• No results found

Vraag nr. 253 van 19 mei 1998 van de heer WALTER VANDENBOSSCHE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 253 van 19 mei 1998 van de heer WALTER VANDENBOSSCHE"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 253 van 19 mei 1998

van de heer WALTER VANDENBOSSCHE Centrum voor het Jonge Kind Brussel – Pe r s o-neelsbeleid

Uit het antwoord van de heer Rufin Grijp, lid van het college van de Vlaamse Gemeenschapscommis-sie op mijn schriftelijke vraag nr. 4 van 19 maart 1998 in verband met het Centrum voor het Jo n g e K i n d , blijkt dat dit centrum op de begroting 1997 een batig saldo heeft van 8.674.601 frank en op de begroting 1998 een saldo van 825.175 frank voor-ziet (bijlage).

Uit de nota blijkt eveneens dat "verder men een sanering van het personeel heeft doorgevoerd op vraag van minister Grijp" (sic), wat tot gevolg had dat er een daling was in de personeelskosten. 1. In welke mate stemt dit batig saldo overeen met

de beleidsintenties van de minister ?

2. Is het denkbaar dat een collegelid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een sanering van het personeel doorvoert ?

3. Op welke wijze beantwoordt deze personeelssa-nering aan het beleidsdenken van de minister ? 4. Is het verantwoord dat de sociale reserves

wor-den verhoogd met 6 miljoen ?

5. Acht de minister het noodzakelijk dat over de personeelsevolutie een duidelijke controle wordt uitgevoerd en op welke wijze geschiedt de garantie dat het personeelsbeleid politiek correct verloopt ?

Antwoord

1. Het Centrum voor het Jonge Kind in Brussel is erkend als centrum voor kinderzorg en gezins-ondersteuning en wordt zoals al deze centra gesubsidieerd door middel van een enveloppe op basis van de erkende capaciteit. Met deze enveloppe moet het centrum onder andere reserves opbouwen om het hoofd te bieden aan toekomstige stijgingen van de uitgaven, o m d a t deze stijgingen geen aanleiding zullen geven tot verhoging van het subsidiebedrag. Deze reser-vevorming is opgenomen in het besluit van 6 april 1995 houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsonder-steuning (art. 50).

Een batig saldo stemt dus overeen met de b e l e i d s i n t e n t i e s. Gelukkig is het Centrum voor het Jonge Kind hierin geen uitzondering.

2. De centra voor kinderzorg en gezinsondersteu-ning worden georganiseerd door een VZW. Het is niet een collegelid maar wel deze VZW die de beslissingen neemt.

Door wie de raad van beheer zich in deze laat beïnvloeden, is zijn keuze. Men mag ook niet uit het oog verliezen dat de Vlaamse Gemeen-schapscommissie het Centrum voor het Jo n g e Kind ook ondersteunt.

3. Beslissingen inzake personeel kunnen passen in het regeringsbeleid dat de centra voor kinder-zorg en gezinsondersteuning, binnen de grenzen van het subsidiebesluit, zelf verantwoordelijk stelt voor hun financieel resultaat. Het is aan de centra om hun subsidie zo efficiënt mogelijk aan te wenden. De taak van de overheidsadministra-tie ligt veeleer op het vlak van kwaliteitscontro-le dan op het vlak van het intern bekwaliteitscontro-leid van de VZW.

Ook moet worden opgemerkt dat sinds 1995 twee residentiële sectoren, namelijk de kinder-dag- en -nachtverblijven voor 0- tot 3-jarigen en de kinderopvangcentra voor 2- tot 14-jarigen, werden samengevoegd tot één sector voor 0- tot 6-jarigen met residentiële, semi-residentiële en ambulante opvang. Dit veroorzaakt haast onvermijdelijk verschuivingen in het tewerkge-steld personeel. Desondanks bleef het aantal personeelsleden voor de sector als geheel onge-veer constant.

4. De hoogte van de reserve is een beleidsbeslis-sing van de organiserende V Z W. Ter vergelij-king kan worden vermeld dat de reserve opge-bouwd met subsidie volgens het subsidiebesluit voor de centra voor kinderzorg en gezinsonder-steuning, in het geval van het Centrum voor het Jonge Kind, maximaal (638.000 fr. x 50 capaci-teitseenheden =) 31.900.000 fr. mag bedragen. 5. De personeelssamenstelling wordt opgevolgd

door Kind en Gezin, vanuit de bekommernis voor de kwaliteit van de dienstverlening. D e z e administratie vraagt zich af hoe een politiek correct personeelsbeleid kan worden gedefi-nieerd en hoe ze het kan onderscheiden van een eventueel politiek fout personeelsbeleid.

(2)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Graag kreeg ik van de minister vice-president een antwoord op de volgende vragen betreffende de administratieve standplaatsen van de centrale en de buitendiensten van zijn

van de heer Walter

Welke inkomsten heeft het stadsbestuur ten gevolge van fiscale heffingen of andere gemeen- telijke reglementeringen door de aanwezigheid van deze club op haar territorium..

Welke inkomsten heeft het stadsbestuur ten gevolge van fiscale heffingen of andere gemeen - telijke reglementeringen door de aanwezigheid van deze club op haar territorium2.

Kan de minister mij laten weten of bij wijze van ambtelijke of juridische maatregelen de tege- moetkoming van de gemeentelijke overheid voor een professionele voetbalactiviteit

Welke inkomsten heeft het stadsbestuur ten gevolge van fiscale heffingen of andere gemeen- telijke reglementeringen door de aanwezigheid van deze club op haar territorium..

De onheilspellende reacties die daaromtrent bij de plaatselijke bevolking worden opgewekt, die via de pers en de media een ruime weerklank vinden en een algemeen gevoel van

Naar aanleiding van de klacht, ingediend door de Vlaamse volksvertegenwoordiger in zijn hoedanig- heid van gemeenteraadslid van de gemeente Anderlecht in naam van de ouders van