Uitkomsten Economische Detectie
Het economisch detectie instrument toegepast op
de Nederlandse economie in 2009
Lilian Petit
No 9, maart 2013
NMa Working Papers
No 9
maart
maart 2013
Uitkomsten Economische Detectie
Het economisch detectie instrument toegepast op de
Nederlandse economie in 2009
Lilian Petit
NMa Working Papers
ISSN 2210-‐4747
NMa Working Papers are meant to stimulate the debate on competition and regulatory
issues. The views expressed in this series are those of the authors and do not necessarily
reflect those of the Netherlands Competition Authority. The contents of this series do not
constitute any obligation on the Netherlands Competition Authority.
Netherlands Competition Authority
P.O. Box 16326
2500 BH The Hague
The Netherlands
Telephone
+31 70 330 33 30
Internet
www.nmanet.nl
Abstract
De Nederlandse Mededingingsautoriteit voert jaarlijks een update van de Concurrentie
Index uit. Met dit economische detectie instrument wordt getracht een selectie te maken
van markten met een verhoogd risico op mededingingsbeperkend gedrag.
Op basis van negen concurrentiegeoriënteerde indicatoren (HHI, importratio, prijzen,
innovatie, organisatiegraad, marktgroei, aantal ondernemingen, churn ratio en
overlevingsratio) wordt de Concurrentie Index samengesteld. Deze update is een analyse van
het kalenderjaar 2009. Uit de analyse blijkt dat sommige sectoren, zoals bouwmaterialen en
dranken wederom in de hogere regionen voorkomen. Ook zijn er enkele nieuwe sectoren,
zoals textiel en ijzerbewerking die op de ranglijst zijn gestegen.
Over de auteur
Lilian Petit is econoom bij het Economisch Bureau van de NMa. Per 1 april 2013 zal zij
werkzaam zijn bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM), welke uit een fusie is ontstaan
van de NMa, OPTA en de Consumentenautoriteit.
Email: lilian.petit@acm.nl
Dankbetuiging
Veel dank gaat uit naar alle collega’s die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit
paper. In bijzonder Jarig van Sinderen, de collega’s van het Economisch Bureau en de
redactiecommissie van de Working Papers. Verder gaat dank uit naar de geraadpleegde
data-‐instanties: de Kamer van Koophandel en het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Inhoud
SAMENVATTING
6
1
INLEIDING
7
2
KANTTEKENINGEN
8
3
MODEL EN WIJZIGINGEN
9
3.1 Indicatoren
9
3.2 Data
11
3.3 Lidmaatschapfuncties
11
3.4 Model
14
4
UITKOMSTEN CONCURRENTIE INDEX 2009
16
4.1 Een overzicht van de sectoren met risico op mededingingsproblemen
16
4.2 Populair
17
4.3 Verdwenen
19
4.4 Impact structuur versus dynamiek
20
4.5 Uitgesloten sectoren
21
5
CONCLUSIES
22
LITERATUUR
23
BIJLAGEN
24
Bijlage 1: Lidmaatschapfuncties van de indicatoren in de Concurrentie Index
24
Bijlage 2: Uitgesloten sectoren vanwege tekort aan observaties voor 2009 (alfabetisch gesorteerd) 25
Bijlage 3: Top risicovolle sectoren voor mededingingsproblemen 2008 (alfabetisch gesorteerd)
26
Bijlage 4: Overzicht van de CI scores per sector voor 2009 en berekend met 3 methoden
27
Bijlage 5: Analyse methoden
39
Samenvatting
Deze studie bevat de update van de Concurrentie Index die de Nederlandse
Mededingingsautoriteit jaarlijks maakt. De uitkomsten van de analyse kunnen aanleiding zijn
om sommige sectoren extra aandacht te geven, om te bezien of er concurrentievervalsend
gedrag valt te constateren. Ook kan gekeken worden of klachten en signalen bekrachtigd
worden door deze Concurrentie Index van een bepaalde sector.
De Concurrentie Index (CI) wordt samengesteld op basis van negen concurrentie
georiënteerde indicatoren (HHI, importratio, prijzen, innovatie, organisatiegraad,
marktgroei, aantal ondernemingen, churn ratio en overlevingsratio). Deze CI geeft inzicht in
het risico op mededingingsproblemen per sector. Deze CI bevat gegevens van circa 500
sectoren van de Nederlandse economie. De onderhavige update bevat de gegevens voor
2009, dit zijn de meest recente beschikbare gegevens.
Evenals in de vorige analyse ( zie Petit (2012)) staan diverse bouwmaterialen hoog op de
ranglijst (zoals gips, cement en kalk). Ook de drankensectoren staan wederom in de
bovenste regionen. Op dat punt bestaat er een overlap met de vorige analyse. Dit blijkt
eveneens uit de hoge correlatiecoëfficiënten die aangeven dat de ranking van 2009 in
hoofdlijnen overeenstemt met de ranking in 2008. Toch zijn er ook nieuwe sectoren
bijgekomen in de top, dit zijn voornamelijk sectoren die zich op de vervaardiging van ijzer en
staal richten, de textielverwerkende sectoren en de bankensector.
Het model in de huidige analyse kent enkele aanpassingen en aanscherpingen ten opzichte
van de vorige analyse. Deze wijzigingen hebben geen significante verschuivingen in de
uiteindelijke uitkomsten tot gevolg.
1 Inleiding
Het jaarlijks terugkerende project Economische Detectie heeft als oogmerk gebrekkig
functionerende markten op te sporen. Economische detectie dient als een eerste instrument
om de sectoren van de Nederlandse economie te screenen op een aantal kenmerken.
Hiermee draagt het instrument bij aan de prioritering van te onderzoeken sectoren binnen
de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en straks de Autoriteit Consument en Markt
(ACM). De uitkomsten van het project kunnen leiden tot nieuwe leads in anticomperatief
gedrag en/of kunnen klachten en signalen die van de sector afkomstig zijn bekrachtigen.
Tevens kunnen de uitkomsten resulteren in een advocacy traject of een marktstudie.
De NMa meet concurrentiegebrek met de Concurrentie Index (CI) (zie voor een volledige
beschrijving Buijs en Vermeulen, 2008; Petit, 2012). De CI is zo geconstrueerd dat elke sector
een waarde krijgt tussen 0 en 1, waarbij 0 een laag risico op mededingingsproblemen
betekent, en 1 een hoger risico op mededingingsproblemen. De basisgegevens zijn afkomstig
van twee data-‐instanties: de Kamer van Koophandel (KvK) en het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS). De gehanteerde data zijn openbare gegevens. De CI wordt in beginsel
samengesteld op basis van data die beschikbaar zijn op 4-‐digit sectorniveau. Met het oog op
het doel van dit project, gebrekkig functionerende markten detecteren, is het gewenst om
op een zo gedetailleerd mogelijk dataniveau te werken. Door gebrek aan data op lagere
niveaus dan 4-‐digit, zijn wij genoodzaakt om op een minder gedetailleerd niveau te werken
dan eigenlijk wenselijk is. Van de negen opgenomen indicatoren zijn er vijf op 3-‐digit niveau,
de overige vier indicatoren zijn op 4-‐digit niveau.
Alvorens in te gaan op de analyses en de resultaten zullen enkele kanttekeningen bij het
project economische detectie worden geplaatst, dat gebeurt in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3
beschrijft het model op hoofdlijnen en de aanpassingen ten opzichte van de vorige publicatie
over economische detectie.
1Hoofdstuk 4 presenteert de uitkomsten van de Concurrentie
Index voor 2009. Conclusies volgen in hoofdstuk 5.
2 Kanttekeningen
Dit hoofdstuk plaatst enkele klanttekeningen bij de data, het model en de hieruit
voortvloeiende resultaten. Allereerst, de indeling van de bedrijven onder de sectoren. Een
bedrijf kan slechts aan één sector toegekend worden, dit geschiedt op basis van de
hoofdactiviteit van de onderneming. Indien het bedrijf nevenactiviteiten heeft, worden deze
activiteiten niet naar rato verdeeld over de relevante sectoren. Zo wordt de volledige omzet
van een supermarktketen slechts aan één sector (supermarkten) toegekend, terwijl een deel
van haar omzet ongetwijfeld ook op andere nevenmarkten wordt gegenereerd
(supermarkten verkopen naast levensmiddelen soms ook elektronica, servies, textielwaren,
tijdschriften, etc.). Het registratieniveau betreft aldus niet per definitie de relevante markt.
Een tweede kanttekening is, zoals in de inleiding is meegedeeld, dat de CI maximaal op een
4-‐digit niveau analyseert, vaak zelfs op een 3-‐digit niveau. Idealitair zou de NMa op 6-‐digit
niveau willen werken om marktproblemen op te sporen. Echter, indien we op dit zeer
gedesaggregeerde niveau werken, zijn de data van ondermaatse kwaliteit en ontstaat er veel
asymmetrie tussen de sectoren. In de praktijk betekent het dat bij de interpretatie van de CI
uitkomsten wel iets gezegd kan worden over de sector, maar niet over de bedrijven
daarbinnen, noch over de relevante markten die wellicht enger zijn dan de vier-‐cijferige BIK
(Bedrijfsindeling kamers van koophandel) markten.
Ten derde wordt verondersteld dat alle
(3-‐ of 4-‐digit) sectoren van de Nederlandse economie onderling te vergelijken zijn. Alle
sectoren ondergaan identieke beoordelingscriteria. Er wordt dus geen rekening gehouden
met sectorspecifieke eigenschappen in de analyse. Dat is een ruwe aanname omdat de bouw
toch andere kenmerken heeft dan bijvoorbeeld de bankensector. Een vierde opmerking
betreft het feit de CI het risico op gebrekkig functionerende markten berekent. Hierbij dient
in acht te worden genomen dat deze CI score niet als absoluut geïnterpreteerd moet
worden. De waarde van een CI score van een bepaalde sector moet gezien worden in relatie
tot andere sectoren. Er kan geen zelfstandig waardeoordeel aan een opzichzelfstaande score
gegeven worden. Een laatste tekortkoming van de CI score die hier genoemd wordt, betreft
de vertraging waarmee de analyses uitgevoerd worden. De gegevens voor de onderhavige CI
calculaties stammen uit 2009, of uit het meest recente beschikbare jaar. Er zit dus een
vertraging in van drie jaar in de gegevens.
3 Model en wijzigingen
Het onderstaande presenteert een beknopte beschrijving van de Concurrentie Index en
bespreekt de wijzigingen die hebben plaatsgevonden ten opzichte van voorgaande analyses.
Voor een uitgebreide bespreking van het model, de aannames, de opbouw en de
beperkingen zie: Buijs en Vermeulen (2008) en Petit (2012).
3.1
Indicatoren
De Concurrentie Index bestaat uit negen indicatoren die betrekking hebben op concurrentie.
In tabel 3.1 staan de negen indicatoren die worden meegenomen in de Concurrentie Index.
Tabel 3.1 Indicatoren van de Concurrentie Index
Indicator Bron Jaar
1 Aantal ondernemingen KvK 2009 2 Herfindahl Hirschmann index (HHI) CBS 2009 3 Marktgroei CBS 2009 4 Aantal brancheorganisaties KvK 2010 5 Churn ratio KvK 2009 6 Overlevingsratio KvK 2009 7 Percentage ondernemingen met proces-‐ en productinnovaties (voorheen:
innovatie-‐uitgaven)
CBS 2009 8 Importratio CBS 2009 9 Prijsindex ontwikkeling NL (voorheen: verschil prijsindex NL – EU) CBS 2009
In deze update hebben er t.o.v de vorige analyse (zie Petit (2012)) twee wijzigingen
plaatsgevonden ter verbetering van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de resultaten die
voorvloeien uit de Concurrentie Index. In plaats van de ‘Nederlandse prijsindex ten opzichte
van die van de EU’, is gekozen voor de ontwikkeling van vier Nederlandse prijsindices. In de
vorige analyse werd bij de prijsontwikkeling uitgegaan van een vergelijking van de
Nederlandse prijsindex ten opzichte van die van de EU voor uitsluitend de
consumentenprijzen. Met de nieuwe indicator kan op een verfijnder niveau data worden
geanalyseerd. In de huidige analyse wordt een uitsplitsing gemaakt naar
consumentenprijzen, producentenprijzen, dienstenprijzen en bouwprijzen. Bij de
prijsindexontwikkeling wordt verondersteld dat, hoe meer de prijsindex toeneemt ten
opzichte van het voorgaande jaar, hoe hoger het risico op concurrentieproblemen. De
vergelijking met de EU hebben we achterwege gelaten. De bijbehorende
lidmaatschapfunctie kent grotendeels een concaaf verloop. De nieuwe prijsindicator kent
154 unieke waarnemingen voor 359 4-‐digit BIK sectoren. De oude prijsindicator bevatte 93
unieke waarnemingen voor 308 4-‐digit BIK sectoren. Naast een verfijning van de data, is de
vulgraad van de sectoren dus eveneens toegenomen. Het effect van de nieuwe indicator
(verschil prijsindex NL) op de totale CI levert uiteindelijk vergelijkbare resultaten op als de
oude indicator op de CI score. De twee prijsgerelateerde indicatoren vertonen een hoge
correlatie op geaggregeerd CI niveau.
Een tweede gewijzigde variabele ziet op de innovatie-‐indicator. Voorheen werd als maatstaf
de hoogte van de innovatie-‐uitgaven genomen t.o.v. de totale omzet. Dit is een typische
input-‐indicator. De nieuwe indicator is het aantal ondernemingen met proces-‐ en
productinnovaties t.o.v het totaal aantal ondernemingen in de sector. Deze indicator meet
welk percentage van de ondernemingen in een BIK sector daadwerkelijk innovaties (proces-‐,
en/of productinnovaties) gerealiseerd hebben. Hier gaat het niet om de hoogte van de
uitgaven, maar om het aantal gerealiseerde innovaties per sector. Dit is naar onze
overtuiging een verbetering ten opzichte van het gebruiken van de absolute innovatie-‐
uitgaven als indicator, omdat het bij innovaties in sommige sectoren niet zozeer gaat om de
absolute hoogte van de uitgaven (soms kunnen relatief grote innovaties plaatsvinden tegen
relatief lage kosten), maar dat het meer gaat om de innovatiespreiding binnen een hele
sector. In deze update wordt deze nieuwe indicator gebruikt.
Voor elke sector geldt dat er een minimale data beschikbaarheid moet zijn voor ten minste
vijf van de negen indicatoren (56% van de waarnemingen). Sommige sectoren worden
hierdoor uitgesloten van de analyse. Door deze eis van vijf uit negen wordt voorkomen dat
er onbetrouwbare en te beperkt gefundeerde conclusies worden getrokken over een sector
op basis van gebrekkige informatie. De sectoren die niet voldoen aan de data
beschikbaarheid staan opgesomd in bijlage 2.
3.2
Data
De databronnen voor de Concurrentie Index zijn afkomstig van het CBS en de KvK.
In 2009 heeft er een wijziging plaatsgevonden in de sectorindeling. Voorheen werd de BIK
codering gebruikt, de nieuwe indeling is de SBI (Standaard Bedrijfsindeling) codering. Door
deze wijziging hebben er diverse veranderingen plaatsgevonden. Zo zijn sectoren hernoemd,
samengevoegd, gesplitst, vervallen of toegevoegd. De gewijzigde sectorindeling heeft echter
geen grote gevolgen voor de update van de Concurrentie Index. Door de (micro) data via een
6-‐digit SBI niveau te koppelen en vervolgens te aggregeren naar een 4-‐digit BIK niveau, kan
de analyse zonder problemen voor de BIK sectoren worden uitgevoerd. Hierdoor kunnen
ook de uitkomsten met het voorgaande jaar (2008) worden vergeleken.
Er heeft tevens een wijziging plaatsgevonden bij data voor de indicator overlevingsratio.
Waar deze in de vorige analyse werd gemeten als ‘aantal bedrijven dat minimaal 4 jaar actief
is in de BIK sector’, is deze definitie door de BIK – SBI wijziging voor 2009 gedefinieerd als
‘aantal bedrijven dat minimaal 4 jaar actief is’. Dit zal in praktijk resulteren in een enigszins
hogere overlevingsratio aangezien een eventuele wijziging van BIK code geen invloed heeft
op de overlevingsratio. Een tweede opmerking bij de data is dat een aantal bedrijven in 2009
fictief is toegetreden. Dit heeft te maken met de aanpassingen in de administratie bij de KvK
rondom inschrijving. Tot slot is een verbeteringsslag gemaakt over de data rondom
brancheorganisaties, een verfijnde allocatie van brancheorganisaties aan sectoren is
uitgevoerd.
3.3
Lidmaatschapfuncties
De CI is zodanig geconstrueerd dat de ruwe waarden van een sector per indicator worden
gestandaardiseerd naar een waarde tussen 0 en 1, waarbij 0 een laag risico op
mededingingsproblemen impliceert en 1 een verhoogd risico. Deze getallen kunnen worden
geïnterpreteerd als een kans op het voorkomen van concurrentieproblemen. Deze
vertaalslag wordt gemaakt aan de hand van zogenoemde lidmaatschapfuncties. In deze
functies wordt elke indicator zodanig gestandaardiseerd dat ze onderling vergelijkbaar
worden. Per indicator verschilt het verloop van de lidmaatschapfunctie. De vorm van de
lidmaatschapsfunctie wordt voor iedere indicator afzonderlijk vastgesteld op basis van
inzichten uit de literatuur en empirie. De ratio achter deze functies en het verloop van deze
lidmaatschapfuncties worden hieronder besproken. In bijlage 1 is het verloop van iedere
lidmaatschapfunctie grafisch afgebeeld. Door de introductie van de nieuwe prijsindicator en
de nieuwe innovatie-‐indicator, zijn er nieuwe lidmaatschapfuncties voor deze indicatoren
gedefinieerd. De overige lidmaatschapfuncties blijven ongewijzigd.
Indien er weinig aanbieders (bijlage 1a) zijn, is het eenvoudiger om een samenspanning te
faciliteren en te controleren. We beschouwen een markt tot 20 bedrijven als risicovol. De
functie daalt van 1 naar 0,7 indien het aantal bedrijven toeneemt tot 20. Hierna neemt het
risico op collusie steeds meer af en vlakt het dalende verloop derhalve op een vergelijkbare
manier verder af (de tweede afgeleide van de functie is negatief). Bij 1000 bedrijven nadert
de functie naar 0, boven de 1000 blijft deze praktisch nul, immers samenspanning tussen
1000 bedrijven is bijna even moeilijk als een afspraak tussen 10.000 bedrijven.
Volgens de Europese commissie is een fusie met een post-‐HHI van 1000 ongevaarlijk,
zodoende krijgt deze HHI een kans op een gebrekkig functionerende markt (Concurrentie
Index) van 0,1 toegewezen. Een post-‐HHI tot 2000 wordt veelal als problematisch
beschouwd. Bij een HHI tussen de 1000 en de 2000 stijgt de kans op anticompetitief gedrag
aanzienlijk: van 0,1 tot 0,7. Indien de post-‐HHI groter is dan 2000 wordt dit beschouwd als
zeer problematisch, een HHI van 2000 tot 10.000 krijgt dus een hoge kans toegekend (0,7)
en is bij 3000 al gelijk aan één (zie bijlage 1b).
De functie voor de marktgroei (bijlage 1c) kent een klokvorm. Indien er weinig tot geen
marktgroei is, is dit een stabiele markt (welke het gevolg kan zijn van samenspanning, of zeer
gunstig is om samenspanning te faciliteren). De kans op een gebrekkig functionerende markt
is dan hoog. Indien de marktgroei toeneemt, is het moeilijker om een samenspanning in
stand te houden en daalt de kans op een gebrekkig functionerende markt uiteindelijk naar 0.
Ditzelfde geldt voor een krimpende markt. Daalt de marktgroei sterk, dan daalt de kans op
een gebrekkig functionerende markt naar 0.
Het aantal brancheorganisaties is, zoals reeds beschreven, de ratio: (#
brancheorganisaties)/(# eindsectoren vallend onder de betreffende 4-‐digit sector). Indien er
geen brancheorganisaties in de sector zijn (dus een ratio van 0), is de veronderstelling dat er
geen probleem is (aldus de waarde 0). Als de ratio 1 is, biedt dit significant meer
mogelijkheden tot samenspanning, de lidmaatschapfunctie stijgt dus snel tot deze waarde.
Iedere toename in deze ratio heeft een extra (doch afzwakkend) effect op de kans op een
gebrekkig functionerende markt. Zodoende is het effect van 5 naar 6 is kleiner dan van 1
naar 2 (zie bijlage 1d).
Een churn ratio (bijlage 1e) tussen 0 en 0,2 wordt als niet competitief beschouwd, de
lidmaatschapfunctie neemt voor een churn ratio van 0 de waarde 1 aan en een churn ratio
van 0,2 de waarde 0,5. Indien de churn ratio groter is dan 0,2 wordt het probleem steeds
kleiner, bij een churn ratio van 0,7 is de kans op een gebrekkig functionerende markt al 0,1
en bij een churn ratio van 2 is deze kans praktisch 0.
Voor de overlevingsratio (bijlage 1f) geldt dat hoe hoger deze ratio, hoe groter de kans op
een gebrekkig functionerende markt, de groei van de indicator stagneert langzaam. Een
hoge overlevingsratio impliceert dat bedrijven elkaar goed zullen kennen, hetgeen
samenspanning faciliteert. Ook kan een hoge overlevingsratio wijzen op hoge toe-‐ en
uittredingsdrempels. Dit kan een gevolg zijn van samenspanning, maar kan samenspanning
ook faciliteren. Een overlevingsratio van 0,7 heeft een kans op een gebrekkig functionerende
markt van 0,8 en een overlevingsratio van 1 een kans van 1.
Indien er geen innovatie activiteiten zijn (ofwel proces-‐, ofwel productinnovaties),
beschouwen we dit als een mogelijk probleem voor concurrentie (aldus een
gestandaardiseerde waarde van 0). Hoe meer bedrijven in een sector actief zijn op het
gebied van innovaties hoe minder problemen we verwachten met betrekking tot collusie. De
functie kent een afnemend dalend verloop (zie bijlage 1g). Het verloop van de
lidmaatschapfunctie voor de oude innovatie-‐indicator (innovatie-‐uitgaven) staat in bijlage
1h.
Dezelfde redenering gaat op voor de importratio als gewogen percentage van de omzet
(bijlage 1i). Deze beweegt zich echter tussen de 0 en circa 90%. Indien er geen of weinig
import is beschouwen we dit als zeer problematisch (de sector ervaart geen internationale
concurrentiedruk of er is sprake van importbarrières), de lidmaatschapfunctie vertoont een
stijl verloop tot een importratio van 20. Indien de importratio groter dan 15 is wordt dit
gezien als een goed functionerende markt (waarde 0,5) en zwakt de score langzaam steeds
verder af tot 0 indien de importratio de 90 of meer heeft bereikt.
Tot slot het jaarlijkse verschil in de gemiddelde prijsindex (bijlage 1j), een vernieuwde
indicator ten opzichte van eerdere calculaties (in het verleden werd gebruik gemaakt van de
prijsindex NL vs. prijsindex EU (bijlage 1k)). Bij het verloop van de functie nemen we aan dat
de prijzen licht mogen toenemen. Een kleine toename in de prijs leidt niet direct tot een
hoge de Concurrentie Index. Indien de prijzen met gemiddeld 1% stijgen, krijgt de partiële CI
de waarde 0,6. Een sterkere toename, van 4% krijgt al een hogere score, namelijk 0,8. Zodra
de toename meer dan 7% is, wordt de waarde 1 toegekend.
3.4
Model
De negen indicatoren die deel uitmaken van het model behoren tot vier categorieën
(organisatiegraad, dynamiek, concentratie en prijzen), elke categorie heeft haar eigen
aandeel in de eindscore. Onder organisatiegraad valt het aantal brancheorganisaties. De
categorie stabiliteit kijkt naar de overlevingsratio en de churn ratio. De dynamiek bevat de
eerdergenoemde categorie stabiliteit, maar ook de indicatoren innovatie en marktgroei. De
categorie concentratie bevat de HHI, het aantal ondernemingen en de importratio. Onder
prijzen valt de gemiddelde stijging in de prijsindex t.o.v. het voorgaande jaar. Om te
voorkomen dat de (arbitraire) allocatie van gewichten tot vertekende uitkomsten leidt, is
ervoor gekozen om de Concurrentie Index op drie alternatieve wijzen samen te stellen.
1 Conform de oorspronkelijke wegingsmethode (zie figuur 1)
2 Conform de oorspronkelijke wegingsmethode maar aanpassing gewichten binnen de
categorie concentratie (40%):
• HHI 33% (i.p.v. 80%)
• Aantal ondernemingen 33% (i.p.v. 10%)
• Import 33% (i.p.v. 10%)
3 Alle negen indicatoren identieke weging (11%)
Het conventionele model kent een hiërarchische opbouw (zie figuur 1 v.l.n.r.). Daarbij is het
gewicht van de concentratie (40%) en de dynamiek (30%) het hoogst. Prijzen en de
organisatiegraad tellen ieder voor 15% mee. Deze hiërarchische opbouw heeft ook
consequenties voor het ontbreken van observaties. Bij ontbrekende waarnemingen worden
de gewichten naar rato aangepast. Als van de drie indicatoren behorend tot één categorie er
twee missen (bijvoorbeeld HHI en aantal ondernemingen), krijgt de overige indicator (in dit
geval import) het totale gewicht van de categorie toegekend. Zodoende blijft de weging van
indicatoren behorend tot andere categorieën onveranderd en begrensd. Figuur 1 zet uiteen
hoe de negen indicatoren worden geaggregeerd tot een CI score.
De tweede methode om de CI samen te stellen corrigeert voor de hoge wegingsfactor die
aan de HHI is toegekend en de derde methode gebruikt een naïeve weging en kent
bovendien geen hiërarchische indeling. Bij de derde methode wordt afgezien van de
hiërarchische opbouw via de categorieën. Alle indicatoren worden samen even zwaar
gewogen. Bij het ontbreken van indicatoren zal de weging van de overige indicatoren
evenredig toenemen. Indien er één indicator mist, krijgen de overige acht indicatoren
allemaal een weging van 12,5% (100/8).
Figuur 1 Constructie van de Concurrentie Index: opbouw van de indicatoren met
bijbehorende gewichten die aan de respectievelijke indicatoren worden gehangen
(conform wegingsmethode 1).
4 Uitkomsten Concurrentie Index 2009
4.1
Een overzicht van de sectoren met risico op mededingingsproblemen
Tabel 4.1 bevat een selectie van risicovolle sectoren voor mededingingsproblemen voor het
kalenderjaar 2009. De lijst vloeit voort uit de ranglijsten van de drie wegingmethoden. Van
iedere wegingmethode is een top 60 samengesteld. Sectoren die conform de drie methoden
in de top 60 voorkomen, staan opgesomd in onderstaande tabel. De sectoren staan
alfabetisch gesorteerd op thema en sector. Het betreft hier de bouw (B); de drankensector
(D); de sector financieel (F); overige sectoren (O); rubber (R); textiel (TX) en transportsector
(T). In de tabel staat tevens aangegeven of deze sectoren in 2008 ook in de selectie gevoelige
sectoren (conform hetzelfde selectiecriterium “in alle drie de methoden in de top 60”)
voorkwamen. Van de 37 sectoren, die voor 2008 op basis van hetzelfde criterium als
risicovol werden aangemerkt, komen er 23 voor in dezelfde selectie als in 2009. Dat
betekent dat in één jaar tijd er in 38% van de gevallen veranderingen plaats hebben
gevonden. Dit illustreert de dynamiek van de economie.
Tabel 4.1 Top risicovolle sectoren voor mededingingsproblemen
Categorie* Sectoren Ook in
2008
B Bewerking van splijt-‐ en kweekstoffen X B Draadtrekken uit ijzer en staal B Koudtrekken van ijzer en staal B Vervaardiging van cement X B Vervaardiging van gietijzeren buizen B Vervaardiging van gips X B Vervaardiging van ijzer en staal en van ferro-‐legeringen X B Vervaardiging van kalk X B Vervaardiging van keramische tegels en plavuizen X B Vervaardiging van rollend spoor-‐ en tramwegmaterieel X B Vervaardiging van stoomketels X D Bierbrouwerijen X D Distilleerderijen en likeurstokerijen X
D Mouterijen X
Categorie* Sectoren Ook in 2008
D Vervaardiging van cider en andere vruchtenwijnen X D Vervaardiging van ethylalcohol door gisting X D Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken X D Vervaardiging van wijn X F Centrale banken F Verhuur van personenauto's O Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan O Slaan van munten X O Vervaardiging van apparaten voor de bewaking van industriële processen O Vervaardiging van audio-‐ en videoapparaten X O Vervaardiging van elektrische huishoudelijke apparaten O Vervaardiging van niet-‐elektrische huishoudelijke apparaten O Verwerking van tabak
O Zoutwinning
R Vernieuwen van loopvlakken X R Vervaardiging van rubberbanden X R Vervaardiging van rubberproducten (geen banden) X TX Bewerken en spinnen van kaardwol-‐ of kaardwolachtige vezels TX Bewerken en spinnen van kamwol-‐ of kamwolachtige vezels TX Bewerken en spinnen van katoen-‐ of katoenachtige vezels TX Bewerken en spinnen van overige textielvezels TX Bewerken en spinnen van vlas-‐ of vlasachtige vezels TX
Twijnen en voorbewerken van zijde; twijnen en textureren van synthetische of kunstmatige vezelgarens
TX Vervaardiging van naaigarens TX Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels T Vervoer per spoor X T Vervoer via pijpleidingen X
B = bouw; D = dranken; F =financieël; O = overig; R = rubber; TX = textiel en T = transport.
4.2
Populair
De bouw (B) vertegenwoordigt een groot gedeelte van de ranglijst. Het gaat daarbij om het
vervaardigen van ruwe bouwmaterialen, gips, kalk en cement. Deze staan evenals vorig jaar
hoog op de lijst. De bouwsectoren scoren hoog omdat zij over een groot aantal
brancheorganisaties beschikken, een tamelijk hoge concentratiegraad hebben in termen van
aantal spelers en HHI en tevens een prijsstijging laten zien in 2009. Vervolgens komen semi-‐
bouw/constructie sectoren die betrekking hebben op de vervaardiging van gietijzeren
buizen, het koudtrekken van ijzer en staal en het draadtrekken uit ijzer en staal dit jaar als
‘nieuw’ op de ranglijst voor. Vooral deze laatste twee sectoren laten zeer weinig dynamiek
zien in termen van toe-‐ en uittredingen (door de jaren heen). Andere gerelateerde sectoren
die voorkomen zijn: vervaardiging van rollend spoor-‐ en tramwegmaterieel, bewerking van
splijt-‐ en kweekstoffen, vervaardiging van stoomketels en de vervaardiging van keramische
tegels en plavuizen. Opvallend bij de vervaardiging van stoomketels en de bewerking van
splijt-‐ en kweekstoffen zijn de hoge overlevingsratio en lage churn ratio. De vervaardiging
van rollend spoor-‐ en tramwegmaterieel kenmerkt zich door de hoge HHI.
De drankensectoren (D) komen evenals in 2008 prominent voor op de ranglijst. Nagenoeg
alle sectoren figureren op deze lijst: mouterijen, vervaardiging van cider en andere
vruchtenwijnen, vervaardiging van mineraalwater en frisdranken, distilleerderijen en
likeurstokerijen, vervaardiging van wijn, vervaardiging van andere niet-‐gedistilleerde, gegiste
dranken en de bierbrouwerijen. De sectoren hebben een hoge score vanwege hun hoge
concentratiegraad, het grote aantal brancheorganisaties, een prijsstijging van bijna 5%, het
beperkte aantal spelers en de stabiele markt waarop de organisaties zich begeven. De
sectoren kennen bovendien een hoge overlevingsratio.
De drie rubbersectoren staan eveneens hoog op de lijst. Deze sectoren kenmerken zich door
een hoge organisatiegraad (veel brancheorganisaties) en hoge prijstoename in 2009 (n.l.
8,23% t.o.v. 2008).
Een andere opvallende sector is de textiel (TX). Acht sectoren verbonden aan textiel
presenteren zich op de ranglijst: bewerken en spinnen van kaardwol-‐ of kaardwolachtige
vezels, bewerken en spinnen van kamwol-‐ of kamwolachtige vezels, bewerken en spinnen
van katoen-‐ of katoenachtige vezels, bewerken en spinnen van overige textielvezels,
bewerken en spinnen van vlas-‐ of vlasachtige vezels, twijnen en voorbewerken van zijde;
twijnen en textureren van synthetische of kunstmatige vezelgarens, vervaardiging van
naaigarens en vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels. Hoewel deze sectoren
wel concurrentiedruk vanuit het buitenland hebben via de aanwezigheid van hoge
importcijfers, ervaren deze sectoren veelal een hoge concentratiegraad. De overlevingsratio
van veel van deze sectoren neigt bovendien naar één. Ten opzichte van het voorgaande
analysejaar zien we in deze indicator tevens een stevige toename.
Nieuw op de lijst, zijn de zogenoemde centrale banken (F), het betreft hier de commerciële
systeembanken. Het beperkte aantal spelers gecombineerd met een hoge overlevingsratio,
weinig dynamiek, toegenomen prijzen en meerdere brancheverenigingen zorgt dat deze
sector hoog in de ranking komt. Dat heeft natuurlijk te maken met de crisis en de financiële
sector en de concentratie die in 2009 op gang kwam.
4.3
Verdwenen
Uit tabel 4.1 blijkt dat een aantal sectoren die in 2008 hoog op de ranglijst stonden, nu
verdwenen zijn. De oorzaak kan liggen in verbeterde prestaties van de sector of juist door de
verslechteringen van de CI van andere sectoren. Zoals gezegd kijken we naar de rangorde
van de sectoren, en niet naar de absolute hoogte van de CI. Het kan ook liggen aan de data
issues/beschikbaarheid. Bijlage 3 bevat de lijst met gevoelige sectoren voor
concurrentieproblemen in 2008 op basis van dezelfde selectiecriteria als tabel 4.1. Sectoren
die in de voorgaande analyse (2008) prominent naar voren kwamen en niet in de huidige
analyse (2009) staan opgesomd in tabel 4.2:
Tabel 4.2 Sectoren die in 2008 wel tot de risicovolle selectie behoren en niet in 2009
Sector CI score
2009
CI score 2008
Vervoer door de lucht 0,53 – 0,70 0,55 – 0,74 Verhuur van schepen 0,42 – 0,49 0,57 – 0,73 Nationale postdiensten 0,55 – 0,66 0,59 – 0,72 Verhuur van vliegtuigen 0,40 – 0,48 0,57 – 0,71 Vervaardiging van isolatoren en isolatiemateriaal van keramische stoffen 0,45 – 0,48 0,61 – 0,69 Reparatie van schoeisel en lederwaren 0,43 – 0,53 0,59 – 0,68 Vervaardiging van cokesovenproducten Data tekort 0,62 – 0,67 Kampeerterreinen 0,48 – 0,54 0,65 – 0,68 Vervaardiging van overige vuurvaste keramische producten 0,51 – 0,55 0,56 – 0,66 Vervaardiging van kleding van leer 0,56 – 0,56 0,65 – 0,65 Jeugdherbergen, kamphuizen e.d. 0,45 – 0,54 0,65 – 0,70
Sector CI score 2009
CI score 2008
Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 0,46 – 0,55 0,54 – 0,63 Vakantiehuisjes, -‐bungalowparken en overige voorzieningen voor recreatief
verblijf
0,45 – 0,52 0,61 – 0,65 Natte waterbouw 0,51 – 0,53 0,62 – 0, 63
Alle sectoren op deze lijst scoren lager in 2009 dan in 2008. Sommige sectoren staan niet op
de lijst voor 2009 vanwege lagere scores. Zoals de verhuur van schepen en vakantiehuisjes
verhuur zijn aanmerkelijk lager. Hier heeft bijvoorbeeld een afname van de HHI
plaatsgevonden en is er sprake van meer marktgroei waardoor de markt als minder stabiel
wordt beschouwd. Een ander deel staat niet op de lijst voor 2009, maar scoort nog steeds
hoog. Hier vallen bijvoorbeeld de vervaardiging van kleding en leer te noemen. Eerder is al
opgemerkt dat een aantal bedrijven in 2009 fictief is toegetreden. Vanwege aanpassingen in
de administratie bij de KvK is bij sommige sectoren het aantal ondernemingen flink
toegenomen. Dat zijn dus eigenlijk fictieve toetredingen. Dit zal een dempend effect hebben
gehad op de concentratie van diverse sectoren en dientengevolge hun CI score.
4.4
Impact structuur versus dynamiek
Na deze vergelijking rijst de vraagt wat de redenen kunnen zijn van de verschillen in de
ranglijsten al na één jaar. Teneinde een antwoord te geven op deze vraag wordt gekeken
wat het verschil is in 2008 en 2009 van de bijdrage van de zogenaamde
“structuurindicatoren” aan de totale score. Een vergelijking van de totale CI scores in 2008
en 2009 toont aan dat het absolute gemiddelde verschil van de CI scores circa 0,09 punten
is. We kunnen vier structuurindicatoren onderscheiden: het aantal brancheorganisaties, de
importratio, de HHI en het aantal ondernemingen. De laatste drie indicatoren tezamen
geven een beeld van de concentratiegraad in de sector. De eerste geeft een beeld van de
organisatiegraad. De definitie van de structuurindicatoren is in 2008 en 2009 ongewijzigd
gebleven; dit vereenvoudigt de vergelijking. De waarden van de indicator “aantal
brancheorganisaties” zijn in 2008 en 2009 nagenoeg identiek, ook het functieverloop is
ongewijzigd gebleven. Verschillen in deze partiële CI score zijn verwaarloosbaar. Indien we
de concentratiegraad in 2009 vergelijken met 2008 valt op dat het verschil in bijdrage aan de
CI score gemiddeld is. Methode 1 kent een gemiddeld (absoluut) verschil van 0,04 punten in
2009 ten opzichte van de bijdrage aan de totale CI score 2008. Methode 2 kent een
gemiddeld (absoluut) verschil van 0,02 punten in 2009 ten opzichte van de bijdrage aan de
totale CI score 2008. Volgens wegingmethode 3 verschillen de gemiddelden van de drie
gestandaardiseerde indicatoren absoluut gezien 0,04 punten. Al met al geeft dit aan dat de
concentratie in 2009 t.ov. 2008 licht fluctueren. Wel is het zo, dat structuurindicatoren over
het geheel genomen een matige invloed hebben op verschuivingen in de ranglijsten door de
jaren heen. Deze verschuivingen worden dan ook met name veroorzaakt door: prijs,
toetreding, uittreding, innovatie en marktgroei. Bijlage 5 gaat dieper in op de effecten van
wegingsschema’s, de nieuwe indicatoren en de impact van ontbrekende waarnemingen. De
uitkomsten van de drie wegingsmethodes vertonen hoge onderlinge correlaties. We
constateren ook hoge correlaties tussen de resultaten van het jaar 2008 en 2009, tevens
laten de nieuwe indicatoren sterke correlaties zien met de oude indicatoren op de totale CI
score. Bijlage 5 beschrijft dat voornamelijk de indicatoren importrartio, markgroei en
innovatie ontbreken. Wel is de impact van ontbrekende waarnemeningen op de CI score
beperkt, door de wijze van aggregatie blijft deze impact bovendien begrensd.
4.5
Uitgesloten sectoren
Er zijn 35 van de 500 sectoren uitgesloten vanwege een tekort aan data, deze sectoren
hadden minder dan vijf observaties beschikbaar. Het gaat hier om bijvoorbeeld fruitteelt,
turfwinning en jacht. Voor de sectoren met een vulgraad van 56%, 67%, 78%, 89% en 100%
zijn er respectievelijk 52; 37; 53; 104; en 221 sectoren. Bijlage 2 geeft aan welke sectoren zijn
uitgesloten. Een groot deel hiervan beslaat publieke sectoren zoals: brandweer, politie,
defensie of politieke organisaties, etc. Een ander deel bevat non-‐concurrentie sectoren zoals
werknemersorganisaties, hobbyclubs of beroepsorganisaties. Indien we hiervoor corrigeren
worden er uiteindelijk negentien concurrentie georiënteerde sectoren niet meegenomen in
de analyse.
5 Conclusies
Deze update van economische detectie geeft een overzicht van sectoren die gevoelig
kunnen zijn voor mededingingsproblemen in den brede. De uitkomsten van deze analyse
kunnen mogelijk leiden tot nieuwe leads en/of kunnen klachten en signalen bekrachtigen
voor de NMa. Tevens kunnen uitkomsten aanleiding geven voor een advocacy traject of
marktstudie. Ten opzichte van de update voor 2008 heeft er een aantal wijzigingen
plaatsgevonden. Zo is er een nieuwe prijsindicator en een nieuwe indicator om innovatie te
meten. De lijst met sectoren die risicovol kunnen zijn voor mededingingsproblemen vertoont
overlap met voorgaande jaren. Zo constateren we ook een hoge correlatie tussen de
ranglijsten van deze update en de voorgaande analyse. Evenals 2008 staan de
bouwgeoriënteerde sectoren en de drankensectoren hoog op de ranglijst. Nieuw in de
hogere regionen van de ranglijst zijn bijvoorbeeld sectoren zoals de banken en textiel. Over
het geheel genomen blijkt dat de CI scores wel dynamiek laten zien ten opzichte van de
voorgaande analyse. Zo is het absolute verschil tussen de scores in 2009 en 2008 circa 0,09.
In de volgende updates zal voortdurend worden gewerkt aan databeschikbaarheid, selectie
van op te nemen indicatoren en verdere verfijning van het model
Literatuur
Buijs, M.A.D. en T.C. Vermeulen (2008), Detectie van mededingingsbeperkend gedrag.
Onderzoeksrapport economische detectie methoden, NMa discussion papers 2008 (1).
Petit, L.T.D (2012), The Economic Detection Instrument of the Netherlands Competition
Bijlagen
Bijlage 1: Lidmaatschapfuncties van de indicatoren in de Concurrentie Index
1a
1b
1c
1d
1e
1f
1g
1h
1i
1j
1k
Bijlage 2: Uitgesloten sectoren vanwege tekort aan observaties voor 2009 (alfabetisch
gesorteerd)
Akker-‐ en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren Akkerbouw
Algemeen overheidsbestuur Bedrijfs-‐ en werkgeversorganisaties
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont Beroepsorganisaties
Bosbouw en dienstverlening voor de bosbouw Brandweer
Defensie
Extra-‐territoriale lichamen en organisaties Fokken en houden van overige dieren Fokken en houden van overige graasdieren Fokken en houden van pluimvee
Fokken en houden van rundvee Fokken en houden van varkens Fruitteelt
Hobbyclubs, fondsen en overige overkoepelende, samenwerkings-‐ en adviesorganen Jacht
Justitie en justitiële diensten Kweken van vis en schaaldieren Levensbeschouwelijke organisaties Loterijen en kansspelen
Overige recreatie n.e.g.
Particuliere huishoudens met personeel in loondienst Politie
Politieke organisaties
Publiekrechtelijke bedrijfsorganen Tuinbouw (geen fruitteelt) Turfwinning
Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en batterijen Vervaardiging van cokesovenproducten
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen Vervaardiging van wapens en munitie
Visserij
Werknemersorganisaties
Akker-‐ en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren
Bijlage 3: Top risicovolle sectoren voor mededingingsproblemen 2008 (alfabetisch
gesorteerd)
Bewerking van splijt-‐ en kweekstoffen Bierbrouwerijen
Distilleerderijen en likeurstokerijen Jeugdherbergen, kamphuizen e.d. Kampeerterreinen
Mouterijen
Nationale postdiensten Natte waterbouw
Reparatie van schoeisel en lederwaren Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen Slaan van munten
Vakantiehuisjes, -‐bungalowparken en overige voorzieningen voor recreatief verblijf Verhuur van computers en kantoormachines
Verhuur van personenauto's Verhuur van schepen Verhuur van vliegtuigen Vernieuwen van loopvlakken
Vervaardiging van andere niet-‐gedistilleerde, gegiste dranken Vervaardiging van audio-‐ en videoapparaten
Vervaardiging van auto's Vervaardiging van cement
Vervaardiging van cider en andere vruchtenwijnen Vervaardiging van cokesovenproducten
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting Vervaardiging van gips
Vervaardiging van ijzer en staal en van ferro-‐legeringen
Vervaardiging van isolatoren en isolatiemateriaal van keramische stoffen Vervaardiging van kalk
Vervaardiging van keramische tegels en plavuizen Vervaardiging van kleding van leer
Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken
Vervaardiging van overige vuurvaste keramische producten Vervaardiging van rollend spoor-‐ en tramwegmaterieel Vervaardiging van rubberbanden
Vervaardiging van rubberproducten (geen banden) Vervaardiging van schoeisel
Vervaardiging van stoomketels Vervaardiging van wijn Vervoer door de lucht