Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2009 - II
© havovwo.nl
▬ www.havovwo.nl www.examen-cd.nl ▬
Speeksel
6 Wanneer het speeksel wordt aangezuurd ontstaat er CO2 .
De pH van het speeksel ligt dicht bij de pKz van H2O + CO2 ( H2CO3 ).
Het moet gaan om het zuur-base-koppel H2CO3 / HCO3- .
7 - [H3O+] = 1,58 x 10- 7 mol L-1
- Kz = [H3O+] x ( [HCO3-] / [H2CO3 ] ) = 1,58 x 10-7 x ( [HCO3-] / [H2CO3 ] ) = 4,5 x 10-7
daaruit volgt : [H2CO3 ] / [HCO3-] = 1,58 x 10-7 / 4,5 x 10-7 = 0,4 / 1 dus : aantal mol zuur / aantal mol geconjugeerde base = 0,4 / 1
8 - aan 1,0 mL speeksel werd 3,0 ml 0,0050 M zoutzuur toegevoegd daarin zit : 3,0 x 0,0050 = 1,5 x 10-2 mmol H+
het totale volume = 4,0 mL en zonder buffer zou gelden :
[H+] = 1,5 x 10-2 / 4,0 = 3,8 x 10-3 mol L-1 met pH = -log 3,8 x 10-3 = 2,43
- dat is veel zuurder dan de gemeten pH van 4,5, speeksel heeft dus een bufferende werking