de't arm vi - ool - tje, om- gaar - de weer al - les jui - chen gaat, dan heeft de zon een wij - le op bland - jen geel en blauw. ‘Och’

zucht-te't ‘of de zon - ne m'n kop-jen kus-sen wou.’ at de zon - ne zonk, en op haar geel-blauw hart - je, een hel- dre drop-pel blonk. el - ke bloem ge - rust. en ook van't zoet vi - eol - tje den dauwdrup weg-ge - kust.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(6)

Een Schilderistse

Hans - je - pans - je zat op't hek, tee - ken- de op z'n lei - tje;

Hans - je - pans - je tee - kent vlug huis - jes op een rij - tje;

Hans - je - pans - je tee - kent voort, 'tlei -tjen op z'n dij - tje;

naast hem graas - de't gel - tje. 't deed zoo goe - dig mek, mek, mek. rond hem gonst een bij - tje, op z'n neus - je prikt een mug. mug, noch bij - tje of gelt - je!

heb - ben Han -se - pans ge stoord.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(7)

Van de Biggetjes en de Bij

Drie ben-geltjes van big-ge-tjes, die bun-gel-den in de wei:- wat brom-de daar zoo bo-ven hen? dat was een dik - ke bij! Het bij-tje zocht al zoe-mend naar bloemkens, lek-ker Zoet, ‘he,’ dath-ten toen die big - ge-tjes. ‘wat of ze daar toch doet?!’ Ze ra-gen't ho - nig

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(8)

zul - gen, en zel - jen tot me - kaar: - ‘dat moes-ten wj eens proe-ven, 't zal lek - ker zijn, niet waar!’ Ze hol-den naar het sloot-je, daar aan den wa - ter - kant, danr dre-ven wit-te le - lies, en stond een brandne-tel - plant. Een hap-te er in de ne - tels, zijn broer-tjes al - le

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(9)

twee.- die glip - ten in het sloot - je, en jam-mer-den: ‘o, weel’ Het bij - tje gons- de ver - der, en lacht' hen lek-ker uit! ‘laat bij - tjes ho - nig zui - gen, is dat nu big - gen - buit?’

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(10)

Heuschelijk Geslapen

Wij zou-den een sprook-je ver - too - nen: ‘de schoone slaapster in't bosch,’ en Con-nie was het Prin-ses - je, wij maak-ten een muur-tje van mos 't Prin. ses-je met haar tra-wan-ten die e-den als alle - pen zij.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(11)

Een jacht-hoorn klonk door de stil - te: daar reed er de Prins voor-bij.

Hij kus-te't Prin-ses- je wak -, ker, dat slui-mer-de al hon-derd jaar, maar sla-pe-rig mop-per-de Con-nie: ‘Hé nou al? op-staan? hoe naar!’

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(12)

Van TweeBloemen

Een rond, geel boter - bloemetje dat gluurde bo - ven 't gras; 't vond dat van al zijn buur - tjes hij zelf het hoogste was.

Daar stond een eind - je ver - der een ma - de - lief - je in

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(13)

't veld. 't werd on - der bo - ter-bloe - men vol-strekt niet mee - ge - teld. 't Had toch zoo'n rein wit kroon - tje, heur har-tje van goud was zoo fijn, het zag er heusch uit om te

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(14)

ste- len, maar het sten - gel - tje dàt was wat klein.

Eens, op een mooi - en mor- gen. daar kwa-men de maa - iers aan, om 't gras wat kor - ter te ma- -ken. dat was er zoo lang niet ge-

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(15)

daan. Het trot - sche bo - ter - bloe - me-tje. dat uit -stak bo - ven 't gras, dat werd mee af - ge - sne - den, nog voor dat z'n hoog-moed ge - nas! Maar

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(16)

't nee-drig ma - de-lief- -je dat bleef - er nog staan in de wei: en't was voor haar kor - te steel - tje, nu dub- -bel- dank - baar en blij!

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(17)

Ra-Ra-wie Zijn dat?

1. Ze 2. Een

zijn met z'n drie - tjes, ze hoo- ren van mij, ze zit - ten op stoel-tjes en ik zit er - aar - dig pa - leis- je, zoo vrien-d'lijk en net, dat is er heur wo - ning, daar gaan ze ook naar bij, ze heb - ben drie kast - jes met kleer-tjes zoo fijn, als -of ze ge - bed! Mijn klei - ne prin - ses - jes, of ik van ze houd? nu dàt zou ik bo - nen vor - stin - ne - tjes zijn! mee-nen, want nóóit zijn ze stout!

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(18)

Bloemenleed

1. Een klein ver-geet-mij-niet - Je stond in een bloe-men. roos-je ontvouwde'n rijk-dom van vlammend rood sa- bed, 't was vriend-lijk door den tuin-man naast ro - zen neer ge - zet, en on-der al die tijn, haar zoe - te geur ver - ruk - te het blau-we bloe-me-lijn; toen, met een schaar ge- ro - zen was ook een don-kre knop; tot haar zag't blau-we bloem - pje, vol-stil-len eer -bied wa-pend, kwam daar de tuin-man aan; 't ver-geet-mij-niet-je - schrik - te: ‘Is mijn ge - luk ge -

*) Fis hij het 2de couplet.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(19)

op. Het daan?’

De roos werd af - ge - sne - den, en sier-de-een pracht-bou-quet, en't blauw-quet, en't blauw ver-geet-mij niet - je? dat stierf in't Noe-men - bed.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(20)

Wimpje en liesje op

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

(21)

Papa's verjaardag.

Anna Lambrechts-Vos, Het boekje van Tante An

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De leiding en de medewerkers van Tante El voeren een voortdurende en transparante dialoog met deze partijen, om in de voorschoolse educatie van betekenis te zijn voor de peuters

Waardevol werk, niet alleen voor de mensen die daar kunnen werken naar ver- mogen, maar óók waardevol werk door de medewerkers van de betrokken orga- nisaties die dagelijks deze

Anna Hubert van Beusekom, Tante Loesje.. zijn oom uit, meer schilderde dan college liep en op 'n goeden dag ergens in 'n achterbuurt 'n atelier huurde, waar hij samenwerkte met

Zoo loopt hij voort als waar 't niet pluis, En staat ook eind'lijk voor zijn huis;.. En nu is aan 't verhaal een end En Kasper maakt

Dit paardje stoort zich aan geen musschen, Maar eet gerust zijn voêr intusschen!.

Ze ging naar den melkboer, En vulde haar kan, Toen ze terugkwam, Zat Bruun als een man5. Tine van Berken, Kleine

Suze, foei mijn lieve meid, Wacht u voor hoovaardigheid.. Wees niet trotsch op

11 februari: eerste opvoering door het Rotterdams Toneel van Vuile handen door Jean-Paul Sartre in de vertaling van Anna Blaman en op 14 oktober van haar vertaling van De vrek