• No results found

Natuur.focus 2004-4 Jongens en wetenschap in het veld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2004-4 Jongens en wetenschap in het veld"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Natuur.focus

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER – DECEMBER 2004 – JAARGANG 3 – NUMMER 4

Beenbreek: ecologische eisen van deze heideplant

De kalkgraslanden van de Viroinvallei

Nieuwe waterplanten in het Vlaamse water

Studie

(2)

Natuur.focus 3(4): 142-144

142

JONGENS EN WETENSCHAP IN HET VELD:

EEN PLEIDOOI VOOR EXPERIMENTEEL NATUURBEHEER

F

O R U M WOUTERVANREUSEL

In het natuurbehoud zijn er meer onopge- loste vragen dan antwoorden. Zeker over de kans op succes van beheers- of inrichtings- maatregelen is nog heel wat ongeweten. Het wetenschappelijk onderzoek dat voorhan- den is, is niet altijd afgestemd op de speci- fieke vragen van het natuurbehoud (Griffiths 2004).

Natuurbeheerders gaan meestal af op hun intuïtie – soms ook op ervaringen of indruk- ken – bij het kiezen en uitvoeren van beheersmaatregelen. Maar zelden zijn er concrete aanwijzingen of duidelijke kennis over de effecten van de maatregelen relatief tegenover alternatieve maatregelen (Sut- herland et al. 2004). Met behulp van een meer experimentele, wetenschappelijke aanpak zouden we meer kunnen leren over de gunstige of ongunstige effecten van het gevoerde beheer. Vele beheerders beschou- wen experimenten als moeilijk, tijdsrovend of zelfs een beetje ver van mijn bed (of reser- vaat). Experimenten lijken voorbehouden aan het occasionele werkbezoek van weten- schappers aan het reservaat. Nochtans is elke beheersmaatregel eigenlijk een experi- ment op zich; er wordt iets geprobeerd met een bepaalde doelstelling, en het gewenste resultaat wordt al dan niet gehaald. Uit elk beheers- of inrichtingswerk kan in principe informatie gehaald worden die op zich, of in combinatie met resultaten uit andere gebie- den, van nut kan zijn voor gelijkaardige wer- ken elders of later.

Nu worden beheerswerken zelden uitgebreid gedocumenteerd. Het type en het moment van de maatregel staat meestal nog wel in een verslag, maar informatie over de uitvoe- ring meestal niet. Ook de opvolging en een kritische evaluatie van de maatregelen krijgt in de meeste reservaten te weinig aandacht.

Bovendien blijkt een ad hoc aanpak troef. De ene conservator noteert nauwgezet welke planten waar het eerst verschijnen, de ande- re noemt het project geslaagd of niet geslaagd op basis van indrukken. Doordat de uitvoering en resultaten van beheerswerken onvoldoende en meestal niet systematisch gedocumenteerd worden, missen we vele kansen om te leren van successen en mis- lukkingen. Hierdoor groeit de praktijkkennis over natuurbeheer veel te traag relatief tot de vele uitdagingen waarvoor beheerders staan.

Om praktische redenen krijgen percelen of beheersblokken vaak een uniform beheer.

Het hele perceel wordt op dezelfde manier behandeld en nergens blijft een strookje onbeheerd. Hierdoor kan je nadien niet ver- gelijken hoe de situatie zou zijn als er niet of anders werd beheerd. Soms wordt wel gefa- seerd beheerd, maar ook dan blijft een kriti- sche vergelijkende evaluatie vaak uit.

Door het toepassen van enkele principes die gebaseerd zijn op de “wetenschappelijke methode” kan veel extra informatie verza- meld worden. Bovendien kan ook het rende- ment van maatregelen in vele gevallen ver-

hoogd worden. Het kan bij voorbeeld nuttig zijn om een pilootfaze in te bouwen waarin voorafgaandelijk aan grotere beheerswerken een test wordt uitgevoerd op kleinere schaal in een aantal proefvlakken. Op basis van de resultaten, kunnen de grotere werken dan – indien nodig – bijgesteld worden. Merk op dat zo’n aanpak helpt te vermijden om mid- delen en tijd te verliezen door foute keuzes of uitvoeringen. In veel gevallen is er evenwel geen tijd voor zo’n vooronderzoek. Maar zelfs dan blijft het nuttig om een aantal con- trolestroken of proefvlakken onbeheerd te laten of enigszins anders te beheren (bv. ver- schillende maaidata, verschillende dieptes bij plaggen).Vergelijkingen “voor-en-na” vor- men vanzelfsprekend ook een schat aan informatie om meer inzicht te krijgen in de invloeden van het beheer. Om heldere con- clusies te kunnen trekken, blijft het aantal beheersregimes best beperkt tot een paar goed gekozen vergelijkingen.

Twee andere principes i.v.m. experimentele proefvlakken die we vanuit de wetenschap- pelijke methode ontlenen zijn ‘herhalingen’

en ‘blanco’s’. Het is belangrijk om meer dan één proefvlak te hebben dat een zelfde beheer ondergaat. Zo vermijd je dat wat je vaststelt in het proefvlak een toevallig resul- taat is eerder dan een echt gevolg van de beheersingreep. Proefvlakken waar geen ingreep plaats vindt fungeren als controles of blanco’s die behulpzaam zijn bij het inter- preteren van de resultaten in de andere

Jongens en wetenschap in het veld:

een pleidooi voor experimenteel natuurbeheer

W

OUTER

V

ANREUSEL

In zowat alle reservaten worden beheerswerken uitgevoerd. Het gaat zowel om

eenmalige grote ingrepen als regelmatig terugkerende maatregelen. Maar slechts

zelden wordt daadwerkelijk gemeten of deze maatregelen wel de resultaten opleveren

die we veronderstellen. We lopen het risico dat tijd, inzet en middelen niet optimaal

renderen voor natuurherstel of -behoud. Het forumartikel pleit voor meer aandacht

voor experimenten in het natuurbeheer om een beter inzicht te krijgen in de effecten

van het toegepaste beheer.

(3)

Natuur.focus 3(4): 142-144

143

JONGENS EN WETENSCHAP IN HET VELD:

EEN PLEIDOOI VOOR EXPERIMENTEEL NATUURBEHEER

WOUTERVANREUSEL

F

O R U M

proefvlakken. Stel dat je in 2003 een vlak bestudeert, dan een ingreep uitvoert en in 2004 het vlak opnieuw bestudeert. Door de vegetatie of fauna in controlevlakken te vol- gen kan je rekening houden met schomme- lingen tussen jaren die los staan van de beheersingrepen. Best zijn er een gelijk aan- tal blokken of eenheden van elke behande- ling en de blanco’s.

Een experiment is pas zinvol als ook de resul- taten opgevolgd worden. Visuele inspectie van de proefvlakken kan meteen op opval- lende verschillen wijzen. Maar vaak gaat het om meer subtiele effecten. Dan zijn stan- daardmethoden voor het uitvoeren van gepaste opnames noodzakelijk. Dat kan op herhaalde tijdstippen na de behandeling, of eenmalig na verloop van een aantal jaren.

Wat precies opgevolgd wordt, hangt af van de vraagstelling en het experiment, maar een algemene regel is dat je meer informa- tie kan halen uit parameters die voldoende variatie vertonen. Indien bv. de bedekking aan bochtige smele in alle proefvlakken tus- sen 5% en 10% ligt is het logisch dat hieruit niet veel conclusies kunnen getrokken wor- den. Denk ook na over de methode waarmee je de gegevens verzamelt. Zo laat een Tans- ley schaal toe om sneller de vegetatie in een grote beheersblok te inventariseren dan een gedetaileerde Braun-Blanquet opname in een klein proefvlak. Het is belangrijk dat alles op een gestandaardiseerde manier genoteerd wordt. Zo is het is een groot ver- schil of een soort niet aanwezig was of dat er niet naar gekeken werd, maar dat is ach- teraf soms moeilijk af te leiden uit de gege- vens.

Hoewel de analyse van de gegevens niet altijd eenvoudig is, en kennis van statistiek en wetenschappelijke interpretatie vraagt, is het verzamelen van gegevens vaak niet zo heel moeilijk. Het is vooral de vraag welke gegevens, hoeveel en op welke manier moe- ten verzameld worden, die een goede voor- bereiding vergt. Discussieer daarover met mensen die hier ervaring mee hebben. Als zij betrokken zijn geweest bij de opzet van het experiment, zullen zij nadien ook een effi- ciëntere bijdrage kunnen leveren aan het verwerken van de gegevens. Na de analyse van de gegevens kan je tenslotte besluiten trekken. Ook experimenten die anders aflie- pen dan verwacht of zelfs mislukten, kunnen waardevolle informatie bevatten. Het is belangrijk dat over de bevindingen van zowel gelukte als mislukte experimenten gecommuniceerd wordt. Misschien heb jij de oplossing voor een beheersprobleem waar

een andere conservator al jaren mee wor- stelt, of kan je helpen vermijden dat dezelf- de fouten elders opnieuw gemaakt worden.

Zelfs beperkte beschrijvingen van ervaringen met beheer (vb. Vanreusel et al. 2003) kun- nen andere conservators helpen. Een afde- lingstijdschrift of Natuur.focus zijn hiervoor ideale forums. Maar ook het internet kan hier nog een belangrijkere rol in gaan spelen.

In de wetenschappelijke literatuur wordt recent gepleit voor het oprichten van ken- nisdatabanken, die de resultaten van onder- zoek inzake natuurbehoud beschikbaar stel- len (Pullin 2001, Sutherland et al. 2004). In Vlaanderen hebben we niet echt een open debat cultuur. Conservators pikken het soms niet wanneer iemand op een kritische wijze het beheer bekijkt en/of evalueert. Toch wil ik ook hier pleiten voor een mentaliteitswij- ziging naar een meer open discours in het voordeel van gunstige resultaten voor ons natuurbeheer. In een aantal reservaten zien we nu immers reeds de ontwikkeling naar teams waarin een constructief open debat wordt gevoerd over het beheer op basis van gegevens en kennis.

Natuurbeheer is geen wetenschap, maar een meer wetenschappelijke houding tegen- over het toepassen en evalueren van beheersmaatregelen zou meer dan een stap in de goede richting zijn om op korte en middellange termijn meer successen te boe- ken. Het is bovendien efficiënter om nieuwe generaties van beheerders op te leiden op basis van proefondervindelijke kennis eerder

dan hen ook ‘alles’ zelf te laten ontdekken.

Gepaste praktijklessen over het omgaan met proefvlakken en de basisspelregels van grondige vergelijkingen (met inbegrip van enige basisstatistiek) zouden erg nuttig zijn om te vermijden dat appelen met peren worden vergeleken. Voor beheerders die een stap verder willen gaan en hun beheer in detail volgens een statistisch verantwoord plan willen opvolgen is het nodig om weten- schappelijke en statistische steun en advies te krijgen. Met zo’n advies dient niet gewacht te worden tot het moment dat er reeds gegevens zijn. Het is veel beter om ook het opzet met een deskundige door te pra- ten.

Zowel de overheid als natuurverenigingen zouden er goed aan doen om de mensen die betrokken zijn bij het beheer van natuurge- bieden de kans te bieden om zich bij te scho- len in een meer kritische, wetenschappelijke houding tegenover het toepassen van beheerstechnieken. In het natuurbehoud gebeurt nog steeds veel te weinig onderzoek (da Fonseca 2004). Het is daarom belangrijk dat terreinbeherende instanties – zowel natuurverenigingen als de Vlaamse overheid – meer werk maken van zo’n wetenschap- pelijke aanpak. Dit omvat niet alleen het consulteren van wetenschappers, maar zeker ook het vormen, begeleiden en onder- steunen van de beheerders. Voor Natuur- punt moet dit als een uitdaging gezien wor- den om de werkingsvelden studie en beheer meer en beter te verweven.

Een meer wetenschappelijke houding kan heel wat informatie opleveren over de resultaten van beheersmaatregelen zoals plaggen. (Foto: Wouter Vanreusel)

(4)

Natuur.focus 3(4): 142-144

144

JONGENS EN WETENSCHAP IN HET VELD:

EEN PLEIDOOI VOOR EXPERIMENTEEL NATUURBEHEER

F

O R U M WOUTERVANREUSEL

SUMMARY BOX:

VANREUSELW. 2004. A plea for experimental approaches in the field of nature management [in Dutch]. Natuur.focus 3(4): 142-144.

There is still a lack of information on the efficacy of conserva- tion and restoration management techniques. Conservation actions are rarely based on evidence. But there is a lot of poten-

tially useful information available if managers would monitor the effects of management regimes. Evaluations in study plots with alternative regimes, repeated treatments and blanco treat- ments should become a standard tool in most reserves. Such a more scientific, experimental approach will increase our understanding of the effects of specific management regimes and will help to educate new reserve managers of both NGO’s and of the Flemish Ministry.

DANKWOORD:

Met dank aan Hans Van Dyck en Bas Van der Veken voor het kritisch nalezen van deze tekst.

AUTEUR:

Wouter Vanreusel is als wetenschapper actief in de Onderzoeksgroep Dierenecologie van de Universiteit Antwerpen. Hij is eveneens conservator van het deelgebied Hoge Mierdse Heide van het Natuurpunt reservaat Landschap De Liereman.

CONTACT:

W. Vanreusel, Departement Biologie, Universiteit Antwerpen, Universiteitsplein 1, B-2610 Antwerpen, e-mail:

wouter.vanreusel@ua.ac.be

Referenties

da Fonseca, G. A. B. 2004. Conservation science and NGOs. Conservation Biology 17, 345-347.

Griffiths R. A. 2004. Mismatches between conservation science and practice. Trends in Ecology and Evolution 19, 564-565.

Pullin, A.S. & Knight T. M. 2001. Effectiveness in conservation practice: pointers from medicine and public health. Conservation Biology 15, 50-54.

Sutherland W. J., Pullin A. S., Dolman P. M.. & Knight T. M.. 2004. The need for evidence- based conservation. Trends in Ecology and Evolution 19(6), 305-308.

Vanreusel W., Van der Veken S. & Geysels D. 2004. Begrazing met Konikpaarden als omvormingsbeheer. Natuur.focus 3, 26-27.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij de eikenprocessierups is dat precies eender; ze zorgen voor overlast, maar kunnen het beste zo selectief en milieuvriende- lijk mogelijk onschadelijk worden gemaakt.. Na

De twee voorbije jaren waren er 26 zogenaamde "wilsverklaringen", waarbij de patiënt een euthanasieverklaring opstelt waarin hij beschrijft wanneer hij voor euthanasie

Een opmerkelijk cijfer uit het rapport geeft aan dat vorig jaar voor het eerst meer euthanasie in de thuissitua- tie werd uitgevoerd dan in het ziekenhuis..

Eén zeldzame en kritische soort is fraai, maar de informatiewaarde voor het terrein en zijn beheer stijgt naarmate we kunnen terugvallen op meerdere

Om de impact op de werkloosheidscijfers over een langere periode (vanaf juli 2004 tot februari 2005) te kunnen nagaan, werd een bestand samengesteld met de cohorten oudere

Heeft de minister gegevens over het gemiddeld aantal kinderen dat per dag wordt opgevangen, het aantal aanwezige monitoren (al dan niet met een brevet), de dagprijs en

Stel dan met betrokkene een termijn stel dan zelf een termijn en beweeg vast waarna het resultaat geëvalueerd betrokkene om hierbinnen zijn doelen.

- keuzevrijheid van zorgarrangement: geen voor- of nadelen van de keuze om zelf voor kinderen te zorgen dan wel gebruik te maken van externe opvang. Op de financiele en